Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, nu het nieuwe academiejaar gestart is, wordt nog maar eens duidelijk dat onze Vlaamse studentensteden nog steeds te kampen hebben met een tekort aan beschikbare studentenkamers. Studenten zoeken vaak hun toevlucht tot gezinswoningen of appartementen op de private huurmarkt. In Gent bijvoorbeeld zou het om 9500 studenten gaan die een gezinswoning of een appartement delen. Dat blijkt uit een studie die de stad Gent zelf liet uitvoeren bij onderzoeksbureau Mpiris. Het rechtstreekse gevolg daarvan is dat er dan ook automatisch minder plaats is voor Gentse gezinnen.
Rekening houdende met het feit dat de huurprijzen voortdurend blijven stijgen en dat de studenten naar de goedkoopste oplossing zoeken voor het gebrek aan studentenkoten, wordt er een extra druk op jonge Vlaamse gezinnen in studentensteden gelegd om betaalbare gezinswoningen of appartementen te vinden. Door de schaarste is er een vorm van concurrentie tussen de studenten en de lokale bevolking. Studenten die gaan samenwonen, kunnen namelijk een hogere huurprijs betalen dan bijvoorbeeld een alleenstaande moeder. Het tekort aan studentenkoten heeft op die manier dus een dubbel effect.
In Gent alleen al zouden er tienduizend nieuwe studentenkoten nodig zijn. Uit andere steden zijn de cijfers iets minder duidelijk, maar het aantal aanvragen overstijgt het aanbod ook daar met enkele duizenden. Extra studentenkamers ontwikkelen, impliceert ook een extra druk op de reeds schaarse bebouwbare oppervlakte. Daar zal in de toekomst dus zeker ook rekening mee moeten worden gehouden.
Uit uw antwoord op een eerdere schriftelijke vraag van collega Jans blijkt dat het eerste verkennende onderzoek naar studentenhuisvesting van het Steunpunt Wonen deze zomer afgerond zou worden. U gaf aan dat u de precieze invulling in grote mate aan de studentensteden en de onderwijsinstellingen wilt overlaten.
Minister, welke concrete stappen zult u nemen om het steeds groter tekort aan studentenhuisvesting aan te pakken? Hebt u bepaalde creatieve oplossingen voor ogen, zoals impulsen vanuit de Vlaamse overheid naar de onderwijsinstellingen om in te zetten op extra studentenhuisvesting?
In welke mate is het Overlegplatform Private Huur-Studentenhuisvesting met dit onderwerp al aan de slag? Hebt u ondertussen al nieuwe adviezen of conclusies van hen ontvangen?
Hebt u momenteel een zicht op het totaal tekort aan studentenkamers in Vlaanderen? Zo neen, zal er een onderzoeksopdracht gegeven worden om een volledig zicht te krijgen op het totale reële tekort aan studentenkamers in Vlaanderen?
Hoe bekijkt u de druk op de private huurmarkt door het huren van gezinswoningen en appartementen door studenten? Zult u hieromtrent bepaalde aanbevelingen doen naar de lokale besturen van onze studentensteden? Of zult u zelf maatregelen nemen?
Is het eerste verkennende onderzoek van het Steunpunt Wonen al afgerond? Wat zijn de voornaamste resultaten? Welke aspecten zullen in het opvolgend onderzoek onderzocht worden?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, dank voor uw vragen. Ik zal een algemeen antwoord geven. De specifieke punten die u aanhaalt, komen daarin aan bod.
De problematiek van het aanbodbeleid van studentenhuisvesting en het tekort aan studentenhuisvesting is al eerder in deze commissie aan bod gekomen. Ik verwijs onder meer naar de vraag om uitleg van collega Jans die behandeld werd in de commissie van 22 april. Ik heb toen gezegd – en dat standpunt heb ik nog steeds – dat ik als minister van Wonen het aanbodbeleid inzake studentenhuisvesting niet kan coördineren of aansturen. Dat ligt bij de lokale overheden en de onderwijsinstellingen. En dat lijkt mij ook de juiste plek te zijn. Zij hebben het beste zicht op de noden en vooral de mogelijkheden die er zijn om dat aan te pakken. Ik denk ook dat de lokale overheden en onderwijsinstellingen er geen vragende partij voor zijn dat het aanbodbeleid inzake studentenhuisvesting door de Vlaamse overheid gecoördineerd of aangestuurd wordt. Ik verwijs ook naar de Codex Hoger Onderwijs, op basis waarvan instellingen van hoger onderwijs studentenvoorzieningen aanbieden aan hun studenten. Daaronder valt ook ondersteuning bieden op het vlak van studentenhuisvesting. De wijze waarop bepaalt de onderwijsinstelling autonoom binnen de contouren van de regelgeving.
Van belang in deze problematiek is ook de bevoegdheid Ruimtelijke Ordening, een bevoegdheid van minister Demir, maar ook vooral van de lokale besturen. Wanneer studenten eengezinswoningen of appartementen omvormen tot kamerwoningen, valt dit onder de vergunningsplicht van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en kunnen gemeenten optreden. Aangezien dit niet mijn bevoegdheid is, zult u wel begrijpen dat ik op die problematiek niet verder zal ingaan. Studentenhuisvesting is dus niet uitsluitend woonbeleid, maar heeft betrekking op tal van bevoegdheden en bevoegdheidsniveaus.
Vanuit het beleidsveld Wonen wil ik de lokale besturen en de onderwijsinstellingen zoveel mogelijk ondersteunen via het Overlegplatform Private Huur-Studentenhuisvesting, maar we zullen daar zelf geen aanbodbeleid inzake studentenhuisvesting voeren. We hebben wel voortdurend overleg met dat terrein en met de betrokkenen op dat terrein, maar we kunnen moeilijk het aanbodbeleid zelf voeren. Door ziekte van de voorzitter van het Overlegplatform Private Huur-Studentenhuisvesting is een geplande bijeenkomst begin september niet kunnen doorgaan. Er zal zo snel mogelijk een nieuwe bijeenkomst worden ingepland. Het aanbodbeleid is ook nog niet aan bod gekomen op het Overlegplatform. Zoals ik ook al eerder heb gezegd, vraagt de bespreking van dit onderwerp de nodige voorbereiding.
Het verkennende onderzoek rond studentenhuisvesting moet nog afgewerkt worden, dus daar kan ik nog niet op vooruitlopen. Daar komen we zeker op een later moment nog op terug.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Dat tekort aan studentenkoten bestaat inderdaad al een hele tijd. Uiteindelijk zullen er toch concrete oplossingen gezocht moeten worden, want de studentenpopulatie zal in de komende jaren alleen maar verder toenemen. Ook het aandeel van internationale studenten zit al een tijdje in de lift. Hun aantal zal ook steeds meer voelbaar zijn. Tegen 2030 zullen volgens het Kotcompas zo’n 95.000 extra studentenkoten nodig zijn in onze studentensteden.
We hebben gisteren het debat over de Septemberverklaring gevoerd. Ik maak me ook zorgen over de besparingen van 100 miljoen euro die er in ons onderwijs zullen zijn. Bepaalde universiteiten zitten nu al met verouderde studentenkamers. Het zou bijzonder jammer zijn dat er door bepaalde besparingen geen budget meer zal zijn voor de bouw of de renovatie van studentenkamers. Minister, ik begrijp dat het niet evident is en dat er ook niet direct een kant-en-klare oplossing is. Bepaalde studentenkoten werden door de huidige regelgeving afgekeurd, terecht trouwens, want wantoestanden en huisjesmelkerij moeten natuurlijk worden aangepakt. Langs de andere kant zijn er ook voorwaarden waaraan studentenkoten moeten voldoen die mogelijke kandidaat-verhuurders afschrikken. Kleine private verhuurders hebben het dan ook moeilijk om alles op een redelijke termijn in orde te krijgen of om de nodige vergunningen te verkrijgen. Minister, zijn er daar volgens u nog mogelijkheden om die kandidaat-verhuurders die dreigen af te haken zoveel mogelijk toch nog over de streep te trekken?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Minister, we hebben natuurlijk ook de berichten gelezen over de tekorten die er zijn in bepaalde studentensteden. Ik weet dat u in het verleden ook steeds antwoordde dat de tekorten op het aanbod eigenlijk niet uw bevoegdheid is. Dat is de reden waarom ik geen vraag om uitleg heb ingediend in deze commissie, maar wel in de commissie Onderwijs. Natuurlijk is Onderwijs daar zeer sterk bij betrokken, gezien de taakstelling die ook vanuit de Codex Hoger Onderwijs wordt gegeven met betrekking tot studentenvoorzieningen, waar ook huisvesting voor studenten onder valt. Ik zag nu dat de vraag om uitleg van collega Slagmulder hier ontvankelijk was, terwijl mijn vraag om uitleg in de commissie Onderwijs niet ontvankelijk was. Goed, ik pik dan hier graag eventjes in op de vraag.
Minister, in het verleden is al vaak gebleken dat we eigenlijk geen zicht hebben op het aanbod van studentenkamers. We hebben moeilijk zicht op de noden die er komen in de toekomst, maar we hebben momenteel ook geen zicht op het totale aanbod. U kunt zeggen dat dat een taak van de studentensteden zelf is. Ik denk dat het meer is dan dat. Op welke manier kan er in eerste instantie toch tot een betrouwbare registratie van het aantal studentenkamers per stad gekomen worden? Als die er is, kunnen we nadien ook verder werk maken van het afstemmen van vraag en aanbod op elkaar.
We weten dat alle studentensteden op een andere manier omgaan met het uitreiken van een label welke kamers voldoen er en welke niet. Naarmate de druk op de markt van de studentenkamers groter en groter wordt, weten we dat studenten veel kwetsbaarder worden om een aanbod te krijgen van kamers die niet voldoen. Dat geldt zeker ook voor buitenlandse studenten, voor kamers die alleen maar online of op basis van een aantal foto’s gehuurd worden en dus niet bezichtigd kunnen worden. Ik stelde een tijd geleden ook een vraag met betrekking tot misbruiken die er werden gemaakt, namelijk kamers die verhuurd bleken te zijn en die eigenlijk in realiteit zelfs niet bestonden of die echt in heel slechte staat waren. Minister, wat is de stand van zaken van het eventueel op elkaar afstemmen van de verschillende kwaliteitslabels in de studentensteden?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mijnheer Slagmulder, dank voor de vraag. Minister, collega Slagmulder verwijst inderdaad naar uw antwoord waarin u aangaf dat er een verkennend onderzoek zou gedaan worden door uw diensten, dat dat deze zomer afgeleverd zou worden. We hebben ook al de mogelijkheid gehad om daarover met elkaar van gedachten te wisselen. Hebt u zicht op wanneer dat onderzoek opgeleverd wordt? Mij lijkt dat een goede gelegenheid om nog eens te gaan kijken wat we kunnen doen om de diversiteit en het aanbod aan studentenkamers te blijven garanderen. Ik weet dat u daar aandacht voor hebt, dat u zoekt naar manieren om de woningkwaliteitsnormering af te stemmen met de vraag naar de vele studentenkamers.
Ik hoor van de onderwijsinstellingen, steden en studenten zelf dat ze momenteel creatieve mogelijkheden uitzoeken. De grote studentensteden kijken naar de kleinere om de populatie op te lossen. Het is geen Vlaams probleem. Ik woon in Lanaken, deelgemeente Veldwezelt. Dat is vlak bij Maastricht, en daar is minstens een even grote lacune op de woningmarkt. Inderdaad, de internationale studenten zijn terug, na corona. Dat maakt dat we nu wat vastlopen in de afstemming van vraag en aanbod.
Minister, weet u wanneer we kunnen spreken over dat verkennende onderzoek dat u hebt aangekondigd in onze eerdere gesprekken hierover? Zijn er nog andere manieren waarbij u en wij oog kunnen blijven hebben voor de marktwerking? Ik zie het ook in de kleinere studentensteden: steeds meer kamers in de hand van een paar ontwikkelaars. Zij leggen zich daarop toe, en de onderwijsinstellingen gaan er steeds meer mee samenwerken, net omdat het inhuren van kamers moeilijker wordt of omdat het zelf ontwikkelen ervan niet evident is. Hoe kunnen we de diversiteit en het aanbod – ik vind de studentenhuisvesting een charmante markt met heel wat verschillen – garanderen en tegelijk zorgen dat de meeste kamers voor een zo groot mogelijk aantal studenten toegankelijk en betaalbaar blijven?
Minister Diependaele heeft het woord.
Er zijn een paar detailvragen. Ik denk dat het verkennende onderzoek ongeveer rond is. De periode is afgerond. Ik kan u niet zeggen wanneer precies. Dat zit in een opleveringsfase. We wachten tot alle opdrachten en vragen effectief beantwoord zijn. Het zit in de eindfase.
Ook wat betreft de laatste stand van zaken van de afstemming van de kwaliteitslabels … De registratie is een verantwoordelijkheid van de lokale besturen. Die lokale besturen en de onderwijsinstellingen zijn zelf trouwens geen vragende partij dat het aanbodbeleid door de Vlaamse overheid zou worden gecoördineerd of aangestuurd. Het lijkt me dan ook logisch dat de registratie een lokaal gegeven is.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben benieuwd naar het resultaat van het overleg en van het onderzoek. Het wordt hoog tijd dat daar echt eens vooruitgang wordt geboekt. Wordt alleszins vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.