Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw De Vroe heeft het woord. Ik verzoek u wel om binnen de voorgeschreven termijn te blijven. (Gelach)
Daar mag u 100 procent op rekenen. (Gelach)
Minister, heel recent, op 2 september jongstleden, kondigde u via een persbericht aan dat er een algemeen rook- en vuurverbod zal komen in alle Vlaamse bossen en natuurgebieden. Lange droge periodes zullen als gevolg van de klimaatverandering in de toekomst vaker voorkomen, waardoor natuurlijk – dat weten we met z’n allen – het risico op natuurbranden ook hier in Vlaanderen zal toenemen.
Eind april was er een heel spijtige situatie, toen er in Brecht nog 570 hectare kostbaar natuur- en heidegebied is afgebrand na een militaire schietoefening met op dat moment niet-toegelaten munitie. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) schat de financiële schade op om en bij de 5 miljoen euro. De schade voor de natuur en de biodiversiteit in het gebied is uiteraard nog vele malen groter. Men schat dat er zo’n tien jaar nodig zal zijn om de schade aan het heidegebied te herstellen. Dat is een heel spijtige situatie.
Momenteel wordt het risico op natuurbranden dagelijks gemonitord door het ANB en drukt men dat uit aan de hand van kleurcodes. In de coronatijd heb ik zelf het genoegen gehad om eens naar de Kalmthoutse Heide te trekken, wat toch niet direct bij mij in de buurt is. Daar heb ik dat inderdaad ook kunnen vaststellen. Naargelang de kleurcode worden er verschillende preventiemaatregelen genomen. Vanaf code geel is het bijvoorbeeld in alle bos- en natuurgebieden verboden om vuur te maken en te roken, tenzij er een uitzondering werd verleend.
Minister, u kiest er nu resoluut voor om vuur te bannen uit alle bos- en natuurgebieden en wilt naar eigen zeggen alle risico’s absoluut voorkomen met een algemeen vuur- en rookverbod.
In welke mate meent u dat het huidige systeem van de kleurcodes onvoldoende effectief is, wetende dat het voorval in Brecht te wijten was aan niet-toegelaten munitie?
Op welke manier organiseert het ANB de handhaving van het vuur- en rookverbod wanneer code geel of erger van kracht is?
In welke mate meent u dat het realistisch is zo’n algemeen verbod permanent te kunnen handhaven?
Hebt u ook andere maatregelen onderzocht zoals bijvoorbeeld afgebakende rookzones of andere? Werden er alternatieven bekeken?
U bent een voorbeeld voor ons allen, voorzitter. (Gelach)
Minister Demir heeft het woord.
Het huidige systeem met de kleurcodes is een goed systeem, zeker voor professionelen. We zien evenwel dat het heel wat inspanningen vergt naar informatiedoorstroming, vooral naar recreanten. Zij zeggen vaak dat ze niet op de hoogte zijn van de actueel geldende situatie met betrekking tot brandgevaar, bijvoorbeeld als de boswachter hen daarop aanspreekt. Omwille van de duidelijkheid denk ik dus dat een verbod de meest helder mogelijke duidelijkheid geeft voor recreanten.
Het voorstel heeft een eerste principiële goedkeuring gekregen binnen de regering en legt een rook- en vuurverbod op in alle gebieden waar natuurbeheerplannen met toegankelijkheidsregeling voor zijn opgemaakt. Anderzijds zal de Vlaamse Regering de mogelijkheid krijgen om tijdelijk een rookverbod en een verbod op het maken van vuur in te stellen voor andere natuurterreinen, bijvoorbeeld in brandgevoelige periodes. De Vlaamse Regering zal dat dan voldoende moeten specifiëren in de beslissing. Op die manier wordt het dus mogelijk in alle natuurgebieden een verbod in te stellen, als dit nodig is, zeker met betrekking tot de droge periodes die we zien.
Een ander effect dat we beogen, is het verminderen van de aanwezigheid van sigarettenpeuken in de natuur. Helaas moeten we aan de hand van de cijfers van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) vaststellen dat de helft van de stukken zwerfvuil die worden aangetroffen in die gebieden, sigarettenpeuken zijn.
Ik kom tot uw tweede vraag. Bij code geel zijn de boswachters verhoogd waakzaam op het terrein. Ze volgen de actuele toestand van de kruidlaag op en letten vooral op de mate van verdroging van voornamelijk grassen. Bij code oranje wordt de graad van waakzaamheid verhoogd en worden er voorzorgsmaatregelen genomen op het terrein. Zones op brandgevoelige locaties worden bijvoorbeeld gesloten, toestemmingen voor kampvuren worden actief ingetrokken en de wacht op de brandtorens wordt gestart. Bij code rood gaan de boswachters over tot het afsluiten van domeinen met linten en het uithangen van tijdelijke verbodsborden aan de toegangswegen. Er zijn dan permanente controles op het terrein.
Voor de handhaving van het rookverbod werken we in eerste instantie met aanmaningen tijdens het toezicht, maar bij hardnekkige weigering kan ook worden overgegaan tot verbaliseren.
Wat betreft uw derde vraag: indien we met het wijzigen van het klimaat toekomstige drama’s voor de Vlaamse natuur koste wat het kost willen voorkomen, dan is een duidelijke regel inzake een verbod op roken en vuur in de Vlaamse bos- en natuurgebieden een duidelijke en heldere aanpak. Als dat dan nog eens goed verankerd zit in een beheerplan of een toegankelijkheidsregeling, dan is dat een vaste regel, wat dus ook de handhaving ervan eenvoudiger maakt. Het voorstel sluit aan bij de andere algemene gedragsregels voor natuurbezoeken en we zullen ze dus ook op dezelfde wijze laten handhaven. Bij implementatie zullen de diensten uiteraard eerst aan algemene informatie en sensibilisatie doen, zodat iedereen die graag de natuur intrekt, op de hoogte is van de nieuwe situatie. Het zal een kwestie van tijd zijn voordat de mensen dat ook gewoon worden, net zoals we dat gewoon zijn in restaurants. Op die manier hoop ik dat we niet veel of geen sigarettenpeuken meer tegenkomen.
De pistes die u beschrijft, zitten ook in het voorstel. Die hebben we dus ook meegenomen. De beheerder kan door middel van de toegankelijkheidsregeling ook zones aanduiden waar vuur maken en eventueel roken wel nog mogelijk is. Maar dat is dan een heel duidelijk aangeduide zone. Dat zit dus wel in het voorstel.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw reactie. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat er duidelijkheid is. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het eigenlijk opmerkelijk vond hoe duidelijk het aangegeven stond als je binnenkwam. Maar ik vind het uiteraard belangrijk dat er duidelijkheid is naar recreanten en professionelen toe wat betreft het gevaar dat zich op dat moment eventueel afspeelt. Ik blijf natuurlijk wel de bedenking hebben hoe dat gaat gebeuren op het vlak van handhaving. Maar dat zullen we toekomstgericht verder bekijken.
Wat betreft de sigarettenpeuken: daar hebt u in mij zeker een bondgenoot. Dat wordt dikwijls over het hoofd gezien. We hebben het altijd over de pmd-fracties, omdat die in volume het grootst zijn. Maar in aantal stuks is het inderdaad zo dat sigarettenpeuken meer dan 50 procent van de fracties zwerfvuil inhouden. De helft, dat is toch enorm veel. Dat is inderdaad een problematiek, zeker als je weet dat het ook heel lang duurt voor die peuken verdwijnen uit de natuur. Daar is zeker heel wat werk aan de winkel, daar hebt u zeker een bondgenoot.
Ik denk dat het belangrijk is om goed te communiceren wat dit betreft. Ik blijf mijn bedenkingen hebben op het vlak van de handhaving, maar ik denk dat elke sigarettenpeuk minder in de natuur en overal in de wereld, niet alleen in Vlaanderen, een goede zaak zou zijn. We kijken dus naar de verdere ontwikkelingen wat dat betreft. Ik heb geen verdere vragen meer.
De heer Pieters heeft het woord.
Minister, brand kan men natuurlijk niet omheinen – we hebben het daarnet over wolven gehad. Het vuur, daar hebben zelfs de wolven schrik van. Dat is dan ook allesverschroeiend, zo’n brand. Een collega zei het al: het duurt tien jaar voor de ondergrond en alles daarrond zich hersteld heeft.
U hebt een aantal maatregelen ‘in the pocket’ die u hebt voorgeschreven. Maar ik merk dan ook dat het zeer moeilijk is om de mensen duidelijk te maken dat bepaalde gewoontes niet kunnen, en duidelijk te maken wat de gevaren ervan zijn. Dat er niet gerookt wordt in een open ruimte waar verdord gras is, waar er een turfonderlaag zit, noem maar op, dat is evident, en toch wordt het nog altijd gedaan. Handhaving is moeilijk. Je kunt moeilijk achter elke wandelaar iemand aansturen om te kijken wat ze doen. Je kunt ook niet in de natuur gaan kijken of het die dag goed of niet goed is geweest.
Ik kom terug op die maatregelen. Zijn ze afdoend, en bent u bereid om ook daar bijkomende maatregelen te treffen, welke dat ook mogen zijn, om bijvoorbeeld branden te voorkomen? Want brand is toch de grootste verstoorder van de natuur. Ik dank u.
Ik wil toevoegen dat ik het principe steun van de maatregelen die u neemt. Ik vraag mij alleen in die hele praktijk af hoe mensen het onderscheid maken tussen een open, landelijk gebied dat wel of niet onderhevig is aan een toegangsregeling. Want niet ieder bos, niet ieder groengebied valt onder die toegangsregeling. Wat dat betreft is handhaving of sensibilisering langs de ene kant een punt waar aandacht aan moet worden besteed. Maar langs de andere kant hoop ik dan dat dat niet gebeurt op een manier waarbij hetgeen we in Vlaanderen aan open ruimte hebben, ook nog eens het voorwerp wordt van een bos aan verkeersborden, net zoals onze straten en steden. Waar mag je stappen, waar mag je wandelen, waar mag je roken, waar mag je kampeervuur aansteken, waar mag je een salto maken, waar mag je een putje graven? Het wordt op den duur wel moeilijk om door de bomen het bos nog te zien. Ik maak er een karikatuur van, maar u begrijpt wat ik bedoel. Als je wilt dat mensen het weten, dan moet er toch een niet al te ingrijpende en niet al te gruwelijk uitziende manier worden gevonden om dat ook te tonen, denk ik. Ik wil die bedenking toch even meegeven.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Tobback, inderdaad, we gaan zeker in het begin enorm moeten inzetten op informeren en sensibiliseren. Ik denk dat dat van belang is, zeker als de maatregel nog maar pas in werking is. Mensen zullen dat misschien ook niet altijd genoeg weten. Maar ik denk wel dat, als het goed is ingeburgerd, dat ook een gewoonte is die we ons eigen kunnen maken.
We gaan sowieso de boswachters maar ook de natuurinspecteurs vragen om de eerste periode vooral in te zetten op informeren en sensibiliseren, en de mensen ook actief aan te spreken in de natuurgebieden. Maar als men hardleers is kunnen we natuurlijk niet anders dan ook overgaan tot handhaven.
Samen met het ANB zijn we ook onze richtlijnen natuurbeheer aan het bijsturen om ze klimaatproof te maken. Daarbij houden we ook rekening met een verhoogd brandgevaar. Daar passen we dus ons bosbeheer en de bosaanplant ook op aan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.