Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over een apart statuut voor preventieadviseurs in het onderwijs
Verslag
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, u onderhandelde afgelopen zomer samen met de onderwijsvakbonden en onderwijsverstrekkers over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst. Met die cao wil u de werkdruk van leerkrachten verlichten, het beroep aantrekkelijker maken en het directeurstekort terugdringen. Dat vernam de krant De Tijd, die een ontwerpversie van het akkoord in handen kreeg. Met deze cao zou u jaarlijks 175 miljoen euro investeren in het onderwijspersoneel.
Het hoofdluik van deze cao is bedoeld om leerkrachten weer te laten focussen op hun kerntaak. Concreet zal de werkdruk van leerkrachten verlaagd worden door hen vrij te stellen van bepaalde randtaken, zoals vervangingen of speelplaatstoezicht. De uren die hierdoor vrijkomen, kunnen leerkrachten vervolgens gebruiken voor bijscholing of overleg met collega’s. Voor deze taakvrijstelling zou een budget van 52 miljoen euro voorzien worden.
Daarnaast voorziet deze cao ook in een bredere aanvangsbegeleiding voor beginnende leerkrachten en is er ook ruimte voor een koopkrachtverhoging. Zo zullen alle leerkrachten een laptop krijgen, een internetvergoeding en een hogere fietsvergoeding. Directeurs zullen ook beter vergoed worden om de job aantrekkelijker te maken.
Hoe zal dit akkoord de werkdruk voor leerkrachten verlagen? In welke mate voorziet u een planlastverlaging en welke middelen worden hiervoor vrijgemaakt?
In welke mate moeten de vrijgestelde uren voor leerkrachten bijdragen aan de professionalisering van leerkrachten? Zullen hier bepaalde voorwaarden aan gekoppeld worden?
De cao voorziet ook in een versterking van de aanvangsbegeleiding. Hoe zal dit vorm krijgen?
Het akkoord zou de job van directeur interessanter maken door de loonspanning ten opzichte van leerkrachten te verhogen. Zal die loonsverhoging voldoende zijn om een eventueel directeurstekort op te vangen en welke bijkomende maatregelen staan er in het akkoord om de job van directeur aantrekkelijker te maken? In welke mate voorziet dit akkoord in extra beleidsondersteuning? Plant u nog bijkomende maatregelen om de werkdruk voor zowel leerkrachten als schooldirecteurs te verlagen?
Leerkrachten zouden eveneens een laptop krijgen alsook een hogere fiets- en internetvergoeding. Kunt u de modaliteiten van deze koopkrachtverhoging toelichten?
Katholiek Onderwijs Vlaanderen riep recent op om een apart ambt voor preventieadviseurs op te richten. Op welke manier voorziet deze cao in een versterking van het mandaat van deze preventieadviseurs?
De heer Danen heeft het woord.
Mijn vraag gaat specifiek over het statuut van preventieadviseur in het onderwijs of de weg ernaartoe. De preventieadviseur heeft binnen het onderwijs een steeds belangrijkere en complexere functie. We hebben dat ook gezien tijdens de coronapandemie, en nog steeds trouwens. Hij helpt het bestuur van de onderwijsinstelling bij de uitvoering van het welzijnsbeleid. Hij doet aan risicoanalyse en adviseert. Op basis hiervan worden belangrijke beslissingen genomen, beslissingen met soms grote gevolgen. Daarnaast heeft de preventieadviseur een controlerende en coördinerende rol. Om dit te kunnen en mogen doen moet hij over heel wat kennis, vaardigheden en attitudes beschikken.
In de aanloop naar de nieuwe cao voor het onderwijs is er vaak en veel gesproken over de preventieadviseurs. Dat is niet verwonderlijk, want corona maakte snel duidelijk wat voor een cruciale rol ze spelen. Maar ook los van corona spelen ze een belangrijke rol om de veiligheid en het welzijn van leerlingen en onderwijspersoneel te waarborgen. Denken we bijvoorbeeld maar aan het asbestafbouwbeleid en de centrale rol die de preventieadviseur daarin speelt. Daarom ook is het van belang dat scholen het juiste profiel kunnen aantrekken, vandaag nog meer dan vroeger. We stellen vast dat dat vandaag niet altijd het geval is. Meer nog, het huidige Vlaamse beleid inzake preventieadviseurs kunnen we als een anachronisme beschouwen. Het gaat vaak om een bestaand personeelslid dat die opdracht erbij neemt.
Opmerkelijk is dat scholen zelf in de middelen moeten voorzien, met als gevolg dat dit ten koste gaat van de reguliere onderwijsopdrachten. Om het plastisch uit te drukken: voor elke preventieadviseur is er een leerkracht of opvoeder minder beschikbaar. Dit is geen toekomstbestendig model. Het gaat duidelijk om een specifieke functie, en dat vraagt om een apart statuut.
Wilt u werk maken van een apart statuut voor preventieadviseurs? Indien niet, welke argumenten haalt u daarvoor aan? Hoe kunt u zorgen voor een correcte verloning en uitdagende loopbaanperspectieven voor preventieadviseurs? Wilt u hiervoor extra middelen voorzien?
Minister Weyts heeft het woord.
Als u mij toestaat, zal ik in grote lijnen cao XII overlopen. Hoe is dat gegaan? Het is het resultaat van lange onderhandelingen, die in juli zijn afgerond. Ik ben het even kwijt, maar ik denk medio juli. Vervolgens moesten de verschillende partners hun achterban raadplegen. Dat zorgde ervoor dat pas later in september de protocolakkoorden zijn gekomen. Het is een beetje een vreemde werkwijze, maar het had er natuurlijk ook mee te maken dat de vakantie ertussen viel. Dat betekende in de praktijk dat de achterban niet onmiddellijk geraadpleegd kon worden. Daardoor is op een bepaald moment wel iets uitgelekt, maar wel deels. Ik vreesde dat de rest zou volgen, maar dat is niet gebeurd. Het is dus uiteindelijk nog vrij discreet kunnen gebeuren.
De onderhandelingen gebeuren met elf partijen. De vakbonden en alle koepels zitten aan tafel en ze zijn ook allemaal aan tafel blijven zitten tot het einde. Ikzelf, mijn administratie en een vertegenwoordiging van de coalitiepartners zitten ook aan tafel en samen komen we tot een akkoord.
Het begin is wel het meest essentiële. Er was een richtbedrag van ongeveer 175 miljoen euro vooropgesteld, maar er zijn nog andere middelen uit beleidsimpulsen bij gekomen. De vraag was of we die lineair zouden besteden aan koopkrachtverhoging – dat kan en is tijdens deze regeerperiode gebeurd in andere sectoren – dan wel of we die gecibleerd zouden inzetten. Men is uiteindelijk akkoord gegaan om de middelen gecibleerd in te zetten voor onderwijskwaliteit, het aantrekkelijker maken van het lerarenberoep en een gefocuste aanpak van bepaalde pijnpunten.
Dan kom ik tot het versterken van de onderwijskwaliteit. Een groot bedrag, meer bepaald 52 miljoen euro, gaat naar het mogelijk maken, op grond van lokale afspraken, voor leerkrachten om zich veel meer te concentreren op en bezighouden met datgene waarvoor ze zijn opgeleid, namelijk lesgeven. Ze worden – natuurlijk niet volledig maar wel meer – vrijgesteld van andere taken, zoals administratie en toezicht. Die taken kunnen waargenomen worden door andere mensen, die niet noodzakelijk over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs beschikken, niet-leerkrachten dus. Dat maakt de job aantrekkelijker, maar versterkt vooral de onderwijskwaliteit.
Daaraan gekoppeld, heel specifiek voor het kleuteronderwijs, komt er 23 miljoen euro extra voor extra kinderverzorgers, zodat, opnieuw, leerkrachten zich kunnen concentreren op datgene waarvoor ze zijn opgeleid, hun kerntaak, namelijk lesgeven. De kinderverzorgers kunnen hen dan ontlasten met specifieke taken rond verzorging, de pampers en dergelijke.
Er komt een betere aanvangsbegeleiding voor startende leerkrachten. We hebben het daar al eerder over gehad. Het is eigenlijk ook een uitloper van een akkoord dat we hadden gesloten rond de vaste benoeming en de aanpassing van de evaluatieprocedure. Een van de elementen daar was dat we aandacht moeten hebben voor een betere aanvangsbegeleiding, zodat we jonge talenten in het onderwijs kunnen houden. Dat zit ook hierin. Er is daar 10 miljoen euro voor voorzien.
Investeren in schoolleiders? Dat is het verhaal dat ik u al had verteld over de verhoging van de loonspanning, maar we voorzien ook beleidsondersteuning voor directies in het basisonderwijs.
Dat alles gaat over het luik onderwijskwaliteit versterken.
Ten tweede is het de bedoeling om het lerarenberoep aantrekkelijker te maken. Dat gaat over een internetvergoeding van 240 euro per jaar voor leerkrachten want we verwachten dat ze ook digitaal mee zijn. Het gaat evengoed over ICT-materiaal, waarbij we in Digisprong 50 miljoen euro hadden voorzien voor de laptops. Voeg daar ook 15 miljoen euro aan toe – ik was daarstraks nog een beetje in dubio of het 10 of 15 miljoen euro was – voor vorming, nascholing van leerkrachten, ICT-coördinatoren, zodat leerkrachten echt aan de slag kunnen met digitale vaardigheden en digitaal lesmateriaal.
De fietsvergoeding wordt verhoogd met 40 procent. We gaan van 0,15 naar 0,21 euro per kilometer. Dat is een oud zeer waaraan we tegemoetkomen.
Een derde luikje gaat heel specifiek over bepaalde pijnpunten, zoals een apart mandaat voor de preventieadviseur. Vanaf 1 september 2022 voorzien we het mandaat van preventieadviseur. Bij het beëindigen van het mandaat neemt dat personeelslid zijn ambt van aanstelling op. De aanduiding van het personeelslid dat met dit mandaat wordt belast, gebeurt conform de codex over het welzijn op het werk en maakt deel uit van het sociaal overleg waarbij een akkoord is vereist. Zo staat het gestipuleerd in de cao. We willen via dit mandaat vooral de preventieadviseur meer zichtbaar maken in de onderwijsorganisatie. Die preventieadviseur is de resultante, niet van een Vlaamse regelgeving maar van een federale regelgeving in het kader van welzijn op het werk. Daar worstelen we wel een beetje mee om een en ander gestalte te kunnen geven. Het is nog niet zo simpel door de vermenging van de bevoegdheden.
Het is ook belangrijk dat we voor de laagste lonen echt wel in een hoger loon voorzien en dat er toegang is tot de PlusPlas. Dat was ook een lang aanslepende discussie. Je spreekt over het meester-, vak- en dienstpersoneel (MVD). Als het gaat over lage lonen, dan spreek je bijvoorbeeld over de busbegeleiders, over diegenen die toezicht houden. Die laagste lonen kunnen we toch iets optrekken, heel gecibleerd. Er was ook discussie over de lerarenkaart. De PlusPas gebruiken we voor de rest van het onderwijspersoneel, want zij horen er ook bij. Het is ook een symbolische boodschap. Budgettair is dit niet de grote kost, maar symbolisch geven we het signaal dat de andere leden van het onderwijspersoneel er ook bij horen, vandaar die PlusPas.
De vervangingen in internaten worden ook mogelijk gemaakt op minder dan tien dagen. Er komt meer flexibiliteit voor dienstvrijstellingen. De inspecteurs levensbeschouwelijke vakken – dat is daarnet aan bod gekomen – verlonen we evenwaardig als andere inspecteurs.
Er was ook de discussie over de regeling voor vertegenwoordigers van het lokaal onderwijspersoneel, vakbonden of andere. Vandaag is het in de meeste scholen al zo dat ze vrijstelling krijgen voor bepaalde uren en die gebruiken om hun syndicale taken te verrichten. In veel scholen worden zij vrijgesteld van taken zoals toezicht of plage-uren. De scholen die dat doen, verliezen die uren. Dit is een maatregel die ervoor zorgt dat de scholen die uren niet verliezen. Ik weet dat dit voor discussie vatbaar is en dat sommigen daarover struikelen omdat men het ziet als een maatregel waardoor er minder lesuren zouden zijn. Neen, integendeel, het is net een maatregel om ervoor te zorgen dat de uren die anders aan veel scholen voorbijgaan, toch kunnen worden ingevuld. Het is ook geplafonneerd. Gemiddeld genomen zal dit voor een school één tot drie uur per week zijn, voor een volledige school, in totaliteit dus. Het is niet per afgevaardigde, maar in totaliteit per week. Dat is, denk ik, niet het grote verschil. Enkel voor de heel grote scholen is er een plafond van zes uur.
Hoe gaan we nu verder? Want verschillende van die maatregelen moeten natuurlijk in besluitvorming worden omgezet. De akkoorden zijn getekend. We hebben de ambitie om medio volgende maand al de scholen heel exact mee te geven wat het betekent – ‘what’s in it for me?’ –, heel gedetailleerd te duiden wat de scholen daarbij winnen.
Je moet natuurlijk een compromis bereiken met elf partijen. Alle elf zijn ze aan de onderhandelingstafel gebleven. Er heeft niemand gezegd dat ze het akkoord niet zouden verdedigen. Finaal hebben twee partijen dan toch geen protocol van akkoord gegeven. Twee van de vijf koepels stappen niet mee, drie van de vijf wel. Dat hoeft ook niet. Dat maakt natuurlijk ook dat het iets gemakkelijker is om geen akkoord te geven. Alle begrip daarvoor. Ik denk finaal, alles welbeschouwd, dat wat voorligt een werkstuk is dat gezien mag worden en dat vooral zorgt voor betere onderwijskwaliteit en het aantrekkelijker maken van het lerarenberoep.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik wil u eigenlijk een dikke proficiat wensen. Het was niet eenvoudig. We hebben dat in de pers ook kunnen lezen. De onderhandelingen waren niet gemakkelijk, maar u mag terecht heel fier zijn op deze cao. Ik zie verschillende impulsen die de onderwijskwaliteit verhogen en die zorgen voor een aantrekkelijker lerarenberoep. Vanuit onze fractie ijverden wij er al heel lang voor om leraren opnieuw te laten lesgeven en terug te laten keren naar hun kerntaak. U stelt dat u een korf extra uren hebt om leerkrachten meer ruimte te geven om beter te kunnen focussen op het lesgeven in de klas. U investeert daar fors in: 52 miljoen euro jaarlijks is een bijzonder goede zaak.
Ik vind het ook een heel goede zaak dat de aanvangsbegeleiding van beginnende leerkrachten versterkt wordt. Ze stappen veel te snel uit het onderwijs en het is cruciaal om starters beter te begeleiden om ze binnen het onderwijs te houden. Dat is ook een bijzonder goede maatregel.
Ook de ondersteuning voor schooldirecteurs is een goede zaak. We weten dat die vaak stoppen. Ik denk dat die maatregel heel welgekomen is en dat het hoog tijd was om daarin te investeren, want heel wat schooldirecteurs geven er vrij snel de brui aan als gevolg van de zware werklast.
We zijn ook heel tevreden dat leraren voortaan ook over ICT-materiaal zullen kunnen beschikken en ook vergoed worden voor internet. Dat lijkt ons niet meer dan logisch.
Wij ijverden als fractie ook al geruime tijd voor een apart mandaat voor preventieadviseur en we zijn ook blij dat u dit in dit cao hebt kunnen verwezenlijken.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel, minister.
U zegt dat het niet zo gemakkelijk is om inzake die preventieadviseurs echt stappen vooruit te zetten, door de federale wetgeving. Wat houdt u dan tegen om daar een apart statuut van te maken? Ik zie weinig argumenten, tenzij budgettaire, om niet te zorgen voor een apart statuut.
Ik begrijp ook dat die preventieadviseurs betaald worden in lerarenuren, zoals dat genoemd wordt. Een preventieadviseur zorgt ervoor dat er een leerkracht minder is. Ik weet wel dat het niet helemaal een-op-een is, maar daar komt het wel een beetje op neer. Het zou goed zijn om dit helemaal van elkaar te scheiden, vooral omdat we zien dat preventieadviseurs steeds belangrijker worden. Toen ze enkele decennia geleden werden ingevoerd, was hun taak relatief eenvoudig. Ik leg de nadruk op ‘relatief’. Nu is het een bijzonder complexe taak, met energiehuishouding, met de asbestproblematiek, met covid, met ventilatie en noem maar op. Die problematiek is zo complex geworden dat er specifieke vereisten en opleidingen worden gevraagd. Iemand die lesgeeft, kan dat daar eigenlijk niet zomaar bij nemen. Je moet daar echt specifieke profielen voor aantrekken. Als je niet zorgt voor een apart statuut, dan is dat heel erg moeilijk. Wat houdt u tegen om daarvoor een apart statuut te voorzien?
De heer Laeremans heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik duidelijk maken dat er een aantal heel goede dingen zitten in de nieuwe cao. Ik denk aan de kinderverzorgster. Ik heb er verschillende keren voor gepleit om het aantal uren, dat belachelijk laag was, op te trekken. Dat is eindelijk gebeurd. Ik heb alleen een beetje de kritiek gekregen van sommige directies dat ze dat pas eind augustus hebben vernomen. Dat komt natuurlijk door omstandigheden, maar het was wel lastig als je dan aan mensen moet vragen of ze dat willen doen. Er was ook geen zekerheid over. Er was dus wel een beetje ongenoegen over de laattijdigheid, maar ik vind het een stap in de goede richting.
Ik wil zeker aansluiten bij wat de heer Danen zei over de preventieadviseurs. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we daar zo snel mogelijk naar minimumnormen gaan, afhankelijk van het aantal leerlingen, soms ook van het aantal gebouwen, het type onderwijs enzovoort. Nu is het volledig afhankelijk van de goodwill van de schoolbesturen. Die kunnen bpt-uren (bijzondere pedagogische taken) geven aan de preventieadviseurs, die dan een, twee, drie uur of, als ze geluk hebben, vijf uur per week krijgen om die massa taken op zich te nemen, en dan vaak nog niet aaneensluitend. Het is dus zeer moeilijk om dat allemaal waar te maken.
Ik heb u een schriftelijke vraag gesteld over hoeveel preventieadviseurs er zijn, wat ze voor opleiding hebben enzovoort. U antwoordde dat u dat niet wist. Ik vind dat een onthutsend antwoord. Ik begrijp dat het federale materie is, maar het wordt niet gemonitord. We betalen ervoor en ik denk dat het dan ook heel belangrijk is dat we er een goed zicht op krijgen.
Ze maken ook een jaarverslag op. Dat werd vroeger naar het federale niveau gestuurd en in een ‘classeur’ gestopt, zonder dat er iets mee werd gedaan. Nu mag dit op de school bijgehouden worden, maar wordt er eigenlijk ook niets mee gedaan, tenzij bij een inspectie. Ik vind het heel belangrijk dat we het digitaal mogelijk maken dat hun werk, dat wat zij doen om onze schoolgebouwen mee te onderhouden, goed gemonitord kan worden en dat er door Vlaanderen een digitaal systeem wordt gemaakt, ook al zijn we daar strikt genomen niet voor bevoegd, maar het kan toch geen kwaad.
Dit mandaat zal nu verder worden uitgewerkt. Het is mij niet duidelijk wat dat allemaal juist inhoudt. Het gaat ook pas in in september 2022, binnen een jaar dus. Het moet nog verder worden uitgewerkt. Ik hoop dat er goede dingen uit de bus komen, bijvoorbeeld dat diegenen die nu preventieadviseur zijn geworden en een masterdiploma leerkracht hebben, op hun niveau betaald zullen blijven worden. Als dat niet het geval is, zullen we een aantal waardevolle krachten verliezen die het voor een lagere wedde niet zullen blijven doen. Daar zal nog heel wat over te zeggen vallen.
Ik hoop dat u die mensen een stuk zekerheid zult kunnen geven. We hebben ze echt nodig. Ze hebben een zeer zware taak gekregen in de loop der jaren. Ik hoop dat u daar de nodige middelen – ik weet niet wat de extra kosten zijn – voor kunt waarmaken, zoals u dat ook doet voor de ICT-coördinatoren.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik pik graag in op de vragen rond de preventieadviseurs. Ik denk dat zij inderdaad een heel belangrijke taak hebben. Dat is tijdens corona nog eens extra gebleken. Als ik het goed begrepen heb, staat er na twintig jaar lobbyen inderdaad eindelijk in dat er een ambt van preventieadviseur zou komen. Maar als ik met de mensen spreek, dan is de vreugde inderdaad van korte duur, nu blijkt dat er eigenlijk geen specifiek budget voorzien is voor dat nieuwe ambt. De vraag is nu vooral: gaat het niet zo uitlopen dat preventieadviseurs in scholen betaald worden met werkingsmiddelen van de school? Die vrees bestaat in ieder geval. Een preventieadviseur met wie ik sprak, zei letterlijk: ‘Die preventieadviseurs gaan nu betaald worden met middelen, met geld dat eigenlijk naar de kinderen moet gaan.’ Minister, dat staat natuurlijk helemaal haaks op uw beweringen dat alle middelen voor het onderwijs zoveel mogelijk naar de klasvloer moeten. Ik maak gewoon van de gelegenheid gebruik om te horen hoe het nu precies zit, om eventueel dat misverstand uit de wereld te helpen. Minister, als het inderdaad zo is dat er geen budget tegenover staat, kunt u dan toch eens pleiten voor een extra budget?
Ik wil het ook hebben over de invulling van de job van preventieadviseur. Op dit moment is de invulling van de contactpersoon verschillend per net. Dat is vaak niet eenduidig. Katholiek Onderwijs Vlaanderen heeft een preventieadviseur op schoolniveau. Het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!) heeft die op regionaal niveau en heeft dan een contactpersoon Preventie en Bescherming op schoolniveau. Het is ook het moment om hier eens klaarheid in te scheppen. Wat bedoelt men nu eigenlijk met die preventieadviseur? Minister, welke opleiding verwacht u van de preventieadviseur op schoolniveau en op regionaal niveau? Is het ook de bedoeling dat er bij de erkenning duidelijk geformuleerd wordt welke taken er verwacht worden van een preventieadviseur op schoolniveau?
Collega’s, ik sluit ook nog graag aan op deze vragen. Minister, in de cao die u kon afsluiten, staat heel veel goeds. Dat wil ik nog wel een keer benadrukken. Er staan ook zaken in die ik zelf ook al heel vaak heb gevraagd. Ik denk aan beleidsondersteuning en de extra uren voor de kinderverzorger. Dat zijn zaken die we nu voor een stukje kunnen afvinken. Ik denk dat het toch nog geen loopbaanpact is, zoals we in het regeerakkoord kunnen lezen. U zegt wel: ‘Er is geen generieke loonsverhoging, maar we zijn daar niet voor gegaan.’ Ik denk dat we sowieso moeten blijven werken aan die marktconforme loonpositie. Dat blijft een uitdaging. Er is een onderzoek geweest, een Haystudie. Het is broodnodig dat we dat nog een keer opnieuw doen. Ik daag iedereen, elke actor die bezig is met onderwijs, uit om schouder aan schouder te gaan staan om dat lerarentekort aan te pakken.
Als ik dan eventjes mag ingaan op het statuut van de preventieadviseur: ik ben ervan overtuigd dat we beter geen ambt installeren, al was het maar omdat een preventieadviseur altijd een onafhankelijk advies moet kunnen geven. We moeten er ook voor zorgen dat het ook wel mogelijk blijft dat de preventieadviseur onafhankelijk advies kan geven. Vandaar dat we vanuit onze fractie altijd gepleit hebben voor de mandaatvergoeding, om op die manier een waardering uit te brengen ten aanzien van die preventieadviseurs, maar vooral ook om hen in kaart te brengen. Als je een vergoeding geeft aan iemand, dan weet je ten minste wie die preventieadviseurs ook zijn, dan kunnen we ze in kaart brengen en hen maximaal ondersteunen.
Minister, uit onze bevraging blijkt dat er inderdaad voldoende informatie voorhanden is. U had het daarover al in een andere vraag. Er is dus nood aan de extra handen om dat allemaal te coördineren.
Minister, ik denk dat we als Onderwijs misschien nog meer een lerende organisatie moeten zijn. We moeten nog meer leren uit wat misschien wat minder vlot loopt of wat minder vlot liep. Gisteren werd ik uitgedaagd door een directeur die me vroeg: ‘Wil je de minister alstublieft vragen of de laptops voor de leerkrachten dan even gratis zijn als de laptops voor de leerlingen?’ Maak daar een heel duidelijk beeld over, want er zijn nu heel veel verwachtingen ten aanzien van die laptops bij leerlingen. Wat wordt er gegeven ten aanzien van de leerkrachten? Schep daar duidelijkheid rond. Er zijn een aantal mensen die ontgoocheld zijn. Kinderen, kleuterleidsters, mensen in het lager onderwijs die dat misschien aanvoelen alsof zij dat dan niet nodig hebben. Verduidelijk dat, breng dat in beeld. In de rondtocht die we in het onderwijs doen, horen we die dingen. Ik geef het u mee, al was het maar dat we er enkel in zullen slagen – zoals ik zonet al zei – door schouder aan schouder te staan, niet door met een lans tegenover elkaar te staan, maar net door samen te werken om binnen het onderwijs iedereen ervan te overtuigen dat leraar zijn echt wel het mooiste beroep ter wereld is.
Minister Weyts heeft het woord.
Het wordt hier een beetje op een hoop gegooid. Het is technisch, maar er is natuurlijk een verschil tussen een mandaat en een ambt. Hier creëren we dus een mandaat. Waarom geen ambt? Mevrouw Vandromme wees erop: de preventieadviseur is de resultante van federale wetgeving, waarvoor nooit middelen overdragen zijn. Als u een inspanning wilt doen vanuit de Federale Regering: we rekenen daarop. Ik zie dat de blijdschap doorheen de mondmaskers valt af te lezen. Daar vertrouwen we dus op. Ook de opleiding, de regeling en de evaluatie zijn allemaal voorwerp van de federale regelgeving. De preventieadviseurs worden dus geëvalueerd door het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW). Zij moeten ook neutraal zijn. Dat druist dan in tegen het element van de vaste benoeming.
Mevrouw Goeman, net daarom hebben we er vertrouwen in dat de preventieadviseurs ook neutraal staan ten opzichte van de scholen en de directies en dus in hun oordeel over de veiligheid van een klaslokaal en de al dan niet verplichte aanwezigheid van een CO2-meter. Dat heeft er ook mee te maken. Dat is wel even anders als je spreekt over een vaste benoeming en dus het creëren van een ambt. Dan ga je die onafhankelijkheidsrelatie natuurlijk verstoren, nog los van de hele bevoegdheidsproblematiek. Wat we nu doen met een mandaat, is zekerheid bieden aan die betrokkenen dat ze een terugvalpositie hebben wanneer hun mandaat afloopt. Dat is de eerste stap die we ter zake moeten zetten. Ik ben absoluut niet afkerig, integendeel, als men op federaal niveau daar iets van zou willen afwijken of een specifieke regeling inschrijft voor Onderwijs aangaande de rol van preventieadviseurs. Daar zijn we absoluut vragende partij voor. Maar dat is de situatie zoals ze momenteel is.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Voor mij is alles gezegd. Ik heb geen slotrepliek.
De heer Danen heeft het woord.
Ik kan alleen herhalen dat de preventieadviseur een steeds belangrijkere rol zal spelen in de toekomst. Het is van belang om de juiste profielen aan te trekken. Met wat nu voorligt, is een belangrijke eerste stap gezet, maar dat zal allicht niet voldoende zijn voor de uitdagingen waar we de komende jaren voor zullen staan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.