Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de evaluatie van de tweede grootschalige organisatie van de zomerscholen
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord
De zomerscholen, dat is een iets luchtiger onderwerp dan daarnet, denk ik. Het is een positief verhaal ook, trouwens, dat mag wel eens gezegd worden.
In de zomers van 2020 en 2021 richtten scholen en lokale besturen zomerscholen op om de leerachterstand weg te werken. Het doel van de zomerscholen is om maatwerk te bieden aan kleine groepen kinderen en jongeren zodat ze zich bij het begin van het nieuwe schooljaar gesterkt weten. In 2020 ging het om 138 zomerscholen die 7500 leerlingen bereikten, in de zomer van 2021 waren er 180 zomerscholen en was er plaats voor meer dan 11.000 leerlingen, een stijging van wel 45 procent. Dat is toch wel zeer bijzonder. De snelheid waarmee organisatoren de zomerscholen op poten zetten en kwetsbare kinderen naar het initiatief loodsten, is indrukwekkend en bewijst ook de grote nood aan het initiatief.
In 2020 evalueerde het Expertisecentrum voor Effectief Leren (ExCEL) van Thomas More de organisatie en uitvoering van de Vlaamse zomerscholen. Dat leverde een praktijkgids op die de zomerscholen van 2021 moest begeleiden met goede praktijken en tips voor de organisatie ervan.
Minister, hoe evalueert u de zomerscholen van 2021? Zal er ook voor de zomerscholen in 2021 een officiële evaluatie gebeuren? Gaan we daarin opnieuw aandacht hebben voor de aantallen en de achtergrond van de deelnemers, en voor de meningen van organisatoren, lesgevers en ouders? Of gaan er andere focussen gelegd worden?
Zult u het volgende schooljaar, of de volgende schooljaren, opnieuw initiatief nemen om een zomerscholenaanbod uit te werken, en die dan ook structureel verankeren?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mevrouw Krekels heeft zojuist al heel goed de omstandigheden geschetst, dus ik ga mij beperken tot mijn concrete vragen.
Minister, hoeveel zomerscholen zijn er deze zomer uiteindelijk georganiseerd, en voor hoeveel leerlingen? Hebben alle geplande zomerscholen ook kunnen plaatsvinden of moesten er geannuleerd worden vanwege corona?
Ten tweede, hoe zit het met de geografische dekking en spreiding van deze zomerscholen? Zijn er bijvoorbeeld gebieden waar er geen of amper zomerscholen werden georganiseerd?
De vorige editie was zeer succesvol, en 87 procent van de ingeschreven leerlingen kwam meer dan 80 procent van de dagen opdagen. Kwamen deze keer de ingeschreven leerlingen ook effectief opdagen?
In de vorige editie was 59 procent van de zomerscholen voor het lager onderwijs, 18 procent was een combinatie van lager onderwijs en secundair onderwijs en 23 procent was enkel secundair onderwijs. Hoe was die verhouding dit jaar, en zien we een verschil ten opzichte van vorig jaar?
In de vorige editie was bij 50 procent de inrichter een lokaal bestuur, bij 44 procent een school en 6 procent had een derde partij als inrichter. Hoe was deze verhouding dit jaar, en zit daar een verschil ten opzichte van vorig jaar?
Wat is de stand van zaken inzake de budgettaire impact? U had een budget van 10 miljoen euro voorzien. Was dat voldoende, of was de vraag veel hoger dan het voorziene budget? Indien dat zo was, zullen er hier in de toekomst aanpassingen komen?
Vorig jaar werd, zoals mevrouw Krekels ook al gezegd heeft, de organisatie van de zomerscholen onderzocht vanuit Thomas More, door het expertisecentrum ExCEL. Komt er dit jaar een nieuwe dergelijke evaluatie van de zomerscholen? Zo ja, wanneer zou dan de timing zijn van het rapport?
Het onderzoek van vorig jaar heeft geen meting gedaan van de effectiviteit. U zei toen dat er dan een nulmeting moest gebeuren, en dat was toen niet gebeurd. Gaat dat nu wel kunnen, en kunnen we dan zien of die zomerscholen genoeg leereffecten hebben?
Het onderzoekrapport van de vorige keer stelde dat de eerste editie van de zomerscholen er goed in slaagde om de kansarme en anderstalige leerlingen te bereiken. Vorig jaar was het zeker de kwestie om de leerachterstand bij de lagere SES-groepen (sociaal-economische status) weg te werken, omdat die kinderen natuurlijk door de lockdown een nog fellere leerachterstand hadden opgelopen. Hoe werd er dit jaar voor gezorgd dat de deelname van deze groepen, die vaak moeilijker warm te maken zijn voor dit soort extracurriculaire zaken, gestimuleerd werd?
Breder onderzoek omtrent dit thema wijst uit dat het voor zomerscholen die als doel hebben om leerlingen te ondersteunen die het afgelopen jaar een leerachterstand hebben opgebouwd, belangrijk is dat er een duidelijk academische component is. De hoogste leerwinst werd geboekt door zomerscholen waar ook een ervaren leraar bijles gaf aan kleine groepjes. Hoe zat het dit jaar met het aandeel aan lesgevers die in het bezit waren van een pedagogisch diploma en met de ervaring van de lesgevers? Trekken de zomerscholen dus nog altijd voldoende gekwalificeerd én ervaren personeel aan? Konden zo de lesgroepen qua omvang beperkt gehouden worden?
Het onderzoek van doctor Verachtert van vorig jaar toonde aan dat veel zomerscholen het in 2020 moeilijk hadden om gericht te kiezen voor een beperkt aantal concrete gemiddelde doelstellingen. Gemiddeld rapporteerden de zomerscholen in Vlaanderen aan bijna vijf doelstellingen tegelijk te werken. Dit werpt de vraag op of zomerscholen wel voldoende doelgericht te werk gaan om ook werkelijk effectief te zijn in het behalen van deze doelstellingen.
Hoe is bij de organisatie van deze tweede reeks zomerscholen tegemoetgekomen aan deze opmerkingen?
Wie les wou geven of wou meehelpen in een zomerschool, kon zich inschrijven op de website www.zomerscholen.vlaanderen. Ook konden vrijwilligers zonder pedagogisch diploma zich inschrijven voor een fysieke stoomcursus lesgeven, een initiatief van onderwijsexperts Pedro De Bruyckere en Peter De Keyzer. Hoeveel vrijwilligers hebben er uiteindelijk die stoomcursussen gevolgd? Wat was de aard en de intensiteit van deze stoomcursus? Wordt dit initiatief structureel behouden in de komende jaren?
Een verbeterpunt bij de vorige rapportering was een betere afstemming tussen de zomerscholen en de ‘gewone’ scholen, en dus tussen de zomerschoollesgevers en de ‘gewone’ leraren. Gingen ze in dialoog met elkaar? Idealiter zouden het dezelfde mensen zijn. Gewoon al om de beginsituatie van een zomerschoolleerling in te schatten is dergelijke afstemming al een grote troef. Uit een recente bevraging van Teacher Tapp bleek bij de vraag “Merk je een positief effect van de zomerscholen bij je leerlingen die eraan deelnamen?” dat 41 procent niet eens wist of en welke leerlingen aan een zomerschool hadden deelgenomen. 35 procent verklaarde dat er geen enkele van hun leerlingen naar een zomerschool is gegaan. Moet deze wisselwerking volgens u structureel verbeterd worden? Welke initiatieven zult u daartoe nemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Over de twee rondes heen werd een aanvraag ingediend voor ongeveer 190 zomerscholen, met een aanbod voor in totaal een kleine 12.000 leerlingen. Dat is al een beetje bijgesteld, aanvankelijk was dat 11.000. Een vijftal zomerscholen hebben aangegeven niet te kunnen opstarten wegens een tekort aan medewerkers of coronabesmettingen. Enkele zomerscholen werden getroffen door een corona-uitbraak en hebben het dan maar zo gelaten. Dat zijn echter de uitzonderingen.
De organisatoren is gevraagd om na afloop van de zomerschool de effectieve leerlingenaantallen door te geven aan de betrokken administraties. Deze formulieren zijn nog aan het binnenlopen, de coördinatoren hebben hiervoor tijd tot eind september. Daardoor heb ik op dit moment nog geen globaal zicht op de effectieve leerlingenaantallen en hun gemiddelde aanwezigheid. Het is een prognose die we naar voren schuiven.
Aangezien de uitbetaling van de subsidies gebeurt op basis van de effectieve leerlingenaantallen, beschik ik hierover nog niet over concrete cijfers. Wel kan ik u meegeven dat voor ronde 1 en ronde 2 samen, op basis van de geschatte leerlingenaantallen, een bedrag van 5,6 miljoen euro werd voorzien.
In totaal werden 125 unieke aanvragen ingediend om zomerscholen te organiseren, waarvan 71 door lokale besturen, 53 door scholen en 1 door de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Dat betekent dat de verhouding lokaal bestuur versus school als inrichter er een is van 57 versus 43 procent. Dat ligt in dezelfde lijn als vorig jaar.
Bij iedere aanvraag konden de inrichters aangeven welk aanbod zij zouden doen. Heel wat inrichters richtten hun aanbod op meerdere doelgroepen. Nagenoeg alle aanvragers hadden een aanbod voor lager onderwijs, dat was ongeveer 93 procent. In ongeveer 30 procent van de zomerscholen was er een aanbod voor scholieren secundair onderwijs. Dat is natuurlijk een overlap omdat sommigen beide als doelgroep naar voren hadden geschoven.
Er is opnieuw een mooie geografische spreiding: alle provincies waren vertegenwoordigd.
Ik heb inderdaad een oproep gelanceerd voor een wetenschappelijke evaluatie van de zomerscholen van 2021, verder bouwend op het onderzoek van de Thomas More Hogeschool van vorig jaar. Jammer genoeg heeft niemand ingetekend op deze oproep.
Om toch een aantal evaluatiegegevens te verzamelen, zullen de twee betrokken administraties een bevraging sturen naar de coördinatoren van de zomerscholen. We zullen het dan maar zelf doen. Daarin komen vragen aan bod over de lesgevers, de doelstellingen, de toeleiding, monitoring en evaluatie van de leerlingen, en wordt er gepeild naar de perceptie van de coördinatoren van de effectiviteit van de zomerscholen.
Om zicht te krijgen op de wisselwerking tussen de reguliere klasleerkrachten en de lesgevers in de zomerscholen besteedt de vragenlijst ook aandacht aan de doorstroming van data over de aan de zomerschool deelnemende leerlingen tussen de ‘gewone’ school en de zomerschool, bijvoorbeeld voor het in kaart brengen van de beginsituatie.
Zoals u weet, heeft minister Somers de organisatie Schoolmakers een ondersteunende opdracht toegekend voor de zomerscholen van dit jaar. De uitvoering van hun opdracht heeft ook een aantal evaluatiegegevens opgeleverd. Schoolmakers zal bovendien in het najaar een aantal focusgroepen organiseren met coördinatoren, lesgevers en – als het even kan – ouders, om dieper in te gaan op knelpunten en mogelijke hefbomen.
Al deze data samen moeten ons tegen het einde van dit jaar een duidelijk zicht geven op mogelijke verbeterpunten en sterktes met het oog op een voortzetting in de toekomst. Laat er geen twijfel over bestaan: we gaan daarmee verder, het wordt een blijvertje. Het is een positief gevolg van corona. Zowel minister Somers als ikzelf hebben reeds eerder onze ambitie uitgesproken om de zomerscholen duurzaam te verankeren. We hebben enkele zomerscholen bezocht, het enthousiasme was aanstekelijk. Ik ben heel blij dat we daarin geslaagd zijn. Het risico op een stigma was bestaande, namelijk: ‘De zomerschool is voor degenen die niet meekunnen.’ Dat heb ik nooit ervaren, dat is nooit zo doorgedrukt. Dat zat goed. Het mooiste compliment kwam van een leerkracht. U vraagt om door te geven wie de zomerschool volgt en wie niet. Een leerkracht zei daarop dat ze de namen niet nodig had, dat ze dat de eerste twee weken in de klas merkte.
De stoomcursussen waaraan u refereert in uw vraag, betreffen de #ikgeefzomerlesevents die georganiseerd werden door de vzw Schoolmakers. Er hebben twee zulke events plaatsgevonden met in totaal 67 deelnemers, een gemengde groep van coördinatoren, lesgevers en vrijwilligers. De organisatie heeft er geen zicht op hoeveel van die vrijwilligers effectief zijn ingeschakeld in de zomerscholen en welke functie zij daar opnamen. De vrijwilligers moesten zich immers rechtstreeks aanmelden bij de coördinatoren van de zomerscholen. Doorgaans geven de coördinatoren de voorkeur aan gekwalificeerde medewerkers, althans wat het lesgeven betreft. Het beschikken over pedagogische expertise was een expliciete voorwaarde in de oproep, en onderzoek toont aan dat kwaliteitsvolle leraren een cruciale randvoorwaarde vormen voor het welslagen van een zomerschool.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik ben samen met u blij dat er bijna 12.000 leerlingen verspreid over 190 zomerscholen hebben kunnen genieten van extra ‘bijspijkerlessen’. Het is echt mooi dat de lokale besturen zoveel initiatief hebben genomen en dat u de zomerscholen wilt verankeren. Op welke manier en wanneer dat zal gebeuren, is nog maar de vraag, maar ik begrijp dat het daarvoor nog te vroeg is. Dat wordt nog bekeken met minister Somers. Ik veronderstel dat u wel blijft werken met zo’n intekenprocedure. Er zijn al veel gemeentes gestart met zomerscholen, zij hebben misschien de reflex om deze te verankeren. Andere gemeentes moeten er misschien nog aan beginnen, ze hebben misschien wel de ‘goesting’ gekregen. Kunnen zij dan ook gewoon intekenen zoals in de voorbije jaren? Gaan er andere procedures in de plaats komen?
Nu, de zomerscholen zijn in de eerste plaats in het leven geroepen voor de leerachterstand. Is daar deze zomer meer de nadruk op gelegd? Ik begrijp uit uw antwoord dat dat waarschijnlijk in de evaluatie wordt opgenomen. Dat volgen we verder op.
Voor de evaluatie heeft niemand ingetekend, u gaat dat zelf in handen nemen. Gewoon ter suggestie: een mogelijke partner vindt u misschien bij de provincies. De provincie Antwerpen doet toch heel veel moeite om goede praktijken te ontwikkelen en veel mensen samen te brengen. Ze organiseren daar onder meer webinars over. Ze hebben heel veel informatie, misschien kunnen ze die delen in de evaluatie.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. In het kader van deze vraag werd ik gecontacteerd door een directie die iets te laat was met haar intekening en daardoor nog geen vergoeding heeft ontvangen. Dat is natuurlijk een zeer specifieke kwestie. Ik wou u vragen of u nog van die problemen gehoord hebt.
Los daarvan zijn de zomerscholen een succes, absoluut. U hebt het zelf gezegd: er zijn er hier en daar nog die niet konden doorgaan door een tekort aan leerkrachten. Ter voorbereiding van deze vraag heb ik een debat van vorige keer bekeken. De evaluatie was er toen op 1 oktober. Er werd geopperd om eventueel studenten in te schakelen en zo hun stage te laten lopen in de zomerscholen. Het leek zelfs een goed idee om op die manier een soort tweedezitstage te creëren. Voor een tweedezitstage heeft men wel een school nodig die open is. Is daar nog verder over nagedacht, minister?
Vorige keer waren er problemen met de vrijwilligersuitbetaling. Is dat nu opgelost? Zijn daar nog problemen rond geweest?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, dank u voor de vraag. De CD&V-fractie heeft altijd aangegeven dat we geloven in de zomerscholen, zonder daarbij iets af te doen van de opdracht om in iedere leerling hoge verwachtingen te stellen en iedere leerling voor het einde van het schooljaar zoveel mogelijk leerwinst te garanderen. Dat zien we als taakstelling van iedere school.
U gaf aan, minister, een wetenschappelijke evaluatie te willen. Jammer dat daar niet op wordt ingetekend, omdat u dat toch wel zeer belangrijk vindt. We hebben heel wat geleerd uit de vorige evaluatie.
U geeft aan blij te zijn met de regionale spreiding. U spreekt over de verschillende provincies. Fijn, maar ik had het vooral over de regionale spreiding, het onderscheid tussen de eerder landelijke en de stedelijke gebieden. Hebben we daar zicht op? Dat boeit mij vooral. Zijn daar eventueel verschillen? Het was bij de vorige oproep duidelijk dat er nog werk aan de winkel was in de landelijke gebieden. Ook daar zijn nog leerwinsten te boeken.
In elk geval, vanuit mijn fractie een dankjewel aan alle vrijwilligers en leerkrachten. Ik ben ook langs geweest in een zomerschool, en het is aandoenlijk om te zien dat mensen in hun vakantie hun beste beentje voorzetten om al die leerlingen bij te werken en extra input te geven.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, ik wil beginnen waar de collega geëindigd is, en dat is met de vele vrijwilligers en leerkrachten te bedanken voor hun inspanning deze zomer.
De zomerscholen zijn volgens mij een heel goede zaak. Ik hoop dat de analyse binnen afzienbare tijd gaat uitwijzen dat we de leerlingen bereiken die we willen bereiken. Vorig jaar was die analyse ook positief.
De vraag is: hoe gaat dat lopen post corona? We gaan in een andere situatie terechtkomen wat betreft reizen. Hoe gaan we die groepen nog bereiken als iedereen weer vrij kan reizen? Deze zomer kon dat nog niet volledig. De mensen hebben zich nog ingehouden om te boeken en dergelijke. Er zijn leerlingen die gedurende de zomer weken of zelfs maanden in het buitenland verblijven. Het zijn juist die leerlingen die we moeten bereiken, zeker voor het bijspijkeren van de taal. Ik hoop dat we dat in de toekomst verder kunnen uitbouwen. We moeten dat niet noodzakelijk beperken tot het zomerverlof, we kunnen dat ook op andere momenten naar voren schuiven.
In mijn contacten is naar voren gekomen dat bepaalde netten – in tegenstelling tot mijn meerdere opmerkingen over bepaalde netten, het gaat niet over de netten waar ik meestal vragen bij heb – heel moeilijk bereid waren om in dialoog te treden met de lokale besturen. Er zijn heel goede samenwerkingen geweest met heel veel scholen, maar andere hadden alleen maar een ‘njet’ voor de organisatie binnen de schoolgebouwen en dergelijke. We moeten bekijken op welke manier we met de hogere vertegenwoordiging afspraken kunnen maken om dat in de toekomst vlotter te laten verlopen.
Voorzitter, ik heb u een brief geschreven. Hebt u die nog niet ontvangen?
Neen, zeker niet.
Echt? Ik zal u de inhoud al meegeven. U moet maar eens kijken in uw mailbox. Of misschien is het bij de secretaris toegekomen. Ik zal hem volgende keer ook rechtstreeks naar u sturen.
Ik wou u vragen om een hoorzitting of gedachtewisseling te organiseren. In plaats van op het einde van het jaar of als het weer eens bovenkomt, moeten we een heel open dialoog voeren: hoe moeten we met die schoolvakanties omgaan? U sprak over een leerkracht die perfect kan zien welke leerlingen meekunnen en dus de zomerschool gevolgd hebben. Er is wel degelijk een verschil. We moeten de zomerschool zeker verankeren in de toekomst. Misschien is het niet onzinnig om na te denken en te debatteren over, niet het inkorten van de schoolvakanties zoals de pers soms suggereert, maar over een herverdeling ervan. Dat debat moeten we voeren in het belang van de leerlingen, want daar gaat het toch over.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil nog twee zaken aanhalen. Ten eerste, we hebben het hier in Vlaanderen echt keigoed gedaan, met duizenden – met 180 zomerscholen en 11.000 leerlingen. De Franse Gemeenschap is erin geslaagd om – slechts – 59 zomerscholen in te richten met een paar duizend leerlingen. Het verschil kan niet groter zijn.
Ik zie het enthousiasme, ook in deze commissie. Voorzitter, mevrouw Grosemans, ik heb u zelf zien optreden als leerkracht in een zomerschool. Dat is voor mij echt chapeau, dat wou ik hier toch even vermelden.
Mijn fractie is, zoals mevrouw Krekels ook aanhaalt, die zomerscholen echt genegen, ook om dat verder uit te bouwen in het belang van de leerlingen. Al die vrijwilligers, al die scholen en lokale besturen die moeite hebben gedaan om dat in te richten, staan in schril contrast met het andere landsdeel.
Mijnheer De Gucht, ik heb inmiddels uw brief gelezen.
Voor alle duidelijkheid: wij willen een debat voeren over bepaalde zaken, op welke niveaus het het best werkt. Onderwijs werkt volgens mij het best binnen Vlaanderen. mocht de heer Daniëls toch het Franstalig onderwijs willen organiseren, dan kunnen we daarover altijd met de politici aan de overzijde in contact treden. Binnen de Senaat zijn daar mogelijkheden toe.
Met alle respect, ik begrijp uw mededeling, collega, dat de V in Open Vld nog altijd voor ‘Vlaams’ staat en dat u wilt benadrukken dat we het in Vlaanderen inderdaad geweldig goed hebben gedaan. Dan trekken we aan hetzelfde zeel. Perfect, dank u wel.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat die laatste discussie betreft, kreeg ik het verontrustende bericht dat uw Franstalige collega, liberaal partijvoorzitter, de heer Bouchez, mij wel zag zitten als minister voor het Franstalig onderwijs. Om maar te zeggen: het kan verkeren.
Dank voor de suggesties. Over de specifieke casus kunt u misschien een schriftelijke vraag indienen, het zegt me niet echt iets.
U hebt gelijk inzake de concurrentie post corona. We gaan moeten zien hoe dat valt. De meeste zomerscholen hebben plaatsgevonden in augustus, de meer traditionele vakantiemaand. Dan heb je inderdaad wel wat meer concurrentie.
Er zijn nu al heel veel vrijwilligers: vanuit de lerarenopleiding, maar ook niet. En dat is een bijkomend voordeel: dat we jonge vrijwilligers warm kunnen maken voor de job van leerkracht. Ze kunnen letterlijk in een school eens ‘in een pateeke bijten’ en de smaak te pakken krijgen. Dat was bijvoorbeeld in het Leuvense het geval. Ik ontmoette daar twee mensen die het geprobeerd hebben. Als het hen beviel, zouden ze de lerarenopleiding gaan volgen. Kunnen we dat structureel verankeren in de lerarenopleiding? Dat ligt al moeilijker. Die studenten hebben natuurlijk vakantie en recht op vakantie. Het stage lopen maakt deel uit van hun opleiding. Dat is per definitie niet in de vakantie, maar op andere momenten. Facultatief zou dat zeker mogelijk moeten zijn.
Het is me niet bekend dat de samenwerking met specifieke netten problematisch zou zijn.
Er zit wel een verschil in de regionale spreiding. De provincie Antwerpen had 32 zomerscholen, het grootste aantal. Dat zal wel te maken hebben met de steun van de provincie, die er al een tijdje mee bezig was. De ideeën liepen redelijk gelijk. De stad Antwerpen had er 5, wat in verhouding is, en al de rest maar 1. Dat zijn bijvoorbeeld Zandhoven, Niel, Malle. Het was vrij gespreid. U zou het op een kaart moeten zien en inkleuren, het zou dan beter oplichten. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest had er 12, dat was ook redelijk goed. Limburg had er 20. Daar valt Houthalen-Helchteren op 5 vijf, dat was echt goed. Hasselt, Sint-Truiden en Tongeren hadden er elk 2. Oost-Vlaanderen had er 26, met 4 in Gent en vervolgens een vrij grote spreiding over de landelijke gebieden, zoals De Pinte, Lievegem, Maldegem, Melle, Merelbeke en Nazareth. Vlaams-Brabant had er 20, met 6 in Diest. Daar was een lagere spreiding: Vilvoorde 1 en Halle staat hier zelfs niet op. In mijn eigen regio staat Sint-Pieters-Leeuw er wel op, maar Halle en Beersel dus niet. West-Vlaanderen had er 15 – daar moeten we nog een tandje bij steken –, waarvan 3 in Brugge en 2 in Roeselare. Poperinge had er eentje. Er is nog wat werk aan de winkel in West-Vlaanderen. We zullen dat bekijken.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw bijkomende antwoorden.
Ik wil afsluiten met een persoonlijke noot. Ik geef toe dat ik bij aanvang toch wel kritisch stond tegenover het idee van de zomerscholen, vooral omdat ze de leerachterstand moesten wegwerken en ik er niet in geloofde dat dit kon door veertien dagen naar de zomerschool te gaan. Maar ik heb het uiteraard opgevolgd en gezien dat een zomerschool ook meer is dan dat. De leerachterstand wordt er aangepakt, maar er wordt ook zo veel meer verwezenlijkt. Ik heb een aantal webinars in de provincie gevolgd en mijn ogen zijn wel opengegaan. Iedereen heeft recht op voortschrijdend inzicht, dus ook ik. Vandaar dat ik nu wel heel enthousiast ben, temeer omdat – u zult het misschien gezien hebben bij de regionale spreiding – de gemeente Schilde nog niet voorzien is van een zomerschool. Ik heb gisteren met mijn ambtenaar samengezeten en we zijn aan het bekijken of ook wij op de kar kunnen springen. Dus, wie weet volgend jaar al plus één.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, u stelde een zeer interessante bijvraag, want het is natuurlijk vrijwillig. Je kunt mensen niet verplichten. Je ziet dat dat moeilijk is en dat er dan in bepaalde gebieden geen dekking is, zoals in de regio van mevrouw Krekels. Dat is natuurlijk jammer. U had misschien het voorbeeld van mevrouw Grosemans moeten volgen.
Mevrouw Vandromme, in West-Vlaanderen zitten veel CD&V'ers in lokale besturen. Misschien is dat voor u een extra stimulans om hen tegen volgend jaar te overtuigen om toch ook een zomerschool te organiseren.
Net zoals mevrouw Krekels had ik ook wel mijn bedenkingen, omdat onderwijs natuurlijk in de eerste plaats in de scholen moet gebeuren tijdens de reguliere lestijden. Dat is natuurlijk de betrachting en moet ook zoveel mogelijk gebeuren. Maar ik zie ook wel in dat het effectief een grote meerwaarde kan zijn, zeker voor kwetsbare leerlingen die anders in een te lange zomervakantie zitten. Maar dat laat ik voor de hoorzittingen van de heer De Gucht. Het leerverlies is er inderdaad voor leerlingen die kwetsbaar zijn, en daarom zijn die zomerscholen een zeer goede zaak.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.