Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de onduidelijkheid over de werkelijke kostprijs voor ouders van de hardware in het kader van Digisprong
Vraag om uitleg over de problemen met de opstart van Digisprong
Vraag om uitleg over de financiering van Digisprong en de manier waarop scholen hun laptopproject uitrollen
Verslag
Mevrouw Beckers, u hebt een enorm uitgebreide vraag ingediend. U mag die altijd samenvatten.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
– Loes Vandromme treedt als voorzitter op.
Minister, in het kader van de relanceplannen maakt u met de Vlaamse Regering eenmalige middelen vrij voor Digisprong, het grote digitaliseringsplan voor het onderwijs. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Dat moet ervoor zorgen – dat heb ik u verschillende keren horen zeggen – dat elke leerling vanaf het vijfde leerjaar een gratis laptop krijgt. Daarvoor wordt 290 euro per leerling voorzien in het vijfde en zesde leerjaar en 510 euro voor leerlingen in het secundair onderwijs.
Dat is een ambitieus plan, dat scholen wel voor een aantal belangrijke keuzes plaatst over het inzetten van die middelen. Tijdens de bespreking van Digisprong in de commissie maakte u alvast duidelijk dat het de bedoeling is dat scholen eigenaar blijven van de aangekochte toestellen. Er zouden ook bruikleenovereenkomsten aan de scholen worden bezorgd die ‘alle aspecten regelen’.
Maar bij de start van het schooljaar, zo hebben we kunnen lezen, blijkt dat elke school Digisprong op een andere manier aanpakt. Daar valt op zich iets voor te zeggen. Ik heb het vooral over het financiële aspect. Er zijn scholen die inderdaad eigenaar blijven van de aangekochte toestellen en die – zoals u beloofde, minister – deze gratis ter beschikking stellen, eventueel gekoppeld aan een jaarlijks bedrag voor een verzekering. Dat lijkt me niet meer dan normaal. In sommige scholen mogen de leerlingen dan hun toestel naar huis meenemen, in andere niet.
Daarnaast zijn er scholen die het principe van ‘bring your own device’ hanteren. Dat betekent dat leerlingen zelf een toestel moeten aankopen, eventueel via de school. Hier is dus helemaal geen sprake van gratis laptops. De factuur voor de laptops wordt eigenlijk doorgeschoven naar de ouders, met bedragen die oplopen tot 500 euro, lees ik. Dat is een hoog bedrag. Voor veel gezinnen is het echt niet gemakkelijk om in het begin van het schooljaar ineens zo’n bedrag op tafel te leggen, al wordt in sommige scholen een deel van dat bedrag terugbetaald via de schoolfactuur. De conclusie blijft ook daar dat een deel van die 510 euro helemaal niet wordt besteed aan de beloofde gratis laptops.
Wat me vooral veel zorgen baart, is dat dit er in een aantal scholen voor zorgt dat sommige leerlingen opnieuw zonder laptop in de klas te zitten en dat dus het gevaar bestaat dat Digisprong in feite de digitale kloof alleen maar groter maakt.
Ik heb daarom de volgende vragen voor u, minister.
Hoe rijmt u de belofte van gratis laptops met het compleet gebrek aan richtlijnen daarover bij het ter beschikking stellen van het Digisprongbudget per school?
Blijft u überhaupt bij uw standpunt dat die laptops gratis moeten zijn?
Bent u het ermee eens dat een laptop vandaag behoort tot het basismateriaal om de lessen te kunnen volgen, zowel in het vijfde en zesde leerjaar als in het secundair onderwijs?Ā
Blijft u bij uw standpunt dat de school eigenaar moet blijven van de laptop? Dat is namelijk dikwijls niet het geval, ondanks het feit dat u dat gezegd had.
Hoe staat u tegenover scholen die het ‘bring your own device’-principe hanteren?
Op welke manier wilt u vandaag garanderen dat elk kind dankzij Digisprong ook daadwerkelijk toegang heeft tot een laptop? Ik denk dat dat sowieso het uitgangspunt was van heel de operatie.
Hoe zult u ervoor zorgen dat de hoge factuur van een toestel niet naar de ouders wordt doorgeschoven?
En ik kan maar blijven proberen: denkt u niet dat een maximumfactuur ook in het secundair onderwijs de beste garantie is dat scholen de laptopfactuur niet linea recta doorschuiven naar de ouders, zoals vandaag helaas te vaak gebeurt?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik zal mijn inleiding overslaan en me beperken tot de vragen. U hebt toch de schriftelijke versie ontvangen. Ik wil erop hameren dat er toch een slechte communicatie geweest is. Er werd gecommuniceerd dat er gratis laptops zouden komen vanaf het vijfde leerjaar, maar uiteindelijk blijken die laptops in heel veel gevallen niet gratis te zijn.
Ik heb daarom de volgende vragen.
Hoe denkt u over het feit dat sommige scholen hun pedagogische vrijheid gebruiken om leerlingen een veel duurdere laptop te laten aankopen, een laptop die soms niet nodig is om de eindtermen of leerplandoelstellingen van hun studierichting te behalen?
Mevrouw Goeman vroeg het zonet ook al: hoe verklaart u dat, ondanks eerdere verklaringen, er toch scholen zijn waar de leerling en niet de school eigenaar wordt van het toestel? Hebt u ons, het parlement, de scholen en het publiek hierover dus slecht ingelicht en kunt u nu zeggen hoe de vork hier aan de steel zit?
Mijn volgende vragen gaan over het doorrekenen van de kosten verbonden aan het installeren van extra digitale en elektrische infrastructuur via de ‘laptoprekening’. Scholen gaan plots veel meer laptops gebruiken, maar daarvoor moet ook de infrastructuur aanwezig zijn. Mogen scholen het budget dat wordt toegekend voor de eerste pijler – de hardware – ook gebruiken voor de digitale en elektrische infrastructuur op school of is dit budget enkel bedoeld voor het toestel voor de leerlingen? Is het genoemde bedrag van 510 euro voor die laptops ook inclusief de 40 euro die u uittrekt voor infrastructuur, of exclusief die 40 euro? Voor veel scholen blijkt dat niet zo duidelijk. Had hier niet beter over gecommuniceerd moeten worden zodat scholen met een beperktere digitale infrastructuur daar beter rekening mee zouden kunnen houden? Is het wel gewettigd dat scholen deze meerkost voor digitale en elektrische infrastructuur op school doorrekenen aan de leerlingen, vooral aan hun ouders? Scholen krijgen daar normaal gezien toch een werkingsbudget voor. Zullen er in de toekomst ook verdere impulsen komen voor scholen met een verouderde infrastructuur om die beter te voorzien van elektrische en digitale infrastructuur zodat we in de toekomst dergelijke doorrekeningen naar de ouders kunnen vermijden?
En dan is er ook nog de discussie over de correctheid van die 510 euro. De koepel van het katholiek onderwijs zegt dat er een verkeerde telling is gebeurd en dat het bedrag lager ligt. Klopt dat? Had dat vermeden kunnen worden door anders of eerlijker te communiceren op basis van de prognose van het aantal leerlingen in het lager onderwijs op het moment dat het budget werd bekendgemaakt? Wordt er op basis van de nieuwe tellingen een budgettaire bijstelling voorzien? Gezien de grote verschillen tussen scholen brengt in bepaalde scholen Digisprong grotere kosten voor de leerlingen of hun ouders met zich mee. Veel van deze scholen waren ook al scholen die men tot het duurdere segment in ons onderwijs rekent. Dreigt, zoals mevrouw Goeman juist zei, Digisprong, dat goede bedoelingen heeft, perverse effecten te hebben en de sociale en digitale kloof alleen maar te vergroten? Treft u maatregelen, minister, om deze situatie te verhelpen?
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik ga het voorbeeld volgen en meteen overgaan naar mijn vragen.
Minister, op welke manier houdt u rekening met eventuele vertragingen in de uitrol van Digisprong door de massale vraag naar ICT-toestellen?
Heel wat scholen hebben moeite om een geschikte ICT-coördinator te vinden. Op welke manier wilt u, naast de uitbouw van een apart ambt, de job aantrekkelijker maken?
U kondigde ook een digitale tool voor de schoolbesturen aan waar ze kunnen rapporteren over de aanwending van de Digisprongmiddelen. Hoever staat het met deze tool?
Een belangrijke ondersteunende factor bij die digitale omslag wordt het kenniscentrum Digisprong. Hoever staat het met de uitrol hiervan?
De heer Danen heeft het woord.
Zoals bekend heeft deze regering heel wat geld voorzien voor Digisprong. Minder bekend – en daarom wil ik het even zeggen – is dat dat bedrag oploopt naargelang de leerling opschuift in de studieloopbaan. Voor basisscholen werd er 25 euro per leerling voorzien voor gedeelde toestellen. Voor de leerlingen van het secundair onderwijs wordt er 510 euro per leerling voorzien voor meer geavanceerde toestellen.
Ook bekend, maar misschien niet bij iedereen, is dat dit relancemiddelen zijn en per definitie eenmalig. U hebt al aangegeven, minister, dat u een recurrent vervolg van 37,5 miljoen euro per jaar voorziet, en dat er een grondige evaluatie komt. Op basis van deze evaluatie zal het vervolgtraject bepaald worden. Dat zal dan misschien voor uw opvolger zijn – of misschien bent u dat zelf wel, wie weet.
Het uitgangspunt van Digisprong is dat elke leerling over een eigen ICT-toestel beschikt. Zoals mevrouw Beckers al zei, gaan de scholen daar op een heel eigen manier mee om. De autonomie van de scholen laat dat toe. Sommige scholen kiezen ervoor om zelf eigenaar te blijven van de toestellen, terwijl in andere scholen de leerling eigenaar wordt van het toestel. Dit verschil in aanpak uit zich ook in de factuur die de ouders toegeschoven krijgen. De ene school vraagt nauwelijks geld, terwijl andere scholen tot 500 euro en meer vragen. Dat moeten ouders boven op het subsidiebedrag betalen.
Minister, het inzetten van 375 miljoen euro uit de relancemiddelen zorgt de komende twee jaar voor een snelle digitalisering van het onderwijs. Dat was ook echt wel nodig. Na deze twee jaar hebt u al een recurrent vervolg van 37,5 miljoen euro per jaar voorzien.
Afhankelijk van de strategie die de scholen hanteren, zullen er jaarlijks nieuwe investeringen moeten gebeuren om de nieuwe leerlingen van een laptop te voorzien. Zullen de huidige voorziene middelen behouden blijven? Zal het budget van 37,5 miljoen euro volstaan om deze investeringen mee te bekostigen? Allicht niet, maar ik zou het graag uit uw mond horen.
Door de verschillende strategieën die de scholen hanteren, zullen er jaarlijks ook verschillende investeringsnoden ontstaan. Door de leerlingen aangekochte toestellen zullen volledig vervangen moeten worden wanneer zij de school verlaten. Dan zullen de scholen opnieuw moeten investeren. Als het gaat om verhuurde toestellen kunnen die wat langer meegaan, waardoor de investeringskost gedrukt zal worden.
Zullen deze scholen op dezelfde manier gefinancierd worden voor het voorzien van ICT-materiaal voor de nieuwe leerlingen?
Kunnen scholen, nadat ze aan de verplichting voldaan hebben om voor elke leerling een ICT-toestel te voorzien, eventuele overschotten inzetten voor hun algemene werking?
Mijn volgende vraag is misschien wel de meest relevante. De autonomie laat toe dat de uitrol van het project verschillend wordt ingevuld. We zien echter grote verschillen in aangerekende bedragen. Sommige scholen rekenen nauwelijks iets aan, andere meerdere honderden euro's. Wilt u inspanningen doen om die verschillen weg te werken? ik heb begrepen dat u niet wilt weten van een maximumfactuur voor het secundair onderwijs. Misschien is er wel iets te zeggen voor een ICT-maximumfactuur, misschien kunnen we dat bedrag wel plafonneren?
Veel kinderen en jongeren kochten vorig schooljaar al een nieuw en performant toestel aan om de lessen op afstand te kunnen volgen. Nu worden ze door hun school soms verplicht om alweer een nieuw toestel aan te kopen. Het moet om dat toestel gaan, bij die leverancier. Ik vind dat een vreemde manier van werken. Vindt u dat een school kan opleggen om een nieuw, en soms duur, toestel aan te kopen bij een specifieke leverancier, terwijl de scholier al over een soortgelijk toestel beschikt?
De invulling van het project door sommige scholen maakt dat de laptop de schoolmuren niet mag verlaten. Dat is een keuze van de school. Gevolg is dat de leerling, als hij thuis verder wil werken, alsnog over een toestel moet kunnen beschikken. Komt dat tegemoet aan de doelstelling van Digisprong?
U zei eerder dat u verwachtte dat de 510 euro voor het aanschaffen van een laptop wel zou volstaan. Blijft u achter die uitspraak staan?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, ik heb het ergens al eerder gezegd: afgelopen 1 september was mijn mooiste 1 september ooit. Dat had enerzijds te maken met corona en met het wegvallen van de mondmaskerplicht. Anderzijds was er de start van Digisprong.
Ik ben er rotsvast van overtuigd dat, als we over afzienbare tijd terugblikken op afgelopen 1 september, dat een van de meest wezenlijke zaken is die zijn blijven hangen. De grote Digisprong voorwaarts is gezet. We hebben de coronacrisis aangegrepen om een positieve beweging te maken, een ambitieuze digitalisering door te voeren en de achterstand die we hadden inzake digitalisering in ons onderwijs om te turnen tot een voorsprong. Elke transformatie van deze omvang roept natuurlijk hier en daar weerstand en vragen op, maar ik beantwoord ze graag punt voor punt.
Zo waren er verschillende vragen over communicatie. Er werd hier gezegd dat het toch allemaal een beetje laat gecommuniceerd is. We hebben van bij het begin sterk ingezet op een goede informatiedoorstroming naar de scholen via diverse kanalen. Ik verwijs graag naar de snelheid waarmee we de website www.digisprong.be hebben opgezet tijdens de COVID-19-crisis. Deze website was al operationeel sinds november 2020. Sindsdien werd de website verder uitgebouwd met een concrete vraag-en-antwoord-rubriek en is er voorzien in een uniek contactadres voor bijkomende specifieke vragen, een-op-een. Daarnaast hebben we binnen de week nadat de eerste schijf Digisprongmiddelen werd uitbetaald een uitgebreide omzendbrief gepubliceerd met duidelijke richtlijnen. Die werd ook op de website van Digisprong geplaatst. Over de specifieke regels met betrekking tot de infrastructuurmiddelen werd ook een sessie gehouden tijdens onze Ronde van Vlaanderen. Ik denk dat de communicatie vrij tijdig gebeurd is.
Een tweede cluster van vragen gaat over de vrijheid voor het inzetten van de middelen. Het is mijn overtuiging dat Digisprong alleen een succes kan worden als we maatwerk toelaten. Scholen verschillen, leerkrachten verschillen, leerlingen verschillen. Ik geloof niet in een ‘one size fits all’-beleid. Alle scholen dezelfde computer, maakt niet uit of ze al een voorsprong hebben op het vlak van digitalisering en zelf al aan de slag zijn gegaan met toestellen, of dat men van nul moet beginnen, neen, allemaal gelijk, maakt niet uit of het een technische of beroepsrichting betreft of een aso: allemaal gelijk, daar geloof ik niet in.
Ik begrijp dat sommige vraagstellers hunkeren naar een model waarin Brussel voor elke school vastlegt welke toestellen er gekocht moeten worden en wat er dan juist mee moet gebeuren. Sommige vraagstellers verlangen naar restricties, verboden, verplichtingen. Volgens mij moeten we inzake digitalisering de richting aangeven, de mogelijkheden aanreiken, maar scholen ook het vertrouwen en de verantwoordelijkheid geven om eigen keuzes te maken. Soms zullen dat keuzes zijn waar wij vragen bij hebben. Op vierduizend scholen zullen er zeker zo tussen zitten.
Het is van belang dat het ICT-beleid in de school gedragen is. Daarvoor dient ook de schoolraad. Dialoog en overleg zijn essentieel om Digisprong uit te rollen op een gedragen manier. De scholen krijgen daar voldoende tijd voor, want ik heb voorzien dat de schoolbesturen de Digisprongmiddelen nog kunnen aanwenden in het schooljaar 2022-2023 en voor sommige zelfs tot en met het schooljaar 2023-2024. 1 september is niet ineens de totale revolutie geweest van nul naar één en alle scholen tegelijk. Neen, we hebben de mogelijkheid van geleidelijke invoering, aanpassing en implementatie geboden. Dat lijkt me verstandig. Dit is een doordachte keuze geweest om zo schoolbesturen de tijd te geven om de markt grondig te verkennen en een doordacht ICT-beleidsplan uit te werken. De Vereniging Leidinggevenden Vlaams Onderwijs heeft een bevraging gehouden bij de schoolleiders. Ruim een derde van de respondenten geeft aan eerst nog een visie te willen ontwikkelen. Dat is goed: ieder op zijn eigen tempo.
Wat het doorrekenen naar ouders betreft, moedigen we steeds de schoolbesturen aan om uiterste inspanningen te leveren om zo weinig mogelijk aan de ouders door te rekenen. Vanuit de principes van zorgvuldig bestuur kunnen kosten ook niet zomaar doorgerekend worden aan de ouders.
Indien de middelen voor de passende toestellen voor leerlingen ontoereikend zijn, kunnen die aangevuld worden. Mocht dat het geval zijn, om welke vereiste dan ook, kan dit worden aangevuld met de middelen uit de bestaande generieke ICT-impuls van bijna 35 miljoen euro op jaarbasis, met de middelen uit Digisprong voor de ICT-infrastructuur van 50 miljoen euro en vanuit de reguliere werkingsmiddelen. Men beschikt nog over andere potjes.
In mijn communicatie gaf ik vanaf het begin de aanbeveling dat scholen het best zelf het eigenaarschap opnemen en goede afspraken maken met leerlingen over het gebruik. Opnieuw: kijk op digisprong.be, het staat er, het is een aanbeveling. We hebben dat gedaan op grond van een debat hier in de commissie. Met heel de politiek hebben we dat hier besproken, om bijvoorbeeld ook ‘bring your own device’ mogelijk te maken. De ‘frontrunners’, diegenen met een voorsprong, verzameld in een groep van vijftig scholen, zeiden dat ze die lijn wilden aanhouden. Ze vonden Digisprong fantastisch, maar ze waren daar al een hele tijd mee aan de slag. Ze waren eigenlijk al gesprongen. Ze wilden de middelen vooral gebruiken om nog verder te gaan. Ze wilden de 'bring your own device'-politiek handhaven, anders hoefde Digisprong voor hen helemaal niet.
Scholen beslissen zelf of ze meteen een korting van 510 euro geven op de schoolfactuur of dit spreiden. Indien er conflicten hieromtrent ontstaan, is het aangewezen dat de schoolraad bemiddelt op schoolniveau. Ik roep ook altijd op om de dialoog aan te gaan binnen de school.
De meeste scholen rekenen niets extra’s aan. U baseert zich op de ‘outliers’. Zijn die er? Absoluut. Vervolgens moet je nagaan waarom die betrokken school welk bedrag dan ook vraagt. We moeten ook eens kijken naar het schoolreglement. Daar moet een en ander opgenomen zijn. Als men plots voor verrassingen komt te staan, ga dan eens kijken in het schoolreglement. Bekijk eens of de engagementen die ouders en scholen zijn aangegaan, daarmee in overeenstemming zijn. Indien niet, voer dan de dialoog via de schoolraad. Als dat geen soelaas biedt, is er nog altijd de Commissie Zorgvuldig Bestuur, die net daarvoor gecreëerd is, om in zulke conflicten te kunnen arbitreren.
In dat verband moet ik opmerken dat de Commissie Zorgvuldig Bestuur in het verleden al aangaf dat de verplichting opleggen om een laptop te kopen in het secundair onderwijs mag, op voorwaarde dat het in de bijdrageregeling staat die onderdeel is van het schoolreglement en dat verplicht wordt besproken in de schoolraad, waarin ook de ouders vertegenwoordigd zijn. Dat is een cumulatieve voorwaarde. Het moet ook nog eens passend en tijdig aan de ouders worden meegedeeld. Ouders moeten voor de aanvang van het schooljaar op de hoogte zijn van de verplichtingen die ze op zich nemen, en daarbij rust op de school een actieve informatieplicht. Als er aan die voorwaarden niet voldaan is en het bijvoorbeeld niet is opgenomen in het schoolreglement, dan vind ik dat je als ouder absoluut een punt hebt om te zeggen dat dat niet afgesproken was. In het andere geval is er natuurlijk wel een afspraak gemaakt.
Wat de digitale monitoringtool betreft, kan ik meegeven dat mijn diensten deze tool volop aan het uittesten zijn met enkele scholen. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met gebruiksvriendelijkheid en efficiëntie op de controle van de bewijsstukken. Voor alle duidelijkheid: we voeren dus controle uit. We hadden natuurlijk wel verwacht met vierduizend scholen dat er hier en daar een probleem zou ontstaan. We hadden daar wel op geanticipeerd en nagedacht over wie het meest beslagen is in zulke controle. We hebben het agentschap Audit Vlaanderen, dat toch wel wat expertise in zo'n zaken heeft, betrokken bij de ontwikkeling van die tool. De uitrol ervan zal worden toegelicht in een gedetailleerde omzendbrief.
Dan is er tot slot de evergreen ‘de maximumfactuur secundair onderwijs’. We hebben dat hier mogelijks al eens besproken. Ik geloof niet dat je het secundair onderwijs in dezen op dezelfde manier kunt behandelen als het basisonderwijs. Er zijn de negatieve effecten, bijvoorbeeld voor het technisch en beroepsonderwijs. Daar zijn allemaal verschillende kosten. Zelfs binnen het technisch en beroepsonderwijs zijn er heel variabele kosten voor deze of gene opleiding. Dat zal ook zwaar verschillen. Uniformiteit, ook in dezen, bestaat niet. Je kunt toch niet zomaar een bedrag opleggen dat gelijk is en dat voor alle scholen geldt, omdat scholen verschillen, opleidingen verschillen, populaties verschillen, leerlingen verschillen. Als je dat gelijkschakelt, dan zal dat in verschillende scholen miserie veroorzaken en zullen uitstappen, bezoeken en allerhande activiteiten geschrapt moeten worden om tegemoet te komen aan die maximumfactuur. Iedereen gelijk, overal hetzelfde, er zijn geen verschillen meer: dat zal dan het resultaat zijn. Scholen kunnen dat dan aanvullen met inkomsten uit eetfestijnen die worden georganiseerd door altijd dezelfde leerkrachten en door altijd dezelfde ouders die meehelpen en het eetfestijn bezoeken. Ik denk dat je daar een beetje kort door de bocht gaat met dat pleidooi, maar mogelijk heb ik dat al eens gezegd.
Wat we wel als doelstelling hebben opgenomen en waar we ook actief aan werken, is kostenbeheersing op verschillende niveaus. We gaan ook een kwaliteitsalliantie aan met de uitgevers als het gaat over de invulboeken en ander didactisch materiaal. We schuiven daar echt wel aan tafel. We ondersteunen ook de vzw Krijt en hebben daarom die fusie bewerkstelligd. We hebben de Robin-pas uitgewerkt. Dat zijn allemaal nieuwe concrete initiatieven die hardmaken dat het echt wel een doelstelling is die breed binnen deze regering wordt gedragen.
Dan kom ik tot het gebruik van de middelen ICT-infrastructuur. Dat is geen 40 euro, maar 42 euro per leerling voor ICT-infrastructuur, boven op het bedrag voor het toestel. In het geval van het secundair onderwijs is dat boven op die 510 euro. Rubriek 7 bevat informatie over de concrete regels voor het aanwenden van de middelen. Ik citeer: “Indien er middelen voor de passende toestellen voor de leerlingen over zijn en de doelstelling is bereikt, kunnen deze resterende middelen aangewend worden voor ICT-infrastructuur in de ruime zin.” Opnieuw, ga toch eens kijken op digisprong.be.
De middelen zoals beschreven in het besluit van de Vlaamse Regering moeten in eerste instantie ingezet worden voor de doelstelling waarvoor zij bedoeld zijn. Wanneer de doelstelling bereikt is met Digisprongmiddelen, kunnen die ook worden ingezet voor andere doelstellingen, zoals de ruimere ICT-infrastructuur. Wanneer een school dus reeds geïnvesteerd heeft in een toestel voor elke leerling of wanneer een school toestellen koopt die goedkoper zijn dan het bedrag dat ze krijgen per leerling, dan kunnen ze de overblijvende middelen inzetten voor hun algemene ICT-infrastructuur, onderhoud, service, digitaal lesmateriaal, software enzovoort.
Er is ook gevraagd naar de ICT-coördinatoren. We grijpen het momentum aan om de ICT-coördinatoren recht te doen en te geven waar ze recht op hebben. Het invoeren van het ambt ICT-coördinator, een ambt waarin men ook benoemd kan worden, is alvast een eerste grote stap om de job aantrekkelijker te maken en meer ICT-coördinatoren aan te trekken. Ik heb daarnet al een en ander verklapt wat betreft de knelpuntvakken – ook ICT – over zijinstroom en het meenemen van anciënniteit uit de privésector. Dat zullen we daar ook in steken. Dat is ook nog eens faciliterend.
Bovendien werden de puntenenveloppes gevoelig opgetrokken, voor een waarde van 22 miljoen euro recurrent op jaarbasis. Hiermee komen we tegemoet aan heel wat verzuchtingen van de Vlaamse ICT-coördinatoren Liga.
Er werd wat minnetjes gedaan over het bedrag van 510 euro per scholier. Ik denk dat u twee jaar geleden had geduizeld en me voor gek had verklaard als ik toen had gezegd dat we ervoor zouden zorgen dat we Digisprong zouden realiseren met onder andere 510 euro per leerling voor ICT-toestellen. Maar het is niet alleen dat. Het gaat ook over opleiding en vorming van leerkrachten om aan de slag te gaan met de nieuwe digitale mogelijkheden.
Ik wil hier toch ook eens kort de internationale en intra-Belgische situatie schetsen. Het is namelijk zo dat op dit moment heel wat Europese landen kampen met een enorme schaarste aan laptops. Wij hebben gelukkig sneller geschakeld. Zelfs met een ICT-noodoplossing heb ik 15.000 laptops van de markt afgeroomd. Diegenen die een beetje later waren, hadden niets meer, want de markt was gewoon leeggeplunderd omdat wij in één beweging op heel wat beslag hadden gelegd.
Er was de snelle en forse investering van de eerste schijf in het Vlaamse onderwijs van maar liefst 230 miljoen euro. Die heeft ervoor gezorgd dat de Vlaamse markt sneller aantrekkelijker en volwassener werd dan andere regio’s en buurlanden. Plots zie ik dat de grote spelers zich beginnen te richten op de scholen. De grote spelers beginnen elkaar concurrentie aan te doen – keigoed –, niet alleen inzake ICT-toestellen maar ook op het vlak van lesmateriaal, van inhoud en andere softwaremogelijkheden. Door die boost te geven, hebben we ervoor gezorgd dat verschillende marktpartijen plots getriggerd werden en dat de concurrentiestrijd is losgebarsten. Zeer goed. Dit maakte dat scholen die klaar waren voor Digisprong, alsook de onderwijsverstrekkers, snel konden reageren ten opzichte van onze buurlanden en andere gemeenschappen door het sneller plaatsten van bestellingen, het afsluiten van raamovereenkomsten, het opvragen van offertes enzovoort.
Wat het bedrag van 510 euro specifiek betreft, kan ik enkel maar vaststellen dat commerciële spelers hun aanbod afstemmen op de investeringen van Digisprong. Als je 510 euro geeft, zal er ongetwijfeld iemand rechtstaan en vragen waarom het geen 710 euro is. Als je 710 euro geeft, dan zal een ander vragen waarom het geen 910 euro is. 510 euro is niet het resultaat van een dartspel, dan wel van een voorafgaande studie. We hebben een vooronderzoek door het Departement Onderwijs en Vorming laten uitvoeren. Ook de bestaande raamovereenkomsten werden in deze marktverkenning meegenomen.
Tot slot was er de vraag over bijkomende impulsen. De volgende schijf voor volgend jaar bedraagt 114 miljoen euro. Er zijn ook de recurrente bedragen. Ik denk dat we financieel vanuit de Vlaamse Regering een ongelooflijke boost geven. Het zal ongetwijfeld nooit genoeg zijn. Alle scholen verschillen en op de vierduizend zijn er altijd die hun boekje te buiten gaan. Daarvoor heb ik de paden aangeduid van mogelijkheid tot beroep, maar toch altijd eerst even kijken wat de ouders voorafgaand al hebben goedgekeurd. Er zijn mogelijkheden tot beroep via de schoolraad en finaal via de Commissie Zorgvuldig Bestuur. We kunnen er op grond van dialoog en als dat niet lukt via arbitrage bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur voor zorgen dat we de meest negatieve uitwasemingen van deze grote Digisprong kunnen bekampen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Uiteraard is Digisprong positief, maar ik vind het zo ongelooflijk jammer dat al die aankondigingen over gratis laptops uiteindelijk vooral een typische ‘Ben Weyts- goednieuwsshow’ zijn gebleken, waarvoor sommige ouders nu ook de rekening krijgen gepresenteerd, want in sommige gevallen zijn die laptops dus helemaal niet gratis. De kwestie is absoluut niet dat scholen niet zelf moeten kunnen bepalen hoe ze een laptopbeleid vormgeven. Dat moet inderdaad op maat kunnen. Sommige scholen stonden al verder dan andere. Daar gaat het helemaal niet over. Dat vinden wij trouwens ook. Ik vind wel dat het uitgangspunt had moeten zijn dat elke school een beleid uitdokterde dat inderdaad vertrok van het idee dat elke leerling een laptop ter beschikking zou krijgen. Voor mij zijn laptops even cruciaal als schoolboeken en schrijfgerief en ze zullen dat in de toekomst nog veel meer worden. Ze moeten dus inderdaad gewoon gratis ter beschikking worden gesteld, niet alleen de komende twee schooljaren maar in de toekomst, ook als de relancemiddelen al lang zijn uitgeput. Daar zullen we van mening over blijven verschillen.
Als we dat uitgangspunt betonneren, dan is de maximumfactuur voor mij echt het enige mogelijke sluitstuk van een kostenbewust beleid, want anders zul je toch altijd naar een situatie gaan waarbij er dure scholen en goedkope scholen zijn. Er zijn inderdaad veel goedkope scholen die vandaag bewijzen dat het mogelijk is om met die 510 euro gratis laptops ter beschikking te stellen. Maar er zijn ook dure scholen die wel kosten aanrekenen. 500 euro aan het begin van elk schooljaar voor een laptop, zeker als je meerdere kinderen hebt, is voor veel gewone Vlamingen onbetaalbaar.
Dan zwijg ik nog over de scholen waarvan je je soms kunt afvragen of ze niet bewust de kosten opdrijven omdat ze een bepaald publiek willen buitenhouden. Dan kunnen al uw goedbedoelde aanmoedigingen om het kostenbewust aan te pakken niet helpen. Voor mij is het heel duidelijk: elke school die op die manier probeert te functioneren, is er eentje te veel. Voor mij moet niet je portemonnee bepalen welke school je kunt kiezen. Dus is de maximumfactuur het enige antwoord. Dat kan uiteraard gedifferentieerd op basis van de richtingen. Ik snap ook wel dat je daar niet één bedrag op kunt plakken.
Ik hoop dat u het in ieder geval met mij eens bent, of het nu gaat over digitalisering of het ter beschikking stellen van laptops of al het andere basismateriaal dat je nodig hebt om je schoolcarrière tot een goed einde te brengen, dat we niet kunnen aanvaarden dat er scholen zijn waar sommige leerlingen geen toegang toe hebben omdat ze te duur zijn. Andere scholen slagen er wel in om betaalbaar onderwijs aan te bieden, en zo zou het moeten zijn voor iedereen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u de vrijheid laat voor het inzetten van de middelen, dat u mogelijkheid geeft tot maatwerk. Dat is allemaal te begrijpen, zeker gelet op de vrijheid van onderwijs die in ons land heerst en heel erg belangrijk is.
Er is natuurlijk wel een verschil tussen vrijheid laten maar toch ook een duidelijk kader, duidelijke regels creëren zodat excessen niet zouden voorkomen. U zegt dat men naar de schoolraad kan gaan en naar de Commissie Zorgvuldig Bestuur, en dat is allemaal waar, maar een alleenstaande moeder die hard moet werken, zal natuurlijk minder geneigd zijn om in die schoolraad vertegenwoordigd te zijn omdat ze daar de tijd niet voor heeft en misschien ook niet weet hoe ze dat moet doen. Daarom was het beter geweest dat de regels zodanig waren dat excessen niet konden voorkomen.
Hetzelfde met de discussie over ‘bring your own device’. Er waren inderdaad pioniersscholen die niet mochten worden gestraft, maar blijkbaar zijn er toch ook scholen die nu pas met die laptops beginnen en leerlingen toch verplichten om een eigen toestel aan te kopen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van uw Digisprong. U zegt dat er in dialoog moet worden gegaan met de school, en dat klopt allemaal, maar het zijn altijd de meest kwetsbaren die dat niet kunnen en uiteindelijk zeer diep in hun buidel moeten tasten om dit voor hun kinderen te kunnen voorzien.
Ik vroeg of het geld van de ICT-infrastructuur voor de eerste pijler kon worden gebruikt. U zegt dat dat mag, maar er zijn verhalen bekend waarbij het aanbrengen van de infrastructuur op school voor die laptops wordt doorgerekend aan de ouders. Dat is gebeurd. Ik vraag me af of dat wettelijk is en of dat mag. Was er ook hier geen duidelijker kader nodig geweest om ervoor te zorgen dat dit allemaal niet zou kunnen gebeuren?
Dan kom ik tot bij mijn kritiek op al uw sprongen. Dat waren visienota's. Ik heb bij de bespreking van die sprongen al gezegd dat ook de Raad van State stelde dat dit op gespannen voet zou staan met het legaliteitsbeginsel in het onderwijs. Dat betekent dat alle essentiële regelingen verplicht per decreet gebeuren. U hebt die verschillende nota’s. Over Digisprong staan alleen de grote lijnen vermeld, maar geen exacte uitvoeringsmodaliteiten. Ook wij hier in het parlement, en zeker in de oppositie, weten dan ook vaak niet hoe dat allemaal in de praktijk vorm zal krijgen. Ik denk dat het hier ook een beetje misgelopen is omdat dat allemaal nog niet duidelijk genoeg was. Daarom dat ik die manier van werken hier nog eens hekel.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik wil enkel aan de collega’s zeggen dat ze niet mogen vergeten vanwaar we eigenlijk komen. Er is een enorme, gigantische inhaalbeweging moeten gebeuren voor – om nog eens het mooie woord van de minister te gebruiken – die ‘remontada’, waar we hier eigenlijk mee inzetten. Er zullen altijd wel groeipijnen zijn, als er zo een enorme operatie is. Maar de ondersteuning is er echt wel degelijk.
Ten tweede, ik vind dat we ook zeker voldoende keuze moeten laten voor de autonomie van de scholen. Dat mogen we niet loslaten. Dat is heel erg noodzakelijk. De pedagogische noden verschillen inderdaad van school tot school, ook op het vlak van digitalisering. Ik zou willen vragen om te stoppen met extra regeltjes, de maximumfactuur en overal bedragen op te plakken, want dat werkt niet. Maar de vrijheid die we geven, betekent natuurlijk ook verantwoordelijkheid voor de scholen en uiteraard ook transparantie in de facturen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de scholen daar heel goed over communiceren en dat zij hun keuze ook onderbouwd verantwoorden. Anders ontstaat er uiteraard onvrede. Daarom vind ik het wel heel belangrijk dat de besteding van de Digisprongmiddelen goed gecontroleerd wordt.
Ik heb een bijkomende vraag. Ik hoop dat u daar nog niet op geantwoord hebt, want u hebt enorm veel informatie gegeven. Ik herinner me dat u in een vorige commissievergadering vertelde dat het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) ook de aanwending van die middelen zou opvolgen en controleren. Is daar al mee gestart? Wat gebeurt er als een school de toekenningsvoorwaarden niet naleeft? Zijn er zo al gevallen voorgekomen?
De heer Danen heeft het woord.
Minister, u maakt er natuurlijk een karikatuur van, zeker in het begin van uw antwoord. Nadien bent u wat meer naar de cijfers gegaan. Er is niemand die hier wil dat er één regel komt, één laptop voor heel Vlaanderen en dat iedereen moet volgen. Niemand wil dat. Wat we wel willen, althans vanuit onze fractie, is dat we de uitwassen van het systeem proberen weg te werken. U weet evengoed als ik: als het over zo veel geld gaat, honderden miljoenen euro’s die we in een systeem steken, dan zijn er altijd wel uitwassen. Ik zeg niet dat er fraude is, dat is nog iets anders. We moeten de onbedoelde effecten proberen aan te wenden of aan te pakken.
Bijvoorbeeld, u spreekt over scholen die het ‘bring your own device’-principe al hanteerden en daarmee willen verder gaan. Die mogen dat. Maar er zijn ook leerlingen die dat principe al hanteerden. Vorig jaar tijdens corona is er een hele tijd afstandsonderwijs geweest. U weet dat beter dan ik. Toen hebben heel wat ouders al geïnvesteerd in goede laptops. Een goede laptop is vaak een laptop met een goed besturingssysteem, een goede browser en een aantal officeprogramma’s of OpenOffice. Dat volstaat voor de meeste richtingen. En toch worden de ouders door een aantal scholen verplicht om een nieuw toestel te kopen. Ik vind dat absoluut buiten alle proportie. Dan mag het nog in schoolreglementen staan en in schoolraden besproken zijn. Ik vind dat iets waarvan we van bovenaf wel moeten kunnen zeggen: dat kun je niet doen. Je kunt als school wel vragen dat je als scholier moet beschikken over een bepaald toestel met bepaalde specificaties. Maar volgens mij kun je nooit zeggen: je moet dat toestel kopen, bij die leverancier en binnen die termijn. Dat vind ik echt buiten alle proportie. Net zomin als je een rekenmachine moet kopen bij die winkel, van dat merk. Je moet wel zorgen voor een rekenmachine met die specificaties. Dat zou voor een laptop ook zo moeten zijn. Ik heb een lijst van tientallen scholen die zich daaraan bezondigen, die aan hun leerlingen opleggen om dat toestel te kopen, te nemen of te laten. Wilt u iets doen om die uitwassen aan te pakken?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, we vernemen inderdaad dat sommige ouders moeten instaan voor de aankoop van een laptop voor hun kinderen of dat in sommige gevallen ICT-kosten worden doorgerekend. Voor sommige ouders is dat financieel onhaalbaar, zeker als er meerdere schoolgaande kinderen zijn in een huishouden. Ik denk dat de communicatie naar de scholen op punt stond. U haalde die ook aan: er is de website Digisprong, er was de omzendbrief. Heel wat scholen gaven ook het goede voorbeeld. Ze hebben getoond dat het budget dat ze ontvangen hebben, kostendekkend kan zijn. Er zijn bovendien andere potjes – minister, u hebt ze zelf aangehaald – die aangesproken kunnen worden om die mogelijke extra kosten te dekken. Toch is het in sommige scholen anders uitgedraaid. Ze hielden er andere keuzes op na – wat hun volste recht is –, die meerkosten voor de ouders met zich meebrachten. Deze gevallen zijn wel in de minderheid. In deze gevallen steun ik dan ook de oproep van de minister naar de ouders om in dialoog te gaan met de schoolraad. Het is ook belangrijk dat de scholen een transparant kostenbeheersend beleid voeren naar de ouders en ruim op voorhand, zodat de ouders weten waar ze aan toe zijn en waarbij ook de mogelijkheid bestaat dat de kosten over het hele schooljaar gespreid betaald kunnen worden, in schijven. Dat is toch het minste wat men kan doen.
Minister, u vindt dat ook belangrijk, hoor ik. Het is ook vervat in het Vlaams regeerakkoord. Hoe kunnen we schoolbesturen hierin nog beter sensibiliseren en begeleiden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik vind het een interessant debat. Ik wil in twee zaken nog even tussenkomen. Ten eerste, collega Grosemans en de minister haalden terecht aan dat als er in het onderwijs middelen gegeven worden, er natuurlijk ook verificatie op bestaat. Dat is een belangrijk principe, gelukkig maar. Dat is iets waar hier gebruik van gemaakt kan worden. Zijn er scholen die de grenzen opzoeken? Ja. Ik hoor altijd zeggen dat koepels ook goede dialogen met scholen opstarten en dat zij dergelijke cowboys willen aanpakken. Ik wil dan hier ook de oproep doen aan die mensen om de daad bij het woord te voegen in een actieve ledenorganisatie. Ik zie ze dan ook in een andere hoedanigheid brieven ondertekenen voor zo laag mogelijke kosten. Ik neem aan dat dat dan ook in de andere richting werkt en dat die koepels ook de scholen zullen aanspreken.
Collega Danen, ik heb nog een kleine randbemerking. Ik snap wat u zegt over ‘bring your own device’. We hadden het daarnet over de leerkrachten wiskunde. Zij zeggen meestal: een rekenmachine, Texas instrument, 40i, Galaxy. Waarom zeggen ze dat met zoveel namen? Op het moment dat de leerlingen dan samen in de klas bij statistiek een curve gaan uitrekenen en de ene heeft een Texasrekenmachine, de andere een Casio, nog iemand anders een van een ander merk, dan is die leerkracht een vol lesuur aan het uitzoeken hoe je met een bepaald merk een grafiek verkrijgt in de plaats van effectief te gaan werken. Ik kan ergens wel volgen dat scholen op die manier toch een richtlijn meegeven, ook voor de ondersteuning van leerlingen en voor de haalbaarheid van de ICT-coördinator. De job van ICT-coördinator is hier toch al een paar keer aan de orde is geweest. Of ze dan geen eigen toestellen mogen meebrengen, is nog iets anders. Dat is iets dat binnen de school afgesproken moet worden. Ik doe toch de oproep – dat is toch een debat dat van nabij gevolgd zal worden – aan leerkrachten, schoolraden, lokale onderhandelingscomités (LOC’s), maar ook koepels dat we niet ons hele beleid voeren op die ‘outliers’ – zo wil ik ze toch noemen –, want dat zou toch wel raar zijn.
De heer De Gucht heeft het woord.
Het is een interessant debat. Het is vooral een debat dat ons wijst op de uitdaging die voor ons staat, om de eenvoudige reden dat diegenen die juist het moeilijkst bereikt worden en die ook de moeilijkheden in verband met informatica hebben, natuurlijk diegenen zijn die bij de scholen die doorrekenen het hardst getroffen worden. Ik denk dat daar toch de grootste uitdaging ligt. Het onderwijs is door corona op een versnelde manier moeten gaan digitaliseren. Minister, ik denk dat u daar alles aan gedaan hebt om daar echt wel snelheid te nemen. Maar de realiteit is dat dat een uitdaging is voor de volgende jaren. Dit is niet meer gewoon corona, maar: op welke manier gaan we er in dit veranderende landschap op onderwijsvlak voor zorgen dat elke leerling meekan? Ik denk dat dat een heel grote uitdaging is. Dan gaat het inderdaad over op welke manier we ervoor zorgen dat leerlingen die uit een economisch moeilijkere situatie komen, daar op een goede manier in opgevolgd worden. Ik heb geen probleem met vrijheid, mijn partij staat daarvoor, maar de vraag is in welke mate je hier niet die vrijheid moet beperken om te voorkomen dat je scholen krijgt met twee snelheden op het vlak van een financieel beleid naar de ouders. Ik denk dat dat een reëel gevaar is, waar we toch enorm voor moeten waken.
Collega’s, ik sluit ook nog graag aan. Minister, ik heb alvast genoteerd dat u aangeeft dat scholen inderdaad mogen verschillen, dat maatwerk moet kunnen, dat scholen eigen keuzes moeten kunnen maken. Dat is iets dat zeker past in ons pleidooi om de vrijheid van onderwijs te garanderen en te waarderen. Gratis is een woord dat vaak verschillende ladingen dekt. Gratis is niet altijd gratis. Het is allemaal heel kort dag geweest. We hebben heel veel appreciatie en waardering voor de vele middelen die voor ICT vrijgemaakt zijn. Toch zijn er op het terrein nog wat onduidelijkheden. Als je het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) en de omzendbrief erbij neemt, maakt dat heel veel duidelijk. Toch heb ik nog een vraag. Minister, misschien is een helder antwoord de oplossing. Moet er een verband zijn tussen die 210 euro en het af te spreken bedrag dat in vermindering gebracht kan worden voor de schoolrekening? Zijn die afspraken beperkt tot één schooljaar of kan dat verspreid worden over verschillende schooljaren? Eigenlijk hebben de leerkrachten of de ouders daar momenteel geen zicht op. De vraag is heel duidelijk: moet daar een link zijn? Kunnen we daar vanuit de overheid een link leggen? Dat is een vraag die ik heel vaak krijg, en wellicht veel collega’s ook. Dat kader is dus misschien nog iets dat we duidelijker moeten stellen.
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Beckers, u zei dat er een gebrek aan informatie is vanuit de oppositie: ‘We hebben er geen zicht op hoe dat allemaal geregeld is.’ Er staat u niks echt in de weg om u te informeren: www.digisprong.be. Ik ben er, voor de zekerheid, nog eens gaan kijken terwijl u uw opmerkingen formuleerde. Daar staat een hele uitleg. Ook de omzendbrief staat er in detail. Die staat er volledig in. U hebt zelfs geen computer nodig. U kunt met uw smartphone eens kijken. Ik zal dan ook gewoon voorlezen en meteen een antwoord geven op vragen die hier gesteld worden. “De bestedingstermijn, de middelen voor Digisprong moeten niet allemaal worden aangewend op het moment dat ze worden ontvangen. De middelen dienen via aankoop, huur, leasing of huurkoop aangewend te worden voor de doelstelling waarvoor ze zijn toegekend en dit ten laatste in het schooljaar 2022-2023. Scholen krijgen zo de tijd om te werken aan een doordacht ICT-beleid. (…) Schoolbesturen die reeds in het schooljaar 2020-2021 werken met een huur-, huurkoop- of aankoopprogramma voor ICT-toestellen kunnen de middelen uiterlijk tot en met het schooljaar 2023-2024 aanwenden.”
Er werd een andere vraag gesteld over controle. Dat is rubriek 5 ‘Aanwending van en controle op de middelen’. “De middelen moeten worden aangewend voor het doel waarvoor ze zijn toegekend. AGODI zal de aanwending van de middelen opvolgen en controleren. Een digitale tool” – die heb ik daarstraks vermeld, die we tot stand gebracht hebben in samenwerking met Audit Vlaanderen – “om over de aanwending van deze middelen te rapporteren zal later door het agentschap aan de schoolbesturen ter beschikking worden gesteld.” Voor alle duidelijkheid: deze omzendbrief dateert van mei. “De schoolbesturen zullen van AGODI hieromtrent ook de nodige instructies ontvangen. Schoolbesturen verantwoorden de aanwending van de middelen op basis van facturen of andere verantwoordingsdocumenten met datum vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 augustus 2023. Voor schoolbesturen die reeds in het schooljaar 2020-2021 werken met een huur-, huurkoop- of aankoopprogramma voor ICT-toestellen is de uiterste datum van een verantwoordingsdocument 31 augustus 2024.” Dat gaat over wat we hier daarstraks ook besproken hebben: de frontrunners, de early adopters die we de mogelijkheid gegeven hebben om ook met alternatieve systemen te werken.
Ook de verantwoordingsdocumenten, aankoopfacturen, kassatickets,... staan in detail uitgelegd. Ik raad u de lectuur van harte aan. Er staat ook gedetailleerd uitgelegd welke toestellen, mijnheer Danen. U verwijst naar de systematiek van sommige scholen – nogmaals, er zijn ‘outliers’ – maar je moet soms bekijken waarom een school deze of gene procedure hanteert. Meestal zit daar wel een ratio achter die u vanop die stoel in Brussel niet altijd volledig kunt zien. Als een school bijvoorbeeld zegt dat men verplicht dit toestel in die winkel moet gaan halen, dan is het waarschijnlijk omdat die school een raamovereenkomst heeft gesloten met die betrokken handelaar, en dat daar aan een verminderd tarief een ICT-toestel kan worden verworven. Ik weet het niet, maar er zijn altijd wel wat antwoorden. Het is niet altijd roekeloosheid of geldgewin dat speelt in hoofde van de scholen.
Er zijn zeldzame excessen, absoluut, waarbij je vanuit ons perspectief kunt denken: waarom doet men dat nu? De cumulatieve voorwaarde die de Commissie Zorgvuldig Bestuur naar voren geschoven heeft, is dat de bijdrageregeling opgenomen moet zijn in het schoolreglement. Dat is toch wel een belangrijke kapstok. En er zijn nu inderdaad klachten ingediend bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur, met betrekking tot de factuur en het bedrag dat men vraagt. Ik weet niet of er in het geval van die klachten effectief een bijdrageregeling was opgenomen in het schoolreglement. Dat weet ik niet. Maar als de school dat wel gedaan heeft, ja, dan kun je nog zeggen dat het een discutabele keuze is, maar men kan niet zeggen dat men op voorhand niet geïnformeerd was, want het schoolreglement is toch iets waarvan je jezelf moet vergewissen.
Trouwens, de Commissie Zorgvuldig Bestuur zegt ook dat de bijdrageregeling moet beslist zijn in de schoolraad, en ook vooraf moet zijn aangekondigd. Daarnaast – dat heb ik u gezegd – hebben we de digitale monitoring. We gaan steekproeven doen, en bij de scholen die tegen de lamp lopen, zullen de bedragen worden teruggevorderd. Er is dus ook een sanctiemechanisme. Er is een controlemechanisme en er is een sanctiemechanisme voorzien.
Er is nog één puntje dat ik over het hoofd had gezien, rond de teldatum, waar kritiek over bestond. Je hebt natuurlijk altijd een teldatum nodig. We hebben gewoon de teldatum gebruikt die we voor alle andere zaken gebruiken. Dat is toch evident. Je moet ergens landen, en dus hebben we gewoon de standaardteldatum gebruikt. Dat is de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar. De lestijden, uren, punten die een school krijgt voor het schooljaar 2020-2021 zijn dus gebaseerd op het aantal leerlingen op 1 februari 2020. Je moet ergens het mes laten vallen. De ene school zal misschien in tussentijd meer leerlingen hebben, maar er zullen er ook zijn met minder leerlingen. Op dat vlak is het een ‘zero sum game’. Het is altijd voor discussie vatbaar, er zijn andere telmomenten geweest, maar men is na veel afwegingen finaal gekomen tot 1 februari als het meest aangewezen telmoment. Ik denk dat dit, tot tegenproef, het beste moment is.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel, minister. Collega Grosemans, natuurlijk is Digisprong een gigantische sprong voorwaarts. Ik ben ook begonnen met dat toe te juichen. Alleen zal ik nooit aanvaarden dat er ook maar één kind is dat uit de boot valt, dat niet naar een bepaalde school kan omdat de laptops die daar worden aanbevolen – zeg maar verplicht – gewoon te duur voor zijn of haar ouders. Al dan niet bewust, want er zijn ook scholen die dat bewust doen, omdat ze een bepaald publiek liever buiten hun deuren houden. Ik heb u zelf horen zeggen dat dat soort cowboys bestaat. Ik vraag me dan echt serieus af of oplossingen zoals ‘in dialoog gaan met de school’ of, in een volgend stadium, naar de Commissie Zorgvuldig Bestuur stappen, realistisch zijn. Ik weet niet hoeveel mensen jullie kennen die het moeilijk hebben. Er zijn er veel meer dan je denkt, die op het einde van de maand hun facturen aan elkaar gepuzzeld moeten krijgen. Om dan de stap te zetten naar het schoolbestuur, of naar de schoolraad, om te gaan zeggen dat het niet helemaal gaat lukken, dat men financiële problemen heeft, dat komt met een gigantisch gevoel van schaamte. Ik vind dat je daar niet allemaal zo makkelijk moet over gaan, alsof het snel opgelost is met het schoolbestuur, of de Commissie Zorgvuldig Bestuur.
Dat is volgens mij niet het antwoord. Het echte antwoord is de maximumfactuur. Die heeft in het basisonderwijs bewezen dat ze werkt als garantie dat elke school een kostenbewust beleid gaat voeren. En, niet vergeten, collega’s, dat er een lijst wordt aangelegd van basismateriaal dat gratis ter beschikking moet worden gesteld aan elke leerling om zijn schoolcarrière te kunnen afmaken. Voor ons horen laptops daar vandaag bij. Natuurlijk moeten scholen dan ook de middelen krijgen om dat waar te maken, niet alleen op het moment van de relance, maar ook gewoon altijd, in de toekomst.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik ben ervan overtuigd dat we in se allemaal dezelfde bedoeling hebben. Zeker nu met Digisprong is een van de belangrijkste betrachtingen natuurlijk de digitalisering van ons onderwijs te versterken, maar ook de sociale kloof in ons onderwijs te dichten. We hebben tijdens de coronacrisis gezien dat er een heel groot verschil bestond tussen de leerlingen onderling. Maar u kunt niet ontkennen, minister, dat er op 1 september toch heel wat ouders voor verrassingen zijn komen te staan. Ze hebben gehoord dat er door u aan de leerlingen gratis laptops beloofd werden, en dat was in de praktijk niet altijd het geval. Dat is eigenlijk gevaarlijk. Ik denk dat het zelfs het geloof in de politiek op de lange termijn ondermijnt, en dat er op die manier echt wel ouders in de problemen zijn gekomen.
Minister, u investeert geweldig veel geld, en ik wil ook van de gelegenheid gebruikmaken om ook op de verantwoordelijkheid van de scholen te wijzen. Niet enkel u, ook de scholen dragen zeker en vast verantwoordelijkheid. Sommige scholen eisen dat er een toestel wordt gekocht dat duurder is dan die 510 euro die u voorziet. Ze hebben daarvoor de pedagogische vrijheid, maar het is niet altijd nodig om zo’n dure laptop te kopen – in bepaalde richtingen zeker wel, maar in bepaalde richtingen ook niet. Ik kan me aansluiten bij mevrouw Goeman: ook het Vlaams Belang is voorstander van de maximumfactuur in het secundair onderwijs. Een gedifferentieerde maximumfactuur, minister, – misschien hebben we samen een meerderheid, je weet nooit – om te voorkomen dat het beroepssecundair onderwijs (bso) en het technisch secundair onderwijs (tso) daar slachtoffer van worden. Daarom een gedifferentieerde maximumfactuur. Dit soort toestanden, minister, toont de noodzaak daarvan aan. U neemt een heel goede maatregel – Digisprong – om de sociale en digitale kloof te dichten. Maar wat toont de praktijk nu aan? Dat in sommige gevallen die digitale kloof enkel wordt uitgediept. En dat kan toch absoluut niet de bedoeling zijn.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik vind het eigenlijk jammer dat nu de hele tijd de focus ligt op de hardware, op die laptops. Digisprong is echt wel veel, veel meer. Waar gaat het uiteindelijk om? Om wat er met die ICT-toestellen gaat gebeuren. Dat is het versterken van de digitale competenties van onze leerkrachten en van onze leerlingen. Laten we ons daar alstublieft op richten.
Ten tweede, ik kijk ook uit naar het vervolgtraject, en ook naar de rapportering van de Monitor ICT-Integratie in het Vlaamse Onderwijs (MICTIVO). Dan moeten we nog wel wachten tot 2023, denk ik, maar dat gaat ons in ieder geval heel veel leren over dit enorme project. Tot daar mijn tussenkomst.
De heer Danen heeft het woord.
Ja, ik heb dit al een paar keer gevraagd. Als u zo’n groot project uitrolt – iedereen moet toegeven dat het over veel geld gaat, dat natuurlijk vooral van Europa komt, maar dat doet er niet toe –, dan kunnen en zullen er natuurlijk uitwassen zijn. Dat is onvermijdelijk. Ik ga er ook van uit dat de overgrote meerderheid van de scholen, ouders, kinderen daar baat bij zullen hebben, en dat daar niets aan de hand is. Maar het is natuurlijk een kwestie van goed bestuur om te proberen die uitwassen weg te werken en te evalueren. Vindt u het normaal dat twee kinderen, twee broers, begin 2021 een nieuwe laptop krijgen van hun ouders, omdat ze afstandsonderwijs hebben, en die in september opnieuw verplicht worden om een nieuwe laptop te kopen, een soortgelijk toestel? Wel, ik vind dat volledig abnormaal, en ik hoop dat u daarop wilt bijsturen. Ik hoop ook dat ouders, of scholen die ermee te maken hebben, gelijk zullen krijgen als ze aankloppen, want ik vind het absoluut abnormaal dat dit soort toestanden gebeurt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.