Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over de bevraging bij slachtoffers over hun ervaring met justitie
Vraag om uitleg over het onderzoek met betrekking tot slachtofferonthaal
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, in september gaat bij duizend slachtoffers de bevraging over hun ervaringen met justitie van start, met als doel de knelpunten weg te werken en de hulp aan slachtoffers te verbeteren. Om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen, zullen er slachtoffers van alle soorten delicten en alle arrondissementen worden meegenomen in het onderzoek.
Alles zal digitaal plaatsvinden. Er worden daarnaast ook nog 150 slachtoffers bevraagd via hun advocaat die hun insteek kunnen geven vanuit de rechtsprocedure of namens slachtoffers die hun stem niet meer kunnen laten horen. Van een klein deel slachtoffers – 30 à 50 personen – worden ook diepte-interviews afgenomen.
Dat de slachtoffers op de eerste plaats komen, minister, collega’s, is volgens onze fractie niet meer dan logisch. Het in kaart brengen van hun noden en behoeften is dan ook cruciaal om tot een degelijk slachtofferbeleid te komen. Minister, in uw beleidsnota gaf u al aan dat het slachtofferonthaal moet tegemoetkomen aan de specifieke verwachtingen en de context van het slachtoffer. Er is echter nog steeds het probleem van de versnippering, waar deze bevraging op zich niets aan kan noch zal veranderen. Zo is er nog steeds een opdeling van de taken tussen slachtofferhulp bij de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), slachtofferonthaal bij de justitiehuizen en de politionele slachtofferbejegening. Deze zijn momenteel onvoldoende op elkaar afgestemd en de slachtoffers dragen daar dan ook de gevolgen van.
Minister, over welke periode loopt deze bevraging exact?
Wat zal er precies gebeuren met de resultaten?
Welke aspecten worden er specifiek bevraagd?
Hoe zult u ervoor zorgen dat deze bevraging tot een effectieve verandering van het slachtofferbeleid leidt? Zult u hiervoor ook samenzitten met uw federale collega-minister van Justitie?
Ten slotte, welke initiatieven zijn er momenteel al genomen met betrekking tot het actualiseren van het samenwerkingsakkoord van 7 april 1998? Ik kijk alvast uit naar uw antwoord.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik sluit inderdaad aan bij de vraag die de collega net heeft gesteld. In augustus heb ik via de media vernomen dat u een bevraging zou opstarten bij een duizendtal slachtoffers over hun ervaringen met justitie. Blijkbaar past dat voornemen in de toekomstige oprichting van het Vlaams Agentschap voor Justitie dat in de loop van 2022 operationeel zal of zou moeten zijn. Ook advocaten van slachtoffers zullen worden gevraagd om hun insteek te geven vanuit de rechtsprocedure of namens slachtoffers die hun stem niet of niet meer kunnen laten horen. Naast slachtoffers wordt de magistratuur bevraagd om na te gaan wat zij vinden dat beter kan aan slachtofferonthaal.
De bevraging past in uw slachtoffergerichte aanpak, waarbij de hulp aan slachtoffers wordt verbeterd en bestaande knelpunten worden weggewerkt. Dat is eveneens ons streven, vanuit onze Vooruitfractie. Wij ondersteunen dan ook volledig uw initiatief.
Maar we hebben wel een aantal vragen rond de modaliteiten van deze bevraging.
Ten eerste, hoe zal de bevraging precies verlopen? Wie voert de bevraging uit en binnen welke termijn? Wordt daarvoor een extern bureau ingeschakeld?
Ten tweede, kunt u – en dat sluit aan op de vraag van de collega daarnet – de precieze timing toelichten? Waarom werd niet gewacht op de oprichting van het agentschap zelf, zodat zij de bevraging zelf konden doen?
Ten derde, in welke mate kan de bevraging – want het is natuurlijk een bevraging in verband met slachtofferhulp – volgens u bijdragen aan de verdere uittekening van het Agentschap voor Justitie?
Ten vierde, de slachtoffergerichte aanpak vereist niet het minst een goede samenwerking met justitie en politie op federaal niveau, om op dezelfde nagel te kloppen. Hoever staat het concreet met de gesprekken met uw federaal bevoegde collega over het samenwerkingsakkoord uit 1998 rond slachtofferhulp?
Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, zoals jullie weten – ik heb dat ook vrij snel vanaf dag één gezegd – moet er meer aandacht zijn voor slachtoffers. We moeten het debat ook niet voeren boven de hoofden van de slachtoffers; we moeten dat doen in gesprek met hen. Dat is ook de reden geweest waarom ik die bevraging heb gelanceerd, omdat we ook een agentschap Justitie op Vlaams niveau aan het uitschrijven zijn. Ik vind dat dat dan ook een uitgelezen kans. We beginnen vanaf een blanco blad, om daar van in het begin alle besognes, alles mee te nemen. Je kunt dat niet beter doen dan rechtstreeks met de slachtoffers te gaan spreken, hun bevindingen mee te nemen en naar hen te luisteren. Naar aanleiding van die communicatie die we gaan doen, stel ik vast dat heel veel slachtoffers zich ook vrijwillig hebben gemeld. Dat toont ook wel aan dat er echt nood aan is dat zij mee hun ervaring meegeven in het beleid.
Die bevraging zal heel breed gaan. Het gaat van slachtoffers van moord of doodslag tot slachtoffers van seksueel of intrafamiliaal geweld en slachtoffers van geweldsdelicten. Ik heb ook een provinciale spreiding gevraagd. Het is immers nog steeds een realiteit dat bepaalde gerechtelijke arrondissementen intensiever gebruikmaken van slachtofferonthaal dan andere. Ik wil in het nieuwe agentschap die verschillen ook wegwerken en bekijken hoe we dat kunnen doen. Inderdaad, we gaan ook advocaten bevragen die vooral slachtoffers bijstaan. We willen ook de professionele mening horen van magistraten en advocaten over onze diensten, rond welke verbetering zij zien en welke ervaring zij hebben.
Ook die verschillen moeten we wegwerken en we moeten bekijken wat de goeie of minder goeie praktijken zijn. Verder gaan we ook advocaten bevragen om die slachtoffers te bereiken die niet altijd met een even luide stem durven te spreken. We willen ook de professionele mening van advocaten en magistraten over onze diensten; welke verbetering zien ze en welke ervaring hebben ze?
Voor alle duidelijkheid: onze diensten doen natuurlijk geweldig goed werk, maar daar waar we kunnen verbeteren en vooruitgaan – dat geldt in het algemeen, maar zeker in dezen – vind ik dat we dat moeten doen. We moeten daar zonder taboes naar kunnen kijken. Want het is gewoon een uitgelezen moment om dat nu te doen, aangezien we bij wijze van spreken van een blanco blad starten. Je hebt natuurlijk altijd wel een voorgeschiedenis, maar het nieuwe agentschap geeft wel de gelegenheid om daar een nieuw verhaal te vertellen dat vertrekt vanuit de slachtoffers.
Ik ga in op welke vragen er allemaal werden gesteld. Kwam het aanbod van de dienst slachtofferonthaal bijvoorbeeld tegemoet aan de verwachtingen, en aan welke verwachtingen werd niet voldaan? Was het aanbod duidelijk? Is de dienst slachtofferonthaal voldoende bereikbaar? Zorgt de doorverwijzing naar of samenwerking met andere diensten voor problemen? Maar er werd ook gevraagd waarom ze bijvoorbeeld geen beroep doen op slachtofferonthaal. Zo kunnen we onze diensten beter afstemmen op hen, zodat ze wel een beroep op ons zouden doen. Verder wordt hun gevraagd welke elementen ze zouden willen terugvinden op een digitaal platform van slachtofferonthaal en op welke manier we hier meer slachtoffervriendelijk en eenvoudiger te werk kunnen gaan.
Voor deze bevraging doe ik een beroep op de UCLL en de KU Leuven, die de handen in elkaar slaan. We betrekken ook Nederlandse specialisten bij de bevraging omdat er in Nederland al een bevraging van dergelijke omvang is uitgevoerd.
In de periode november-december van dit jaar zullen ze de slachtoffers, magistraten en advocaten op grote schaal bevragen, via vragenlijsten en diepte-interviews. De selectie van de deelnemers zal ook door de universiteiten gebeuren, op een wetenschappelijk onderbouwde manier, zodat we de meest interessante informatie kunnen verzamelen.
De eindrapportage is vooropgesteld voor maart-april volgend jaar. Aan de hand van de resultaten en aanbevelingen uit het onderzoek ga ik dan ook bekijken hoe we de dienst slachtofferonthaal binnen de Vlaamse justitie kunnen optimaliseren zodat we tegemoet kunnen komen aan de noden die slachtoffers hebben. Ook zal ik op basis van die bevraging het digitaal platform voor slachtoffers vormgeven. Bovendien zal ik met de resultaten rekening houden bij de verdere uitbouw van het agentschap Justitie en Handhaving en de herwerking van het samenwerkingsakkoord slachtofferzorg.
Als uit deze bevraging elementen naar voren komen die onder de bevoegdheid van andere collega-ministers ressorteren, zal ik dat ook overmaken aan de collega’s. Zo kunnen ze kijken hoe zij aan die elementen tegemoet kunnen komen.
Zij zijn op de hoogte van de bevraging en het feit dat daar ook mogelijk zaken voor hen zullen uitkomen.
Want dat er nog te veel versnippering is voor slachtoffers, klopt. Ik ben het daar volledig mee eens. Daarom heb ik, naast de bevraging die mijn eigen diensten moet verbeteren, ook het initiatief genomen om het samenwerkingsakkoord slachtofferzorg grondig te herzien. Die hervorming gebeurt in samenwerking met mijn collega-ministers bevoegd voor Justitie federaal, Binnenlandse Zaken en Welzijn, maar wordt wel door mijn kabinet getrokken omdat wij vragende partij waren om het samenwerkingsakkoord van onder het stof te halen. De dingen die in de bevraging voorkomen, zullen we daar op tafel leggen.
Reeds in een eerder antwoord op een vraag van collega Vandenhove heb ik al meegegeven dat hier reeds heel wat stappen zijn gezet. Zoals ik toen aangaf, was er weinig bereidheid vanuit het College van procureurs-generaal om mee te werken aan de herwerking van het samenwerkingsakkoord zolang het Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid niet werd heropgestart. De bevoegde collega’s en ik zijn echter van mening dat de denkoefening rond een eventuele heropstart over een orgaan dat in tien jaar niet meer is samengekomen, de broodnodige hertekening van het samenwerkingsakkoord in het belang van de slachtoffers niet in de weg mag staan. We brachten het College hiervan op de hoogte en besloten om de aanpak over een andere boeg te gooien. We maakten een startnota op met een plan van aanpak en krachtlijnen voor het nieuwe samenwerkingsakkoord. Het uitgangspunt hierbij is steeds dat de samenwerking in dienst moet staan van het slachtoffer en moet vertrekken vanuit het perspectief van het slachtoffer.
Intussen werd deze startnota door alle betrokken ministers gevalideerd en hebben we een werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers van de justitiehuizen, politie, CAW’s, vertrouwenscentra kindermishandeling, het parket en de verschillende betrokken administraties. Die werkgroep gaven we de opdracht om op basis van de krijtlijnen een nieuwe tekst uit te werken en hierbij hun lokale medewerkers te betrekken zodat er een volledig gedragen samenwerking is. Want uiteindelijk zijn zij degenen die in de dagelijkse praktijk geconfronteerd worden met de toepassing van het samenwerkingsakkoord. Een eerste overleg met de werkgroep wordt eind september begin oktober ingepland. In het voorjaar 2022 verwachten we een eerste tekstvoorstel van deze werkgroep. Uiteraard zullen we hier ook de resultaten en aanbevelingen uit de slachtofferbevraging op tafel leggen.
Collega Schryvers, wat uw tweede vraag omtrent de aanwervingen betreft, kan ik meegeven dat er in het personeelsplan dat vorig jaar werd goedgekeurd 16 voltijdsen voorzien waren voor de versterking van de diensten slachtofferonthaal. Dat is een stijging met bijna 50 procent. Gezien de ongeziene omvang van de aanwervingen voorzien in het personeelsplan, namelijk 128 in totaal, en de meer dan 500 sollicitaties, was het een huzarenstukje om deze aanwervingen en de bijbehorende selecties zo snel mogelijk af te werken tijdens corona. Intussen zijn de 16 voltijdsen voor de diensten slachtofferonthaal aangeworven en zullen ze ook allemaal tegen 1 oktober effectief van start gaan.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, heel erg bedankt voor uw antwoord. Ikzelf en mijn fractie volgen u uiteraard volledig als u zegt dat er meer aandacht voor de slachtoffers moet zijn. Aangezien we nu toch bezig zijn over het beleid omtrent slachtoffers, wil ik van mijn tweede tussenkomst gebruikmaken om te peilen naar de stand van zaken met betrekking tot de slachtofferapplicatie die u in uw beleidsnota meldde. We mogen niet vergeten dat ook de veiligheid van slachtoffers uitermate belangrijk is. U gaf in het verleden reeds aan dat er een werkgroep zou worden opgestart om de mogelijkheid van zo’n systeem te onderzoeken. Ik vroeg me af of deze werkgroep al is opgestart, hoever het staat met het ontwikkelen van zo’n systeemapplicatie, of er al bekend is voor wie en in welke omstandigheden deze toepasbaar zal zijn en welke uw termijnvisie hieromtrent precies is.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. U hebt op een aantal punctuele vragen effectief geantwoord.
Ik heb nog twee bedenkingen. Ik ben het met u eens dat het goed is om geen debat over de hoofden heen te voeren. Ik denk dat uit deze bevraging voor wat betreft het onderdeel slachtofferbejegening van het nieuw op te richten agentschap zeker en vast nuttige elementen zullen komen, maar ook niet meer of niet minder dan dat.
In die zin vind ik het wat slachtofferhulp betreft inderdaad heel positief. Maar dat is natuurlijk maar een klein onderdeel van het agentschap.
Ten tweede, u zegt dat we starten met een blanco blad. Dat wil ik toch wat relativeren. Ik benadruk inderdaad – en heb dat in het verleden ook gevraagd – de goede samenwerking met de federale initiatieven. We moeten daar zorg voor blijven dragen. Het is niet omdat we nu in Vlaanderen met een eigen identiteit beginnen, dat we echt met een wit blad beginnen. Ik denk alleen dat we op die manier een aantal dingen die in het verleden zouden tekortgeschoten zijn, kunnen bijsturen. En voor de rest kunnen we de dingen die wel goed gebeurd zijn, op dezelfde manier voortzetten.
Ik huiver er een beetje van – en ik denk dan ook aan het idee dat gisteren werd gelanceerd door een aantal van uw partijgenoten met betrekking tot het crisisbeheer in België, om dat naar Vlaanderen te brengen – dat we binnenkort zaken zullen hebben die op beide niveaus worden behartigd. We hebben wat dat betreft al te veel structuren. Mijn boodschap blijft: samenwerken, samenwerken, samenwerken.
Dank u wel, mijnheer Vandenhove.
Mevrouw Schryvers, u was niet aanwezig bij de originele vraagstelling. Conform het reglement kunt u nu mee aansluiten. Maar uw originele vraag is als dusdanig niet genoteerd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Minister, mijn excuses, het is nog wat zoeken. De commissie Welzijn gaat fysiek door in dit parlement. Dat betekent dat ik van het ene gebouw naar de fractie moest lopen om te kunnen inloggen. En dat vroeg wat meer tijd. De vragen van de collega’s waren al gesteld. Ik heb een stuk van het antwoord van de minister gehoord. Ik zal dat nadien goed nalezen.
Ik zal mijn vraag uiteraard niet opnieuw stellen. Maar ik wil van mijn kant wel graag een aantal bekommernissen meegeven die mee aanleiding waren om de vraag in te dienen toen ik de berichtgeving over de bevraging las.
Ten eerste, zorg voor slachtoffers centraal stellen, dat onderschrijven wij helemaal, minister. Maar u weet – daarover hebben we het al meermaals gehad – dat verschillende diensten bezig zijn met slachtofferzorg, slachtofferbejegening, slachtofferhulp.
Ik had het genoegen om twee weken geleden een Voka-stage (Vlaams netwerk van ondernemingen) te lopen bij de dienst slachtofferhulp van het CAW in Antwerpen. Ik kon daar ook twee cliëntgesprekken meemaken. Ik moet zeggen dat die heel veel indruk hebben gemaakt. Maar die hebben mij ook de noodzaak aangetoond – nogmaals, ik was daar al van overtuigd – van een heel goede afstemming tussen de verschillende diensten die met slachtoffers bezig zijn. Ze hebben een andere taakstelling. Het is gemakkelijk om te zeggen dat we die gaan integreren. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het allerbelangrijkste is dat mensen continu heel goed worden opgevolgd, dat ze weten waar ze terechtkunnen en dat de diensten van elkaar weten waarmee ze bezig zijn en slachtoffers naar elkaar toe kunnen leiden.
Minister, op welke manier wordt daar verder werk van gemaakt? En op welke manier kan die bevraging daar eventueel nog toe bijdragen? Ik heb ook geleerd dat slachtoffers vaak hun verhaal willen doen, en soms ook een hele tijd na de feiten. Bij sommige slachtoffers is er niet dadelijk de nood. Ze moeten kunnen voelen dat ze ook later dan dadelijk na de feiten op hulp kunnen rekenen.
Ik heb ook een tweede vraag. Ik had een aantal vragen gesteld met betrekking tot de invulling van het personeelsplan en de versterking van de diensten voor slachtofferzorg. Ik hoorde in uw antwoord dat er zoals voorzien zestien vte’s bijkomend zijn aangeworven. Dat is natuurlijk zeer goed, want we zagen dat er toch wel zeer veel vragen binnenkomen bij die diensten. Maar mijn vraag is, minister: op welke manier zijn die verspreid over de verschillende justitiehuizen? Want we weten dat de werkbelasting niet overal dezelfde was.
Ik dank u.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Goedemiddag collega’s en minister. Ik vind het absoluut een waardevol initiatief dat u hier neemt. U stelt die slachtoffers centraal in het werk dat u doet. Ik ben dan ook heel benieuwd naar de resultaten die de bevraging zal opleveren.
U zei daarnet dat het eindrapport er in maart-april 2022 komt. Ik vraag me af of u dan ook de resultaten of de aanbevelingen op de een of andere manier aan het parlement kunt bezorgen of voorstellen.
Ik denk, net zoals collega Schryvers het ook benadrukte, dat het zeer belangrijk is om die verschillende diensten op elkaar af te laten stemmen om te zorgen dat er geen versnippering is. Want als je van het kastje naar de muur wordt gestuurd of toch dat gevoel hebt, dan helpt dat ten eerste niet om de zaken te verwerken, en ten tweede kan zo’n heel moeilijke periode voor een hoop frustratie en wanhoop zorgen. Dat mogen we niet vergeten. De bevraging zal ook wel duidelijk maken waar u precies nog kunt ingrijpen.
Minister, ik vind het bovendien zeer goed dat u niet hebt gewacht. Daders wachten ook niet om slachtoffers te maken. Hoe sneller wij die zaken op elkaar kunnen afstemmen hoe beter, denk ik dan. We moeten de drempel voor slachtoffers zo laag mogelijk maken om ten eerste aangifte te doen. Ze mogen niet wachten om aangifte te doen. We moeten inderdaad voor dat vertrouwen zorgen voor slachtoffers; men mag er niet bang voor zijn om een aangifte te doen. Ten tweede moeten ze nadien steun zoeken, hulp zoeken om zich te laten begeleiden. Zo hebben zij het gevoel dat ze er absoluut niet alleen voor staan.
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, bedankt, ook voor de bijkomende vragen. Wat die slachtofferapplicatie betreft: die zit in een overheidsopdracht. De marktbevraging wordt hiervoor in oktober gelanceerd, heb ik begrepen.
Het beter afstemmen van alle soorten van slachtofferzorg gebeurt door het hervormen van dat samenwerkingsakkoord slachtofferzorg, waarmee we nu bezig zijn. Ik heb ook eerder geantwoord op de verschillende vragen. Zoals jullie weten, dateert dat samenwerkingsakkoord van 1996. Helaas, tot op heden heeft niemand het idee gehad om dat toch eens te herbekijken. Ik ben heel blij dat wij daar de trekker van zijn, en dat wij een jaar of een half jaar geleden aan alle betrokken collega’s – Binnenlandse Zaken, Welzijn, Volksgezondheid zat daar ook bij, denk ik – hebben gezegd dat dit eigenlijk niet kan, een samenwerkingsakkoord uit 1996. Er is ondertussen zoveel veranderd, zoveel bij gekomen.
Dat het voor slachtoffers allemaal niet eenvoudig is, daar ben ik het eigenlijk volmondig mee eens. Ik vind het ook allemaal niet evident waar je nu als slachtoffer naartoe moet. Daarom heb ik al mijn collega’s ook aangeschreven, om te zeggen dat ik wil dat dit samenwerkingsakkoord herbekeken wordt, en dat we dat goed gaan afstemmen, zodat het duidelijk wordt waar het slachtoffer terechtkan.
Nu, als je mij helemaal laat doen, zou ik het helemaal anders aanpakken. Maar je zit met een geschiedenis met allemaal verschillende soorten initiatieven als het gaat over slachtofferzorg. Dus ik kan helaas niet van een blanco blad beginnen. Maar het beste wat ik kan doen voor slachtoffers is om er wel voor te zorgen dat alle soorten van slachtofferzorg maximaal op elkaar zijn afgestemd door het hervormen van dat samenwerkingsakkoord van 1996, door dat van onder het stof te halen. Ik ben heel blij dat al mijn collega’s daarop zijn ingegaan en daar ook aan willen meewerken.
Nu, voor de spreiding van slachtofferonthaal wordt uiteraard gekeken naar de werklast, mevrouw Schryvers, naar het aantal inkomende dossiers. Ik denk dat het niet meer dan normaal is dat we op die manier hebben gewerkt. De regio Antwerpen heeft heel veel dossiers als het gaat over slachtofferonthaal, dus de meeste justitieassistenten zullen in Antwerpen ingezet worden. Maar er is uiteraard een evenredige verdeling, en ik denk dat het goed is dat we rekening hebben gehouden met de werklast en het aantal inkomende dossiers.
We zullen natuurlijk kijken wat er uit de bevraging naar voren komt. Als daar zaken zijn die anders of beter moeten, dan zullen we dat ook doen. Dan kunnen we nog verder kijken hoe we gaan herschikken. Maar we moeten geen schrik hebben van een hervorming. Een hervorming moet er altijd komen met het doel om veel beter te doen voor een doelgroep. In dezen hebben we het dan over slachtoffers. Dus in die zin ben ik in ieder geval helemaal klaar om dat agentschap Justitie te hervormen, zodat de slachtoffers op de eerste plaats komen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, nogmaals dank voor uw uitgebreide antwoord. Ik wil kort reageren op de tweede tussenkomst van collega Vandenhove. Collega, ik volg u niet helemaal over de opmerking betreffende de overheveling van bevoegdheden richting Vlaanderen, maar dat zal u waarschijnlijk niet verbazen. Wat we zelf doen, doen we overduidelijk beter, wat mij betreft. Hoe meer bevoegdheden voor Vlaanderen, hoe liever ik het zie.
Minister, ik kan het inderdaad niet genoeg benadrukken dat we het aan de slachtoffers verplicht zijn om hun de juiste zorg en ondersteuning, op maat, te bieden. Onze fractie zal u hierin dan ook steunen op elke mogelijke manier. Alvast bedankt.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voor mij volstaan de antwoorden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.