Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over het interfederale screeningsmechanisme voor buitenlandse investeringen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, uit een schriftelijke vraag die ik in juni heb gesteld, bleek dat verschuivingen binnen het ecosysteem van Vlaamse bedrijven met een buitenlandse zeggenschap tot op heden niet op systematische wijze worden opgevolgd. Het aandeel buitenlandse participaties in Vlaamse bedrijven wordt volgens u niet permanent gemonitord, aangezien dit nog een deels manuele en dus tijdrovende oefening is. Tegelijkertijd blijkt wel dat er een toename is van het aantal ondernemingen uit de niet-financiële economie die voor minstens de helft in handen zijn van een Chinese eigenaar, namelijk van 73 bedrijven volgens de beschikbare cijfers van 2017 naar 99 bedrijven volgens de beschikbare cijfers van 2019-2020.
Een studie uit 2018, uitgevoerd door het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) van de Vlaamse overheid, bracht de conclusie met zich mee dat de bedrijven die onder buitenlandse zeggenschap vallen, erg belangrijk zijn. De 4111 bedrijven die in 2018 onder buitenlandse zeggenschap vielen, waren verantwoordelijk voor 30 procent van de toegevoegde waarde van de niet-financiële economie in Vlaanderen. Tegelijkertijd waren ze ook verantwoordelijk voor bijna 40 procent van de loontrekkende werkgelegenheid in de Vlaamse industrie. Dat is niet niks. Voorzichtigheid is dus ten sterkste geboden wanneer zich verschuivingen voordoen in de buitenlandse zeggenschap over dergelijke ondernemingen.
Minister-president, u verklaarde dat een monitoring van het aandeel buitenlandse participaties in Vlaamse bedrijven een nog deels manuele oefening is. Welke mogelijke aspecten van een dergelijke oefening zijn reeds gedigitaliseerd en welke zijn nog steeds manueel? Plant u nog stappen te ondernemen om een regelmatige monitoring van het aandeel buitenlandse participaties in Vlaamse bedrijven mogelijk te maken? Zo ja, om welke stappen gaat het concreet? Moet hieromtrent eventueel overleg gepleegd worden met de Federale Regering? Zo neen, waarom niet? Beschikt u over cijfers die inzicht geven in de impact van het aantal Vlaamse bedrijven die voor minstens de helft in handen zijn van een Chinese eigenaar? Zijn er Vlaamse bedrijven in handen van Chinese eigenaars die beschouwd kunnen worden als noodzakelijk voor de strategische autonomie van ons land? Dat is een erg belangrijk debat, dat we in het verleden gevoerd hebben.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
In de vorige legislatuur heb ik veel gewerkt rond dit thema. Vlaanderen heeft toen in een decreet ingeschreven dat er voor de overheidsbedrijven die onder Vlaams toezicht vallen, een toezichtsmechanisme is en dat de Vlaamse Regering kan beslissen om een bepaalde overname teniet te doen. Dat is een systeem dat alleen maar achteraf werkt en dat alles of niets is. De deal gaat door of hij gaat helemaal niet door.
Om een beter systeem te hebben en eigenlijk al op voorhand te kunnen inschatten wat er aan het gebeuren is en niet pas achteraf te moeten remediëren, is het hele idee van het screeningsmechanisme op poten gezet. Er is ondertussen ook een Europese verordening gekomen om onze bedrijven beter te beschermen tegen buitenlandse invloeden, in het bijzonder de Chinese. Daar is deze legislatuur op verder gewerkt.
Twee of drie maanden geleden heeft federaal minister Van Quickenborne in de media aangekondigd dat hij met een screeningsmechanisme zou komen, samen met minister Dermagne, die bevoegd is voor Economie.
Wat is de stand van zaken van dat dossier exact? Op welke manier is de Vlaamse overheid daarin gevat? Ik vermoed dat het federale deel vooral betrekking heeft op de aspecten die te maken hebben met veiligheid en openbare orde en het Vlaamse deel vooral te maken heeft met het beschermen van de eigen strategische economische belangen. Hoe moeten we dat juist zien?
Komt er een samenwerkingsakkoord? Is er al een? Dat is eigenlijk de belangrijkste vraag die ik daarover heb.
En om in te haken op wat de collega hier net zei: het is op vraag van, ik denk toen het parlement, dat er een studie is besteld over buitenlandse invloed in strategische Vlaamse economische sectoren. Dat is de studie van 2018. Misschien is het een goed idee – dat was toen ook het plan – om die studie een tweede maal te laten uitvoeren, om een goed zicht te hebben op waar de problematiek precies zit en er onze parlementaire acties daarrond ook op te kunnen afstemmen.
Maar wat is precies de stand van zaken op het vlak van het screeningsmechanisme as such in uitvoering van de Europese verordening, op federaal en Vlaams niveau?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral wat betreft het screeningsmechanisme: sinds de toelichting die ik eind mei heb gegeven in de commissie nam het federaal kabinet-Dermagne het initiatief om de gesprekken te hervatten op basis van een samenwerkingsakkoord. Hiermee werd een duidelijke stap gezet in onze richting. Wij hebben altijd gezegd dat het moest gebeuren op basis van een samenwerkingsakkoord en dat het geen federale exclusieve aangelegenheid moest worden. Er werd dus een duidelijke stap gezet in onze richting.
Het standpunt van de Vlaamse Regering was immers – dat heb ik toen in mei ook gezegd – dat een samenwerkingsakkoord de basis moet vormen voor een volwaardige en evenwichtige deelname aan een interfederaal screeningsmechanisme.
Ondertussen zijn twee interfederale interkabinettenwerkgroepen (IKW’s) gehouden waar het voorstel werd besproken. Uit de gesprekken blijkt dat er toch nog heel wat zaken zijn waarover geen overeenstemming is. Dat houdt onder meer verband met welke overheden wanneer betrokken worden, het al of niet vetorecht van verschillende overheden en de scope van het mechanisme, dat onder meer wordt bepaald door de sectoren waarop de screening van toepassing is. U moet het zo zien: als we dat screeningsmechanisme interfederaal doen, dan moeten we bijvoorbeeld – ik dicht niemand kwade bedoelingen toe, maar je weet niet hoe dat in de toekomst kan zijn – wanneer er belangrijke investeringen zijn in Vlaanderen of vooruitzichten van belangrijke investeringen in Vlaanderen, ervoor zorgen dat het screeningmechanisme niet onterecht wordt ingeroepen om zo’n investering tegen te houden. Daarover willen we toch wat garanties hebben.
Ik zal voor die verschillende punten constructief meezoeken naar oplossingen, al blijft het essentieel – en hiermee stamp ik een open deur in – dat onze bevoegdheden in dezen worden gerespecteerd. De deelstatelijke bevoegdheid inzake buitenlandse investeringen is voor mij hierbij cruciaal en richtinggevend. Mijnheer Van Rompuy, ik richt mij specifiek tot u. Tijdens onze vorige bespreking hiervan hebt u aangegeven dat Vlaanderen het laatste woord zou moeten hebben bij investeringen in ons gewest. Voor mij blijft dat ook hét essentiële punt in dat samenwerkingsakkoord. Maar we zijn daar nog niet door.
Mijnheer Deckmyn, u wijst erop dat het screenen of monitoren van het aandeel buitenlandse participaties een manuele oefening is. De eerste selectie van bedrijven en het bepalen van de Ultimate Beneficial Owner (UBO) is het deel dat redelijk geautomatiseerd verloopt. Daarna dienen er echter manuele controles te gebeuren, vanwege de complexiteit van heel wat internationale bedrijfs- en eigenaarsstructuren. Ik geef een aantal voorbeelden. Is de informatie uit de databanken nog actueel? Is de informatie volledig? Wordt die UBO aan het juiste land toegewezen? Zijn er tegenstrijdigheden tussen verschillende bronnen en, zo ja, welke bron heeft het dan bij het rechte eind? Dat is dus eigenlijk een manuele oefening. Zodra die manuele controles zijn uitgevoerd, kijken we naar de jaarrekeningen van deze ondernemingen om de Vlaamse tewerkstelling en de toegevoegde waarde in te schatten.
U vroeg verder of ik een regelmatige monitoring wil doen van die buitenlandse participaties. Momenteel zijn er geen intenties om de buitenlandse participaties in de Vlaamse bedrijven regelmatig te monitoren. Zoals ik op uw schriftelijke vraag heb geantwoord, betreft dat momenteel nog een al te tijdrovende bezigheid.
In het Vlaams regeerakkoord voorzien we wel het opzetten van dat screeningsmechanisme voor buitenlandse investeringen. Aangezien ook de federale overheid een dergelijk mechanisme wil opzetten, ook op vraag van Europa, vanuit haar bevoegdheden inzake openbare orde en veiligheid, zijn die gesprekken, zoals ik eerder schetste, aan de gang om zo’n interfederaal screeningsmechanisme op poten te zetten.
Ik kom tot de cijfers. Op basis van gegevens die Flanders Investment & Trade (FIT) heeft verzameld, zijn er 109 ondernemingen uit de niet-financiële economie voor minstens 50 procent in handen van een Chinese eigenaar. Het betreft cijfers voor het jaar 2019-2020. De toename met 10 bedrijven in vergelijking met het antwoord op de schriftelijke vraag is het gevolg van het actualiseren van de databanken.
De 109 bedrijven zijn goed voor een tewerkstelling van 15.867 werknemers en een toegevoegde waarde van 866,3 miljoen euro. Dat wil zeggen: ongeveer 4 procent van de totale tewerkstelling en 2 procent van de totale toegevoegde waarde van de Vlaamse bedrijven in de niet-financiële economie die in buitenlandse handen zijn. Uitgebreid naar de volledige Vlaamse niet-financiële economie spreken we over 0,9 procent van de tewerkstelling en 0,5 procent van de toegevoegde waarde. Mijn eerste percentage was dus het percentage Chinezen ten opzichte van het totaal aantal bedrijven in buitenlandse handen – 4 procent wat de tewerkstelling betreft, 2 procent wat de toegevoegde waarde betreft. Als je dan alle bedrijven samenneemt, dus de bedrijven in Vlaamse of Belgische handen en in buitenlandse handen, als je het volledige bedrijfsleven neemt, de niet-financiële economie, dan is dat respectievelijk 0,9 en 0,5 procent.
Dan vroeg u ten slotte of er Vlaamse bedrijven zijn in handen van Chinese eigenaars, die beschouwd kunnen worden als noodzakelijk voor de strategische autonomie. Dat begint eerst en vooral al met de definitie van ‘noodzaak’ en ‘strategische autonomie’. Dat zit in die oefening die we nu binnen dat samenwerkingsakkoord trachten te maken. Ik heb daar dus nog geen indicaties over.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw antwoord. Het blijft voor mij toch een beetje verontrustend om te zien hoe de controle vanuit het buitenland blijft stijgen. Ik vind het ook een goed plan om die studie van 2018 opnieuw te laten uitvoeren, zoals collega Van Rompuy heeft gesteld. Bedrijven die onder buitenlandse zeggenschap vallen, moeten mijns inziens goed gemonitord worden, niet het minst als het uiteraard bedrijven zijn die onder strategische sectoren vallen.
U bent daarnet ook geëindigd met de stelling dat de definitie an sich natuurlijk belangrijk is: wat is strategisch en wat niet? Ik vind het jammer dat we dat onderhand al niet weten, Want als we nu nog niet weten wat strategische sectoren zijn, dan zijn we toch al een eind weg, als je ziet dat het debat ook op Europees vlak aan het woeden is. We moeten opletten dat onze strategische sectoren niet in buitenlandse handen vallen. Ik vind het dus een beetje vreemd dat men nu nog op zoek moet gaan naar een definitie ter zake.
Wat ik ook belangrijk vond van wat u gesteld hebt, is dat we er uiteraard nauw op moeten toezien dat onze eigen Vlaamse autonomie in al die dossiers niet wordt aangetast. Daar sta ik zeker aan uw zijde.
U hebt nog allerhande cijfers genoemd, naar aanleiding van de toename van de buitenlandse controle in onze bedrijven. Op het eerste gezicht lijken die minimaal, maar de stijgende tendens blijft er natuurlijk. Ik zal alvast, zeker in de toekomst, dit dossier verder blijven opvolgen. Maar alvast bedankt voor uw antwoorden ter zake.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden. Het is goed om te horen dat men degelijk werkt op de piste van het samenwerkingsakkoord, dat er een akkoord moet worden gesloten met de Vlaamse Regering en dat onze lijn klaar en duidelijk is: dat we als Vlaanderen het laatste woord willen over investeringen die in Vlaanderen gebeuren. Dat lijkt mij eerlijk gezegd ook de logica zelve.
Wat ik wel wil zeggen, is dat ik denk dat dit dossier vooruitgang moet maken om te komen tot een definitieve regeling. Want in een aantal grote strategische sectoren voor Vlaanderen zijn er een aantal belangrijke investeringen op til. Als het gaat over grote investeringen, dan spreek je ook vaak over kapitaalverhogingen, en dus de mogelijkheid dat een buitenlandse speler intreedt. Denk maar aan de energiesector, die voor een totale omwenteling staat. Ik denk dat het belangrijk is om op de korte termijn te kunnen beschikken over een screeningsmechanisme om dit goed op te volgen. Want de regels zijn weliswaar verstrengd vanuit Europa, zeker ten aanzien van China. Maar we moeten toch waakzaam blijven en zorgen dat we ons eigen systeem zo snel mogelijk op poten hebben. Een aantal grote sectoren staan voor grote investeringen en die gaan dus op zoek naar het kapitaal om dat te financieren. Dat moeten we nauw opvolgen. Dat was wat ik hierover nog te zeggen had.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Het is heel fijn om u terug te zien, net als mijn collega's. Ik wil me heel kort aansluiten bij wat de heer Van Rompuy zegt. Het screeningsmechanisme staat al een tijdje in de steigers. Het is zeer belangrijk dat we daar op korte of op middellange termijn zeker over beschikken. Wat hier gezegd wordt, klopt. Het is nodig om samen te werken met de andere overheden. Het heeft geen zin dat iedereen zijn eigen screeningsmechanisme heeft dat niet afgestemd is. Tegelijkertijd is het belangrijk dat we in Vlaanderen de zeggenschap houden over die investeringen die hier plaatsvinden.
De gesprekken over het samenwerkingsakkoord zijn lopende, maar zijn er nog verdere gesprekken geweest met het Europese niveau? Toen het over de 5G-investeringen ging, hebben we daarvoor nauw afgetoetst met het Europese kader. Voor de rest treed ik collega Van Rompuy volledig bij dat we daar nood aan hebben in Vlaanderen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik zie die noodzaak ook absoluut in. U moet me daar niet van overtuigen. Daarom staat het ook in het Vlaams regeerakkoord. Ik wil niet snel, snel iets slechts maken. We doen er beter aan om een goed samenwerkingsakkoord te maken waarin we niet aan het kortste eind trekken.
De studie van 2018 actualiseren, lijkt mij nuttig. Ik ga dat zeker bekijken. Mijnheer Deckmyn, ik heb me misschien een beetje slordig uitgedrukt als u concludeert dat we nog geen definitie hebben. We hebben natuurlijk onze Vlaamse definitie, maar in dat samenwerkingsakkoord moet men tot een definitie tussen alle partners komen. Daarvan bedoel ik dat we er nog niet uit zijn.
Wat betreft de gesprekken met het Europese niveau: los van het regelmatig gepingpong, denk ik niet dat er met de mensen aan de Europese kant die dat opvolgen, echt fundamentele gesprekken zijn geweest. We gaan eerst proberen om ons samenwerkingsakkoord af te ronden. Dat wordt natuurlijk regelmatig getoetst met Europa.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw antwoord. Wat mij betreft gaat het niet echt om een gesprek te hebben om snel, snel iets slechts te doen. Ik heb soms de indruk dat we net iets te traag evolueren ter zake. Maar goed, hoe sneller we er geraken, hoe beter.
Alvast bedankt dat u ingaat op de vraag om alvast te bekijken of u die studie van 2018 opnieuw kunt uitvoeren. Ik hoop dat dit mogelijk is, want het is wel een noodzaak.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Het zou een goed idee zijn om de studie die er in 2018 gekomen is op vraag van het parlement, ook nog eens uit te voeren om een stand van zaken te hebben. Ik begrijp, minister-president, dat u het belang van het dossier ten volle beseft. Ik dank u dan ook voor de inspanningen die u levert om de Vlaamse belangen op dit vlak te verdedigen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.