Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, collega’s, tot op heden krijgen leerlingen twee uur levensbeschouwing per week. Maar in het GO! heeft men de keuze tussen een van de zes erkende godsdiensten of niet-confessionele zedenleer. Het Vlaamse regeerakkoord voorzag voor het GO! echter in de mogelijkheid om in de derde graad van het secundair onderwijs over te schakelen van twee uur levensbeschouwing naar een uur levensbeschouwing en een uur interlevensbeschouwelijke dialoog.
In de beleids- en begrotingstoelichting bij de begroting 2021 liet u het volgende optekenen, minister: “Ik start de juridische en financiële analyse op om in de derde graad van het secundair onderwijs het gemeenschapsonderwijs over te schakelen van twee uur levensbeschouwing naar een uur levensbeschouwing en een uur interlevensbeschouwelijke dialoog. Op basis van deze analyses neem ik regelgevende initiatieven.” Klaarblijkelijk is die juridische en financiële analyse van de zaak positief uitgedraaid voor de regering, want op maandag 5 juni maakte het GO! bekend dat het dat voornemen effectief in de praktijk zal brengen, in samenwerking met de erkende instanties van de desbetreffende levensbeschouwingen.
Een van de twee uren levensbeschouwing in de derde graad zal dus ingevuld worden met interlevensbeschouwelijke dialoog, waarin de Vlaamse eindtermen inzake burgerschap zullen worden ingeoefend. De leraren van de levensbeschouwelijke vakken zullen daarvoor in coteaching samenwerken en de klasgroepen worden gemengd. Het nieuwe vak zou evenwel vallen binnen het decretale kader van de levensbeschouwelijke vakken. Het zou stapsgewijs worden doorgevoerd, zodat het samenvalt met de modernisering in de derde graad van het secundair onderwijs. In het schooljaar 2021-2022 start er een pilootproject in zes scholen. En in 2023-2024, wanneer ook de modernisering in de derde graad van start gaat, en samen met de invoering van de nieuwe eindtermen burgerschap, wordt het vak breed uitgerold in het GO!.
Minister, ik heb hier een aantal vragen over. Ten eerste: wie gaat dat vak mogen geven? Er is sprake van coteaching tussen de leraren levensbeschouwelijke vakken, dus dat zou een mengelmoes kunnen zijn van alle aanwezige leerkrachten met een theologisch- godsdienstwetenschappelijke of humanistisch-moraalwetenschappelijke achtergrond. Of kunnen ook andere leerkrachten die die vakken tot hiertoe niet gaven, bijvoorbeeld historici, sociologen en zo verder, dat vak geven, aangezien de eindtermen rond burgerschap die daar ook in zitten, tot hun domein behoren? Indien ook die leerkrachten dat mogen geven, hoe zit het dan met de erkenning en certificering van die leraren door de levensbeschouwelijke instanties?
Een tweede vraag gaat over de controle. Wie zal de inhoud van de lessen en het lesgeven controleren? Die blijven natuurlijk binnen de decretale regeling, dus sowieso zullen de inspecteurs-adviseurs van de erkende levensbeschouwelijke instanties hun opdracht behouden, wat ook maar logisch is, maar wat met de eindtermen inzake burgerschap die hier aan bod zouden komen? Komt daar ook controle op vanwege de Vlaamse onderwijsinspectie? Indien ja, hoe komt men tot een werkbare samenwerking tussen die twee controlerende instanties?
Zou je niet kunnen zeggen dat deze hele operatie er een beetje op neerkomt dat men de interlevensbeschouwelijke competenties (ILC’s) gaat verheffen tot een eigen eenuursvak? Sommige leerkrachten hebben echt de indruk dat men een aanval gaat inzetten op de godsdienstige vakken. Daar wordt dan een uurtje afgepitst. Tot hiertoe hadden die in hun twee uur maximaal zes lestijden per leerjaar die ze konden spenderen aan de gezamenlijke projecten. Dat wordt natuurlijk uitgebreid als je er bijna een eenuursvak van maakt. Eén lestijd per lesweek is dertig uren per schooljaar, dus een vervijfvoudiging. Gaan de ILC’s dan ook effectief uitgebreid worden met meer competenties of wordt het aantal competenties behouden, maar kunnen ze er ruimere invulling aan geven?
Met deze ingreep worden de gebruikelijke lessen levensbeschouwing de facto met de helft ingekort. Zal dit geen afbreuk doen aan de rijkheid en veelheid van het eigen specifieke curriculum van bepaalde leerplannen van bepaalde vakken? Wat voor effect zal dit hebben op de inhoud van de vakken? Krijgt de eigen godsdienstles dan een meer catechetische invulling?
Er is enerzijds het GO!, maar daarnaast is er ook het katholieke net, waar men wel de twee uur levensbeschouwelijke les blijft behouden. Wanneer leerlingen willen overstappen van bijvoorbeeld het katholieke net naar het andere net, zal dit dan niet voor moeilijkheden zorgen in de derde graad?
Men had ook kunnen kiezen voor een meer objectief-beschrijvend vak, zoals in bepaalde kringen voorgesteld, namelijk het LEF-concept (Levensbeschouwing, Ethiek, Filosofie). Dat had men kunnen doen, maar dat is blijkbaar niet gebeurd.
Er is een financiële analyse gebeurd. Wat zijn de te verwachten financiële gevolgen van deze ingreep?
Ook het juridische luik is onderzocht. Dat is niet onbelangrijk want de Grondwet garandeert het recht op levensbeschouwelijk onderwijs vanaf de leerplicht, maar spreekt zich niet uit over het aantal lestijden. Hoe zit het met de kleinere godsdiensten? Diegenen die vinden dat er te weinig katholieke godsdienst is, kunnen overstappen naar het katholieke net. Maar iemand uit de protestantse of joodse godsdienst heeft niet zoveel scholen in zijn eigen buurt waar dat aanbod is. Zal dit gevolgen hebben? Is de keuzevrijheid nog voldoende gegarandeerd?
Minister Weyts heeft het woord.
Het GO! en de Erkende Instanties en Vereniging van de levensbeschouwelijke vakken sloten in juni een protocolakkoord van samenwerking om uitvoering te geven aan de bepaling uit het regeerakkoord om in het gemeenschapsonderwijs in de derde graad van het secundair onderwijs over te schakelen van twee uur levensbeschouwing naar één uur levensbeschouwing en één uur interlevensbeschouwelijke dialoog. We gaan voor een gefaseerde uitrol, want het is een novum, waarbij er in oktober al wordt gestart met een proefproject in een beperkt aantal scholen. Bedoeling is om lering te kunnen trekken en die ervaring mee te nemen in een Vlaanderenbrede uitrol. Ik wil dit systeem ‘up and running’ hebben tegen ten laatste het schooljaar 2023-2024, wanneer ook de modernisering van het secundair onderwijs van start gaat in de derde graad van het secundair onderwijs. We kunnen dat laten gelijklopen.
Nu starten we met een proefproject in zes scholen. Concreet wordt daar de helft van de lesuren van de levensbeschouwelijke vakken besteed aan de interlevensbeschouwelijke dialoog, waarbinnen tegelijk aan de eindtermen burgerschap wordt gewerkt. Intussen zijn er twee ontwerpen van leerplannen opgesteld die vertrekken van de nieuwe eindtermen burgerschap en het competentiekader ‘interlevensbeschouwelijke competenties in het kader van dialoog en samenwerking tussen levensbeschouwingen op school’ dat door de Erkende Instanties en Vereniging van de levensbeschouwelijke vakken gezamenlijk werd opgesteld en in 2013 werd aangeboden aan het Vlaams Parlement.
Over de controle: de inhoud zal inderdaad worden beoordeeld door de inspectie levensbeschouwelijke vakken. De realisatie van de eindtermen burgerschap kan door de gewone onderwijsinspectie worden gecontroleerd.
Deze operatie is meer dan enkel het uitbreiden van de tijd die aan interlevensbeschouwelijke competenties wordt besteed. Er is ook uitdrukkelijk afgesproken dat ook de eindtermen burgerschap tijdens dat uur zullen worden gerealiseerd. Het leerplan van de interlevensbeschouwelijke dialoog zal daarom in nauwe samenwerking opgesteld worden door de verschillende Erkende Instanties en Vereniging van de levensbeschouwingen en het GO!.
U wijst erop dat ook een meer algemeen vak zoals LEF tot de mogelijkheden behoorde. In onze beleidskeuze wordt de afstand tussen de levensbeschouwelijke vakken en de andere vakken alleszins kleiner. Uiteraard zou dit niet mogelijk zijn zonder akkoord van de Erkende Instanties en Vereniging van de levensbeschouwelijke vakken, maar nu die kans voorlag, was het zinvol om ze te grijpen. Indien uit de evaluatie van de pilootfase zou blijken dat dit toch niet beantwoordt aan de achterliggende beleidsdoelen, kunnen we nog altijd een andere keuze maken.
Tot slot wil ik het nog hebben over de juridische waarde van deze pilootprojecten. De Erkende Instanties en Vereniging hebben allemaal dat protocol van akkoord onderschreven. Daardoor zijn alle levensbeschouwelijke vakken betrokken en geëngageerd. In advies van de Raad van State ten aanzien van beslissingen van de Franse Gemeenschap werd ook erkend dat we die mogelijkheid hebben, en dat ze rijmt met de grondwettelijke bepaling. Een reductie van die omvang – één uur in het secundair onderwijs – valt dus volgens een advies van de Raad van State binnen de grenzen van het grondwettelijke. Zekerheid daaromtrent heb je natuurlijk alleen maar wanneer desgevallend het Grondwettelijk Hof zou worden gevat door een procedure en zich zou uitspreken ten gronde. Maar de adviezen van de Raad van State boden wel de nodige ruimte.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank, minister, voor het antwoord, maar ik heb niet zo duidelijk gehoord wie dat zal mogen geven. Zijn dat ook vakken voor bijvoorbeeld een leerkracht geschiedenis? Zou die zo’n vak mogen geven? Of gaat het alleen over die mensen die dat vak tot hiertoe gaven, en niemand anders? Het is immers een beetje de vrees dat het eigen vak toch in het gedrang zal komen. Ik begrijp dat men kan bijsturen op basis van de proefperiode, en ik hoop dat dat dan ook zal gebeuren.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Dank, collega Laeremans, voor uw vraag. Ik vind het een heel belangrijk issue om even stil te staan bij het belang van het levensbeschouwelijk onderricht. We zijn nu met een proefproject bezig in de derde graad van het secundair onderwijs. Het is de vraag in welke mate het de bedoeling zal zijn om dat door te trekken naar lagere graden. Dat zal natuurlijk afhankelijk zijn van hoe het proefproject loopt en wat daarvan de evaluatie en de consequenties zijn. Ik vraag dat nu al. Het is misschien een beetje voorbarig, maar ik wil daarmee onderstrepen hoe belangrijk het is om het levensbeschouwelijk onderricht in het onderwijs te hebben. We zoeken allemaal op een bepaald moment naar onze identiteit, naar onze waarden. Het is belangrijk dat we dat op een bepaalde manier ook meekrijgen in ons onderwijs.
Een van de issues in dat levensbeschouwelijk onderricht is de organisatie ervan. Nu, het is beperkt tot de derde graad, maar wordt de wijze of de moeilijkheid van organisatie meegenomen in dat proefproject? Is dat ook een item? Worden voor- en nadelen tegenover elkaar afgewogen om te zien welke impact de organisatie van die levensbeschouwelijke vakken heeft?
Mijn tweede bijkomende vraag gaat over de vrijstellingen die de ouders kunnen vragen. Ouders kunnen vrijstellingen vragen voor het levensbeschouwelijk onderricht. Dat gaat om niet zoveel leerlingen. Afgelopen schooljaar betrof dat 1.274 leerlingen, maar het zijn natuurlijk 1.274 leerlingen. Wordt dat meegenomen? Want de ouders moeten dan invulling geven voor dat uur vrijstelling. Wordt dat ook meegenomen in dit proefproject? Blijft die vrijstellingsmogelijkheid gelden in de derde graad van het secundair onderwijs?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ook ik ben bijzonder blij dat ik weer live met jullie kan debatteren. Dat maakt de discussies er, denk ik, alleen maar spitanter op.
Wat de grond van de zaak betreft, is het wat Vooruit betreft altijd al de taak van de scholen geweest om goed geïnformeerde, kritische burgers af te leveren en niet zozeer goede gelovigen. Wij zijn al jarenlang voorstander van de vervanging van de uren levensbeschouwelijke vakken door een vak burgerschap of LEF. Als leerlingen toch levensbeschouwing willen volgen, dan kunnen ze dat wat ons betreft wel doen op school, binnen de muren, maar buiten de uren. Dit initiatief is zeker een stap in de goede richting. We zijn blij dat het GO! alvast één uur levensbeschouwing gaat vervangen door een vak interlevensbeschouwelijke dialoog.
Ik heb daar natuurlijk nog een aantal vragen bij. Kunt u wat meer uitleg geven over welke scholen in dat pilootproject stappen en op welke manier die zijn geselecteerd? Als ik het goed begrepen heb uit uw eerste antwoord, wordt de methodiek van het vak interlevensbeschouwelijke dialoog eigenlijk op het niveau van de school afgesproken, maar binnen het kader van een leerplan dat samen met de Vereniging voor interlevensbeschouwelijke vakken is afgesproken. Ik wil trouwens onderstrepen dat we het goed vinden dat het expliciet de bedoeling is dat de eindtermen burgerschap aan bod komen.
Met mijn laatste vraag blik ik al vooruit op een verdere uitrol. Op welke manier zal dat pilootproject worden geëvalueerd? Ik denk aan de inzet van het personeel en de kwaliteit van de opleiding. Want ik ben natuurlijk benieuwd naar die bredere uitrol – al is het misschien wat veel verwacht dat ook het katholieke onderwijs daar mee gaat instappen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik vind dit een interessante vraag, al was het maar, collega Goeman, omdat ik niet akkoord ga met uw visie. Levensbeschouwing maakt namelijk deel uit van het menszijn. Je geloof hang je niet aan de kapstok als je de klas binnengaat. Leren samenleven, ook met verschillende geloofsovertuigingen, is net een pluspunt. Ik ga dus helemaal niet akkoord met uw stelling – maar dit terzijde.
Minister, u had het over het akkoord tussen de onderwijsverstrekkers en de geloofsovertuigingen. Mijn vraag is of dat ergens te lezen valt en of dit al besproken werd binnen de Vlaamse Regering. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we die juridische en financiële evaluaties ook kunnen inkijken en nalezen. Is daar een mogelijkheid toe?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal proberen nog enkele elementen van antwoord mee te geven. Er zijn zes deelnemende scholen: het atheneum in Geraardsbergen, het atheneum in Zottegem en het Busleyden Atheneum, met vier campussen: campus Caputsteen, campus Pitzemburg, campus Stassart en campus Zandvoort. De selectie is gemaakt door het gemeenschapsonderwijs, ik weet ook niet op grond van welke criteria.
Er werd gevraagd naar de vrijstelling. De vrijstelling blijft. Wie geeft het vak? In het proefproject zijn dat alleszins de godsdienstleerkrachten zelf.
Wat de inspectie betreft, kan ik nog meegeven dat we er in het kader van cao XII voor hebben gezorgd dat de inspecteurs levensbeschouwelijke vakken qua loonvoorwaarden worden gelijkgeschakeld aan de andere inspecteurs. Dat was eerder nog niet het geval – maar dit terzijde.
Er werd ook gevraagd of die omslag niet zal zorgen voor problemen bij leerlingen die tijdens de derde graad willen overstappen naar het katholieke onderwijsnet. Dat lijkt mij niet echt een bron van zorg, want de erkende instantie van de rooms-katholieke godsdienst is ook in deze samenwerking meegegaan. Ik neem aan dat daardoor een overstap van een GO!-school naar een katholieke school dan ook geen probleem mag opleveren voor leerlingen die katholieke godsdienst volgen. Overigens kunnen leerlingen ook van levensbeschouwelijk vak veranderen. Het is dus niet ongewoon dat leerlingen bij een vak aanpikken zonder dat ze het voorafgaande traject hebben doorlopen. Dat kan vandaag dus en dat gebeurt vandaag ook.
Tot slot werd er ook een vraag gesteld naar de uitbreiding. Laten we eerst maar starten met de proefprojecten en vervolgens kijken naar de Vlaanderenbrede uitrol op grond van de lering die daaruit wordt getrokken. Het gaat in eerste instantie om de derde graad. Ongetwijfeld zullen eventuele verdere stappen nog het voorwerp vormen van politieke deliberatie, net zoals de huidige regeling het voorwerp was van politieke deliberatie in het kader van de totstandkoming van het regeerakkoord. Dat vergde de nodige tijd en boterhammen, maar uiteindelijk zijn we er wel uit geraakt. Ik moet ook vaststellen dat de samenwerking inzake de concrete realisatie van die doelstellingen in het regeerakkoord vrij vlot verloopt.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, voor de bijkomende antwoorden. Dank ook aan de collega’s die hier hun inbreng gedaan hebben. We zullen natuurlijk moeten afwachten wat dat proefproject oplevert. We zullen misschien nog bijkomende schriftelijke vragen stellen.
Ik zie in elk geval bij een aantal leerkrachten godsdienst toch wel de bekommernis dat het er in de praktijk op zal neerkomen dat ze slechts een uurtje per week hebben. Want u zegt nu wel dat het vak in het proefproject wordt gegeven door de leerkrachten godsdienst, maar wat daarna, bij de echte uitrol?
Als ik mevrouw Goeman hoor, dan denk ik dat ze godsdienst natuurlijk buiten het curriculum wil houden. Dat moet dan maar in de extra uren of nadien. Daar zijn wij dus niet voor te vinden. We begrijpen dan toch een stukje de ongerustheid van de leerkrachten godsdienst. We gaan dat zeker verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.