Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de toepassing van het Financieringsdecreet voor het volwassenenonderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik kom terug op mijn vraag om uitleg van 18 maart betreffende de ondersteuning van het volwassenenonderwijs. De impact van de COVID-19-crisis op het volwassenenonderwijs was groot en spreidt zich uit over de twee werk- en financieringsjaren 2020 en 2019. Het acute probleem dat zich toen aandiende voor de financiering en van de omkadering van de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) en centra voor basiseducatie (CBE’s) voor het schooljaar 2021-2022 is grotendeels opgelost door de inzet van het eenmalig educatief overbruggingskrediet. En dat is uiteraard een goede maatregel geweest.
Er dienen zich echter nog grotere én structurele problemen aan op het vlak van de financiering van het volwassenenonderwijs. Vooreerst blijkt de administratie de in het decreet voorziene aftopping op een discutabele manier toe te passen. De aftopping was voorzien om de groei van de omkadering van de CVO’s jaarlijks tot maximaal 0,8 procent te beperken teneinde de overheidsuitgaven onder controle te houden. Maar de huidige toepassing met een aftopping per studiegebied zorgt voor een recurrente daling van wellicht 4 procent.
Komt daarbij dat de scherpe daling van de deelname aan het volwassenenonderwijs in 2020 en 2021 een groot negatief effect heeft op de berekening van de omkadering in de werkjaren 2022-2023, 2023-2024 en 2024-2025. De in het decreet voorziene overgangsregeling is in 2022-2023 slechts beperkt tot 33 procent en verdwijnt voor de volgende jaren.
Een crisis biedt ook een kans op een sprong voorwaarts, lezen we in de visienota Edusprong. Opleiding en vorming zijn hierbij cruciale elementen. Het Vlaams volwassenenonderwijs is een belangrijke partner voor een samenleving die opstaat uit de crisis, die nieuwe wegen inslaat en nieuwe kansen benut. De CVO’s en CBE’s zijn daarbij een belangrijke schakel binnen een breder veld van vorming, opleiding, werk en sociale ontplooiing, niet als concurrent, maar als partner van andere opleidingsverstrekkers.
Dat kunnen we alleen maar onderschrijven, maar ondertussen weten we ook dat de Edusprongmiddelen niet kunnen worden ingezet voor de reguliere werking. En mocht dat toch kunnen, dan nog zouden de centra voor volwassenenonderwijs niet gered zijn, want we zitten nog met die aftoppingsregel. Ten slotte loopt Edusprong ook tot 2022-2023, terwijl het corona-effect nog minstens twee jaar langer doorloopt in de financiering. Kortom, de Edusprong zal het structurele financieringsprobleem van het volwassenenonderwijs niet oplossen, hoogstens tijdelijk verlichten.
Minister, u haalde al verschillende keren aan dat we in het jaar van het levenslang leren zitten. Dan denk ik dat we er echt iets aan moeten doen om het volwassenenonderwijs tegemoet te komen. Erkent u de problematiek van de berekening van de aftopping? Gaat u in overleg met de sector om de problematiek te bespreken? Wat zult u ondernemen zodat we kunnen spreken van een echt relancebeleid voor het volwassenenonderwijs, ook op lange termijn?
De heer Danen heeft het woord.
Ik wil met deze vraag ook mijn bezorgdheid uiten ten aanzien van het volwassenenonderwijs. Het is nog even 2021, het jaar dat werd uitgeroepen tot het jaar van de opleiding. Het is dan ook wat bitter om vast te stellen dat net dit jaar de regering beslist heeft om te knippen in de middelen van de centra voor volwassenenonderwijs. De sector maakt zich dan ook terecht grote zorgen. We weten vanzelfsprekend dat het Financieringsdecreet geleidelijk wordt toegepast, met tijdelijke en afnemende compensatiemaatregelen. Het eerder dit jaar goedgekeurde decreet, dat een educatief overbruggingskrediet mogelijk maakt, zorgt tijdelijk voor een mildering, maar geen oplossing van het probleem.
Wat gebeurt er concreet? Eerst past de administratie het Financieringsdecreet toe, dan de overgangsregeling en daarbovenop het overbruggingskrediet. Ik trok al eerder aan de alarmbel, in juni jongstleden. De implicaties van het nieuwe decreet worden de jaren erna echter veel groter wegens het uitdoven van de compensatieregeling en het wegvallen van het overbruggingskrediet. De tegenvallende inschrijvingsaantallen van het voorbije jaar en het jaar ervoor als gevolg van corona spelen vanzelfsprekend ook een belangrijke rol.
Alsof dat nog niet genoeg is, komt mij ter ore dat de administratie het decreet toepast op een manier die de decreetgever allerminst bedoeld heeft. De administratie past de in het decreet voorziene aftopping van 0,8 procent toe op het niveau van studiegebied. Dat betekent dat schommelingen in leerlingenaantallen per studiegebied, wat heel eigen is aan het volwassenenonderwijs, waar de schommelingen groot kunnen zijn, desastreuse effecten hebben. De daling naar beneden is niet afgetopt, die naar boven met 0,8 procent. Dat maakt dat een plotse daling van bijvoorbeeld 10 procent zo’n twaalf jaar voortdurende stijgingen binnen dat studiegebied nodig heeft om weer op het oude niveau te komen. Dat is een onwerkbare, niet organiseerbare en onrechtvaardige situatie. Maar er is hoop. Het is oplosbaar, minister, als u dat maar wilt.
Welk initiatief zult u nemen om de aftoppingsregels te laten toepassen zoals het decreet voorziet en zoals het ook bedoeld werd? De coronajaren met dalende inschrijvingscijfers in het volwassenenonderwijs maken dat de compensatieregeling veel minder goedmaakt dan bedoeld werd. Wilt u bijkomende initiatieven ter zake nemen? De toegekende overbruggingskredieten gelden initieel voor één jaar, waardoor er extra middelen en mensen dreigen te verdwijnen. Plant u nieuwe initiatieven in die zin?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik begrijp natuurlijk de bezorgdheid met betrekking tot het huidige principe omtrent het toepassen van de groei. Op verschillende fora is die bezorgdheid mij ook tegemoet gekomen. Ik heb daarover ook al rond de tafel gezeten met de sector zelf. En we zijn ook aan de slag met de administratie.
Maar ik ga eerst even terug naar het Financieringsdecreet, dat nu niet bepaald de resultante is van een ingreep, zoals geschetst door een van de vraagstellers, van vrij recente aard. Het is een beslissing die eerder al is genomen.
In het decreet Financiering Volwassenenonderwijs wordt voor het toepassen van de groei verwezen naar ‘voor alle studiegebieden’. En dat is natuurlijk de discussie die momenteel speelt. Het decreet expliciteert niet onomwonden of dit moet worden begrepen als ‘voor alle studiegebieden samen’ of ‘voor elk studiegebied’. Bij de bouw van de rekenmotor is men destijds uitgegaan van de tweede interpretatie. Die werkwijze laat toe om de middelen die gegenereerd worden voor de studiegebieden, afzonderlijk te monitoren en om bij eventuele aanpassingen aan het groeipercentage te differentiëren naargelang het studiegebied. Bij het bepalen van het educatief overbruggingskrediet is bijvoorbeeld al gekozen voor een gedifferentieerde aanpak per studiegebied.
Om de impact van corona en de gedaalde inschrijvingen wat te kunnen ondervangen, is voor het huidige schooljaar 2021-2022 een educatieve overbruggingsregeling voorzien van maar liefst 14,5 miljoen euro, toegekend aan de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie. Dat is, voor alle duidelijkheid, aanvullend op de bestaande compensatieregeling. Dankzij die maatregelen hebben de centra voor het huidige schooljaar ook een heel hoog percentage van de omkadering voor het schooljaar 2020-2021 toegekend gekregen. Voor de centra voor volwassenenonderwijs was dat 98,4 procent en voor de centra voor basiseducatie 98,89 procent.
Dat overbruggingskrediet is uitgewerkt vóór het relanceplan Edusprong. Edusprong is er dus nog eens bovenop gekomen. De educatieve overbruggingsregeling zorgt ervoor dat de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie alvast in het huidige schooljaar voldoende zuurstof zullen hebben om zich in het kader van het relanceplan van het volwassenenonderwijs volop als belangrijke partner in te schrijven.
Er wordt hier een tikje een zwartgallig beeld geschetst, ongetwijfeld geïnspireerd door de kunst in deze ruimte. Maar als je die kap afneemt, zul je zien dat Edusprong staat voor 60 miljoen euro investeringen in het volwassenenonderwijs. Die middelen zijn natuurlijk tijdelijk van aard, maar hebben wel de bedoeling om een boost te geven aan het volwassenenonderwijs en te zorgen dat ook het aanbod dat geformuleerd wordt, nog beter aansluit bij de noden in heden en toekomst in de markt. En dus gaan we wel uit van een duurzaam effect op de aantrekkelijkheid van de cursussen die worden aangeboden en dus uiteindelijk op de toekomstbestendigheid van het volwassenenonderwijs.
Ik wil de centra ook stimuleren om in navolging van corona prioritair in te zetten op het verhogen van de participatie aan levenslang leren, verder bouwend op de sterktes, de knowhow en de expertise van het volwassenenonderwijs. De flexibilisering en vernieuwing van het aanbod die we met Edusprong beogen, moet een blijvend effect genereren in het volwassenenonderwijs, bijvoorbeeld ook door het aantrekken van nieuwe doelgroepen.
De vragen die worden gesteld in verband met de financiering van de centra, zijn net daarom ook pertinent. De wijze van financiering moet de centra in staat stellen om de oefening, ingezet onder impuls van Edusprong, om te zetten in de praktijk. Op potentiële extra maatregelen ga ik niet vooruitlopen. Ik ben dat met mijn administratie aan het bekijken. Een grondige analyse van de bestaande toepassing van de groei is daarvoor de basis. Op grond daarvan zal ik wel trachten oplossingen uit te werken.
Los van die oefening blijven we natuurlijk de verdere gevolgen van de coronacrisis en de impact van de relancemiddelen voor het volwassenenonderwijs ook van dichtbij monitoren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister. Bij een van de coronadecreten, goedgekeurd in de plenaire vergadering, heb ik aangegeven dat er heel veel waardering was voor wat er opgezet werd met die educatieve overbruggingskredieten, maar dat we ook aan het veld beloofd hebben om de vinger aan de pols te houden. Het is goed dat er duidelijkheid komt. Ofwel moeten we een andere interpretatie zoeken van wat er in het decreet staat, ofwel moeten we het duidelijker omschrijven, maar het moet duidelijk zijn voor het veld wat er op hen afkomt. Ik denk dat we het ook verschuldigd zijn aan al die onderwijsverstrekkers binnen het volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie om duidelijk berekende plannen voor te leggen en ook simulaties te bezorgen, zodat ze goed weten wat op hen afkomt over de verschillende jaren. En we moeten dat ook doen met de sector samen. Maar ik ben ervan overtuigd dat u dat ook op die manier zult aanpakken.
Ik heb nog een concrete vraag over het in stand houden van het aanbod. Het voorbije jaar was er een genadejaar voor de rationalisatienormen. De bedoeling was de vinger aan de pols te houden. Ik hoor toch dat de instellingen voor volwassenenonderwijs al goed aan de slag zijn met de regioscan en dat ze daar goed gestart zijn.
Er is net een Belgabericht dat de cijfers van het volwassenenonderwijs ook al dalend waren voor corona. We moeten daar dus echt het maximale uit de kan halen om het volwassenenonderwijs, zeker ook in het jaar van het levenslang leren, te bestendigen. Maar ook in het regeerakkoord stond dat we blijvend zouden inzetten op het gebiedsdekkende aanbod van NT2, de knelpuntenberoepen en eigenlijk het levenslang leren in het geheel. Minister, bent u bereid om voor die instellingen die het water aan de lippen staat, het genadejaar eventueel nog een jaar langer aan te houden?
De heer Danen heeft het woord.
Als ik vroeg naar nieuwe initiatieven in die zin, dan zou een genadejaar daarin kunnen passen. Dus wat dat betreft, deel ik de bezorgdheid van mevrouw Vandromme.
Minister, ik ben het met u eens dat we moeten stimuleren dat de centra voor volwassenenonderwijs extra studenten of leerlingen aantrekken, om op die manier ook tegemoet te komen aan wat de arbeidsmarkt vraagt, maar ook aan wat mensen graag willen studeren. Maar heel typisch voor volwassenenonderwijs is nu net dat het opleidingen zijn die vandaag heel goed kunnen scoren en over drie jaar veel minder, omdat de markt meer of minder van dat soort profielen vraagt. Dat is heel typisch. Bij het hoger onderwijs is dat wat anders. Daar heb je wel een zekerder stramien. Daar zijn de schommelingen veel minder groot. Die zijn er wel, maar we kunnen doorgaans stellen dat die er veel minder groot zijn. Daarom ook is het heel onlogisch dat als je met aftoppingen werkt, er op het niveau van studiegebied wordt gewerkt. Ik zou u dus willen vragen om dat te herbekijken.
Mevrouw Vandromme zegt dat het duidelijk wordt. Nu, voor mij is het nog niet helemaal duidelijk, maar ik hoop wel dat u in die richting gaat. Ik neem aan dat u toch heel goed begrijpt dat dat desastreuze effecten kan hebben voor bepaalde opleidingen of bepaalde scholen voor volwassenenonderwijs, want als er ergens in een bepaald jaar een plotse daling komt, bijvoorbeeld van 20 of 30 procent, ga je dat tientallen jaren lang voelen. En dat kan toch niet de bedoeling zijn. Dat maakt de opleidingen heel moeilijk organiseerbaar. Geeft u op dat vlak perspectief?
Het is goed dat u de simulaties die gemaakt worden in dit kader, met ons deelt. Die zouden duidelijk moeten zijn en voor een stuk ook berekend volgens de bedoelingen van de decreetgever. Ik hoop dat u wat dat betreft op korte termijn duidelijkheid kunt geven.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de bezorgdheden van mevrouw Vandromme en collega Danen over de financiering van het volwassenenonderwijs. We hebben daar in het verleden ook al een paar keren over aan de alarmbel getrokken in de commissie. Op deze manier wordt de aftopping van de groei van de omkadering van de centra voor volwassenenonderwijs eigenlijk vooral een serieuze besparingsoperatie. Dat kan absoluut niet de bedoeling zijn, op het moment dat je wilt inzetten op opleiding als sleutel tot werk en levenslang leren.
Zowel in het kader van corona, waarbij we door omstandigheden veel minder inschrijvingen hebben gezien, als door het mechanisme waarbij de aftopping studierichting per studierichting wordt ingezet, zie je dat er veel meer middelen onbenut blijven. Mijn vraag is dus wat er gebeurt met het onderbenutte budget. Dat is ingeschreven in de begroting. Wordt daarmee geschoven? Wat is de bedoeling met al die middelen die zowel door corona als door die interpretatie van de aftopping niet worden gebruikt? Op welke manier worden die ingezet?
Minister, ik heb een aantal dingen onthouden van uw antwoord. Eerst en vooral had u die twee vragen om uitleg niet nodig om op de hoogte te zijn. De sector vond bij u meteen gehoor. Ik denk dat de drempel van uw kabinet heel laag is. Dat is ook heel goed. Problemen worden meteen aangekaart. Ik denk dat dat overlegmodel van u zeer goed werkt. Dat neemt niet weg dat de vraag van de sector natuurlijk wel een terechte bekommernis is, maar u bent met hen al rond de tafel gaan zitten om die noden te bekijken.
Ik denk dat u toch wel de bezorgdheden hebt kunnen wegnemen, net zoals u ook in het verleden de bezorgdheden hebt kunnen wegnemen, met onder andere dat overbruggingskrediet – ik wil het toch nog eens graag herhalen – van 14,5 miljoen euro. Daarbovenop is er nog de Edusprong van 60 miljoen euro. Ik hoorde net iemand ‘knippen in het budget’ zeggen, maar dat is de waarheid geweld aandoen.
Deze regering wil in ieder geval het volwassenenonderwijs enorm versterken en levenslang leren stimuleren en zal daarom altijd mentoren, voortdurend opvolgen en bijspringen waar nodig. Ik denk dat het ook heel erg belangrijk is, want de participatiegraad van Vlamingen aan levenslang leren zit nu op een goede 8 procent, wat inderdaad onder het Europese gemiddelde is. Dat zou omhoog moeten.
U hebt in het verleden een aantal actielijnen voorgesteld. Ik heb ze even opgezocht. Het gaat dan over “een wervende Vlaanderenbrede promotiecampagne, een opleidingskompas ontwikkelen en lokale doeltreffende informatieverstrekking met aandacht voor kansengroepen in samenwerking met lokale partners en bestaande initiatieven”. Is het mogelijk om daarover al een korte stand van zaken te geven?
Minister Weyts heeft het woord.
Men is te Vlaamsen lande goed bezig met de regioscan die we hadden gevraagd, waarbij moet worden bekeken wat de lokale noden, opportuniteiten, vragen en wensen zijn in het veld, bij het bedrijfsleven, bij het verenigingsleven, bij onderwijsinstellingen, om op die manier een goed concurrentieel aanbod te kunnen doen.
Nog voor corona was er al een daling in de participatiegraad aan het volwassenenonderwijs. We grijpen dit momentum aan om te zorgen voor een soort van kantelmoment. We proberen opnieuw om aan de coronacrisis niet alleen negatieve maar ook positieve gevolgen over te houden. Het is de bedoeling om voor het volwassenenonderwijs te komen tot een herwerking van het aanbod, meer afgestemd op de noden en opportuniteiten die op lokaal niveau bestaan. We voorzien daarvoor ook een boost van maar liefst 60 miljoen euro om die wendbaarheid en afstemming op lokale noden gestalte te kunnen geven. Het is natuurlijk evident dat we trachten het financieringsmechanisme daarop af te stemmen.
Momenteel is die discussie lopende. In die oefening wordt natuurlijk ook de problematiek van de genadejaren meegenomen. De administratie doet nu de simulaties. Ik zeg, voor alle duidelijkheid, nog niets toe of niet toe, maar we proberen die oefening wel snel af te ronden, om ervoor te zorgen dat daar ook wel wat zekerheid kan bestaan. We werken vooral op grond van de simulaties die de administratie momenteel uitwerkt.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik denk dat ik hoopvol mag afsluiten. Ik ben blij te horen dat u bereid bent om met de sector in gesprek te gaan om de noden in beeld te brengen. Ik wil benadrukken dat de overbruggingskredieten en de middelen die voorzien zijn via Edusprong ook wel positief zijn, maar we hopen in elk geval dat op die manier het gebiedsdekkend aanbod bewaard kan worden, want dat is voor onze fractie toch wel zeer belangrijk.
De heer Danen heeft het woord.
Ik denk dat het belangrijk is dat we onbedoelde effecten van decreten proberen weg te werken. Ik mag ook hoopvol zijn, en ik hoop dat dat terecht is.
Minister, ik denk dat wij als partij ons de laatste tijd altijd constructief hebben opgesteld rond een aantal initiatieven, zowel vanuit het parlement als vanuit de regering. We hebben op een constructieve manier aan het debat deelgenomen, maar hebben ook altijd gevraagd om zaken te monitoren en bij te houden en te kijken wat de effecten zijn. Ik hoop echt dat die monitoring er komt, zodat we tijdig kunnen bijsturen om ongewenste effecten proberen te voorkomen of eraan te remediëren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.