Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, u weet dat ik ook schepen van Financiën en Openbaar Domein ben. Ook in Brugge, een historische stad, proberen we de verharding zoveel mogelijk te vergroenen. Het valt me echter op dat de oude verkavelingen en inbreidingsprojecten van sociale huisvestingsmaatschappijen bijna allemaal verhard zijn.
We proberen zoveel mogelijk te doen op het openbaar domein, we proberen uit te breken maar ik denk dat er voor de sociale huisvesting, waar mensen wonen met minder inkomen, geen ruimtelijke ordening of inrichting mag zijn met twee maten en twee gewichten. De huidige financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) en de bouw van de projecten verlopen eigenlijk nog altijd via het oude stramien. Ik ken de cijfers niet uit mijn hoofd, maar alles wordt, en terecht, gelimiteerd omdat men zoveel mogelijk wil doen. De straten worden ook steeds fijner omdat men aan een efficiënt ruimtegebruik wil doen. Ik deel op dat vlak niet de mening van de heer Veys, in die zin dat die mensen ook recht hebben op bomen en een aangename leefomgeving. Groen in wijken en steden en zeker ook in sociale wijken, de vroegere tuinwijken waar ik zo’n grote fan van was, moet ook kunnen voor de allerzwaksten, omdat die facetten de buurt leefbaarder en mensen gelukkiger maken.
Via deze inleiding wil ik eigenlijk komen tot het ‘Green Cities Europe’-platform. De verstedelijking en de klimaatverandering vragen om nieuwe oplossingen voor de leefbaarheid van de steden. Openbaar groen heeft een positief effect op biodiversiteit, klimaat, welzijn en luchtkwaliteit. Het zorgt ervoor dat steden betere plekken worden om te wonen en te werken. Het platform biedt kennis op basis van wetenschappelijk onderzoek, innovatieve ideeën en technische achtergrond, om vergroening van openbare ruimten te bevorderen.
Minister, u zult zich misschien afvragen wat dit met uw bevoegdheid te maken heeft. U weet echter dat in elk project dat SHM’s indienen, het openbaar domein gratis wordt overgedragen aan de stad. De SHM’s doen aan ruimtelijk rendement en de stad neemt de rest over nadat het gebied volledig ontwikkeld is. De lasten gaan dan over naar de steden. Mijn vraag is nu of dat ‘Green Cities Europe’-platform u kan inspireren om ook de financiering van de SHM’s te moderniseren op basis van de noden van vandaag.
Welke positie neemt u in ten opzichte van het ‘Green Cities Europe’-project?
Hebt u kennis van enkele Vlaamse ‘Green Cities Europe’-projecten of projecten die gebruikmaken van deze expertise?
Overweegt u om ook sociale woningen in steden te vergroenen? Het kan dan ook gaan over energie. Tijdens de vorige legislatuur zijn resoluties en wetgeving ontwikkeld om de woonkostenbenadering in te voeren. Als we zien hoe fors de energieprijzen vandaag stijgen, denk ik niet dat daar veel uit zal komen.
Overweegt u dan ook een aanpassing van het subsidiesysteem om op deze manier ook duurzaam wonen voor de allerzwaksten te promoten?
De minister heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, het is inderdaad een thema dat ons allemaal aanbelangt en waaraan we nu reeds de nodige aandacht besteden.
Eerst en vooral, het project Green Cities is blijkbaar een initiatief van de Europese federatie van boomkwekerijen, waarbij de klemtoon ligt op het bevorderen van openbaar groen in stedelijke omgevingen. Dat kunnen we uiteraard alleen maar aanmoedigen. Ik kan mij niet voorstellen dat er iemand een andere mening is toegedaan.
Ten tweede, er is sprake van projecten in Brugge – ik neem aan dat die u bekend zullen zijn –, Antwerpen, Gent, Hasselt en de Vlaamse Rand rond Brussel. De thematiek van vergroening en verduurzaming houdt mij uiteraard wél al langer bezig, en daar voer ik binnen mijn bevoegdheid Wonen ook een actief beleid rond, met name door het stimuleren van openbaar groen in het kader van sociale woonprojecten.
Ten derde, binnen de sociale huisvesting is er al geruime tijd aandacht voor vergroening. De normen en richtlijnen zetten initiatiefnemers aan om dichter en compacter te bouwen waardoor er meer ruimte ontstaat voor openbaar groen.
In het infrastructuurontwerp is de groencomponent even belangrijk als de andere aspecten. Een uitgekiend groenconcept is een verrijking voor elk project. Er is vanaf de ontwerpfase aandacht voor oordeelkundige inplanting van de diverse groenobjecten en voor een aangepaste soortenkeuze. Er wordt gestreefd naar het gebruik van streekeigen groen en ook de beheeraspecten worden vanaf het begin in rekening gebracht. Voor elk project wordt overleg gepleegd met de groendienst van de betrokken stad of gemeente. Een volledig beplantingsplan wordt uitgewerkt en gevoegd bij de vergunningsaanvraag en het aanbestedingsdossier. Iedereen weet dus op voorhand waar hij aan toe is.
Ten vierde, we zetten in ons huidige systeem de initiatiefnemers al aan om groene projecten te ontwerpen. Een voorontwerp is voor elk project verplicht voor te leggen. Dit voorontwerp wordt getoetst aan de hedendaagse normen en inzichten met betrekking tot duurzaamheid. Een specifieke extra subsidie voor groen wordt niet voorzien omdat wij deze component als een essentieel onderdeel van een goed ontwerp beschouwen.
Het zou zeer vreemd zijn om te zeggen dat we het normaal vinden dat er voldoende groen wordt voorzien in de originele plannen, en daar dan toch een subsidie voor te geven. We moeten niet naar alles subsidies gooien. In dit geval zou dat een beetje het subsidiëren van de norm zijn, wat ik sowieso over het algemeen geen goed idee vind.
Mevrouw Van Volcem, we staan hier allemaal achter, niemand is daartegen. Maar u weet natuurlijk ook dat dit in heel hoge mate een verantwoordelijkheid is van de lokale besturen, die de verantwoordelijkheid voor Omgeving hebben, om daaraan mee te doen. Dus wij doen onze ‘end of the deal’, maar daar zal op lokaal niveau ook zeker aan moeten worden gewerkt.
Ik dank u.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik had zo’n beetje dit antwoord verwacht. Maar eigenlijk was de bedoeling van mijn vraag vooral om het thema onder de aandacht te brengen. Ik vind dat u daar als minister soms wat in gebreke blijft, om ook in die sociale huisvestingmaatschappijen ... Ik zeg niet dat er nog meer subsidiëring moet zijn, maar u zou uw normen wel in een bepaalde zin kunnen kwalificeren. Als u het hebt over een beplantingsplan, kun je ook gewoon gras zetten – ik zeg maar iets. Maar u zult toch ook op een meer moderne manier de sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen bewegen, met een circulaire, met nieuwsbrieven, met goede voorbeeldprojecten. Ik zeg het nogmaals: als ik de sociale huisvestingsprojecten zie die vandaag worden gevoerd, dan charmeren die mij eigenlijk zeer weinig. Minister, ik denk ook dat heel veel mensen daar niet willen wonen, zelfs al hebben ze een laag inkomen.
Daarom zou ik u willen vragen om, via een soort circulaire of brief, alle sociale huisvestingsmaatschappijen aan te sporen om mooie, kwalitatieve projecten in te dienen, niet louter de basisnorm, maar een beetje zoals het vroeger was. Ik zeg niet dat het tuinwijken moeten zijn. Maar die tuinwijken zijn nu nog altijd zeer charmant. Ik heb u al eens de tip gegeven: sommige zijn – u bent minister van Erfgoed – erkend als bouwkundig erfgoed, sommige zijn monumenten geworden, sommigen staan er al 100 of 75 jaar.
Als minister van Wonen is het sociaal wonen in een kwalitatieve omgeving, met meer groen, meer bomen, meer bloemen, eigenlijk ook iets voor u. Want wonen is niet alleen functioneel, ook de omgeving is belangrijk voor de mensen. Bij dezen wilde ik dat vooral onder uw aandacht brengen.
Ik verwacht van u voor komend jaar communicatie, aandacht voor kwalitatieve omgevingen bij sociale huisvestingsprojecten. Dat zou mooi tegengas kunnen bieden. Want nu is de perceptie dat de sociale huisvestingsmaatschappijen alleen maar de open ruimte inpalmen – want voor inbreidingsprojecten hebben ze meestal geen middelen, dat duurt ook veel langer –, dat ze de bob de bouwers zijn, de grootste ontwikkelaars met overheidsgeld die meestal veel hoger bouwen dan de omgeving, die andere normen en waarden naar voren schuiven, waarvan alle mensen die errond en erin wonen, niet gelukkig worden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Het geld kan blijkbaar niet op. (Opmerkingen van Mercedes Van Volcem)
Hebt u er enig idee van hoeveel tuinwijken er in Vlaanderen zijn? Want als je die gaat beschermen als monument, dan moet je ook premies voor restauratie geven. Tot 40 procent, mevrouw Van Volcem. Ik hoor zeer graag waar die centen vandaan moeten komen. We hebben die vraag inderdaad al gekregen. Ik ben het er trouwens niet mee eens dat dat als monument, dus onder de voorwaarden van het decreet Onroerend Erfgoed, zou moeten worden beschermd. We zijn een half uur bezig met de commissie, en we hebben al meer geld uitgegeven dan er voorhanden is, vrees ik. Dus nee, dat zullen we zeker niet doen.
U geeft een aantal voorbeelden in verband met ondersteuning en dergelijke. Ik denk dat dat wél gebeurt. Daar ben ik het dus niet mee eens. Ik denk zelfs dat dat zeker niet recent is. Ik heb ze natuurlijk nog niet allemaal bezocht. Maar bij de sociale woonprojecten of grotere verkavelingen van sociale huisvestingsmaatschappijen die ik nu ga bekijken, is er altijd, ook in het stadscentrum, zeer veel aandacht voor openbare ruimte en zeker voor openbaar groen. Dat is zelfs niet recent, het is al van daarvoor. Bij de projecten die gemengd zijn, met private ontwikkeling, is dat ook zeker het geval. Dat is dan trouwens de verantwoordelijkheid van het lokale bestuur. Daarin moet iedereen zijn of haar verantwoordelijkheid dan maar opnemen. Maar zeker voor private ontwikkelingen worden die eisen opgelegd. Ik heb dat nu zelf vanop de eerste rij een paar maanden mogen doen in mijn thuisgemeente. En dan doe je dat ook. Dat gebeurt.
Ik denk nu aan een voorbeeld, een gemengd project van private ontwikkeling en sociale huisvesting. Daarbij is er zeer duidelijk aandacht gegeven aan dat openbaar groen. En dat is al twaalf jaar geleden gebeurd. Dat gebeurt dus zeker.
Er kunnen misschien uitzonderingen op zijn. Die moet u mij dan zeker doorsturen. Maar het lijkt mij geen goed idee, of liever, het lijkt mij overbodig, om daar geld aan te geven.
Ik dank u.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik zit in dezen helemaal niet op uw golflengte. U probeert te zeggen dat ik vooral voor subsidies ben. Ik vind dat overheidsgeld moet worden aangewend voor de zaken die nodig zijn. Ik ken vele projecten die u financiert en waaraan u subsidies geeft, maar waaraan ik die nooit zou geven.
Wat ik belangrijk vind, is dat mensen die wonen ... Als sociale huisvestingsmaatschappijen als overheid bouwen, moeten ze ook denken aan de levenskwaliteit van de mensen die er wonen. En u hebt daar geen aandacht voor en de sociale bouwmaatschappijen evenmin. Maar dat zijn directeurs, met tabellen en werven overal. Maar u moet eens vaker in die wijken gaan, minister. Ik zeg maar iets. Het moet ook niet altijd veel geld kosten. Het gaat over een mentaliteit die je kunt realiseren, met voorbeelden en suggesties. Ik zeg maar iets. Zo zou je bij een nieuw woonproject misschien aan elke woning een gevelplant kunnen plaatsen. Dat kost niets. Dat kost 10 euro. Dat kost niets, als ik zie welke andere middelen er overboord worden gegooid.
Maar je zou wel bij diegenen die de plannen indienen een sensibilisering kunnen teweegbrengen dat groen ook voor de mensen die het minder goed hebben, heel belangrijk is. En dat gebeurt vandaag niet. U bent een koele bouwer. U ziet het rationeel. Maar een samenleving is meer dan Exceltabellen. Dat wilde ik hier onder de aandacht brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.