Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de analyse van de prioriteitengroep 3
Vraag om uitleg over de extra middelen voor het persoonsvolgend budget en de gevolgen voor de mensen in de prioriteitsgroepen 2 en 3
Gedachtewisseling over het investeringsplan voor personen met een handicap
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg en deze gedachtewisseling via videoconferentie behandeld.
We moeten nog een verslaggever aanduiden, collega’s.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik stel graag collega van der Vloet voor.
Tine van der Vloet is verslaggever.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik gebruik de powerpointpresentatie ‘Het zorginvesteringsplan: perspectief voor Personen met een Handicap’ als leidraad in mijn toelichting.
Ik verwijs naar het regeerakkoord: “We maken deze regeerperiode dan ook budgettaire ruimte vrij om het aantal wachtdossiers aan te pakken en dringen de wachtlijsten zo snel mogelijk terug, waarbij we de versnippering van middelen vermijden en alle mensen met een handicap zo snel mogelijk een op maat gesneden persoonsvolgend budget toekennen. We sturen het systeem van automatische toekenning van budgetten bij. In de eerste fase moeten de personen met zorgvragen uit prioriteitengroep 1 het voorspelbare perspectief krijgen dat hun aanvraag uiterlijk binnen een bepaalde termijn na registratie een budget tot gevolg heeft. Bovendien worden de zorgvragen binnen prioriteitengroep 3 geëvalueerd, zodat een beter beeld kan gevormd worden van de effectieve zorgnoden binnen deze groep.”
Wat was de start bij het begin van deze legislatuur? De start was dat wij een uitbreidingsbeleid van 270 miljoen euro hadden. Dat betekent 229,5 miljoen euro voor meerderjarigen en 40,5 miljoen voor minderjarigen. Dat is de 15/85-sleutel. Daarbij ligt de focus op de mensen die de meest acute zorgnoden hebben. In het jargon wordt dat prioriteitengroep 1 genoemd. Er waren toen 15.978 wachtende meerderjarigen, met een wachttijd van 2 jaar en 8 maanden.
Hadden we geen hervorming gedaan en geen extra middelen uitgetrokken, dan zou op het einde van deze legislatuur bij constant beleid deze groep aangroeien tot 26.118 wachtende meerderjarigen met een wachttijd van 6,4 jaar in prioriteitengroep 1.
Ik wil daar toch een b-mol bij plaatsen. 28 procent van de mensen op die wachtlijst heeft al een persoonsvolgend budget (PVB), maar vraagt een verhoging. 35 procent heeft een basisondersteuningsbudget (BOB) van 300 euro per maand. Het systeem van het BOB dooft uit en de middelen daarvan zullen we herinvesteren in de rechtstreeks toegankelijke hulp (RTH). 3 procent heeft een ondersteuning als minderjarige.
Met andere woorden, 66 procent van de zorgvragers heeft nu al rechtstreekse financiële ondersteuning. Zo hielpen we 27.600 cliënten via rechtstreeks toegankelijke hulp in 2020. De ondersteuning gaat immers veel ruimer, veel breder dan alleen maar het persoonsvolgend budget.
De personen zonder PVB kunnen ook gebruikmaken van rechtstreeks toegankelijke hulp, gezinszorg en andere.
Waarom stijgt het aantal zorgvragers? Ik zal in dat verband wat cijfers in afgeronde gehelen naar voren brengen. Ten eerste, de instroom is groter dan de uitstroom in alle prioriteitengroepen. De persoon met een zorgnood dient een aanvraag in bij de Vlaamse Toeleidingscommissie, die de aanvraag voor een persoonsvolgend budget beoordeelt op basis van een aantal criteria.
In prioriteitengroep 1 zitten de mensen met de meest dringende zorgnoden. Dat gaat over 1802 personen.
In prioriteitengroep 2 zitten 3777 mensen met dringende zorgnoden waarvan de prioriteit tussen de meest en de minst dringende zorgnood ligt. Het gaat ongeveer over 46 procent van de beoordeelde vragen in 2020, maar in 2020 hebben 3030 mensen reeds een VAPH-ondersteuning (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) gekregen.
In prioriteitengroep 3 zitten de mensen met de minst dringende zorgnoden. Dat gaat over 11.044 mensen.
De instroom is groter dan de uitstroom. Nogmaals, ik rond de cijfers wat af, vooral om u een idee te geven, een oriëntatie. Gemiddeld genomen stromen er zo’n 2000 mensen in de automatische rechtentoekenningen in, aan ongeveer 45.000 euro per jaar. Dat betekent zo’n 90 miljoen euro per jaar. In de uitstroom – dat zijn de mensen die komen te overlijden – gaat het over ongeveer 850 mensen per jaar of 40 miljoen euro per jaar.
Netto wil dat zeggen dat er een jaarlijkse bijkomende kost van 50 miljoen euro per jaar is: 90 miljoen euro instromers en 40 miljoen euro mensen die stopzetten en uitstromen. Het verschil is 50 miljoen euro per jaar. En dat is natuurlijk cumulatief. Dat betekent 50 miljoen euro in jaar 1, 100 miljoen euro in jaar 2, 150 miljoen euro in jaar 3, 200 miljoen euro in jaar 4, 250 miljoen euro in jaar 5, terwijl we voor de volwassenen 230 miljoen euro hebben. Dat betekent dus dat ‘as is’, als we geen maatregelen zouden nemen en geen bijkomende middelen zouden voorzien, we 20 miljoen euro tekortkomen, alleen al om de volledige financiële afdekking te doen van de automatische rechtentoekenningen. Dat betekent heel concreet dat, bijkomend op de mensen die op de wachtlijst staan, 445 mensen deze legislatuur geen ondersteuning zouden ontvangen, zonder extra middelen. Dat was natuurlijk een situatie die we moesten aanpakken. En dat hebben we ook gedaan.
Naast de automatische toekenningen komen er ook nog zo’n 1000 mensen per jaar bij met een dringende vraag, wat neerkomt, aan zo'n 45.000 euro per persoon, op 45 miljoen euro per jaar. Daarvoor zouden we, ondanks de budgettaire inspanning van 270 miljoen euro, dus geen perspectief kunnen geven. 1000 mensen die erbij komen op 1 jaar tijd, maal 5 jaar, dat is dus 5000 mensen. Dus: ongeveer 5000 mensen in prioriteitengroep 1 en zo'n 445 mensen uit de automatische rechtentoekenning, dat betekent ergens tussen 5000 en 6000 mensen die we niet zouden kunnen helpen en voor wie er geen budget voorzien zou zijn.
We hebben dus een dubbele opdracht om daar een antwoord op te geven. Ten eerste is er de opdracht om het systeem te beheersen en hervormingen te doen met het oog op efficiëntiewinsten, die vervolgens geherinvesteerd worden. Daarbij zetten we heel sterk in op de intersectorale samenwerking. Een tweede opdracht was om bijkomende middelen te gaan zoeken. Het uiteindelijke doel is ervoor te zorgen dat elke persoon met een handicap de zorg en ondersteuning krijgt waar men recht op heeft. Dat kan dus ook op een andere manier dan een persoonsvolgend budget. Dat kan ook via rechtstreeks toegankelijke ondersteuning.
Voor het beheersen van het systeem heb ik het voorbije jaar al maatregelen genomen. We hebben het daar in deze commissie al vaak over gehad. Mozaïek 4 heeft in totaal een budgettaire opbrengst – een opbrengst om te herinvesteren – van 67 miljoen euro, met een aantal maatregelen die hier zijn opgesomd, die uiteindelijk als resultaat hebben dat er 1700 mensen extra persoonsvolgende budgetten zouden kunnen krijgen. Daarnaast is er ook een Mozaïek 5-besluit dat ik heb genomen, met een budgettaire opbrengst van 41 miljoen euro om te herinvesteren, waarbij we ook een aantal bijkomende maatregelen hebben genomen.
Op die manier proberen we dus het systeem te beheersen, maar daarnaast moesten we ook bijkomende middelen kunnen verkrijgen. Dus ben ik in de regering met mijn pet rondgegaan. En ik heb daar ook extra middelen voor gekregen. Die middelen komen uit verschillende kanalen. Ten eerste is er het sociaal akkoord: 100 miljoen euro extra, waarvan er 20 miljoen euro naar extra aanbod voor volwassen personen met een handicap gaat. De rest gaat naar het versterken van de koopkracht voor mensen die werken in de sector van personen met een handicap en extra jobs in de sector van de minderjarigen.
Als je het totale plaatje optelt, geeft dat het volgende resultaat: 40 miljoen euro wordt 85 miljoen euro, wordt 130 miljoen euro, wordt 190 miljoen euro, wordt 270 miljoen euro in 2024. Dat is wat er aanvankelijk was voorzien. In totaal is dat is 715 miljoen euro.
Dan hebben we de vooruitschuif, zoals we ook besproken en beslist hebben bij de Septemberverklaring, waarbij die 270 miljoen euro van 2024 al vanaf dit jaar zou worden ingezet.
Dat is alles samen ongeveer 400 miljoen euro die daarbij komt, wat maakt dat die 715 miljoen euro 1,120 miljard euro wordt in deze legislatuur. Daar komen nog de VIA 6-middelen (Vlaams intersectoraal akkoord) bij, namelijk 100 miljoen euro per jaar. Dat is ook nog eens 400 miljoen euro. Dan zijn er nog middelen die we bijkomend verwerven om de automatische rechtentoekenningen financieel en budgettair te kunnen dekken. Dat is op het einde van de legislatuur ook nog eens 135 miljoen euro.
Alles samen is dat dus 1,655 miljard euro die er in deze legislatuur bij komt voor personen met een handicap. Dat is dus 940 miljoen euro meer dan die 715 miljoen euro die we aanvankelijk hadden gepland.
Hiermee hebben we twee zaken gerealiseerd. Ten eerste zijn er de hervormingen van Mozaïek 4 en Mozaïek 5. Die hervormingen zullen we nog voortzetten. Ten tweede zijn er de bijkomende middelen, van 715 miljoen euro naar 1,655 miljard euro.
Ik vergelijk even met de vorige regering. Die heeft ook al een bijzonder grote inspanning geleverd, met het uitbreidingsbeleid. Cumulatief was dat alles samen 825 miljoen euro. Onder de regering-Jambon verdubbelen we dus die inspanning, die onder de vorige regering al zeer groot was.
Wat hebben we nu concreet beslist? We hebben concreet beslist om die 230 miljoen euro meteen in te zetten. Daarbij gaat 18 miljoen euro onder andere naar hulpmiddelen en het afstemmen van de ondersteuning voor jongeren vanuit Onderwijs en Welzijn. Daar heb ik samen met collega Weyts van Onderwijs hard aan gewerkt. Er gaat 20 miljoen euro extra naar de versterking van de rechtstreeks toegankelijke hulp. Er gaat 32 miljoen euro naar minderjarigen. Dat is 15 procent van het totale budget.
Dan is er het inzetten van de overige 160 miljoen euro. Daarvan gaat 23 miljoen naar het verzekeren van automatische rechtentoekenningen. Dat is dus 23 miljoen euro per jaar. U moet dat dus jaar na jaar optellen, wat in 2024 een totaal van 90 miljoen euro geeft. Er gaat 117 miljoen euro naar mensen met de meest dringende ondersteuningsvragen. Die zullen een budget krijgen. Dat gaat om 2690 mensen. Die zullen binnen de 18 maanden een PVB hebben. Ik heb het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap de opdracht gegeven daar onmiddellijk werk van te maken. Daarnaast onderzoeken we ook nog pistes voor de wachtenden in prioriteitengroep 2. Alles samen trekken we daar ongeveer 20 miljoen euro voor uit.
We starten voor prioriteitengroep 3 ook met een bevraging bij een afgebakende groep, een steekproef van de wachtenden in die prioriteitengroep 3, met als doel het verkrijgen van een genuanceerd beeld van de daadwerkelijke zorgnoden. We zien immers dat dat beeld vandaag de dag, met de informatie die we op dit ogenblik hebben, toch nogal vertroebeld is. Wat is de bedoeling daarvan? We willen een zicht krijgen op hun actuele zorgvragen. We zetten dit op in samenwerking met de diensten ondersteuningsplan (DOP’s), de bijstandsorganisaties en de infoloketten voor individuele gebruikers. We bekijken ook de pistes inzake rechtstreeks toegankelijke hulp als een alternatieve ondersteuning op maat, die niet noodzakelijk via een PVB moet verlopen.
Daarnaast willen we ook het systeem hervormen. We doen dat met de aanbevelingen uit de evaluatie van de persoonsvolgende financiering door de stakeholders en de aanbevelingen uit de Vlaamse brede heroverweging. We zetten ook in op een vernieuwde toeleidingsprocedure, die de zaak minder complex en sneller moet maken, waarbij ook overbodige systeemkosten worden geëlimineerd enzovoort. We herwerken ook het concept van de rechtstreeks toegankelijke hulp: meer vraaggestuurd, flexibeler, meer intersectoraal en lokaal.
De conclusie is: we leggen het zorginvesteringsplan naast het regeerakkoord. We verdubbelen dus de budgettaire inspanning in vergelijking met het regeerakkoord. We maken deze regeerperiode ook budgettaire ruimte vrij om het aantal wachtdossiers aan te pakken. We sturen het systeem van automatische toekenningen van budgetten bij en we trekken daarvoor ook extra geld uit. In de eerste fase moeten de personen met zorgvragen uit prioriteitengroep 1 een voorspelbaar perspectief krijgen. We hebben een oplossing gevonden voor de 2690 mensen in prioriteitengroep 1. Dat is een nooit geziene operatie. Tot nu toe hebben we het nooit voor elkaar gekregen dat iedereen op die wachtlijst in prioriteitengroep 1 een perspectief zou kunnen krijgen. Maar daar blijft het niet bij, ook nieuwe aanvragen krijgen een perspectief binnen de 18 maanden. Bovendien worden de zorgvragen binnen prioriteitengroep 3 geëvalueerd om dus een beter beeld te krijgen van de effectieve zorgnoden binnen deze groep. Ten slotte zal er deze legislatuur dus 1,6 miljard euro geïnvesteerd worden, om zo een perspectief te geven aan de personen met een handicap.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, ik ga mijn vraag niet helemaal herhalen, want u hebt net een duidelijke presentatie gegeven. De vraag die ik ingediend had, ging vooral over rechtstreeks toegankelijke hulp. Ik las dat er 20 miljoen euro extra geïnvesteerd wordt in RTH. U weet dat ik al enkele jaren voorstander ben om RTH vraaggestuurd te maken. U hebt het ook in uw presentatie gezegd. Ik vraag me toch af – want het blijft altijd heel vaag – wat nu juist die vraaggestuurdheid is voor u. Hoe gaat die uitgerold worden? Het is natuurlijk ook belangrijk vanaf wanneer, want we gaan daar nu extra middelen aan geven. Ik heb daar nog geen concrete visieteksten van u van gezien. Ik vind het heel belangrijk hoe vraaggestuurd dat inderdaad gaat zijn en vanaf wanneer dat dan juist uitgerold wordt.
Ik heb daar eerder al schriftelijke vragen over gesteld. Dan blijkt dat er gemiddeld 2,7 RTH-punten per persoon worden opgenomen. Dat is niet omdat die mensen niet meer nodig hebben, dat is gewoon omdat de pot niet meer voorziet. We zien dus een gemiddelde van 2,7 punten. Denkt u dat dit voldoende gaat zijn om prioriteitengroepen 2 en 3 daarnaartoe te heroriënteren? Want als ik het zo hoor, is het toch een beetje het plan om de prioriteitengroepen 2 en 3 verder te helpen met RTH. Dan vraag ik me toch af – oké, we gaan daar nu wel extra middelen bij in steken – of we dan verder gaan geraken dan die 2,7. Of hoe moeten we dat dan juist zien?
Ik had ook nog andere vragen in verband met prioriteitengroep 1. Minister, dat is de enige groep die nu eigenlijk perspectief krijgt. Denkt u niet dat daar een grote toeloop naartoe gaat? Dat is de enige groep die perspectief heeft, de andere zitten nu serieus in twijfel. Gaat daar dus niet een grote toeloop naar zijn? We hebben ook gezien dat zij gratis sessies voor de bijstandsorganisatie krijgen om een budget te gaan inzetten. Hebt u al met de bijstandsorganisaties rond de tafel gezeten om te bekijken of dat allemaal haalbaar is, of zij dat verwerkt krijgen, nu er plots veel budgetten gaan bij komen?
Ik heb ook een vraag in verband met prioriteitengroep 1. Wij zijn uiteraard zeer blij dat daar nu heel wat budgetten naartoe gaan. Hebt u er zicht op welke zorgvraag zij voornamelijk hebben? Want het is heel goed dat wij budgetten geven, maar natuurlijk moet ook de sector daar klaar voor zijn. We moeten voldoende mensen hebben die die mensen kunnen helpen. Er moet voldoende infrastructuur zijn. Misschien kunt u daar een zicht op geven over welke zorgvragen het vooral gaat. Gaat het vooral over dag en nacht? Gaat het vooral over dagopvang? Dat is heel belangrijk om heel snel in kaart te brengen, mocht dat nog niet gebeurd zijn.
Dan heb ik nog een vraag in verband met prioriteitengroep 2. Daarover kunnen we lezen dat er 20 miljoen euro voorzien is. Maar voor mij is het niet duidelijk waarvoor die 20 miljoen euro nu concreet wordt ingezet. Is dat juist voor dat onderzoek van prioriteitengroep 2 of zijn dat de enige budgetten die daar naartoe gaan, naar die prioriteitengroep 2? Dat is voor mij nog niet geheel duidelijk. Het blijft voor ons belangrijk dat ook zij perspectief krijgen, zowel prioriteitengroep 2 als prioriteitengroep 3. Daar is nu nog geen sprake van. Misschien kunt u daar ook al op antwoorden, of zij toch nog in de loop van het jaar een perspectief krijgen. Ik veronderstel na het onderzoek dan misschien. Misschien kunt u daar ook een timing geven.
Bij prioriteitengroep 3 heb ik ook nog wat vragen. U zegt dat u een onderzoek gaat uitvoeren naar prioriteitengroep 3. Daar zijn wij ook al heel lang vragende partij voor en ik ben heel blij dat het nu eindelijk van start gaat. Maar de vraag hier is – ik heb het al heel vaak gevraagd –: wanneer gaat dat zijn? Wanneer gaan die onderzoeken nu juist van start gaan? En vooral, wie gaat dat doen? Welke mensen gaan dat doen?
Een bijkomende vraag is dan ook: hoeveel mensen gaan jullie dan onderzoeken? Gaan jullie 11.000 mensen aanspreken? Gaan jullie daar maar een deeltje van aanspreken? Hoeveel personen dienen er deel te nemen om te spreken van een representatieve steekproef? Dat is ook belangrijk.
Misschien kunt u ook vertellen hoeveel budget er is vrijgemaakt voor dat onderzoek, want dat heb ik nog nergens gelezen, en wanneer het onderzoek afgerond zal zijn. Ik denk dat het belangrijk is om een volledige timing te hebben. Ik vraag dat uiteraard niet alleen voor mij, maar vooral voor die 11.000 mensen die daar staan te wachten. Die zijn benieuwd hoe dat nu verder gaat lopen. In 2016 hebben die mensen eindelijk een perspectief gekregen. Een x-aantal procent hebben we altijd verdeeld onder die groep, ook onder prioriteitengroep 3 en onder prioriteitengroep 2. Dus zij hadden eigenlijk altijd wel een stukje perspectief. Dat valt nu volledig weg. Daar moet toch een heel duidelijke communicatie over komen, want ik hoor daar heel wat frustraties over, zeker bij hen die aan de eindmeet staan, net een paar dagen na de datum dat ze eigenlijk hun budget kregen. Ook daar zal er een hele verschuiving zijn naar 3 en naar 2 of naar 1. Wij hebben dat al heel vaak benoemd, maar ik denk dat dat perspectief heel belangrijk is. Ik hoop dat dat dan toch gekoppeld kan worden aan de onderzoeken die u gaat doen.
Dan heb ik nog een vraagje. U hebt gezegd dat u gaat samenwerken met de DOP’s voor die infoloketten. Hoe ziet u dat concreet? Het is immers allemaal nog vrij vaag.
Dan heb ik nog een vraag in verband met de minderjarigen, want daar wordt eigenlijk heel weinig over gesproken. Minister, kunt u daar wat duidelijkheid over geven? Hoe gaan die middelen juist verdeeld worden? U weet ook dat het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van de bouwstenen er is. Als we dat BVR nalezen, zien we dat er vanaf 1 mei 2021 – dat zijn we al lang gepasseerd – een omzetting mogelijk moet zijn vanuit een non-recurring cost (NRC) naar een persoonsvolgend budget. Is dat eigenlijk al lopende? We zijn 1 mei al gepasseerd. Kunnen jongeren nu hun ondersteuning al omzetten van een NRC naar een persoonsvolgend budget? Of is dat BVR van de bouwstenen ondertussen aangepast? Ik heb dat niet zien passeren, maar misschien is het mij ontgaan.
U hebt het zelf ook aangehaald dat er een kleinere groep is die echt nog geen hulp heeft. Er is 66 procent die al een of andere hulp heeft. Gaat u zich ook speciaal op die groep, die tot nu toe nog niets heeft, focussen of hoe moeten we dat bekijken? Alvast bedankt voor uw antwoorden.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik dank u, voorzitter. Het nadeel – of misschien is het een voordeel – om na collega van der Vloet te komen, is dat heel wat vragen al gesteld zijn. Maar ik zal toch proberen om nog in te gaan op de belangrijkste zaken die extra veel aandacht vragen. Tegelijkertijd zal ik duplicatie proberen te voorkomen.
Allereerst, minister, krijgt u zoals u weet onze felicitaties voor de extra middelen die u vroeger dan voorzien hebt kunnen inzetten. Dat maakt wel degelijk een groot verschil voor heel wat mensen. Het is een goede zaak dat de Vlaamse Regering de fundamentele keuze heeft genomen, mede geholpen of door de invloed van de coronacrisis, om voor mensen met een beperking of in een precaire situatie extra middelen te voorzien. U hebt ook heel goed uitgelegd hoe die middelen worden toegewezen en welke andere hervormingen er, naast extra middelen, mee gepaard gaan. Die uitleg was zeer duidelijk. Vanuit onze fractie steunen we uiteraard zowel de extra middelen als de hervormingen die daaraan vasthangen.
Er zijn nog een aantal punten die niet noodzakelijk onduidelijk zijn, maar die misschien ook in de toekomst verder moeten worden verfijnd. Aangezien het werk nog niet af is en we daar natuurlijk altijd extra aandacht voor hebben, zal ik die punten even benoemen, met de vragen die wij daarover hebben en de uitgangspistes die u daar voorziet voor de toekomst.
De eerste vragen gaan – collega van der Vloet is daar al uitgebreid op ingegaan – over prioriteitengroep 2 en 3. Het meest duidelijk natuurlijk zijn de extra middelen die naar prioriteitengroep 1 gaan. Dat is opnieuw een zeer goede zaak. Prioriteitengroepen 2 en 3 zijn iets minder duidelijk. Wat prioriteitengroep 2 betreft, stellen wij de vraag op welke basis de 20 miljoen euro extra die daarvoor wordt voorzien, zal worden toegewezen? Als u daar vandaag nog geen absolute duidelijkheid over hebt, is dat oké. Maar dan moeten we dat wel zeker meenemen in de toekomstige monitoring.
We zijn al vaak tussengekomen in verband met prioriteitengroep 3, net zoals collega van der Vloet, om daar een duidelijk zicht op te hebben. Het systeem dat u nu voorstelt, is dat er een steekproefsgewijs onderzoek zal komen om de noden in kaart te brengen. Dat is natuurlijk een goede zaak. Meten is weten. Maar er is iets wat we ons daarbij afvragen. Enerzijds kan een steekproef een algemeen beeld geven. Maar elke zorgvraag blijft natuurlijk wel uniek. En iedereen die ooit een zorgvraag heeft gedaan, moet wel op een of andere manier worden verder geholpen. Een steekproef zal op zich niet voldoende zijn om ervoor te zorgen dat alle mensen in die prioriteitengroep 3 de juiste zorg krijgen. En dat is natuurlijk het uiteindelijke doel.
Minister, wat is de finaliteit van die steekproef? En op welke manier zal dat ervoor zorgen dat we voor ieder dossier, iedere aanvraag kunnen zeggen: dit blijft een zorgnood die een volledig persoonsvormbudget behelst of dit is een zorgnood die kan worden toegewezen naar andere middelen, zoals bijvoorbeeld RTH? Het is ons nog niet helemaal duidelijk op welke manier dat zal gebeuren.
Enerzijds is onderzoeken wat de specifieke noden zijn, zeg maar een algemeen beeld krijgen, natuurlijk al een eerste stap. Maar we denken wel dat die groep ook een persoonlijke beoordeling vergt. En dat zal natuurlijk een werk zijn van langere termijn. We vragen ons af: is er al een concrete strategie of aanpak voor die prioriteitengroep 3? Zoals we weten, is dat de grootste groep, maar is dat ook de groep die inderdaad – dat is een punt dat u terecht naar voren brengt – ook kan worden geholpen via andere wegen. Maar het blijft belangrijk om te voldoen aan elke zorgnood, op de beste manier.
En daaraan gekoppeld, in verband met wat er aan instroom in prioriteitengroep 3 binnenkomt, is het natuurlijk belangrijk om ervoor te zorgen dat vanaf nu ook wel degelijk wordt beoordeeld wat daarvoor de beste zorg is en of er eventueel met RTH al kan worden geholpen of dat die nieuwe instroom binnen die prioriteitengroep 3 blijft binnenstromen.
Als we onderzoeken hoe we het efficiënter kunnen doen, is het natuurlijk ook een goede zaak dat we bij de instroom al zorgen dat die groep vanaf heden deftig wordt afgebakend. We vroegen ons dus ook af hoe u daar bij de instroom al aan zult voldoen.
Het is vooral die prioriteitengroep 3 die voor ons een beetje belangrijk is, om daar echt een gedegen strategie voor te hebben van hoe we die in de toekomst kunnen aanpakken. Het zal immers ook vooral die groep zijn die zal bepalen welke extra budgetten er in de toekomst eventueel nodig zijn om de wachtlijsten ooit helemaal weg te werken, wat toch het uiteindelijke doel is van iedereen in deze commissie en in dit parlement. Dat is dus echt wel een cruciale factor daarin. Je kunt natuurlijk zeggen ‘meer middelen, meer middelen’, en ik zeg dat persoonlijk ook, maar de strategie om die prioriteitengroep 3 aan te pakken, is wel echt essentieel. Als die nog niet helemaal op punt staat, moeten we daar de komende tijd zeker aan werken.
Een derde punt is een zaak die een beetje ontbreekt in het plan. Dat is niet erg; er kunnen altijd zaken ontbreken. Het gaat over het verschil in de waarde van punten tussen het cash- en vouchersysteem. Ik heb daar al een aantal vragen over gesteld, en collega Van der Vloet in het verleden ook. Dat verschil loopt op tot ettelijke duizenden euro’s per budget. De vraag is of dat ook kan worden meegenomen in de lopende hervorming. Hoe kunnen we die waarden beter op elkaar afstemmen? Want dat zorgt er natuurlijk ook voor dat er nog extra middelen kunnen vrijkomen om aan extra noden te voldoen, onder andere in prioriteitengroep 2 en 3. Hebt u daar al verder over nagedacht, hoe we het verschil in die waarden tussen cash en voucher kunnen verkleinen? Het gaat uiteindelijk toch om dezelfde zorgnood.
Mijn vierde vraag gaat over de organisatiegebonden kosten. Dat wordt ook vermeld in uw presentatie als een van de dingen die eigenlijk al waren afgesproken of in uitvoering zijn. Hebt u een stand van zaken van hoe de hervorming van de organisatiegebonden kosten momenteel loopt? Zoals u weet, zitten wij daarbij op een niveau van 21 procent. Zorgt dat effectief voor extra middelen die nu vrijkomen? Hoe gaan de voorzieningen daar zelf mee om? Is daar al een soort eerste evaluatie over? Of is dat ook iets wat in de toekomst verder zal worden opgevolgd?
Wat de omzetting voor minderjarigen naar een persoonsvolgend budget betreft, heb ik dezelfde vraag als collega Van der Vloet, namelijk of die omzetting al in de steigers staat. Ik denk dat het een goede zaak is dat we ook voor minderjarigen de keuze bieden. Het gaat er niet over dat we de financiering aan MFC’s grondig overhoop gooien of dat we daar zaken doen die de zorg uiteindelijk niet vooruit gaan helpen. Het gaat er wel over dat men de keuze heeft hoe mensen hun zorg willen samenstellen. Hoe plant u met die keuze van een omzetting om te gaan in de nabije toekomst?
Mijn allerlaatste vraag is een beetje een algemene ‘catch-all’. We weten dat met deze hervormingen het werk nog niet af is. Dat hebt u zelf ook aangegeven in de plenaire vergadering. We hebben heel veel extra middelen die erbij komen in deze legislatuur. Die worden ook vervroegd. Ik denk dat dat al een enorme inspanning is. Maar we weten dat het werk blijft duren. Ik vroeg me af of u bereid was om samen met het VAPH systematisch tussentijdse evaluaties te doen en met het parlement samen te bespreken welke stappen we verder kunnen zetten. Zo kunnen we ook tegen het einde van de legislatuur, over een aantal jaar, zien op welk punt we staan en wat de effecten zijn geweest van alles wat we hier nu besproken hebben. En dan kunnen we echt een duidelijk beeld hebben: als we in de komende legislatuur x-aantal middelen extra voorzien, kunnen we komen tot onze finaliteit en ervoor zorgen dat er genoeg budget is voor elke zorgnood, ook al wordt die op een andere manier ingevuld dan vandaag het geval is. Dat langetermijnperspectief, het periodiek evalueren en bijsturen waar nodig, besprekingen met het parlement en het VAPH, dat is voor mij toch wel essentieel.
Misschien kunnen we daarvan een vaste periodieke evaluatie doen, zoals we die in het parlement ook voor een aantal andere zaken hebben. Dan kunnen we als parlement bepalen welke hervorming goed loopt, of dat we nog onvoldoende zicht hebben op prioriteitengroep 3. Zo zouden we op het einde van de legislatuur echt tot een eindpunt kunnen komen, tot een duidelijk zicht op waar we staan en wat er nog nodig is om tot de ideale wereld te komen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ik wil beginnen met u uiteraard te danken voor de toelichting bij de uitvoering van de plannen. Zeker gezien uw communicatie was het toch wel nodig om deze eerste verduidelijking te krijgen. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn. We zijn allemaal tevreden met wat er wordt gedaan voor de mensen in prioriteitengroep 1, maar dat wil zeker niet zeggen dat we nu tevreden zijn met uw volledig plan van aanpak.
U zegt het zelf: u probeert vooreerst het systeem te beheersen. Er is echter meer nodig. Voor ons blijft de belofte van het volledig wegwerken van de wachtlijsten overeind. Dat staat als een paal boven water. Iedereen moet zijn zorgnood gelenigd zien.
De collega’s hebben al heel wat zaken aangeraakt. Heel wat zaken uit de initiële vraagstelling zijn al beantwoord, of toch geduid. Ik wil toch nog drie zaken aanhalen. In de zevende slide geeft u aan dat er in prioriteitengroep 2, mensen met een vrij dringende zorgnood, 3777 wachtenden zijn. 747 daarvan hebben nog geen budget toegekend gekregen, hebben nog geen terbeschikkingstelling gekregen. Wat denkt u ervan om bijvoorbeeld via een instapbudget met een basisbedrag te starten dat nu zou worden toegekend, waarna men dan met een tijdslijn voor ogen binnen de 24 maanden naar de volledige terbeschikkingstelling kan gaan? Deze mensen hebben ook nood aan perspectief, maar ze hebben natuurlijk ook nood aan de middelen die zijn gekoppeld aan hun zorgnood. U zou het uitdoven van het basisondersteuningsbudget en het herinvesteren van die middelen deels kunnen gebruiken om die mensen in prioriteitengroep 2 een dergelijke basisbeurs te geven.
De mensen in prioriteitengroep 3 zijn de mensen met de minst dringende zorgnood, maar we weten allemaal dat die mensen ook nood aan zorg hebben. Vindt u zelf dat uw berichtgeving en uw beleidskeuze kies zijn ten overstaan van die mensen? Ze voelden echt de grond onder hun voeten wegzakken na uw communicatie. U beseft zeker ook wel – en u zult dat zeker ook al wel hebben gehoord van andere mensen en uit andere hoeken – dat dit echt wel keihard is aangekomen bij die mensen. Zij hebben immers ook een zorgnood. Het lijkt me dan ook wenselijk dat men bijvoorbeeld bij de aanvragers van de jongste drie jaar toch geen herziening zou doen, dat men dit voor hen zou behouden. Dat zijn recente inschalingen. Die mensen nu extra belasten met een herziening is mijns inziens meer dan een teken van wantrouwen. Na de steekproef waarvan sprake is en waaruit u waarschijnlijk een systeem zult distilleren, zou u bijvoorbeeld enkel de oudere aanvragen kunnen bekijken en actualiseren. Het lijkt me heel dringend dat hier duidelijkheid over komt.
U stelt dat u dat met de DOP’s zult opzetten. Zult u dan zorgen voor extra versterking van die equipes? Dit is enige tijd geleden ook al ter sprake gekomen. Toen ging het over de diensten maatschappelijk werk (DMW’s) van de ziekenfondsen. Zullen zij dat er nog bij kunnen nemen? Zal er daarvoor voldoende menskracht zijn?
Dan is er natuurlijk ook de vraag wanneer de eerste evaluatie er zal komen van het systeem van herzieningen dat u voorstaat. Wilt u dat delen met de commissie? Hebt u een datum vooropgesteld ter zake, en kunt u ons die al meedelen?
De bijstandsorganisaties zullen ook kunnen rekenen op extra financiering. Welk bedrag wordt daarvoor uitgetrokken op jaarbasis? Ik dacht niet dat u daarop had geantwoord.
Afsluitend, we zeiden het al tijdens de plenaire vergadering: ook de mensen in de prioriteitengroepen 2 en 3 hebben naast hun zorgnood die nood aan perspectief. Ik denk wel dat het uw taak is om, samen met uw collega’s van de Vlaamse Regering, die mensen dat perspectief te geven. Dit is hun voorgehouden en dit wordt hun nu voor een stuk ontnomen. Het lijkt me heel dringend dat u op dat vlak toch opnieuw wat perspectief geeft aan die mensen.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, minister, hierover hebben we de laatste weken al een aantal keren van gedachten gewisseld, vooral in de grote lijnen. We hebben daarbij telkens ook gezegd dat het een goede zaak is dat een aantal mensen eerder een budget zullen krijgen dan aanvankelijk voorzien was en ook dat voor de automatische toekenningen toch wat extra budget voorzien is, boven op wat er vorig jaar in september is aangekondigd. Dat is absoluut een goede zaak, net zoals het feit dat er nu toch dat bestedingsplan is, want wij vinden dat het toch lang geduurd heeft voor de middelen die in september beloofd waren, ook effectief in budgetten konden worden omgezet.
Ik probeer om zo snel mogelijk tot mijn vragen te komen. Ik heb een aantal heel concrete vragen, maar er zijn een aantal dingen in de presentatie waar ik toch van geschrokken ben, bijvoorbeeld hoe u op slide 7 over prioriteitengroep 3 spreekt. U zegt ‘de mensen met de minst dringende zorgnoden’. Eigenlijk zegt dat veel. Dat geeft echt aan hoe deze regering kijkt naar prioriteitengroepen. Voor alle duidelijkheid: prioriteitengroep 3 zijn nog steeds mensen met dringende zorgnoden. Niemand komt zomaar per abuis in zo’n prioriteitengroep terecht. In al die gevallen gaat dat over mensen voor wie die hulp echt absoluut noodzakelijk is om op een kwaliteitsvolle manier te kunnen deelnemen aan onze samenleving. U meet de zorgnoden van mensen die vaak al jaren vruchteloos aan het wachten zijn op de wachtlijst, op hulp die de Vlaamse overheid hun echt wel beloofd heeft, waarvan we zeggen dat ze er recht op hebben, dat ze die nodig hebben om op een goede manier te kunnen deelnemen aan de samenleving. Op die manier worden die miskend. Dat vind ik toch wel cynisch. Dat toont aan hoe ver deze regering van de werkelijkheid staat en hoe weinig inzicht ze heeft in de problemen van de mensen in prioriteitengroep 2 en zeker ook in prioriteitengroep 3. Die voelen zich nu echt in de kou gezet, doordat er vooral gefocust wordt op prioriteitengroep 1 en omdat hun perspectief helemaal is weggevallen. Ik vrees dat ze daar gelijk hebben.
Op slide 8 geeft u nu eigenlijk gewoon toe wat we eigenlijk al een aantal jaren weten en wat altijd werd ontkend, namelijk dat het uitbreidingsbeleid dat in het regeerakkoord voorzien was, absoluut niet volstond. Alleen al voor de automatische toekenningsgroepen was het onvoldoende. U had 230 miljoen euro voorzien voor meerderjarige personen met een handicap, maar u hebt 250 miljoen euro aan kostendrijvers. Dat is al een tekort van 20 miljoen euro. Het is omdat u er zelf als partijvoorzitter in de zomer van 2019 over onderhandeld hebt, anders zou ik zeggen: ‘Ik zou me toch eens boos maken op diegenen die daarover onderhandeld hebben.’ Als minister van Welzijn hebt u daar geen cadeau gekregen. Het is natuurlijk een beetje vreemd om voor een spiegel met uzelf te staan ruziemaken.
Wat Mozaïek 4 en Mozaïek 5 betreft: dat geeft wat aan dat we het daar goed doen, maar eigenlijk is dat gewoon een besparing van 108 miljoen euro aan het VAPH op zorg. Op de hoogte van de zorgbudgetten is dat een kaasschaaf op zorguitgaven. Het is ook opvallend in de presentatie dat u zich rijk rekent qua investeringen: 357 miljoen euro aan structureel beleid vertaalt u in 1,65 miljard euro. Daar maakt u de optelling. Als het dan gaat over de besparingen, dan wordt enkel het kleine bedrag genoemd. Als u dan dezelfde redenering zou doortrekken, dan gaat het over een besparing van 580 miljoen euro.
Ik ga een paar concrete vragen stellen. Wat is nu de toestand op dit moment in prioriteitengroep 3? Hoeveel personen zijn er bij gekomen op de wachtlijst? Hoeveel zijn er van de wachtlijst verdwenen? Hoelang stonden diegenen die een budget toegewezen kregen, bijvoorbeeld via automatische toekenningsprocedures, gemiddeld op de wachtlijst? Wat zijn nu de prognoses van het VAPH op dat vlak voor de komende jaren? Als het gaat over personen uit prioriteitengroep 3 toeleiden naar RTH: ik begrijp dat er een bevraging gestart wordt om te kijken in welke mate dat mogelijk is, maar u hebt ondertussen wel al beslist om dat te doen. Zijn we dan de kar niet voor het paard aan het spannen? Ik had verwacht dat u daar al zicht op zou hebben en anders die beslissing niet genomen zou hebben. Tegen wanneer wordt er resultaat verwacht van die bevraging?
Hoeveel nieuwe persoonsvolgende budgetten zijn er nu toegekend in 2020 en 2021, los van de automatische toekenning? Dat is ook heel belangrijk.
Van die nieuw toegekende PVB’s, wat was dan het gemiddeld aantal zorggebonden punten? Is er ook een overzicht van de budgetcategorieën waarin de personen die nu een budget ontvangen, worden ingedeeld?
Ik heb dezelfde vraag over de volgende jaren. Hoeveel nieuwe budgetten denkt u toe te kunnen kennen in 2022, 2023 en 2024?
Hoeveel bijkomende middelen zullen worden voorzien voor RTH? Wanneer zullen die ter beschikking gesteld worden? Welke programmatiecriteria zullen daarvoor gehanteerd worden?
Dan heb ik misschien nog een laatste technische vraag. Op uw vijfde slide stond er iets dat me toch wat prikkelde. U stelde dat 3 procent van de PVB-aanvragen minderjarigen betreft die al een budget hadden. Maar het is net deze regering die besliste om de zorgcontinuïteit af te schaffen, waardoor men bij het meerderjarig worden opnieuw die rechten verliest. Het is misschien ‘wishful thinking’, maar kan ik daaruit afleiden dat er plannen zijn om dat opnieuw in te voeren, of op zijn minst de aanvraag van die personen te herevalueren in het licht van die afgeschafte zorg?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, bedankt voor de vrij gedetailleerde presentatie en de gegevens die u hier met ons deelt. Het geeft alleszins wat inzicht in de dynamiek die binnen die zogenaamde wachtlijst speelt: de noodzaak om te moeten hervormen, niet alleen budgetten bij te creëren, maar ook te moeten hervormen. We hebben de gelegenheid gehad naar aanleiding van de voorstelling van het Zorginvesteringsplan om hierover ook al in de plenaire vergadering van 30 juni met elkaar van gedachten te wisselen. Ik heb toen ook gezegd dat het een absoluut nooit geziene budgettaire sprong is in het beleid ten aanzien van mensen met een handicap en dat u terecht de focus legt op de mensen met vandaag de grootste en meest dringende zorgnood. U beklemtoonde ook telkens dat het werk niet af is – wij vinden dat goed – en dat we moeten kijken naar de andere mensen die op de wachtlijsten staan en de andere prioriteitengroepen, in hoeverre we ook daar perspectief kunnen bieden of ervoor kunnen zorgen dat mensen met een handicap op een volwaardige manier kunnen participeren aan de samenleving en daarvoor de hulp en ondersteuning krijgen die daarvoor nodig zijn. Het zijn dus alleszins de juiste keuzes die gemaakt zijn.
Er zijn een heel aantal vragen gesteld. Bij een aantal wil ik me zeker graag aansluiten. Wanneer het gaat over wat meer concrete informatie over de bevraging van de mensen in prioriteitengroep 3, is het voor ons allemaal van belang om te weten hoe dat gaat verlopen. Wanneer weten we daar meer over?
Ik heb zelf nog volgende vraag. Wat is de timing van de bijkomende budgetten die vrijgemaakt zullen worden? Gaat dat stapsgewijs? Gebeurt dat in één keer of in verschillende groepen? Ik wil met name weten of de sector er klaar voor is op dit moment. Er komt nu een grote massa aan budget vrij. Dat zal zorgen dat meer mensen de markt opgaan, zich gaan bevragen, zich laten bijstaan om te kijken of ze met een assistent willen werken, naar een voorziening willen, op welke manier ze hun zorgondersteuning willen organiseren. Denkt u dat de sector daar klaar voor is? Of moeten er nog bijkomende maatregelen genomen worden?
Minister, op welke manier is dit zorginvesteringsplan al dan niet in samenspraak met de sector tot stand gekomen? Wie was daarbij betrokken? Op welke manier is daar betrokkenheid? Krijgt u daar ongevraagde adviezen over? Vraagt u om adviezen? Ik wil graag wat meer inzicht in een overlegmodel. Onder welk gesternte is dit zorginvesteringsplan tot stand gekomen?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil aansluiten bij enkele voorgaande sprekers, vooral ook rond de aandacht voor die prioriteitengroep 2 en voor 3. Ik wil daarover ten eerste ook zeggen dat dat de stem is die je hoort in de sector vandaag. Er is inderdaad een inspanning gebeurd. Het was lang wachten op het inzetten van het budget. Gelukkig was dat nog voor de zomer mogelijk. Daarmee blijven vooral de mensen van prioriteitsgroepen 2 en 3 in de kou staan. Dat is een probleem. Zowel Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een Handicap (Grip) als Onafhankelijk Leven als de Vlaamse Federatie van Gehandicapten (VFG) zijn ook vragende partij om ook perspectief te bieden voor die andere mensen. Dat is logisch. Men zegt dat men voor die mensen een oplossing via de rechtstreeks toegankelijke hulp probeert te zoeken, maar die mensen hebben wel met het systeem van de rugzakfinanciering een budget aangevraagd en daar ook recht op gekregen. Je hebt nood aan budget om zorg en ondersteuning in te kopen, maar het is almaar wachten daarop. Ik vind dat een probleem.
Uw partij, CD&V, heeft samen dat systeem van persoonsvolgende financiering ingevoerd met het idee om zorg op maat te bieden. Mensen moeten een individuele vraag om een budget indienen, maar nu blijkt dat er onvoldoende budget is. Dat is niet correct. Verder gaat dat in tegen het recht van mensen om onafhankelijk te kunnen leven en op een budget voor zorg en ondersteuning. Ik wil ook even aanhalen dat het VN-Comité ons in het verleden al op de vingers heeft getikt. Het zegt dat er met aandrang aan België wordt gevraagd om een handicapplan te implementeren op alle niveaus van de staat dat toegang moet garanderen tot de diensten die personen met een handicap in staat stellen om zelfstandig te leven zodat ze volwaardig kunnen deelnemen aan die maatschappij. Dat plan moet ervoor zorgen dat de bestaande wachtlijsten verdwijnen, dat de personen met een handicap toegang hebben tot toereikende financiële middelen en dat daarnaast de maatschappij toegankelijk is voor personen met een handicap. Het is een beetje gek dat er een systeem wordt ingevoerd dat zegt dat we iedereen zorg op maat willen geven, maar dat er een onvoldoende groot budget wordt vrijgemaakt om iedereen dat recht te garanderen.
Op andere vlakken is het heel logisch dat mensen een budget krijgen. Ik maak gewoon de vergelijking met het pensioen. Als mensen met pensioen gaan, krijgen ze hun pensioen. Ze hebben rechten opgebouwd en ze krijgen hun pensioen. Dan wordt er niet gezegd dat de pensioenen op zijn en dat ze een paar jaar zullen moeten wachten vooraleer ze hun pensioen kunnen krijgen. De nood die mensen met een handicap hebben voor een budget met ondersteuning, is even groot. Het is heel onlogisch dat er een systeem is waarbij tegelijkertijd wordt gezegd dat men zorg op maat zal geven, maar dat er ook bespaard wordt want er is niet voldoende budget zodat iedereen die recht heeft, ook een budget kan krijgen. Ik blijf het daar heel erg moeilijk mee hebben.
In die zin vind ik dat het systeem van persoonsvolgende financiering met deze budgetten niet het recht op zorg garandeert voor iedereen. Vijftienduizend mensen blijven nu op hun honger zitten. Zeker de 11.000 mensen die in prioriteitsgroep 3 zitten, krijgen geen enkel perspectief op wat er zal gebeuren. De eerstvolgende persoon van prioriteitsgroep 3 die een budget zou krijgen, staat al op de wachtlijst sinds 2002. Mensen moeten twintig jaar wachten vooraleer ze het budget zullen krijgen waar ze al een aanvraag voor hebben gedaan en een toestemming voor hebben gekregen. Ik vind het bijzonder pijnlijk dat het systeem van wachtlijsten blijft bestaan en dat mensen die recht hebben op zorg, maar moeten blijven wachten. Ik heb daarbij een aantal vragen.
Er wordt nu gezegd dat er een bevraging zal gebeuren bij de prioriteitsgroep 3 over de noden. Ik had graag concreter gehoord wat dat plan precies inhoudt. Wat is de timing van die bevraging? Ik denk dat de voorgaande spreker dat ook al heeft gevraagd. Hoe zal die in zijn werk gaan? Tegen wanneer moet die bevraging er komen? Hoeveel van die 11.000 mensen uit prioriteitsgroep 3 zullen uiteindelijk bevraagd worden? Organiseert het VAPH de bevraging of gebeurt die op een andere manier? Ik zou graag concreet weten wat het perspectief is voor die prioriteitsgroep 3.
Daarnaast zijn er nog heel wat dossiers hangende. Er wordt ook bespaard bij de personen met een handicap. Heel veel mensen hebben een rechtszaak aangespannen. Ze hadden voor 17 maart 2020 een budget aangevraagd en dat werd toegekend. Ze kwamen op de wachtlijst terecht.
Maar zij belanden nu plots in een nieuw systeem. Actualisering noemen we dat. Zij zullen plots heel wat minder budget krijgen. U hebt daar niet over gesproken in uw presentatie, minister. Maar ik had toch heel graag gehoord wat u daarvan vindt. Gaat u daarmee verder? Zullen de mensen die een budget kregen toegekend voor 17 maart 2020, effectief plots een budgetsverandering, een verlaging van hun budget krijgen of niet? Doet u daar onderzoek naar? Hebt u gekeken hoeveel mensen er zijn die effectief een lager budget zouden krijgen? Tot hoeveel lager zou dat budget zijn? Is er met die mensen gesproken? Wat zult u daar nog rond doen?
Daarnaast had ik nog een vraag. We hebben dit jaar gezien dat er al een tweede correctiefase werd toegepast op de budgetten voor personen met een handicap. Zijn er onder uw ministerschap nog plannen om tot volgende correctiefases te komen? Hoe zeker kunnen de mensen die hun budget nu krijgen zijn dat ze effectief het budget blijven krijgen waarop ze momenteel recht hebben? Of wordt er nog verder gegaan met correctiefases en dus met veranderingen van budgetten of met een andere manier van veranderen van budgetten van mensen met een handicap? Ik dank u.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, collega's, ik heb de vragen die ik had opgeschreven en de insteken die al gesteld zijn, geschrapt. Ik houd het dus bij drie opmerkingen.
Minister, ik wil het graag met u hebben over het punt 3.2. ‘Bijkomende middelen: het uitbreidingsbeleid’ van uw presentatie. Minister, voor dit jaar hebt u voldoende middelen bij elkaar gekregen via de relancemiddelen. Mag ik dan veronderstellen dat u het engagement van uw collega-ministers in de Vlaamse Regering hebt gekregen om de komende jaren in de begroting telkens die 270 miljoen euro erbij te krijgen? Dat is mijn eerste vraag.
Een tweede bedenking die ik heb, is rond de VIA-middelen. In uw tabel zegt u dat er jaarlijks 100 miljoen euro VIA 6-middelen zijn, waarvan 20 miljoen euro extra aanbod voor volwassenen. Maar de rest, die 80 miljoen euro, gaat naar de koopkracht voor mensen die werken in de sector van personen met een handicap. Minister, volgens mij is dat geen geld dat echt naar de wachtlijsten gaat, naar de mensen die zorg nodig hebben, maar eerder naar het personeel. Hoe verklaart u dan dat u in uw tabel 100 miljoen euro volledig als extra uitbreidingsbeleid mee in aanmerking durft te nemen?
Verder schrijft u nog dat er vanaf volgend jaar voor 23 miljoen euro, vanaf 2023 voor 45 miljoen euro en vanaf 2024 voor 67 miljoen euro – in totaal gaat het over 135 miljoen euro – automatische toekenningen gebeuren. Is dat ook een engagement van de Vlaamse Regering dat u hebt gekregen, om die 123 miljoen euro, de volgende begrotingsjaren extra bij uw budget te krijgen? Dat is de eerste reeks vragen die ik heb rond het budget.
Ik kom tot mijn tweede bemerking. Denkt u dat de druk op de prioriteringsquotes groot zal worden? Want nu zullen alle mensen die een eerste aanvraag doen, toch wel graag hebben dat ze in de prioriteitengroep 1 terechtkomen. Degenen die in 2 of 3 terechtkomen, weten automatisch dat ze zullen moeten blijven wachten. Denkt u niet dat het systeem op een of andere manier zal worden ondergraven door de hoge druk van de mensen om in die eerste categorie terecht te komen?
Een tweede punt in dat opzicht is – en dat is misschien mijn dada – dat er op dit moment al mensen zijn die werden doorverwezen naar een woonzorgcentrum, maar die eigenlijk nog veel te jong zijn om daar te wonen. Door het feit dat er bedden vrij zijn, werden zij opgenomen in een woonzorgcentrum. Die mensen hebben allemaal categorie 2. Dat betekent dat zij totaal geen perspectief meer hebben om later ooit nog op een andere manier te kunnen wonen of leven. Hoe zult u dat voorkomen? Of hoe kunnen mensen die nu in een woonzorgcentrum wonen en nog jonger zijn dan 65 jaar, ervoor zorgen dat ze er toch op een of andere manier uit geraken?
De derde bemerking die ik heb, is rond die intersectorale samenwerking. Het klopt inderdaad dat, als je de zorg deels kunt opvangen via gezinshulp aan huis, dat voor heel wat mensen een oplossing zou kunnen zijn. Maar aan de andere kant zijn de diensten voor gezinszorg beperkt in het aantal uren zorg die zij nog kunnen geven.
Er is mij een situatie bekend van een vrouw die een vriend die in een woonzorgcentrum was opgenomen, bij zich in huis heeft genomen. Maar momenteel kan ze via de rechtstreeks toegankelijke hulp maar één dag per week een beroep doen op een dagcentrum. Alle andere dagen is zij zelf verantwoordelijk om te zorgen voor iemand die niet eens familie is van haar. Maar die persoon heeft ook urgentiecode 2. Die mensen hebben in uw plan op dit moment geen enkel perspectief en weten ook dat ze op de andere diensten in de sector geen beroep kunnen doen en dat er geen oplossing zal komen. Op welke manier gaat u er in die intersectorale samenwerking voor zorgen dat die diensten ook voldoende uren en budgetten krijgen om de nodige hulp te geven?
Minister Beke heeft het woord.
Ik zal eerst ingaan op de drie vragen die de oorspronkelijke vraagstellers hebben gesteld, en dan in aanvullende orde ook op de bijkomende vragen en opmerkingen van de collega's.
Eerst en vooral, voorzitter: het is aan u en de commissie om de orde van de werkzaamheden te regelen. Als u ons of het VAPH vraagt, dan komen wij daarop af. Want ik hoor sommige collega’s zeggen dat ik hier nog nooit geweest ben daaromtrent. Het staat u natuurlijk vrij om dat te doen. Zoals vandaag: als u ons roept, zijn we hier.
Collega van der Vloet, ik ben blij dat u blij bent en dat u positief gestemd bent over dit plan. Het is niet de eerste keer dat we hier de principes van RTH bespreken. U weet dat ik voorstander ben van een heel doelmatige inzet van deze middelen en dat het belangrijkste criterium voor mij is: het verhogen van de participatie en de ontwikkelingskansen van de cliënt.
Het is vandaag ook niet zo dat, omdat de subsidies rechtstreeks naar de aanbieders gaan, die dienstverlening niet vraaggestuurd zou zijn. Het is evident dat de meeste diensten vandaag al gericht proberen in te gaan op de ondersteuningsvragen van hun gebruikers. Ik denk dat we dat allemaal wel weten en voelen. Maar het is absoluut wel de bedoeling om de klantgerichtheid op basis van de sterktes en de goede praktijken die er nu al zijn, nog verder te versterken. Aan alle stakeholders werden daaromtrent ook suggesties gevraagd. Die input wordt in de loop van de zomer verwacht – als het eens zomer wil worden –, zodat wij ook inhoudelijk kunnen bekijken hoe de rechtstreeks toegankelijke hulp nog kan worden geoptimaliseerd, om maximaal tegemoet te komen aan de vragen van de cliënten en zoveel mogelijk op de zorg op maat kan worden gericht. Die oefening zal de basis vormen voor de verdere verdeling van de middelen.
Uw vraag over prioriteitengroep 1 heb ik in mijn presentatie al naar voren gebracht. Voor prioriteitengroep 2 is er momenteel inderdaad 20 miljoen euro voorzien. Voor die mensen zoeken we naar pistes om ook hier een perspectief op ondersteuning te kunnen bieden. Zo kunnen bijvoorbeeld de mogelijkheden rond een overbruggingskrediet verder onderzocht worden en in de praktijk worden uitgetest. Die piste is niet nieuw. Ze werd onder meer ook door het consortium dat u wel kent en het raadgevend comité van het VAPH als een mogelijkheid geopperd. Ook hier verwachten we vanaf september concrete voorstellen, zodat we voor deze groep ook aan de slag kunnen.
Alle stakeholders zijn het erover eens dat het voor de zorgvragen in prioriteitengroep 3 absoluut noodzakelijk is om dat te actualiseren. Het VAPH zal daarvoor een onderzoek doen. Zorgvragers zullen bevraagd worden over de manier waarop ze vandaag ondersteund worden en wat er nog nodig is. Ze zullen de mogelijkheid krijgen om samen met een aantal ondersteunende diensten te verkennen hoe hun ondersteuningsvragen zo inclusief mogelijk beantwoord kunnen worden. Daarbij zal zeker nagegaan worden in welke mate de vragen opgenomen kunnen worden in de rechtstreeks toegankelijke hulp, in reguliere of eerstelijnsondersteuning enzovoort. Aangezien we zoveel mogelijk vraaggestuurd willen werken – u ook – kan ik op dit moment nog geen uitspraak doen over hoeveel punten RTH daarvoor nodig zouden zijn. Het is in elk geval niet de bedoeling om personen met een handicap opnieuw te gaan inschalen. Ook andere collega’s hebben daarover vragen gesteld.
Een aantal onder hen hebben de volledige toeleiding doorlopen. Alleen dateren de meeste vragen nog van ver voor de start van de persoonsvolgende financiering. We willen in eerste instantie via een representatieve steekproef aan ongeveer 2400 personen een vragenlijst bezorgen. Zo willen we een zicht krijgen op het al dan niet ontvangen van bepaalde premies en tegemoetkomingen, en te weten komen in welke mate die tot op vandaag al een verschil maken. We peilen daarbij ook naar de actuele ondersteuning, die vaak ruimer is dan de ondersteuning waarop het VAPH momenteel een zicht heeft. Ten slotte vragen we naar de wenselijke ondersteuning op korte termijn. We rekenen daarbij op een responsgraad van 50 procent. We wensen deze mensen ook mogelijkheden te bieden om aan de hand van een aantal persoonlijke gesprekken op zoek te gaan naar wat hen eventueel op korte termijn kan helpen.
De uiteindelijke bedoeling van het onderzoek is om de antwoorden te koppelen aan de bestaande informatie die we al hebben over deze zorgvragen en zo een globaal beeld te krijgen van de noden bij bepaalde doelgroepen en de mogelijke antwoorden daarop. Op basis van de huidige planning is het de bedoeling om in het voorjaar van 2022 tot beleidsvoorstellen te komen. Wat de bijstandsorganisaties betreft: die kunnen rekenen op extra financiering. Binnen de 3 miljoen euro aan voorafnames is 1 miljoen euro uitgetrokken voor de bijstandsorganisaties.
Tot daar een aantal eerste antwoorden. Ik kom nu tot een aantal andere opmerkingen die zijn gemaakt. We hebben al samengezeten wat die bijstandsorganisaties betreft, en ook al afspraken gemaakt ter zake. Daarom heb ik nu ook nog ingezet op de startersbudgetten. De bijstandsorganisaties bereiden zich dus wel degelijk voor. Het VAPH heeft ook tijdig de informatie verspreid, zowel onder de organisaties als onder de gebruikers zelf. De zorgaanbieders zijn uiteraard ook meegenomen in de voorbereiding. In het jaarverslag van het VAPH staat een tabel met de gevraagde functies van mensen in prioriteitengroep 1, opgesplitst per regio. Deze gegevens zijn raadpleegbaar op de website van het VAPH, en die zijn ook rechtstreeks meegedeeld aan de sector, zodat die zich daar ook op kan voorbereiden.
Wat de minderjarigen betreft, zetten we maximaal in op de uitbreidingsmiddelen voor het persoonsvolgend karakter. We zetten in op de complexe dossiers via persoonsvolgende convenanten en de uitbreiding van het persoonlijkeassistentiebudget (PAB), net als de aanpassingen van het persoonlijkeassistentiebudget in de regelgeving. De trajecten met de multifunctionele centra (MFC’s) lopen ook. Ook hier zetten we dus in op de meest dringende dossiers.
Wat het besluit van de Vlaamse Regering inzake bouwstenen betreft, dat slaat op persoonsvolgende financiering voor minderjarigen. Dat heeft een principiële goedkeuring gekregen.
De voorbereidende gesprekken met de DOP’s zijn bezig. Collega Vande Reyde, de steekproef is inderdaad een eerste belangrijke stap. Op basis van die conclusies zullen we dit verder moeten bekijken en ook acties moeten ondernemen. Het is inderdaad zo dat het vandaag nog niet voor honderd procent duidelijk is hoe we in individuele situaties richting kunnen geven. Ik hoop dat die bevraging belangrijke beleidsconclusies daarover zal geven. Ik ben het met u eens: bij de nieuwe instroom moeten mensen weten wat de andere mogelijkheden zijn, binnen RTH, de reguliere zorg, de hulpmiddelen, de tegemoetkomingen enzovoort.
Wat de organisatiegebonden kosten betreft: die oefening zijn we inderdaad aan het maken, zoals ook tijdens de formatie werd afgesproken. Heel concreet, dit jaar bedragen de organisatiegebonden kosten 17,85 procent, als ik me niet vergis. Volgend jaar is dat 16,18 procent. Die zitten dan in de laatste fase.
Collega Vande Reyde, het verschil in puntenwaarden moet nog verder onderzocht worden, ook in het kader van de Vlaamse brede heroverweging. Dat is een complexe materie. Dat heeft onder andere ook te maken met de verplichtingen die voortvloeien uit het paritair comité 318. Ik denk dat we deze hervorming – dat is een algemene opmerking – toch wel binnen een constructief overleg binnen de sector doen. Ik weet dat er heel veel vragen waren om snel beslissingen te nemen. Ik heb ook gezegd dat ik dat voor de zomer zou doen. Dat heb ik ook gedaan – ik denk dat dat ook belangrijk is – met hen. Zij zijn tijdig betrokken en ook hun adviezen zijn meegenomen. We zullen hen uiteraard ook bij de uitrol verder betrekken.
Collega De Reuse, wij wantrouwen niet de vragen die zijn opgenomen in prioriteitengroep 3. We hebben de mensen ook niet het signaal gegeven dat we hen niet meer willen helpen, allesbehalve. Maar we moeten wel vaststellen – sommige parlementsleden hebben dat hier daarnet opnieuw vastgesteld – dat er mensen al jaren op die lijst geregistreerd staan. Ik denk dat het goed is dat we eens kijken wat nu precies die zorgvragen zijn. Ik denk dat het maar eerlijk is dat we toegeven dat ze binnen de middelen die we maximaal te verwachten hebben, niet direct aan de beurt zullen komen voor een PVB. We moeten dus ook naar andere oplossingen durven te zoeken. Bij de bespreking van het regeerakkoord, maar ook bij de bespreking van de Septemberverklaring in het Vlaams Parlement vorig jaar, heb ik gezegd dat we moeten kijken hoe we iedereen ondersteuning van de zorg kunnen geven. Dat wil niet zeggen dat we iedereen een PVB moeten of kunnen geven. Wat dat betreft moeten we eerlijk zijn. Met dit plan zijn we zeer ambitieus: iedereen helpen in prioriteitengroep 1. Maar we zijn ook bescheiden. Dat wil zeggen dat we niet iedereen in de andere groepen met een PVB gaan helpen en dat we dus ook breder moeten durven na te denken en kijken hoe we dat kunnen gaan aanpakken.
Collega Anaf, er is gekozen voor persoonsvolgende financiering. Dan gaan we dus kijken en middelen toewijzen op basis van de zorgnoden van die mensen. We bekijken dus inderdaad wie de meest dringende nood heeft. Dat betekent ook dat als de situatie dringender wordt, het perspectief ook concreter wordt. De toegekende cijfers zijn terug te vinden in het jaarverslag van het VAPH. Die staan ook op de website. Alle elementen, documenten en cijfers zijn daar terug te vinden. De transparantie is daar dus maximaal. Ik was wel wat verrast omdat u zegt dat de zorgcontinuïteit is afgeschaft. Ik weet niet waar u dat haalt. De voorwaarden zijn niet versoepeld en de leeftijdsvoorwaarde is op 21 jaar gebleven. Maar ik was toch wel verrast over de stelling ‘de zorgcontinuïteit is afgeschaft’.
Wat de programmatiecriteria voor RTH betreft, collega Anaf: vooraleer beslist wordt waar de middelen precies ingezet worden, zal er eerst gekeken moeten worden op welke wijze de rechtstreeks toegankelijke hulp geoptimaliseerd kan worden om maximaal tegemoet te komen aan de vraag. Die uitgangspunten zullen de basis vormen voor de concrete verdeling van die middelen. We hebben de suggesties aan de stakeholders gevraagd. De input loopt hopelijk in de loop van de zomer binnen. Ik hoop dat we in het najaar ook de inhoudelijke discussies kunnen krijgen.
Collega Anaf, bij het begin van de presentatie heb ik hier gezegd dat als wij in een situatie ‘as is’ moesten komen, die 270 miljoen euro dan inderdaad te weinig zou zijn. Daarom ben ik op twee vlakken beginnen te sleutelen: bijkomende middelen en hervormingen doen. Ik denk dat dat ook het juiste spoor is om dat te doen. Er is enorm geïnvesteerd in de vorige legislatuur. Deze legislatuur doen we dat nog meer: we verdubbelen die inspanningen. Deze legislatuur zullen er meer budgetten worden toegekend dan dat er ooit op een wachtlijst hebben gestaan. In onze toelichting hebben we ook duidelijk gemaakt dat we ook meer budget gaan inzetten dan dat er in het uitbreidingsbeleid voorzien was. Met die middelen zorgen we ervoor dat we alle vragen in prioriteitengroep 1 een concreet perspectief kunnen geven en de automatische toekenningen voor de volgende jaren kunnen inlossen. Toen we deze beweging eerder aankondigden, waren dit exact de vragen die u gesteld hebt en die we vandaag hebben opgelost.
U stelde toen de juiste vragen. Ik denk dat wij vandaag ook de juiste antwoorden geven. Mirakels bestaan jammer genoeg niet, collega Anaf. Ik ben een christenmens, maar ik geloof niet dat we met mirakels deze problemen gaan oplossen. Maar ik had toch gehoopt dat u, met de antwoorden die we geven, een beetje tevreden zou zijn met ons plan. Ik ken alvast vele duizenden mensen die daar nu wel tevreden mee zijn.
Collega Vandecasteele, ik noteer dat u geen voorstander bent van het persoonsvolgend budget en financiering. Dat is geen enkel probleem. Alleen moet u dan de volgende keer ook niet meer citeren uit het Verdrag van de Verenigde Naties. Dan blijft u consequent.
Wat de budgetcategorieën betreft, collega Vandecasteele: sinds 1 januari 2020 is er een nieuwe methode van budgetbepaling ingevoerd. Deze methode optimaliseert de toepassing voor het bepalen van de hoogte van het PVB. Dat hebben we gedaan. Dat is ingevoerd na veelvuldig overleg en simulaties met alle actoren uit de sector. Die vernieuwde methodiek verschilt qua principes niet van de oude budgetbepalingsmethodieken. Het blijft afwegen van de vraag van de persoon in zijn ondersteuningsfuncties en -frequenties ten aanzien van de geobjectiveerde zorgvraag. Die methodiek is voor het eerst in 2018 besproken wanneer de PVF al enkele jaren van start was gegaan, en na een evaluatie dat het systeem ingevoerd kon worden, hebben we dit gedaan. Wat waren de vragen? Zit die budgetbepaling goed zoals we als sector en administratie willen? Willen we andere accenten leggen, zoals bijvoorbeeld meer middelen naar zeer zware zorgprofielen? Wordt de correcte hoeveelheid aan middelen tegenover de verschillende types ingezet? Zijn er geen onbedoelde kostendrijvers in het systeem opgedoken die we moeten aanpakken? Budgetcategorieën gaan bijvoorbeeld van 9000 tot 20.000. Iemand die 10.000 vraagt zou daardoor een bovengrens krijgen, dus 20.000 of de helft meer dan wat er gevraagd was. Door die range van categorieën te verkleinen, wordt deze surplus verminderd, terwijl we nog steeds geven wat gevraagd is.
Na verschillende simulatiesessies met de sector en het bespreken met de Taskforce PVF Meerderjarigen is deze vernieuwde aanpak van budgetbepaling in 2019 goedgekeurd en ook meteen toegepast voor de persoonsvolgende budgetten van ongeveer 20.000 volwassenen die rechtstreeks zorg en ondersteuning kregen bij de vergunde zorgaanbieders van het VAPH.
Ook wie sinds 19 maart 2020 een vraag stelt aan het VAPH, krijgt via die geoptimaliseerde methodiek een antwoord. Dat wil zeggen dat de methodiek nu voor een derde groep personen toegepast zal worden om gelijkberechtiging te bekomen. Het gaat dan om iedereen die reeds een vraag gesteld had aan het VAPH, maar nog steeds wacht op zijn budget. Omdat aan de aanvraagprocedures zelf niets is gewijzigd, kan de persoon nog steeds rekenen op een budget dat afgestemd is zowel op zijn vraag als op zijn zorgzwaarteprofiel. Hiermee wordt ook een persoonsvolgend budget op maat gegarandeerd.
Mevrouw Vandecasteele, u hebt gesproken over het feit dat mensen automatisch een pensioen krijgen. Dat is natuurlijk zo. Maar u beperkt het hier ook. Hier spreken we over welke middelen wij hun kunnen geven, maar daarnaast hebben zij ook tegemoetkomingen, hebben zij desgevallend ook kindergeld, hebben zij ook een zorgbudget, fiscale tegemoetkomingen, pensioenen enzovoort. Ik denk dus dat wij hen als samenleving absoluut niet in de kou laten staan.
Collega Jans, wat betreft de timing van de prioriteitengroep 1, hebben we, zoals ik heb gezegd, onmiddellijk na de goedkeuring met het VAPH rond de tafel gezeten en gevraagd om daar ook mee te starten. Dat is ook gebeurd voor enkele honderden per week. Voor iedereen die in prioriteitengroep 1 staat met de datum tot en met eind 2019, zal dat tegen september zijn en voor die van 2020 tegen eind 2021, als de toeleiding volledig doorlopen is.
Collega Vandecasteele, we moeten hier eerlijk zijn. Als u vraagt of ik me ertoe wil engageren om alle vragen die ooit gesteld zijn via een persoonsvolgend budget, op te lossen, zal ik heel eerlijk zijn en zeggen dat ik dat niet zal kunnen. We moeten dat durven te zeggen. De mensen zijn daar ook bij gebaat. Maar we moeten wel zeggen dat we zullen kijken hoe we zo veel mogelijk zorg en ondersteuning kunnen blijven geven en ook hoe dat op een andere manier gerealiseerd kan worden buiten het PVB.
Collega De Martelaer, het klopt dat mensen de zorg kunnen herinschalen en dat er vragen in prioriteitsgroep 1 zouden kunnen bij komen. U hebt ook de vraag over VIA 6. Behalve de 20 miljoen euro voor rechtstreeks toegankelijke hulp is er ook extra ondersteuning binnen de minderjarige voorzieningen en extra personeel bij de multifunctionele centra (MFC’s). Dat zal geen effect hebben op het aantal gebruikers, maar het zal de kwaliteit van het aanbod voor de jongeren wel degelijk verbeteren.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister Beke, ik wil heel duidelijk het volgende zeggen – en ik zal het misschien rustiger doen want u hebt mijn uiteenzetting van daarnet niet begrepen –: ik ben een fel voorstander van zorg op maat. Ik werk zelf in de zorg en in een organisatie die iedereen zorg op maat wil geven, ook mensen die het minder breed hebben. Ik ben daar een absoluut voorstander van. Ik zeg dat de persoonsvolgende financiering met de huidige budgetten in een kader van besparingen geen zorg op maat voor iedereen biedt. Ik ben voor zorg op maat, maar vandaag biedt u met uw beleid van persoonsvolgende financiering met de beperkte budgetten die u daarvoor vrijmaakt, geen zorg op maat van elke zorgbehoevende. Dat is het fundamentele probleem. Ik vind het nog een groter probleem dat u zegt dat iedereen zorg op maat moet krijgen. U hebt een jaar geleden de persoonsgebonden financiering ingevoerd. Mensen moeten een aanvraag bij het VAPH indienen en krijgen dan een inschaling. Ze zullen een budget krijgen om daarvoor zorg en ondersteuning te kunnen geven.
Minister, u pleegt woordbreuk. U hebt letterlijk gezegd dat we eerlijk moeten zijn en dat de mensen van prioriteitsgroep 3 blijkbaar helemaal geen budget zullen krijgen. Ik vind dat tamelijk straf. Men spreekt alsof iedereen recht zal krijgen op de zorg die hij of zij nodig heeft, maar dat recht wordt niet gegeven en vandaag aan de kant geschoven. Mensen die bijna twintig jaar op de wachtlijst staan in prioriteitsgroep 3, moeten nu horen dat de minister eerlijk moet zijn en nooit een budget zal kunnen geven. Ik vind dat bijzonder triestig en een beleid onwaardig. U moet nog eens goed de kritiek van het VN-comité nalezen, want daarin staat effectief dat elke persoon recht heeft op zorg en ondersteuning om zich onafhankelijk en zelfstandig in de samenleving te kunnen gedragen.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, ik ging ervan uit dat ik nog een repliek mocht geven, vandaar dat ik mijn handje niet had opgestoken. Ik wil nog een aantal vragen stellen, want voor mij is toch nog niet alles duidelijk, minister.
U zegt dat er heel wat kan met RTH, dat er heel wat mogelijkheden zijn. Maar misschien ziet u de vraaggestuurde RTH wat anders dan ik. Ik denk dat er daarover nog wat discussie mag komen. Want als je bijvoorbeeld een assistent wilt nemen, dan kan dat nu niet onder de vorm van RTH. Ik hoor heel vaak, vooral mensen uit prioriteitengroep 3, zeggen dat ze eigenlijk niets zijn met RTH. Het is dus toch wel belangrijk dat we die RTH, als we die vraaggestuurd maken, zoveel mogelijkheden geven als bijvoorbeeld een cashbudget. Een x-aantal zijn tijdens de correctiefase 2 omgeschakeld naar een mini-PVB, een mini-RTH-budget. Dat is dan eigenlijk het vraaggestuurde. Of iedereen per se de acht punten in zijn rugzak moet krijgen, is dan weer een andere discussie. Van mij mag dat uiteraard. Maar ik denk echt wel dat we de zorg veel breder moeten zien, zoals u telkens aanhaalt.
In verband met de prioriteitengroep 2 blijft het voor mij heel onduidelijk. U zegt dat we er vanaf september mee aan de slag gaan. U spreekt over overbruggingskredieten. Ik heb daarnet al de vraag gesteld hoeveel budget daarvoor is voorzien. In uw presentatie is er sprake van 20 miljoen euro. Maar is dat voor het onderzoek? Is dat voor de mensen? Voor mij is dat nog steeds niet duidelijk. Misschien kunt u daar nog een antwoord op geven?
U zegt dat we de zorgaanbieders meenemen en dat ze zich kunnen voorbereiden. Uiteraard ben ik zeer tevreden dat zij worden meegenomen. Maar het personeel staat niet op de stoep aan te schuiven. Dus als wij heel veel budgetten geven, wat uiteraard heel goed is, dan moeten wij ook voldoende personeel hebben. Ik maak me daar toch wel wat zorgen over.
Minister, wat de infrastructuur betreft, hangt het er een beetje van af wat de zorgvraag is. Dat heb ik al gezegd. Als dat personen zijn met een lichte beperking, dan is een huis snel gehuurd. Maar zijn het personen met zware zorgnoden, dan is een huis niet zo snel gehuurd en is er wel een bepaalde infrastructuur voor nodig. Maar naast de infrastructuur hebben we ook personeel nodig. Ik blijf me daar toch wel wat zorgen over maken. Minister, een extra campagne om mensen naar de zorg toe te trekken en daar nog eens aandacht aan te geven, lijkt mij wel een goede zaak. Zo kan iedereen die een budget heeft, ook de zorg krijgen.
Ik wil nog even terugkomen op die minderjarigen. Voor mij is het nog altijd niet duidelijk. Het was inderdaad een principiële beslissing. Maar wat kan een minderjarige nu? Er gaan veel budgetten naar de minderjarigen met de grootste zorgnood. Maar mijn vraag was heel duidelijk: kan er nu al worden omgeschakeld, voor diegenen die willen, vanuit een MFC naar een cashbudget? Voor mij is dat nog steeds niet duidelijk. Ik zou daar toch graag een duidelijk antwoord op willen hebben.
Wat de prioriteitengroep 3 betreft, zegt u aan de ene kant dat u niemand wilt teleurstellen en dat u hen niet in de kou laat staan. Maar aan de andere kant zegt u dat we niet iedereen kunnen toeleiden naar een persoonsvolgend budget. Daar ben ik het helemaal mee eens. Als u voor die 11.000 personen een budget moet voorzien, dan is dat een hele klus. Ik denk dat iedereen dat ergens wel begrijpt.
Maar in de vorige legislatuur hadden we altijd wel een perspectief voor die mensen. Er was altijd een bepaald percentage dat naar die prioriteitengroep 3 ging. En dat valt in mijn ogen nu volledig weg. Dat vind ik wel jammer. Want het zijn inderdaad niet de mensen met de grootste zorgnood. Maar het gaat heel vaak om mensen met een groot netwerk. En daarom zitten zij in prioriteitengroep 3. Maar zij kunnen wel een grote zorgnood of een zware zorgnood hebben, die niet enkel en alleen met acht punten van RTH op te lossen valt. Minister, ik zou toch graag hebben dat er daar een of ander perspectief komt, ook al is dat maar een klein percentage. Nu valt dat perspectief helemaal weg.
Ik heb nog een slotbedenking. Minister, het lijkt me goed om eens na te denken over een perspectiefplan voor de toekomst, dat duidelijkheid geeft aan iedereen die op die wachtlijst staat, maar dan wel met de kanttekening erbij dat dat perspectiefplan niet voor een of voor twee jaar is, maar wel voor x-aantal jaren.
De mensen van prioriteitengroep 3 hebben in 2016 ook een soort perspectief gekregen, maar dat wordt nu volledig van de baan geveegd. Het lijkt mij dus belangrijk om eens na te denken over een perspectiefplan. Ik vraag al heel lang om die mensen alstublieft een perspectief te geven. Ik weet niet of u daar voorstander van bent, om eens na te denken over een perspectiefplan voor de toekomst, maar dan echt wel een perspectiefplan dat er voor jaren staat, want anders zijn de mensen daar uiteraard nog niets mee.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil collega Van der Vloet danken voor haar goede kadering van mensen in prioriteitengroep 3. Dat zijn inderdaad vaak wel mensen met heel grote zorgnoden. Dat hun perspectief op hulp nu voor een groot stuk wegvalt, is inderdaad iets dat voor hen heel moeilijk te aanvaarden is.
Minister, wat zorgcontinuïteit betreft: als de meeste mensen het woord ‘continuïteit’ horen, gaan ze ervan uit dat hun sociale rechten blijven doorlopen, en niet dat ze voor minstens drie jaar worden onderbroken. Met een onderbreking heb je geen zorgcontinuïteit. Het is daar dat ik op doelde.
Algemeen is het een goede zaak dat een aantal mensen sneller hun budget zullen krijgen. Het is goed dat er extra budget wordt vrijgemaakt, maar dat wil niet zeggen dat de uitdagingen niet nog steeds heel groot zijn. Er zijn nog steeds 10 tot 12.000 personen met een handicap die zullen moeten wachten op zorg. Je kunt een euro niet in tweeën breken, maar je kunt er wel een paar keer met de kaasschaaf over gaan. En ook dat heeft zijn gevolgen.
Ondanks het feit dat er een aantal goede dingen in zitten, blijf ik toch wel kritisch kijken naar hoe dit nu allemaal loopt. In september werd er gezegd dat het uitbreidingsbeleid onmiddellijk zou worden ingezet. Intussen is het er nog steeds niet. Het is goed dat er een investeringsplan is. Men gaat prioriteitengroep 3 nu afleiden naar RTH, maar die bevraging moet nog gebeuren. Men voert Mozaïek 4- en Mozaïek 5-besparingen in op persoonsvolgende budgetten. Maar of die dan eigenlijk wel toelaten om nog voor een volwaardige zorg te kunnen zorgen, blijft onduidelijk. Als er onrechtvaardigheden in zitten, moeten die er uiteraard uit. Maar het is toch moeilijk te aanvaarden dat je eerst de besparingen doet, en dan pas gaat kijken of het effectief mogelijk is om die zorg op een kwaliteitsvolle manier te kunnen doen.
Er zijn dus nog heel grote uitdagingen voor de toekomst. Ik neem aan dat we het hier nog heel vaak over zullen hebben.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik wil een beetje samenvatten wat we vandaag hebben gehoord, niet enkel naar de minister, maar misschien naar de hele commissie en bij uitbreiding het parlement. Ik hoor hier zeggen dat er was beloofd om aan elke zorgnood te kunnen voldoen. Misschien heb ik dat ergens gemist, maar ik denk dat dat bij de huidige middelen nooit een expliciete belofte is geweest. En de reden daarvoor is simpel, namelijk dat dat een valse belofte zou zijn geweest. We weten dat we binnen het huidige systeem, met de huidige middelen, met de zorgvragen die er nu zijn, niet aan alle zorgvragen kunnen voldoen.
U weet dat ik vind dat er voor alle zorgvragen voldoende budget moet zijn, maar we weten dat dat vandaag nog niet het geval is. We zien nu extra middelen waarmee wel een deel, voornamelijk in prioriteitengroep 1, kan worden geholpen, maar het blijft onduidelijk hoe prioriteitengroep 2 en 3 behandeld worden. Dat is het objectieve uitgangspunt. Dat is heel belangrijk. Dat is los van alle politieke beschouwingen. Dat is het objectieve uitgangspunt dat vandaag voorligt. De vraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat we over een aantal jaar in een andere situatie zitten. En daarom is het echt heel belangrijk om alle hervormingen en de bijkomende vragen die daar nog aan hangen, te monitoren en op te volgen, om dan uiteindelijk een gedegen beeld te krijgen van: als we er nu nog zoveel extra middelen bij krijgen, kunnen we die wachtlijsten helemaal oplossen.
De vragen die collega Van der Vloet heeft gesteld over prioriteitengroep 2 en 3, zijn heel pertinent.
Het is inderdaad zo dat als je bijvoorbeeld in prioriteitengroep 3 zit, dit niet enkel afhangt van de inhoudelijke zorg die je hebt, maar ook van je sociaal netwerk. Het is een beetje cru gezegd, maar als je een naast familielid verliest, zou het kunnen dat je sneller je budget krijgt, omdat dan de sociale schil minder intact is dan bij anderen. Als we al die mensen in prioriteitengroep 3 willen helpen, dan moeten we echter natuurlijk eerst wel een beeld hebben van waar de noden zitten, van waar de meest dringende noden zitten en van hoe we mensen al op een andere manier kunnen helpen. Ik denk dat ervoor zorgen dat we die kennis hebben, zodat we op basis daarvan kunnen ageren, een van de cruciale uitdagingen wordt voor de komende jaren.
Daarom wil ik een oproep doen. Ik heb die in de plenaire vergadering ook al gedaan. Ik denk dat het parlement die monitoring in handen moet nemen. Ik denk dat wij, met alle onduidelijkheden die er nu zijn, periodiek het VAPH moeten uitnodigen – ‘ondervragen’ is een slecht woord – om hun te vragen waar ze op dat en dat en dat punt staan, om te vragen waarover er nog meer kennis nodig is, waarover er nog onduidelijkheden zijn. Zo zullen we op het einde van de legislatuur echt tot een algemeen plan kunnen komen: met déze extra middelen kun je de wachtlijsten volledig oplossen, met alle hervormingen die we nu hebben gedaan. Dan zal het uiteindelijk nog een politieke keuze zijn om ervoor te zorgen dat die middelen er daadwerkelijk bij komen, maar dan hebben we het wel degelijk voorbereid. Het lijkt me cruciaal voor ons om die weg nu verder te bewandelen. Ik vind ook dat dat het best vandaag al gebeurt, maar de realiteit is nu dat er voor de prioriteitengroepen 2 en 3 nog geen volledige duidelijkheid bestaat. Ik denk dat we daar verder voor zullen moeten zorgen.
Minister, ik ben ook blij dat u een antwoord hebt gegeven over de waarde van cash versus vouchers, dat men dat toch eens zal bekijken in de toekomst. U zegt dat dat in het kader van de Vlaamse brede heroverweging (VBH) zal zijn. Dat vind ik een heel goede zaak, want uiteindelijk gaat het toch over significante budgetten, als je het totaal bekijkt. Het lijkt me dus al een heel goede zaak dat men dat verder zal bekijken. Dat is ook weer een element dat we toch moeten meenemen in die periodieke monitoring.
Collega’s, ik begrijp al jullie bemerkingen daarover, maar laten we dat zelf in handen nemen en ervoor zorgen dat we over twee of tweeënhalf jaar qua kennis verder staan dan we nu staan, zodat we dan echt wel kunnen overgaan naar een aanpak die er uiteindelijk voor zal zorgen dat die wachtlijsten verleden tijd zijn in Vlaanderen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik wil nog even doorgaan op het antwoord dat u me hebt gegeven over de VIA 6-middelen. U zegt dat die middelen zullen worden ingezet om bijkomend personeel aan te werven bij minderjarigen, zodat daar een kwaliteitsvolle zorg wordt gegeven. Het is wel belangrijk dat er kwaliteitsvolle zorg wordt gegeven, maar het is niet helemaal correct dat u die middelen voor personeel eigenlijk bij uw uitbreidingsbeleid telt. Dat is immers niet helemaal hetzelfde. U hebt niet geantwoord op mijn vraag of u inderdaad het engagement hebt gekregen van uw collega-ministers in de Vlaamse Regering dat u in 2022, 2023 en 2024 telkens die bijkomende middelen zou hebben. Hebt u dat formeel engagement? Waar haalt u de middelen voor de automatische toekenningen? Daar heb ik ook geen antwoord op gekregen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Collega’s, na jullie te hebben beluisterd, wil ik nog een bedenking meegeven. Ik herinner mij heel goed dat wij in 2016 zijn overgestapt naar het hele systeem van de persoonsvolgende financiering. Een van de grote beweegredenen was destijds dat het gehandicaptenbeleid zoals dat bestond, eigenlijk zwart-wit was: ofwel stond je op de wachtlijst, ofwel kreeg je telefonisch te horen dat er een plek in een voorziening was. Vaak was dat een voltijdse plek. Het was ook niet altijd de voorziening van je keuze of vlakbij. Dan moest je kiezen. Het was dus alles of niets. Net om wat meer zorg op maat te kunnen bieden hebben we de hele beweging naar een persoonsvolgende financiering gemaakt. Soms heb ik het gevoel dat we opnieuw een beetje afglijden naar het zwart-witverhaal. Ofwel krijg je een persoonsvolgend budget, en dan is het een 1, ofwel sta je op de wachtlijst, en dan is het een 0, terwijl zorg op maat toch net betekent dat we erin geloven dat het doel moet zijn dat er absoluut meer middelen en budgetten komen, maar ook dat we ervoor openstaan te bekijken hoe we ervoor zorgen dat zo veel mogelijk mensen met een handicap op en naast de wachtlijst op een volwaardige manier kunnen participeren aan onze maatschappij. Hoe kunnen we daar de zorg en de ondersteuning voor geven die nodig en vereist is? Dat gaat over een heel aantal mensen. Daarom is er dit investeringsplan, dat een eerste stap zet in prioriteitengroep 1, waar we de grootste en de dringendste zorgnoden kennen.
Daarnaast kennen we de ongelooflijk grote groep – u weet dat dat budgettair ook zwaar weegt – van de automatische toekenning. De automatische toekenning houdt er geen rekening mee in welke prioriteitengroep je staat. Dan moet het gewoon snel gaan en dan moet er zonder wachttijd een budget toegekend worden. Het is alleszins mijn overtuiging dat we ook mensen met een handicap kunnen helpen, begeleiden en ondersteunen buiten enkel en alleen te kijken naar het PVB. Als ik kijk naar wat er vandaag al gebeurt met heel het verhaal rond hulpmiddelen ... daar hebben we vandaag nog met geen woord over gesproken. Als we kijken wat er vandaag al gebeurt met vraaggestuurde zorg, met direct toegankelijke zorg en met zorg nabij mensen op een andere manier dan enkel dat budget, dan denk ik dat we ons moeten afvragen op welke manier we ons beleid gaan evalueren. Gaat dat enkel en alleen om, zoals het vroeger was, zo veel mogelijk mensen een vaste plek te geven of gaat dat erom ervoor te zorgen dat iedereen, zo veel mogelijk mensen, op maat ondersteund worden. Als het een PVB is, is dat nodig. Maar als het op een andere manier kan, dan moeten we toch niet doen alsof we gefaald hebben omdat dat geen PVB is, omdat we een persoon kunnen ondersteunen op manieren die niet in het budget opgenomen zijn, maar op een andere manier. Het deed me opnieuw denken aan de discussies van 2016, want dat was net een van de grote redenen waarom we destijds zijn overgestapt naar de persoonsvolgende financiering. Ik vind dat nog altijd een heel belangrijk uitgangspunt.
Minister Beke heeft het woord.
Collega De Martelaer, de middelen zijn uiteraard voorzien, dus die zullen wij de komende jaren ook toekennen. Dat is afgesproken in de schoot van de regering. Die zult u ook in de komende begrotingsrondes kunnen terugvinden.
Ik wil toch even terugkomen op de beginsituatie. De beginsituatie was dat als wij rondom de automatische rechtentoekenningen geen antwoord konden geven, geen perspectief zouden kunnen geven, dat dat eigenlijk een koekoeksei was dat alle andere uitdagingen zou wegduwen: én de mensen die vandaag op de wachtlijsten staan, én de mensen die door de spontane aangroei van ongeveer duizend personen per jaar – soms een beetje meer, soms een beetje minder – dat we daar een antwoord op zouden kunnen geven.
Collega Anaf, ik herinner me dat u daar – terecht – op gewezen hebt. Daar zijn we ook op beginnen te werken. Dus wij hebben er eerst voor gezorgd dat buiten het uitbreidingsbeleid die zaken gegarandeerd zouden kunnen zijn. Dat hebben we gedaan door verschillende elementen: het heroriënteren van het BOB, het aanspreken van de zorgbudgetten en door – u zult dat weten – de integratietegemoetkoming en de inkomensvervangende tegemoetkoming. Daarvan heeft het Grondwettelijk Hof gezegd dat de leeftijd van 18 naar 21 jaar gebracht moet worden. Dat heeft een bepaalde opbrengst. Daarvan heb ik gezegd dat we die niet naar de algemene middelen laten gaan, want dat heeft repercussies op onze eigen uitgaven. Die gaan wij ook gebruiken om de automatische rechtentoekenningen te kunnen afdekken. Dat is dus de eerste belangrijke opdracht.
Het tweede belangrijke element waar u ons terecht in getriggerd hebt, was van ‘ja, maar als u nu die 270 miljoen euro gaat uitgeven, dan gaat u kunnen zeggen dat u één wachtlijst oplost, proficiat, goed gedaan, minister, maar er ontstaat een nieuwe stuwdam van nieuwe wachtlijsten in die groep met meest acute zorgnoden’. Ook dat hebben wij opgelost, waardoor we dit plan kunnen presenteren met bijkomende middelen. Zijn we daarmee door al onze uitdagingen heen? Ben ik daarmee klaar voor de komende jaren? Absoluut niet, maar het waren wel twee ongelooflijk belangrijke voorwaarden om aan de rest te kunnen beginnen. Aan die voorwaarden hebben we de voorbije maanden keihard gewerkt. Die voorwaarden zijn nu vervuld.
Ik hoor u zeggen dat de mensen van prioriteitengroep 3 geen perspectief krijgen. Maar hun perspectief op hulp valt niet weg, integendeel. Wij willen met hen kijken welke de ondersteuning is die ze nodig hebben, die ze in de toekomst nodig zullen hebben. Daar willen we dan samen antwoorden op gaan zoeken. Alleen geloof ik, denk ik, ben ik ervan overtuigd dat er ook buiten de persoonsvolgende budgetten alternatieven zijn, andere mogelijkheden zijn, om ondersteuning te geven. Ik denk dat dat mogelijk is, ik denk dat dat vandaag gebeurt, ik denk dat dat vandaag al op een goede manier gebeurt. Als het gaat over hoe we zorgen voor de nodige zorg en ondersteuning, moeten we dat dus in een veel breder plaatje kunnen zien.
Wat die prioriteitengroep 3 betreft: de collega’s hebben verwezen naar mensen die daar nu al twintig jaar staan te wachten. Zelfs met beperkte toekenningen zoals er in de vorige legislatuur gebeurd zijn, zou die lange wachtlijst nog blijven. In 2019 bijvoorbeeld hebben 149 mensen die eerder bij prioriteitengroep 3 stonden, een budget gekregen als automatische toekenning. Door het inzetten van 5 procent van de nieuwe budgetten uitbreidingsbeleid voor prioritaire groep 3, zijn er 36 budgetten toegekend in prioriteitengroep 3. Er is dus vier maal meer perspectief geboden via de automatische toekenningen aan prioriteitengroep 3 dan via het uitbreidingsbeleid. Dat systeem blijft van toepassing, net omdat we de vraag bekijken op het niveau van de cliënt en op het niveau van zijn situatie.
Ik denk dat het belangrijk is om die dingen allemaal samen te nemen. Nu doet men immers alsof die dingen volledig losstaan van elkaar, terwijl die natuurlijk diep verweven zijn met elkaar.
Collega van de Vloet, u hebt gevraagd of we de mensen wel gaan vinden. Daarvoor hebben we onder andere een VIA 6 onderhandeld. Ja, het klopt dat er 20 miljoen euro gaat naar rechtstreeks toegankelijke hulp, dat er 12 miljoen euro gaat naar bijkomend personeel om ervoor te zorgen dat we met hogere kwaliteit kunnen werken en dat er een stukje gaat naar koopkrachtverhoging. Dat klopt inderdaad.
Uw vraag naar de rechtstreeks toegankelijke hulp: dat zullen wij dus in de toekomst mee bekijken. Dat zijn de volgende stappen die we nu gaan zetten. We zijn er nog niet vandaag, dat heb ik ook totaal niet beweerd. Maar de eerste belangrijke stappen zijn vandaag, met dit zorginvesteringsplan wel gezet, denk ik.
De vragen om uitleg en de gedachtewisseling zijn afgehandeld.