Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de erkenningsaanvraag van Promaz, het fonds voor de sanering van bodemverontreiniging door stookolie
Vraag om uitleg over de oprichting van het bodemsaneringsfonds Promaz
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Bothuyne is momenteel niet aanwezig in de vergadering, dus geef ik eerst het woord aan mevrouw De Vroe.
Minister, op 3 mei stelde u de stookoliesector in gebreke omdat die talmde met de erkenningsaanvraag tot oprichting van het Promaz-fonds. Toen werd 31 mei vooropgesteld als deadline om verdere juridische stappen te nemen indien de federaties geen erkenningsaanvraag zouden hebben ingediend. Kort nadien communiceerde uw federale collega, minister Van der Straeten, dat er een akkoord was met de sector over de oprichting van het fonds. In een reactie naar aanleiding van een vraag om uitleg op 25 mei had u heel wat vragen bij dat akkoord. U gaf onder meer te kennen dat u niet akkoord kunt gaan als het fonds zou worden gespijsd door mensen die stookolie verbruiken. Uiteindelijk vernamen we dat de sector de erkenningsaanvraag op 22 juni indiende bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie (IBC). Daarbij plant de sector een prijsstijging van 1 cent per liter stookolie voor de financiering van het fonds.
Volgens Johan Mattart, de algemeen directeur van de Belgische Federatie der Brandstoffenhandelaars (BRAFCO), moet dit 30 miljoen euro per jaar opleveren, wat volgens hem noodzakelijk is om de sanering financieel te bolwerken. U gaf te kennen nog steeds niet akkoord te kunnen gaan. U stelt dat men eerst het overschot aan BOFAS-middelen (bodemsaneringsfonds voor tankstations), dat toch zo’n 120 miljoen euro bedraagt, moet aanwenden om het fonds aan te vatten. Mattart stelt echter dat die 120 miljoen euro niet volledig onmiddellijk beschikbaar is. Daarom vraagt men die prijsverhoging. Anders zal het fonds er simpelweg niet komen, zo wordt gesteld. De IBC heeft nu vier maanden om zich over dit dossier te buigen. Ook moet er goedkeuring komen van de drie gewesten en de federale minister. Daarom heb ik een aantal vragen voor u.
U gaf dus al aan dat we erop moeten toezien dat de middelen uit BOFAS niet zonder meer zouden terugvloeien naar de desbetreffende sectorfederaties. In welke mate zijn volgens u de huidige middelen van BOFAS wel onmiddellijk inzetbaar in het Promaz-fonds? Hoe wilt u ervoor zorgen dat er uiteindelijk voldoende middelen in het fonds beschikbaar zijn om alle getroffen consumenten te helpen met de sanering? U stelt duidelijk niet akkoord te kunnen gaan met het dossier dat nu voorligt. Op welke manier en volgens welke voorwaarden kan er volgens u nog tot een akkoord worden gekomen? Welke stappen kunnen we verwachten indien de erkenningsaanvraag de toets van de IBC, de drie gewesten en de federale minister niet doorstaat?
De heer Danen heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag ligt in dezelfde lijn. Minister, ik heb u daar in het verleden al een aantal keren over bevraagd. Nu gaat het over uw jongste uitspraken naar aanleiding van het samenwerkingsakkoord dat werd gesloten tussen minister Van der Straeten en de representatieve sectororganisaties uit de stookoliesector met betrekking tot de oprichting van het stookoliefonds Promaz. U gaf aan dat de federale minister van Energie niet bevoegd was om in naam en voor rekening van de gewesten dit samenwerkingsakkoord te wijzigen, te amenderen of unilateraal uit te voeren. U gaf ook aan te blijven vasthouden aan de limietdatum van 31 mei 2021. Op die datum moest er een onvoorwaardelijke, volledige en ontvankelijke erkenningsaanvraag zijn ingediend, die dan op 22 juni 2021 zou kunnen worden goedgekeurd tijdens de laatste zitting voor het zomerreces van de IBC. U gaf aan dat, indien deze aanvraag niet in orde zou zijn, Vlaanderen eigen maatregelen zou nemen om de solidarisering van de saneringskosten ten gevolge van lekkende of onzorgvuldig beleverde gasolietanks te bewerkstelligen.
Nu, op 22 juni 2021, de dag van de zitting van de IBC, verscheen in de pers dat het bodemsaneringsfonds Promaz nog in 2021 geld zou uitkeren aan particulieren die kosten moeten maken wegens een lekkende stookolietank. De algemeen directeur van BRAFCO liet weten dat het erkenningsdossier voor het bodemsaneringsfonds Promaz ingediend werd bij de Interregionale Bodemsaneringscommissie.
Het bodemsaneringsfonds zou in de saneringskosten tussenkomen tot een maximaal bedrag van 200.000 euro. Het fonds zou gefinancierd worden met een extra heffing van 1 eurocent per liter stookolie.
Wat is de huidige stand van zaken?
Werd er een akkoord afgesloten met het Vlaamse Gewest?
Wat zijn de volgende stappen die u of uw Vlaamse Regering gaat nemen in dit dossier?
Zult u na de operationalisering van het fonds actief communiceren over de saneringsmogelijkheden via dit fonds? Een heel aantal gedupeerden zijn toch op dat fonds aan het wachten.
Ik zie net collega Bothuyne opnieuw verschijnen in de vergadering.
Collega Bothuyne, u hebt het woord.
Dank u, voorzitter, en mijn excuses voor de kleine vertraging.
Collega’s, ik veronderstel dat de situatie al geschetst is, maar op maandag 21 juni werd een erkenningsdossier ingediend voor het bodemsaneringsfonds Promaz, een dossier waar duizenden particulieren al vele jaren op wachten.
Excuseer dat ik even buiten adem ben. Ik zal even diep ademhalen om dan verder mijn vraag te stellen.
Een sanering kost gemiddeld een paar 10.000 euro. Het fonds dient van geld voorzien te worden om al die particulieren daarbij te helpen. Daarvoor zou de prijs van stookolie opgetrokken worden met 1 eurocent per liter of 10 euro per duizend liter. Een gemiddelde bestelling van 2000 liter wordt op die manier 20 euro duurder.
Wat is de inhoud van het erkenningsdossier dat is ingediend? Wat zijn de voorwaarden tot tussenkomst? Zijn er uitsluitingsclausules? Wat is het maximale bedrag per saneringsdossier?
Nu het erkenningsdossier is ingediend, dient dit te worden beoordeeld en dient het de goedkeuring te krijgen van zowel de drie gewesten als de federale minister. Welke timing voorziet u hiervoor?
Gaat Vlaanderen akkoord met de voorwaarden van dit fonds, meer specifiek met de voorgestelde financiering van dit fonds?
De goedkeuring dient te komen van de drie gewesten en het federale niveau. In welke mate is er overleg en afstemming over dit dossier tussen de vier niveaus, en vooral tussen u en uw federale collega?
Wat met de overschotten die eventueel worden gegenereerd bij de financiering van het fonds?
Wat doen we met de BOFAS-overschotten? Hoe kunnen we die inkantelen in de financiering van de bodemsanering?
Dank u wel, collega Bothuyne, ook voor de blijkbaar bovenmenselijke inspanning om hier nog aanwezig te zijn. Terwijl u even ademhaalt, kan de minister haar antwoord uitgebreid formuleren.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik zal inderdaad mijn tijd nemen om uitgebreid te antwoorden. Dan kan collega Bothuyne weer wat op adem komen.
Beste collega’s, het klopt dat de vzw Promaz op 21 juni 2021, de avond vóór de vergadering van de Interregionale Bodemsaneringscommissie, een erkenningsaanvraag heeft ingediend. Conform het huishoudelijk reglement van de IBC kon deze erkenningsaanvraag niet binnen dit korte tijdsbestek worden geagendeerd op de vergadering van 21 juni 2021.
Het is nu aan de IBC om deze erkenningsaanvraag te beoordelen. Het is evident dat de erkenningsaanvraag moet voldoen aan de inhoudelijke voorwaarden van het samenwerkingsakkoord van 25 juli 2018. Ik denk dat dit logisch is dat aan de hand daarvan wordt getoetst of het voldoet. Het samenwerkingsakkoord regelt onder welke voorwaarden de IBC vzw Promaz als stookoliefonds kan erkennen. Artikel 37 schrijft voor hoe het dossier bij de IBC moet worden ingediend en welke elementen het moet bevatten. De IBC heeft vier maanden tijd om over het aanvraagdossier te beslissen, tenzij de IBC bijkomende informatie vraagt, of dat ze vaststelt dat er zaken ontbreken. Dan wordt de termijn van vier maanden geschorst tot het moment dat de IBC aan vzw Promaz laat weten dat de bijkomende informatie voldoende is of dat het dossier volledig is. Dat is wat de procedure betreft.
Het samenwerkingsakkoord regelt de voorwaarden voor de tussenkomst van het fonds aan de aanvrager, de uitsluitingsclausules en het maximaal bedrag waarvoor per dossier door het fonds tussengekomen kan worden. Zo is het maximumbedrag van de tussenkomst voor een verontreinigingsdossier door een gasolietank voor verwarming van een gebouw met woonfunctie 200.000 euro.
Ook de financiering van vzw Promaz na erkenning als stookoliefonds is geregeld in het samenwerkingsakkoord: de eerste financiering komt van de BOFAS-overschotten. Vzw BOFAS stelt de nodige middelen ter beschikking aan vzw Promaz via voorschotten op het vereffeningssaldo van vzw BOFAS. Een verlenging van de erkenning van BOFAS staat deze eerste financieringspijler dus niet in de weg. Dat betreft die 120 miljoen waarover de heer Mattart het heeft. Ik vind het belangrijk dat wij ons daaraan houden. Bij vereffening van vzw BOFAS moet het vereffeningssaldo aan vzw Promaz worden overgedragen. Dus als vzw Promaz erkend wordt, kunnen de BOFAS-overschotten alleszins niet terugvloeien naar de sectororganisaties. Dat wil ik wel heel duidelijk stellen. Het is op die manier gestipuleerd in het samenwerkingsakkoord; daar kunnen wij nu niet eenzijdig van afwijken.
Pas als uit de cijfers blijkt dat deze eerste financieringspijler niet volstaat, wordt vzw Promaz volgens het samenwerkingsakkoord na erkenning verder gefinancierd via een bijdrage op gasolieverwarming die de accijnsplichtige ondernemingen op kwartaalbasis aan Promaz moeten storten. Op dit moment staat die bijdrage op nul. Het klopt dat de sector al vanaf de start van het fonds een bijdrage van 10 euro per 1000 liter gasolie vraagt. Deze vraag is volgens onze externe juristen strijdig met het samenwerkingsakkoord. Er kan maar gesproken worden over het vragen van bijdragen van de consument, als blijkt dat de middelen van BOFAS niet volstaan. Ik blijf er wel op hameren dat wij in eerste instantie de middelen van BOFAS moeten aanwenden.
Ik stel vast dat er volgens het samenwerkingsakkoord twee mogelijkheden zijn om de bijdrage van nul euro aan te passen. Ten eerste is dat via het verzamelen van gegevens van het aantal aanvragers tijdens de aanmeldingsperiode van drie jaar. Onmiddellijk nadien zal de IBC dan op basis van die rapportage van vzw Promaz een gedocumenteerd dossier ter beslissing moeten doorsturen naar de drie gewestregeringen en de bevoegde federale ministers voor economie en energie. Er is een unanieme beslissing van de verschillende overheden nodig om de voorgestelde verhoging van de bijdrage te kunnen doorvoeren. Als er geen unanieme beslissing is, treedt een automatisch systeem in werking waarbij er bij tekorten een verhoging van de bijdrage op gasolie komt van 2 euro per 1000 liter.
Ten tweede is er een mogelijkheid dat de vzw Promaz na haar erkenning een aanvraagdossier tot aanpassing van de bijdrage op gasolie bij de IBC indient. Ook in deze piste stuurt de IBC deze aanvraag, samen met haar advies, ter beslissing door aan de drie gewestelijke regeringen en de bevoegde federale ministers. Als deze niet unaniem beslissen, geldt ook in deze piste de automatische aanpassing van 2 euro per 1000 liter.
Om een unanieme beslissing te kunnen nemen, zal er uiteraard overleg tussen de verschillende overheden nodig zijn. Dat zal ook gebeuren, collega’s. Iedereen is van mening dat we al die mensen zo snel mogelijk op de juiste manier moeten kunnen vergoeden. De neuzen zullen daar in dezelfde richting staan. Dat zal binnenkort blijken op de IBC. Het lijkt mij logisch dat we ons houden aan het samenwerkingsakkoord. De eerste financieringspijler is die 120 miljoen euro, die we eerst zullen moeten aanwenden vooraleer er over iets anders gesproken wordt. Dat is niets meer of minder dan het samenwerkingsakkoord dat mijn voorgangsters hebben gesloten in 2018 om die bepalingen daarin te volgen.
Tot slot ga ik nog even in op de communicatie. Het is de bedoeling dat de vzw Promaz bij erkenning het initiatief neemt om een communicatiestrategie uit te rollen, zoals de vzw BOFAS destijds bij haar erkenning ook heeft gedaan. De vzw Promaz moet daarbij via verschillende mediakanalen communiceren naar de betrokken doelgroepen. Uiteraard zullen we bekijken hoe we vanuit de Vlaamse overheid of via de OVAM een tandje kunnen bij steken, zeker wat de urgentie van dit dossier betreft.
Het samenwerkingsakkoord werd in het verleden goed gestipuleerd. Op basis daarvan zullen we de besprekingen aanvatten.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Minister, u weet dat er heel wat gedupeerden zijn die al heel lang wachten op dit fonds. Het is een dossier dat al teruggaat tot 2005. Het samenwerkingsakkoord is er in 2019 gekomen. We zijn daar enorm tevreden over. Ondertussen zijn we weer twee jaar later. Het is belangrijk dat we duidelijk communiceren naar die mensen die aan het wachten zijn over welke concrete stappen er nu nog nodig zijn en wanneer ze effectief een beroep zullen kunnen doen op de middelen van het fonds. Het is belangrijk dat we die mensen dat duidelijk maken.
Uiteraard is het uitkijken naar het effectieve politieke akkoord en het akkoord van de Interregionale Bodemsaneringscommissie. Verder is het uiteraard uitkijken naar de communicatiestrategie waarop ik vorige keer al zo hard hamerde, vanuit de sector en vanuit de overheid, om het fonds het werk te laten doen waarvoor het werd opgericht. Het is echt belangrijk dat de gedupeerden weten dat het nu eindelijk en hopelijk zover zal zijn.
Ik ben positief, dat weet ik. Ik ben voorzichtig positief. Maar in het leven moeten we positief zijn. Ik hoop dat het alsnog in orde zal komen. Ik kijk ernaar uit. En ik hoop samen met iedereen dat het eindelijk in werking zal treden.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Verder wachten is inderdaad geen optie meer. De gedupeerden zitten al jarenlang tussen hoop en vrees. Sommigen hebben het al opgegeven. Nu komt er weer een sprankeltje hoop. Ik hoop echt dat alles in orde komt voor hen. Ik zal u daar straks nog een vraag over stellen.
Eerst wil ik het volgende zeggen. Deze problematiek draagt heel wat aspecten in zich, zoals de meeste van de dossiers die u beheert, minister. Enerzijds is er de milieucomponent. Er zijn al miljoenen liters stookolie in de natuur verdwenen. Gelukkig zijn er heel wat al weer opgekuist, maar heel wat ook niet.
Maar het probleem is natuurlijk dat dit soort zaken nooit vanzelf worden opgelost. Wachten maakt het probleem alleen maar groter. Dat mogen we zeker niet doen. Dat is de maatschappelijke component. Maar daarnaast is er ook de component van het menselijke leed. De individuele burger stelt een calamiteit vast en wordt met een gigantisch persoonlijk leed geconfronteerd. Ook dat is superbelangrijk. Hen moeten we ook tegemoetkomen. Ik vraag me soms af wat vandaag nog het probleem is om de zaak aan bod te laten komen.
Minister, ik heb goed naar uw antwoord geluisterd. Ik heb een bijkomende vraag. Zal het fonds er dit jaar nog komen en kunnen de gedupeerden er een beroep op doen? Dat is volgens mij de enige vraag die vandaag nog voorligt.
De heer Bothuyne heeft het woord. Misschien even diep ademhalen.
Voorzitter, ik ben er helemaal klaar voor.
Ik denk dat er nog een aantal vragen te stellen zijn, ondanks het feit dat er goed nieuws is. We hebben een erkenningsdossier. Er is die vier maanden tijd voor de beoordeling door het comité. Ik ga ervan uit dat ondertussen de ervaring van de sector met BOFAS – dat men op een goede manier een erkenningsdossier heeft opgemaakt – leert dat we hier vrij snel, kort na de zomer, kunnen landen en op die manier ook effectief van start kunnen gaan. Ik had graag, minister, uw inschatting van die timing. Collega Danen en collega De Vroe zeiden het al: er zijn heel veel mensen die al heel lang hierop wachten. Als we iets concreets in het vooruitzicht kunnen plaatsen, kunnen we mensen blij maken.
Met betrekking tot de aanvraagmodaliteiten zei u dat er een maximum is van 200.000 euro. Is er ook een minimum? Zijn er andere uitsluitingscriteria waar we nu rekening mee moeten houden en die nu al in de communicatie moeten worden opgenomen?
Dan is er nog een politieke vraag. Een aantal weken geleden was uw collega Van der Straeten wat voorbarig met haar communicatie. Is er ondertussen afstemming gebeurd tussen u en uw federale collega en de collega’s van de andere deelstaten? U gaf terecht aan – gelukkig maar – dat er eerst van de BOFAS-reserves gebruik kan worden gemaakt en dat er al heel wat dossiers kunnen worden meegefinancierd. Maar op een bepaald moment zal er een beslissing moeten worden genomen over de rest van de financiering. Misschien is het wel goed voor de rechtszekerheid van de getroffenen dat die beslissing snel wordt genomen, dat men snel duidelijkheid heeft over wanneer en op welke manier een financiering wordt voorzien voor het fonds eens de BOFAS-reserves op zouden zijn.
Minister, is er al contact geweest? Wat is uw mening over hoe die financiering juist moet verlopen? 2 euro per 1000 liter? Of toch 10 euro per 1000 liter? Vanaf wanneer moet die financiering lopen? Misschien is het verstandig daar vroeg mee te beginnen en aan een lager bedrag. Dat kan een meer sociaal verantwoorde aanpak zijn dan langer te wachten en dan meteen een hogere toeslag te moeten hanteren.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor deze ongelooflijk belangrijke vragen. Minister, dank u om zo kordaat op te treden en ervoor te zorgen dat de bal weer aan het rollen gaat. We hopen dat we die bal nu aan het rollen kunnen houden.
U gaf aan dat in een volgende stap de communicatie naar de doelgroepen zal worden bekeken. Dat gaat in eerste instantie om gezinnen die eigenaar zijn van een woning met vervuilde grond. Wordt daarbij ook specifiek aandacht besteed aan verhuurders? Het is een extra drempel wanneer je er zelf niet woont en dus zelf geen last hebt van de vervuiling rond de stookolieketel in je tuin. Misschien stel je dan de werken uit totdat de huurders het huis verlaten omdat je er zelf geen last van hebt. Wordt daar rekening mee gehouden, minister?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, dank u voor de vragen.
Collega Danen, wat is het probleem? Het probleem is wie dit zal betalen. Ik ben van mening dat het samenwerkingsakkoord dat in 2018 door mijn voorgangster werd gesloten snel moet worden gehonoreerd. Dat is een goed akkoord.
Daar staat heel duidelijk in dat de sector het zal betalen. Dat is de eerste financieringspijler, die 120 miljoen euro. Mijn federale collega heeft die 10 euro toegezegd. Volgens mij is dat, na het lezen van het samenwerkingsakkoord, niet correct. Dat is ook ten koste van de consumenten. Ik wil ook zeker snel gaan in dezen, maar het moet ook correct zijn, we moeten juist handelen. Ik heb al heel veel contact gezocht met de federale minister. Collega Bothuyne, ik heb daar nog altijd geen reacties op gehad. Dat is jammer. Met de collega’s van de gewesten loopt het eigenlijk wel goed. Daarmee hebben we wel al heel veel contact gehad. Als één minister dan bepaalde toezeggingen doet ten koste van de consument en al bepaalde bedragen uitspeelt, dan vind ik dat geen manier van werken, zeker gezien het feit dat er in 2018 een samenwerkingsakkoord is afgesloten. Dat is ook een heel goed akkoord, gelukkig. Daarin is heel duidelijk gestipuleerd wat, wie, hoe eerst. Ik zou natuurlijk graag willen dat dat wordt gehonoreerd.
De stookoliemannen voelen zich natuurlijk gesterkt door de groene minister, die toegevingen heeft gedaan, ook ten koste van de consument. Ik ben veeleer geneigd om het akkoord te honoreren. ‘First things first’. Er is die eerste financieringspijler van 120 miljoen euro. Dat komt eerst. Dat staat ook heel duidelijk in dat akkoord. In plaats van eerst over verhogingen en weet ik veel wat te spreken moet men eerst die 120 miljoen euro vrijwaren. Zoals ik zei, verlopen de contacten met de gewestelijke collega’s goed. Dat zal ons ook verder blijven onderbouwen.
De IBC kan ook ad hoc samenkomen. Dat hoeft dus niet te duren tot de volgende geplande datum, voor alle duidelijkheid. We gaan dit dus zo goed en zo snel mogelijk behandelen. Wij hebben tot woensdag de tijd om bijkomende informatie op te vragen, en dan zullen we vragen om zo snel mogelijk een vergadering te plannen, ook om de verschillende standpunten in dezen te kennen. Die van de gewesten kennen we.
Hetgeen het moeilijk maakt, en dat is het probleem, is dat de premie ten laste van de consument die door minister Van der Straeten is toegezegd, eigenlijk ingaat tegen het samenwerkingsakkoord. We moeten nu bekijken hoe we daar onderuit geraken of hoe we dat moeten oplossen. Dat zal het voorwerp uitmaken van de besprekingen die we zullen voeren. Nogmaals, dat gebeurt het liefst zo snel mogelijk. Ik heb ook altijd naar aanleiding van vragen van diverse parlementsleden achter dit dossier gezeten. Het heeft geen zin om te vertragen, maar ik denk dat het in eerste instantie de sector is die dat moet betalen, en pas dan zullen we bekijken wat er nog nodig is qua premie. Ik denk dat alle collega’s, van links tot rechts, het daarover eens zijn.
Collega De Vroe heeft laten weten dat ze zich wat ziek voelt. Ze heeft ook geen verdere opmerkingen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik denk dat het belangrijk is dat we niemand achterlaten. Dat lijkt me bijzonder, bijzonder belangrijk, en dat is nu wel aan het gebeuren, natuurlijk, bij de mensen die nu met de gebakken peren zitten, die met de vervuilde grond zitten. Die hebben echt wel een gigantisch probleem.
Vriend en vijand stellen dat we ongeveer een half miljard euro nodig hebben om het probleem opgelost te krijgen. Er is nog een fonds van 130 miljoen euro over van BOFAS. Dat zal worden ingezet. Daar is iedereen het over eens. Dan is de vraag hoe we de rest zullen financieren. Natuurlijk zou iedereen het liefst hebben dat de sector dat zelf doet, maar het probleem is dat er geen juridische posities zijn opgebouwd om dat te kunnen doen. De tweede stap is dus dat we een heel kleine premie, noem het een soort verzekeringspremie, op stookolie heffen, wat de gemiddelde burger of gezin enkele euro’s per jaar zal kosten. Als je dat stelt tegenover de honderdduizenden euro’s aan kosten die je dreigt op te lopen als je een probleem hebt, en je weet dat dat probleem wordt opgelost als je die enkele euro’s betaalt, dan denk ik dat we dat echt wel moeten doen.
Ik zou het echt jammer vinden mocht het mislopen door die paar euro per gezin in Vlaanderen. Laat dat alstublieft niet gebeuren. Ik heb geprobeerd geen zwarte pieten door te schuiven, ik hoop dat u dat ook niet zult doen. Ik hoop echt dat we oplossingen kunnen vinden, dit jaar nog, zodat we de burgers die nu in de kou staan, tegemoetkomen, alsook de mensen die dit probleem de komende decennia zullen meemaken. Het zullen er honderdduizenden zijn, allemaal gezinnen die we niet in de kou mogen laten staan.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, bedankt voor de bijkomende toelichting. Het blijkt toch dat er nog een aantal angeltjes zitten in dit dossier, terwijl er zich op duizenden locaties in Vlaanderen ernstige bodemvervuiling manifesteert en gezinnen op een factuur dreigen uit te komen van duizenden of tienduizenden euro’s.
Nu, we zijn dicht bij een oplossing. Promaz komt er, het erkenningsdossier is er. Ik hoop op een spoedige behandeling.
Ik hoop dat de twee of vier ministers die in dezen aan zet zijn, snel tot een oplossing kunnen komen om een duurzame financiering van het fonds te garanderen, zonder dat de Vlamingen, de stookoliegebruikers, op onnodige kosten worden gejaagd.
Maar ik hoop eigenlijk, minister – en dat is een engagement waarvan ik hoop dat u het opneemt, en ook collega Danen met zijn partijgenoot, de minister op het federale niveau – dat we nog voor de start van het fonds, allicht in september of oktober, zekerheid kunnen bieden over de financiering en modaliteiten ervan. Dat moet het minimum zijn dat we met de verschillende regeringen in dit land kunnen waarmaken. Ik hoop ook dat er voor die datum geen enkele minister in de krant staat om hierover te pochen of om de resultaten al te gaan verkopen.
Met deze warme oproep eindig ik.
Als u erin slaagt om ministers uit de krant te houden, dan hebt u niet voor niets zo hard gelopen, maar dat moet ik nog zien.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.