Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, op 23 juni lanceerde u samen met het Familieplatform een campagne om de zogenaamde familiereflex voor de geestelijke gezondheidszorg breed uit te dragen. Het gaat om een multidisciplinaire richtlijn die op uw vraag werd ontwikkeld en die ervoor moet zorgen dat naasten en familieleden meer betrokken worden in het hulpverleningstraject van een patiënt binnen de geestelijke gezondheidszorg. De richtlijn richt zich niet alleen naar de hulpverleners of de zorgmedewerkers, maar ook naar beleidsmakers en naar directies van voorzieningen die daarvoor het juiste kader moeten scheppen. Het komt erop neer om via al die verschillende ingangen binnen het hulpverleningstraject meer aandacht te hebben voor de naasten en voor de familieleden. Dat lijkt me een logische en terechte vraag. Wanneer naasten betrokken worden in de hulpverlening, is dat niet alleen een heel andere manier van werken, maar dat sluit ook meer aan bij de herstelgerichte visie die u ook heel erg sterk onderschrijft binnen uw geestelijke gezondheidszorgbeleid. Daarbij geven we meer aandacht aan zaken die voor de zorggebruiker of de patiënt van groot belang zijn. We zien herstel als een proces waarbij niet alleen de hulpverlener, maar ook de naasten van de patiënt een rol spelen. Er bestaat trouwens een sterke wetenschappelijke evidentie voor de meerwaarde van die aanpak.
Als we die familiereflex ten volle toepassen, houdt dat een hele cultuurverandering in binnen de geestelijke gezondheidszorg. Dat zal tijd en inspanningen vragen, maar ik vind het net zoals u van groot belang dat we er alles aan doen om dat te faciliteren en vooruit te laten gaan. Niet alleen moeten alle hulpverleners mee aan boord, er moeten ook praktische obstakels worden weggewerkt. Ik denk bijvoorbeeld aan het ontbreken van een gezellige ruimte in residentiële voorzieningen waar families of gezinnen in privacy samen kunnen komen, maar ook aan heel wat onduidelijkheden over wat er allemaal onder het beroepsgeheim valt.
Daarover wil ik u graag de volgende vragen stellen.
Via de website familiereflex.be worden infosessies en vormingen aangeboden over het beroepsgeheim. Door wie worden die georganiseerd en in welke middelen worden daarvoor voorzien? Hoe worden die gefinancierd?
Via diezelfde website kunnen voorzieningen en teams een quickscan uitvoeren om te evalueren in hoeverre zij de familiereflex al toepassen. Hoe vaak werd die quickscan al afgenomen en zijn er daar al eerste conclusies uit te trekken?
Op welke manier kan het beleid de toepassing van de familiereflex binnen de geestelijke gezondheidszorg faciliteren?
Wat is er volgens u nodig op het niveau van de voorzieningen zelf opdat de hulpverleners de familiereflex goed zouden kunnen toepassen in hun dagelijkse werking? Is er naar uw mening voldoende bereidheid op het terrein om daartoe de nodige maatregelen te treffen?
Belangrijk ook, minister, is of u hierover in overleg bent geweest, of in overleg zult gaan, met uw federale collega van Volksgezondheid met betrekking tot de toepassing van deze belangrijke familiereflex binnen de psychiatrische ziekenhuizen die onder zijn bevoegdheid vallen.
En ten slotte, is het volgens u ook nodig dat de familiereflex binnen de opleidingen meer aandacht krijgt dan vandaag?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de multidisciplinaire richtlijn rond het betrekken van de context werd ontwikkeld door het Steunpunt WVG (welzijn, volksgezondheid en gezin). Via de familiereflex willen we de naasten nauw betrekken in de zorg. Het is belangrijk om de sector bij te staan bij de implementatie van deze multidisciplinaire richtlijn (MDR). Daarom heb ik de opdracht gegeven aan het Familieplatform Geestelijke Gezondheid om samen met alle betrokken stakeholders, waaronder de koepels en het Steunpunt Geestelijke Gezondheid een implementatietraject op te starten. Het Familieplatform kreeg daartoe een subsidie van 172.500 euro.
Eind juni werd de campagne ‘Naast(en) samen zorgen voor mekaar’ gelanceerd. Op de website familiereflex.be is alle informatie over deze multidisciplinaire richtlijn gebundeld. Op de website is een QuickScan te vinden waarmee directies, zorgteams of individuele zorgverleners kunnen nagaan hoever ze al staan met het toepassen van de familiereflex. Ook worden er infosessies en vormingen georganiseerd, onder andere specifiek gericht op artsen, directies en de diverse sectoren en zorgvormen. Daarnaast kunnen voorzieningen zich ook aanmelden voor een coachingtraject onder begeleiding van het Familieplatform.
De basisleertrajecten worden aangeboden door het Familieplatform Geestelijke Gezondheid. Voor de verdiepingsmodules wordt beroep gedaan op experten, die betrokken waren bij de opmaak van de multidisciplinaire richtlijn.
De campagne werd op 23 juni gelanceerd. Het is nu nog te vroeg om te evalueren wie deelnam aan de QuickScan of hier conclusies aan te koppelen.
Wel kan ik al meegegeven dat er een grote interesse is in de familiereflex. Dit blijkt uit het aantal websitebezoekers, het aantal deelnemers aan de infosessies, brochures die reeds besteld werden, enzovoort. Het Familieplatform volgt deze data van nabij op. Indien de interesse in bepaalde sectoren of voorzieningen beperkt zou blijven, kan er extra geïnvesteerd worden om ook deze nog te bereiken.
Ik vind het belangrijk om de sector van de geestelijke gezondheidszorg te ondersteunen bij de implementatie van de familiereflex, vandaar dit implementatietraject.
In een volgende fase zal er onderzocht worden of het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg (VIKZ) een indicator hieromtrent kan ontwikkelen. Zo willen we de vraag om de context te betrekken duurzaam verankeren in het beleid van de voorzieningen zelf.
De familiereflex en het implementatietraject zijn ook gericht naar psychiatrische ziekenhuizen. Zij kunnen op elk niveau participeren. Ik heb hierrond geen specifiek overleg gepleegd met mijn collega Vandenbroucke.
Het is mijns inziens inderdaad belangrijk dat ook onderwijsinstellingen in de opleiding van hulpverleners aandacht hebben voor het betrekken van de context. Het Familieplatform betrekt daarom ook de onderwijsinstellingen. Zo zal er ingezet worden op bekendmaking van de website familiereflex.be en bijhorende tools naar de onderwijsinstellingen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord en wil absoluut onderschrijven dat de initiatieven die u neemt van absoluut groot belang zijn.
Als ik ook de verhalen las van de mensen van het Familieplatform, die een stuk uit eigen ervaring spreken over de voorzieningen die hier nu mee aan de slag gaan, dan denk ik dat het de logica zelve is dat, wanneer een patiënt wordt opgenomen, we er rekening mee houden dat die patiënt uit een context, uit een gezin komt. En dat we niet in het ijle aan gezondheidszorg gaan doen. Het is geen black box die ergens afgesloten is, dat is iets waar we moeten werken aan herstel, terug focussen op re-integratie en de vermaatschappelijking van de zorg.
Ik vind dat u hier absoluut de juiste kaart trekt. En ik ben dan ook positief over het feit dat u hierbij het steunpunt en de koepels betrekt, en zo het draagvlak dat er al is wil ondersteunen.
Absoluut van groot belang is dat u de onderwijsinstellingen betrekt, want ik denk dat het ook bij de hulpverleners van morgen belangrijk is dat men die aandacht heeft voor de omgeving van de patiënt, en de omgeving waarnaar de patiënt waarschijnlijk sowieso zal moeten terugkeren.
Ik hoor u zeggen, minister, dat dit een Vlaams initiatief is. Dit is uw initiatief dat zich richt op de sectoren waarvoor wij in Vlaanderen bevoegd zijn, dat spreekt voor zich.
Ik wil nadenken over hoe we dat het beste doen, omdat het ook van groot belang is dat we in de federale bevoegdheid wat de geestelijke gezondheidszorg betreft, onder bevoegdheid van minister Vandenbroucke, in de psychiatrische ziekenhuizen deze expertise binnenbrengen. Ik hoop dat daar alsnog een initiatief genomen kan worden of dat men aan de federale tafels dezelfde nadruk zal leggen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, zulke initiatieven kunnen we alleen maar toejuichen. We horen het immers vaak in de geestelijke gezondheidszorg dat familie en naasten van de patiënt te weinig betrokken worden in het hele proces. Dat leidt vaak tot schrijnende situaties en is niet bevorderend voor het herstel. Familie en naasten moeten een plaats krijgen in het hersteltraject, maar ook zij zijn wegens alle gevolgen die het psychisch lijden met zich meebrengt, vaak een onrechtstreeks slachtoffer en hebben daarvoor ondersteuning nodig. Deze groep mag dus ook niet vergeten worden.
Ten slotte is het goed dat er verschillende initiatieven genomen worden om de geestelijke gezondheidszorg te optimaliseren. Maar, minister, er moet ook voor gezorgd worden dat al deze initiatieven op elkaar afgestemd zijn en dat het ook nog duidelijk is en blijft voor de hulpverleners zelf.
Ik heb geen bijkomende vragen meer.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De vraag om families te betrekken bij de behandeling in de geestelijke gezondheidszorg is er al heel lang. Ik ben dan ook heel blij om te zien dat het beleid dat volop ondersteunt met onder andere die multidisciplinaire richtlijn. Ik vind het ook belangrijk dat er eventueel intervisie is tussen de verschillende voorzieningen om good practices met elkaar te kunnen delen.
De heer Parys heeft het woord.
Het is een goede zaak dat de familiereflex eindelijk zijn weg vindt in de geestelijke gezondheidszorg. Onze vraag is natuurlijk, zoals met de kindreflex: wat met de andere sectoren?
Mijn collega's op het federale niveau, waaronder collega Depoorter, hebben een resolutie voor een beter toegankelijke geestelijke gezondheidszorg ingediend, waarin ook het punt staat waar we heel nadrukkelijk de aandacht vragen om in samenspraak met de patiënt en zijn familie een plan op te stellen. Ik hoop dan ook dat iedereen die hier de familiereflex steunt, dat daar ook zal doen.
Minister, de vraag is hoe dat dan heel concreet in zijn werk gaat, die familiereflex. Is er aandacht voor de draagkracht? Worden ze zelf gehoord, die familieleden, die mensen die deel uitmaken van die context? Als u daar wat praktische informatie over zou kunnen geven, zou dat alleszins heel nuttig zijn.
Minister Beke heeft het woord.
Wat de ziekenhuizen betreft: dat is ook voor hen van toepassing. Zoals u weet zijn wij ook bevoegd voor het kwaliteitsbeleid in de ziekenhuizen. Wij zullen dit dus ook daar van toepassing laten gaan. We doen dat nu al als ondersteuning van de volledige ggz-sector, dat wil zeggen ook de psychiatrische ziekenhuizen. Als een volgende stap zal de administratie hierrond ook kwaliteitsnormen opnemen in referentiekaders die dan ook door de zorginspecties gebruikt kunnen worden bij het uitoefenen van toezicht en handhaving. Dat geldt voor alle ggz-voorzieningen, dus ook voor de psychiatrische ziekenhuizen.
Ik kan nog aanvullen dat het aanbod van het Familieplatform Geestelijke Gezondheidszorg nu als een ondersteuning bedoeld is, zodat de voorzieningen zelf hier ook een cultuurverandering kunnen doorvoeren.
Collega Parys, wat praktische elementen en vragen aangaat, zou ik voorstellen om eens naar de website familiereflex.be te kijken. Daar is de volledige richtlijn in terug te vinden en ook alvast heel wat concrete informatie.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende informatie waaruit blijkt dat dit niet alleen een sterk beleidsvoornemen is, maar dat we dat ook daadwerkelijk in de richtlijn omzetten. Ik hoor u verwijzen naar de Zorginspectie en ook naar het feit dat we hiervoor een brede bevoegdheid hebben. Wij gaan hier zeker nog op terugkomen, maar ik ben absoluut verheugd dat we nu binnen de ggz die grote stap voorwaarts zetten en daar ook echt verplichten om rekening te houden met de naasten en families van de patiënt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.