Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De drugopvolgingskamer (DOK) is een gespecialiseerde kamer binnen de rechtbank die gericht is op beklaagden die feiten plegen om hun drugverslaving te financieren. In plaats van meteen een straf opgelegd te krijgen, wordt aan beklaagde de mogelijkheid geboden om een hulpverleningstraject te starten. Er wordt daarbij samengewerkt met een centrum algemeen welzijnswerk (CAW) en een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG). De rechtbank behoudt de supervisie op de behandeling van de beklaagde.
Justitieassistenten volgen het verloop van het drugopvolgingsplan op, en zijn aanwezig op de DOK-zittingen om feedback te geven over het traject en om eventueel advies te formuleren ten aanzien van de rechtbank. Zodoende blijft maatwerk doorheen het volledige begeleidingstraject, dat twaalf maanden kan duren, ook gegarandeerd.
In Vlaanderen bestaan er binnen de rechtbanken een aantal proefprojecten rond de drugopvolgingskamer. In een krantenartikel van 9 juni 2021 las ik dat de drugopvolgingskamer in Gent goede resultaten oogst, en dat bij 80 procent van de beklaagden die het traject volgden, de recidive daalt.
Tijdens de commissievergadering van 9 maart laatstleden, zei u, minister, dat u in overleg bent met uw federale collega om deze gespecialiseerde kamers een structurele inbedding te kunnen geven. U wilt ervoor zorgen dat de justitiehuizen zelf ook een voorstel doen. Ook zou er worden gevraagd naar een wetgevend initiatief met het oog op de creatie van een specifiek mandaat voor de justitiehuizen. U wees toen ook op de noodzaak van een vlotte doorstroming naar de drughulpverlening, en zei daarover in overleg te zijn met de minister van Welzijn. Dit zou worden bekeken in het kader van de hervorming van de zorgtrajecten voor justitiabelen die nu lopen.
Ondertussen las ik dat de federale minister van Justitie jaarlijks 4,6 miljoen euro vrijmaakt om 24 magistraten, 24 griffiers en 24 justitieassistenten aan te werven en dat in de loop van 2022 de opvolgkamers in heel het land operationeel zouden worden. Toch is er ook bezorgdheid. Zo zouden de justitieassistenten de hulpverleners vervangen. Doordat justitieassistenten echter een rapporteringsplicht hebben en niet gehouden zijn door het beroepsgeheim, zou dit de vertrouwensrelatie tussen de beklaagde en de begeleider echt op de helling kunnen zetten, en daarmee het hele behandelingstraject. Hulpverleners zouden ook veel beter een brug kunnen vormen met de hulpverlening.
Minister, ik heb hierover volgende vragen.
Kunt u meer toelichting geven bij de verdere uitrol en de structurele inbedding van de drugopvolgingskamers in Vlaanderen? Wat is de stand van zaken?
Volgens de federale minister zouden er 24 justitieassistenten worden aangeworven, om de drugopvolgingskamer overal structureel in te bedden. Dit is evenwel een Vlaamse bevoegdheid. Kunt u bevestigen dat er hiervoor 24 extra justitieassistenten zullen worden ingezet? Op basis van welke gegevens werd over dit aantal beslist? Vanaf wanneer zullen zij aan de slag gaan? Hoe zullen de justitieassistenten worden gespreid over de verschillende rechtbanken? Had u hierover overleg met uw federale collega?
Is er al meer duidelijkheid over het mandaat van de justitieassistenten in de drugopvolgingskamers?
En tot slot, minister, hoe zal de link met de hulpverlening gegarandeerd blijven? Kunt u meer toelichting geven bij het overleg dat u hierover al hebt gehad met de minister van Welzijn?
Minister Demir heeft het woord.
Eerst en vooral, collega Schryvers, ook wij hebben in de krant gelezen dat de federale minister 24 justitieassistenten zou aanwerven om de drugopvolgingskamers overal structureel in te bedden. Wij hebben uiteraard onmiddellijk contact opgenomen met de collega’s van de Federale Regering, en het bleek om een vergissing te gaan. Het ging over 24 griffiers en 24 magistraten. De justitieassistenten zijn inderdaad een Vlaamse bevoegdheid, dat is ook zo doorgegeven, en dat werd door hen rechtgezet. Dat toch even voor de duidelijkheid.
Ik denk dat wij met de Vlaamse Regering, en ook door verschillende tussenkomsten in de commissie, het belang van de drugopvolgingskamers meermaals hebben benadrukt. Daarom hebben we met de justitiehuizen reeds ingezet in deze kamers in Antwerpen, Mechelen, Turnhout, Brugge en binnenkort ook in Gent.
Zoals ik eerder heb gezegd, hebben wij dit ook heel vaak besproken met de federale collega. We zijn dus ook al tevreden met die extra middelen voor magistraten. Tot nu toe zijn we inderdaad met proefprojecten gestart, maar ik heb sinds het aantreden van mijn federale collega ook gepleit om die drugopvolgingskamers wettelijk te verankeren, zodat we ook effectief een wettelijk mandaat krijgen voor die verdere opvolging. Ik wil naar een wettelijk mandaat gaan voor alle korte intensieve trajecten, zoals de drugsopvolgingskamer, maar ook de jongerenopvolgingskamer, die ik onlangs heb opgericht, het snelrecht, enzovoort. Daarvoor heb ik een werkgroep binnen de Interministeriële Conferentie voor de Justitiehuizen (IMCJH) opgestart om na te gaan hoe we dat kunnen vormgeven. Want als er een wettelijk mandaat wordt gegeven, heeft dit ook gevolgen voor de Franstalige collega’s, die dergelijke projecten niet hebben. Daarom – we hebben natuurlijk complexe structuren in dit land – wordt dit nu ook met hen besproken. Maar het doel is wel om dit wettelijk te verankeren, zodat dit structureel ingebed kan worden, en we stilaan het niveau van de proefprojecten kunnen overstijgen.
Zoals u weet, investeren wij ook jaarlijks 7,5 miljoen euro in extra justitieassistenten en komt daar volgend jaar nog 5 miljoen euro bij. Zoals reeds vermeld volgen de justitiehuizen dit in Gent, Brugge, Antwerpen, Mechelen en Turnhout al op. In de andere gerechtelijke arrondissementen zitten we in overleg met de magistratuur om na te gaan op welke termijn zij de oprichting van een drugsopvolgingskamer gerealiseerd willen zien. Wij staan hier klaar voor, met de middelen en het model, maar we wachten dus tot de rechtbanken daadwerkelijk die bijkomende middelen krijgen en het extra personeel hebben aangeworven, om mee te stappen in dit model. We zijn daar sowieso aan het trekken.
De hulpverlening wordt natuurlijk niet vervangen door de justitieassistenten. Ieder zijn rol, dat is heel belangrijk. In Antwerpen, Mechelen, Turnhout en Brugge is de constructie van de drugsopvolgingskamer al uitgewerkt met justitieassistenten en niet met hulpverlening. Enkel in Gent was dat wel het geval. Die worden inderdaad vervangen door justitieassistenten omdat de subsidies voor de hulpverlening worden stopgezet. Anderzijds vind ik het ook wel belangrijk om naar één model te gaan – dit is ook doorgesproken met minister Beke voor alle duidelijkheid –zodat we een uniform systeem hebben in al die steden, ook als we het nadien uitrollen naar de rest.
Dat de advocatuur tegen een bepaalde rapporteringsplicht naar de magistratuur toe is, baart mij minder zorgen. Het lijkt mij zelfs meer dan logisch dat als een rechter een traject oplegt aan een verdachte, dat hij ook moet kunnen inschatten of de verdachte dat traject wel degelijk goed heeft opgevolgd. Ik denk dat dat de logica zelve moet zijn.
Bovendien is er sowieso ook een link met de hulpverlening. De justitiehuizen nemen de coördinerende taak altijd op zich. Ze zullen zorgen voor de toeleiding naar de juiste drughulpverlening maar gaan ook op andere vlakken zorgen voor een betere re-integratie. Denk maar aan werk, het hebben van een job of opleiding, of van een woning. Dat kan niet als je enkel drughulpverlening aanbiedt.
Ik denk dus dat het goed is als de justitieassistenten die coördinerende taak op zich nemen, maar natuurlijk blijft het belangrijk – ook als justitieassistenten een coördinerende rol opnemen – dat er voldoende hulpverlening en zeker drughulpverlening voorhanden is. Daarover werd in het kader van de drugsopvolgingskamer in Turnhout al overleg gepleegd, ook met mijn collega, minister Beke, want hulpverlening valt onder zijn bevoegdheid. Maar we zijn in overleg met hem.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Vooreerst voor de duidelijkheid. U had het uit mijn vraag ook al afgeleid: ik fronste ook de wenkbrauwen toen ik dat las, ik dacht ‘hoe kan een federale minister beslissen over justitieassistenten?’. Maar dat hebt u heel duidelijk rechtgezet.
Punt twee: ja, wij geloven ook wel in die drugopvolgingskamers, omdat alleen bestraffing vaak niet voldoende is, en het risico op recidive dan natuurlijk veel te groot is.
En dan is er, één, de opvolging van een aantal voorwaarden. En, twee, natuurlijk ook de eigenlijke hulpverlening. Die hebben elk een eigen taakstelling, en dat hebt u ook uitdrukkelijk gesteld. Momenteel lopen de proefprojecten. U wacht op een wettelijk mandaat, en wilt dan werk maken van een structurele inbedding.
Minister, in het verleden hebben we het vaak gehad over de invulling van de bijkomende plaatsen voor justitieassistenten, die momenteel volledig wordt uitgerold. Als ik het goed heb, dan zijn er al veel aanwervingen van bijkomende justitieassistenten gebeurd, in uitvoering van het personeelsplan dat u daarover hebt opgemaakt. In antwoord op een heel recente vraag daarover, hebt u gesteld dat u er niet voor kiest om personeel exclusief voor nieuwe taken te reserveren. De nieuwe opdrachten maken deel uit van een totaalpakket aan uit te voeren opdrachten, en worden ingeschoven in het takenpakket van nieuwe en ervaren medewerkers.
Minister, mag ik uit het antwoord op die schriftelijke vraag afleiden, dat u eigenlijk wacht op verdere input en een wettelijk mandaat om een aangepast, nog uitgebreider, personeelsplan op te maken voor de justitiehuizen, waarbij er dan ook bijkomende inzet kan zijn, in functie van de bijkomende taken in het kader van de drugopvolgingskamers? En zo ja, hebt u er al enig zicht op over hoeveel bijkomende personeelsleden het ongeveer zou gaan, en – wanneer u daarover meer zou weten – wanneer die zouden kunnen worden aangeworven?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Wat ik vooral belangrijk vind, is dat we nu overal dezelfde visie gaan toepassen in die drugopvolgingskamers. Zoals u zelf in uw antwoord hebt aangeraakt, is het zo dat er in Antwerpen, Mechelen, Turnhout en Brugge één visie was, in Gent was er een andere visie. Nu ben ik eigenlijk bijzonder tevreden dat de visie van Antwerpen, Mechelen, Turnhout en Brugge het overneemt en dat we er dus voor zorgen dat de opvolging van iemand die wordt gedagvaard voor drugsfeiten effectief in handen van de justitieassistenten komt te liggen.
Dat betekent niet – en ik vind dat u dat in uw antwoord goed hebt uitgelegd – dat er geen hulpverlening meer aan te pas hoeft te komen. Maar het is wel zo dat iemand zich op dat ogenblik voor de rechtbank bevindt, en dat het dus ook iemand van een justitiehuis is die dat moet opvolgen, en niet enkel iemand van de hulpverlening. Dat is een andere kijk. Dat is andere insteek.
Ik vind het belangrijk dat alle mensen die de kans krijgen om met zo’n drugopvolgingskamer te werken, dat via dezelfde methodiek, via dezelfde filosofie doen over heel Vlaanderen. Dus de uitrol van die kamers is zeker één vraag.
Het vastleggen van het feit dat we dat altijd en overal zullen doen met die justitieassistenten, is mijn tweede vraag.
En mijn derde vraag, minister, is deze: zo’n drugopvolgingskamer heeft uiteraard enkel maar zin wanneer de drugshulpverlening ook onmiddellijk beschikbaar is. Wanneer iemand die voor zo’n kamer komt, die in aanraking is gekomen met het gerecht en aangeeft een alternatieve weg te willen volgen om ervoor te zorgen dat zijn gerechtelijke procedure niet wordt verdergezet, dan moet je die ook on the spot, onmiddellijk, hulp kunnen verlenen. Welke garanties hebt u dat het Departement Welzijn er ook effectief kan voor zorgen dat al die drugopvolgingskamers effectief onmiddellijk hulpverlening kunnen opstarten, voor iedereen die daarvoor verschijnt? Want anders, is dit, vrees ik, een doodgeboren kind.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Bedankt, minister, en ook collega Schryvers om dit thema mee te blijven opvolgen. Het is altijd leuk als een eigen vraag om uitleg leidt tot een vraag om uitleg van een collega.
Nu, minister, de drugopvolgingskamers, zijn zeker een meerwaarde, maar de afstemming tussen de verschillende actoren is toch cruciaal om tot een gecoördineerde aanpak te komen. De proefprojecten lopen nu toch al een tijdje, dus daarover gaat ook mijn aansluitende vraag. Zijn er op dit moment al knelpunten in de kamers naar boven gekomen? Hoe zullen ze aangepakt worden?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Schryvers, in verband met de taakstelling van de justitieassistent is het zo dat de justitieassistenten die taken nu al op zich nemen. Alleen wordt het niet gesteld als een drugopvolgingskamer-taak, want het valt onder meer onder een uitgebreide taak van bemiddeling en maatregelen.
Want dit valt momenteel onder een uitgebreide taak qua bemiddeling en maatregelen. In ieder justitiehuis is dat het team ‘bemiddeling en maatregelen’ dat deze taak op zich neemt. Een justitieassistent zal ook nooit volledig alleen, of enkel de drugopvolgingskamer op zich nemen, maar natuurlijk ook andere taken binnen bemiddeling en maatregelen.
Het aantal fulltime-equivalenten (fte’s) dat wordt ingezet hangt ook af van hoeveel zaken er binnenkomen bij die kamers. In Antwerpen is dat bijvoorbeeld wat breder dan in Turnhout, dus worden daar ook meer justitieassistenten ingezet. Wij proberen dus ook echt op maat te werken. Ik denk dat dat ook de logica zelve is. De uitrol van de drugopvolgingskamers hangt nu ook af van het extra personeel dat er bijkomt bij het parket en de rechtbanken, zoals aangekondigd door de federale collega. Wij staan klaar, als justitiehuizen. Wij zijn ook vragende partij om dat zo snel mogelijk in de praktijk om te zetten. Maar alles staat of valt natuurlijk ook met dat extra personeel dat federaal werd beloofd.
Qua model is het inderdaad mijn bedoeling om altijd met justitieassistenten te werken. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we over heel Vlaanderen met één model werken, en dat de justitieassistenten de coördinatie op zich nemen en de hulpverlening inschakelen daar waar het nodig en noodzakelijk is. Bij iedere drugopvolgingskamer die wordt opgestart gaan we ook in gesprek met minister Beke om te zorgen dat er ook voldoende drughulpverlening is. Zoals collega Parys terecht heeft gezegd: alles staat en valt ermee dat daar voldoende drughulpverlening is. Wij zijn dus altijd in contact met het kabinet, om ervoor te zorgen dat het een het ander wel volgt. Zo niet, dan hebben we een probleem.
Op dit moment zien wij geen grote knelpunten, wel dat het nog kan worden uitgebreid naar andere verslavingsvormen. Dat gaan we nu ook verder bekijken met Antwerpen, hoe we dit verder gaan doen. Vanuit Antwerpen is men vragende partij om ook naar andere verslavingsvormen te kijken. Dat zijn we op dit moment met de mensen op het terrein aan het doen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik kijk uit naar de verdere uitrol van de drugopvolgingskamers, en het laatste wat u hebt gezegd, namelijk een uitbreiding naar andere verslavingsvormen, dat lijkt me absoluut ook wel heel interessant. Ze hebben ook allemaal een enorme impact op mensen, en het risico op recidive is heel groot. De link naar hulpverlening is vanzelfsprekend ook heel belangrijk. Dat laatste, die link naar de hulpverlening – dat wil ik toch nog eens benadrukken – blijft essentieel als we de mensen, die vanwege een misdrijf worden gedagvaard, niet alleen bestraffend willen bekijken, maar ook een blijvende oplossing willen aanbieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.