Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de werklast bij de jeugdhulpconsulenten
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, op basis van enkele eerste cijfers die het agentschap Opgroeien communiceerde met betrekking tot de jeugdhulp vorig jaar, komen enkele opvallende vaststellingen naar voren: de coronacrisis had een grote impact op heel veel kinderen, jongeren en gezinnen wegens het gebrek aan structuur, het gebrek aan sociaal contact, het wegvallen van een netwerk en begeleidingen die georganiseerd moesten worden per telefoon of via een digitaal gesprek.
We konden lezen dat het aantal kinderen en jongeren dat ondersteuning kreeg via een Ondersteuningscentrum Jeugdhulp of de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK’s) steeg. Ook steeg het aantal dossiers dat terechtkwam bij de jeugdrechtbanken. Opvallend is de stijging met 10 procent van het aantal dossiers waarin sprake was van een maatschappelijke noodzaak en de stijging met 12 procent van het aantal verontrustende situaties die met hoogdringendheid via het parket werden aangemeld. De hulpvragen waren vaak complexer en ook in gezinnen waar al ondersteuning liep, moesten meer crisissen bedwongen worden.
Hoewel er de voorbije jaren grote inspanningen werden gedaan om het personeelsbestand bij de Ondersteuningscentra Jeugdzorg (OCJ’s) en de Sociale diensten voor gerechtelijke jeugdrechtbank (SDJ’s) te versterken, is er toch nog altijd sprake van een grote werkdruk. Al is bij de SDJ’s de caseload per voltijdsequivalent (vte) in mindere mate gestegen dan het totaal aantal dossiers, zo kon ik vaststellen uit mijn schriftelijke vraag nummer 566 van 12 april laatstleden. De inspanningen van het verleden om het personeelsbestand te versterken, hebben dus wel degelijk impact. Toch is er nood aan, zo lees ik: “administratieve vereenvoudiging, gedeelde verantwoordelijkheid met andere hulpverleners bij verontrustende situaties en een duidelijkere rol wanneer er als overheid wordt ingegrepen en de initiële tussenkomst niet langer nodig blijkt te zijn”. In de krant vraagt de jeugdconsulent van de jeugdrechtbank om binnen de jeugdhulp plaatsen voor te behouden voor situaties die bij hoogdringendheid moeten worden aangepakt, zodat die voorrang zouden krijgen op de vrijwillige aanmeldingen.
Minister, hoe interpreteert u de toename van het aantal verontrustende situaties tijdens de coronacrisis en zijn er aanwijzingen dat die toename ondertussen gestabiliseerd is?
Hoe kan er nog verder worden ingezet op het verminderen van de werkdruk bij de OCJ’s en de SDJ’s, zowel op het vlak van personeelsinzet als op het vlak van administratieve vereenvoudiging, samenwerking met andere hulpverleners en het afbakenen van de opdrachten?
Hoe staat u tegenover het voorbehouden van plaatsen binnen de jeugdhulp voor hoogdringende dossiers zoals in de pers werd gesuggereerd?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, mijn vraag betreft dezelfde thematiek. In het jaarverslag is er inderdaad een stijging van de cijfers over de hele lijn, maar ook wat betreft kindermishandeling en jeugddelinquentie. Het aantal verontrustende situaties met hoogdringendheid stijgt met 12 procent. In de Ondersteuningscentra Jeugdzorg (OCJ’s) werden er in 2020 12.184 kinderen en jongeren ondersteund. Dat is 3,6 procent meer dan in 2019. Bij de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK’s) stijgt het aantal naar 13.051. De groep kinderen en jongeren waar er sprake was van een maatschappelijke noodzaak neemt zelfs met 10 procent toe. Het aantal jeugdrechtbankdossiers is 1 procent meer dan in 2019.
Minister, ik vraag me af wat hiervan de consequenties zijn wat betreft kindermishandeling en de werklast binnen het domein jeugddelinquentie, maar natuurlijk ook wat de jeugdrechtbankconsulenten betreft. Daar zijn in het verleden al vragen bij gesteld.
Minister, hoe zijn de wachtlijsten geëvolueerd bij de verschillende hulpverleningen binnen kindermishandeling?
Wat betreft de consulenten in jeugddelinquentie en bij de jeugdhulprechtbanken: vorig jaar was heel duidelijk dat zij kreunden onder een grote werklast. Op dat moment hebt u tot een werklastmeting besloten. Is die werklastmeting intussen afgerond? Want u had een timing geschat die ongeveer nu afgerond zou moeten zijn. Kunt u de resultaten meedelen? Zo nee, wanneer verwacht u die resultaten?
Minister Beke heeft het woord.
Het aantal verontrustende thuissituaties steeg in 2020 licht ten opzichte van 2019. Het aandeel nieuwe aanmeldingen rond verontrusting bleef stabiel, maar de uitstroom daalt opvallend en het aantal situaties dat met hoogdringendheid wordt behandeld steeg.
Het aantal dossiers rond verontrusting bij de Ondersteuningscentra Jeugdzorg (OCJ’s) steeg met 3,6 procent ten opzichte van vorig jaar. In absolute aantallen gaat het over 12.184 kinderen en jongeren in vergelijking met 11.766 dossiers in 2019. Ook bij de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK’s) steeg het aantal unieke kinderen en jongeren die hulp nodig hebben: van 7028 naar 7164, een stijging van 1,9 procent.
Het aantal nieuwe aanmeldingen bleef bij beide diensten stabiel. Dat bekent vooral dat men dossiers langer vasthoudt. Ook bij de sociale dienst van de jeugdrechtbank bleef het aantal nieuw ingestroomde dossiers stabiel. In 2019 telden we daar 5282 nieuwe ondersteuningsvragen, afgelopen jaar 5144. Dat is een daling van 2,7 procent. Wat daarbij wel opvallend is, is dat het aantal verontrustende situaties dat via hoogdringendheid werd aangemeld via het parket steeg van 1165 naar 1312.
En er ontstond een forse impact op de uitstroom. Die uitstroom daalde op een jaar tijd van 73 procent naar 62 procent en zorgt ervoor dat we eind 2020 op een totaal van 15.851 jeugdrechtbankdossiers uitkwamen, een stijging met 1 procent.
Het is duidelijk dat het coronavirus de veerkracht van gezinnen in een kwetsbare situatie stevig onder druk zet en gezet heeft. De hulpvragen zijn complexer en ook het aantal aanmeldingen binnen de brede jeugdhulp stijgt. In 2020 zien we een sterke stijging bij de nulde en eerste lijn. We hebben het hier al eerder gehad over de druk die bijvoorbeeld gevoeld wordt bij de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s).
De eerste cijfers van het eerste kwartaal van 2021 tonen wel aan dat de instroom bij de gemandateerde voorzieningen en de sociale diensten jeugdrechtbank toeneemt. De hypothese daarbij is dat het effect van de coronacrisis ook later komt. Deze diensten werken vaak met professionele aanmelders uit de eerste lijn. Zij gaan conform hun verantwoordelijkheid in het omgaan met verontrusting zelf aan de slag in het dossier. Pas als er sprake is van maatschappelijke noodzaak of een gerechtelijk traject komt een gemandateerde voorziening of sociale dienst jeugdrechtbank in beeld. De ondersteuning van het eigen netwerk viel door de coronamaatregelen tijdens de lockdown en de periode waarin we slechts in beperkte bubbels contact konden hebben, grotendeels weg, terwijl dat een cruciaal aspect is om gezinnen te ondersteunen en weer op pad te helpen. Dat verklaart wellicht ook waarom dossiers door de gemandateerde voorzieningen en de jeugdrechtbank langer worden vastgehouden.
Vragen inzake jeugdhulp gaan breder dan enkel en alleen situaties waar er sprake is van kindermishandeling. Als we naar de cijfers kijken voor niet-rechtstreeks toegankelijke hulp en naar de crisismeldpunten, dan zien we het volgende. Op 31 december 2020 stonden in totaal 6113 kinderen en jongeren op een NRTJ-wachtlijst (niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp). Dat is exclusief de vragen naar een persoonlijke-assistentiebudget (PAB). Dat zijn er inderdaad ongeveer 10 procent meer dan in 2019.
Die stijging is wellicht te verklaren door een stabiele instroom in combinatie met een tragere opstart van hulp. Tijdens de lockdown bleven voorzieningen jeugdhulp kinderen opnemen, maar enkel als er sprake was van ernstige verontrusting of crisissituaties. In combinatie met de tragere uitstroom heeft dit wellicht geleid tot meer wachtenden, omdat ook het inzetten van mobiele begeleiding niet evident was.
Bij de crisismeldpunten zien we dat het aantal aanvragen tussen 2017 en 2020 gestegen is met 17 procent.
Het aantal unieke kinderen en jongeren voor wie die hulp is opgestart, stijgt naar 2225. Dat is een stijging met 8,5 procent in vergelijking met 2017.
De investeringen in de crisismeldpunten en in de crisisbegeleiding en -opvang, die we vorig jaar hebben gedaan en die we dit jaar continueren, waren dan ook zeer welkom.
De resultaten van de actualisatie van de werklastmeting in samenwerking met Deloitte is recent afgerond. De nulmeting vertrekt vanuit de hernieuwde opdrachten en geactualiseerde processen ten opzichte van het model van 2016. Ze houdt onder meer rekening met de integratie van Signs of Safety, de invoering van het nieuwe jeugddelinquentierecht en de samenwerking in de ketenaanpak.
De oefening 2021 toont een aanzienlijke kloof aan tussen de actuele personeelsinzet en de berekende personeelsinzet voor zowel de functie van consulent bij het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ) of de sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulp (SDJ) als de leden van de multidisciplinaire ondersteuningsteams.
Concreet beschikken de onderzochte diensten vandaag over 411 vte’s, en dat zouden er volgens de berekening van Deloitte 664 moeten zijn. De nulmeting op basis van het model van Deloitte wijst dus op een delta van 46 procent.
Deloitte zegt daarover twee zaken. Ten eerste is een omschakeling van vandaag op morgen niet realistisch. Ten tweede is het louter en alleen inzetten op bijkomend personeel noodzakelijk maar onvoldoende. De afgelopen jaren zijn er al investeringen geweest ter zake, maar dit heeft onvoldoende effect gehad. In die context zijn bijkomende scenario’s wenselijk om de huidige werkdruk te verlagen en bestendigen om ruimte te creëren voor de betreffende diensten, aldus Deloitte.
Meer van hetzelfde zal de zaak niet vooruithelpen. We moeten investeren maar ook hervormen. We nemen dit advies ernstig en werken op die basis samen met de betrokken teams aan een actieplan, met acties op korte, middellange en langere termijn.
Deloitte geeft op basis van de gesprekken die zij hierover met de personeelsleden hebben gehad al een aantal mogelijkheden om te hervormen en te vereenvoudigen. Zo kan de instroom, doorstroom en uitstroom worden geoptimaliseerd, onder meer door het mandaat van de diensten scherp te stellen en de uitstroom opnieuw te versnellen. Ten tweede kunnen partnerschappen worden versterkt. Ten derde kunnen efficiëntiewinsten worden geboekt in de werking. Volgens Deloitte kunnen we op die manier 133 vte’s vinden.
We rekenen daarnaast ook op de lopende strategische oefening van Opgroeien naar een geïntegreerd jeugd- en gezinsbeleid. Ook dit biedt kapstokken voor een hervorming van de eigen dienstverlening naar de toekomst toe.
Het spreekt voor zich dat we, naast hervormen, ook verder moeten investeren in deze diensten. In april 2021 werden de diensten versterkt met in totaal 38 vte’s. En binnen het project ‘de ideale wereld’ zullen de diensten in het najaar met nog ongeveer 7 vte’s versterkt worden. We bekijken in eerste instantie op welke manier we deze versterking van 45 vte’s structureel kunnen inschrijven, en welke marge er nog is om tegen het einde van de legislatuur nog extra te versterken. De timing van de laatste mogelijke investering spoort zo ook met de strategische oefening die binnen Opgroeien gebeurt.
Voor gerechtelijke dossiers waar een jeugdrechter een maatregel bij hoogdringendheid neemt, krijgen deze dossiers momenteel al voorrang.
Het is wel duidelijk dat er nood is aan meer partnerschap tussen de jeugdhulpaanbieders enerzijds en de gemandateerde voorzieningen en sociale diensten voor gerechtelijke jeugdhulp anderzijds. Deze diensten hebben een exclusief mandaat, maar sinds de invoering van integrale jeugdhulp hebben ze geen exclusieve toegang meer tot het aanbod.
We zullen ook opnieuw aandacht vragen van jeugdhulpvoorzieningen om zich hierin sterker te positioneren bij de reconversiemogelijkheid die we hen in het najaar zullen bieden.
In dit kader van ernstige verontrusting, bijvoorbeeld bij dossiers met een indicatie uithuisplaatsing verwijzen we onder meer naar de start van zestig modules contextbegeleiding Signs of Safety begin 2021, alsook naar de tijdelijke versterking met veertig modules gekoppeld aan twintig extra verblijfplaatsen. Deze hulpverlening is louter en alleen toegankelijk vanuit een gemandateerde voorziening of sociale dienst voor gerechtelijke jeugdhulp.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel uitvoerig antwoord met zo veel cijfermateriaal dat ik nu niet op alles kan reageren. Ik zal uw antwoord vanzelfsprekend nalezen. Ik heb daarnet ook de vraag van de heer Parys gehoord om in september een gedachtewisseling te organiseren in onze commissie over het jaarverslag.
De vraag was natuurlijk ingediend op basis van de eerste cijfers die we kregen. Ondertussen zijn er heel wat meer bekend. Het is duidelijk dat de druk op de jeugdhulp door corona verhoogd is. Dat hadden we allemaal al begrepen uit de vele signalen. Zo is er de druk op de verschillende hulplijnen die u terecht hebt versterkt het voorbije jaar. Dat heeft impact op de vraag en de doorstroming naar de jeugdhulp, op de vraag bij de gemandateerde voorzieningen, bij de sociale diensten van de gerechtelijke jeugdhulp (SDJ’s) en dergelijke meer. Het was te verwachten dat dat zich zou uiten in de cijfers.
Wat u nu stelt, namelijk dat de druk ook nog toeneemt tijdens het eerste kwartaal en dat de impact groot blijft en dat er ook een soort vertraagd effect is, baart ook zorgen en vraagt naar een blijvende versterkte opvolging.
Minister, de voorbije jaren blijkt uit cijfers die ik pas heb opgevraagd, dat er al heel wat bijkomende inzet is geweest bij de sociale diensten van de jeugdrechtbank. Dat heeft ertoe geleid dat de totale caseload sterk gestegen is, maar de caseload per voltijdsequivalent (vte) gelukkig niet of meer genivelleerd is over de verschillende diensten. Uit uw antwoord blijkt dat het ook echt nodig was als ik zie dat de problematiek vaak veel complexer is geworden, zoals blijkt uit de resultaten van de werklastmeeting die Deloitte heeft uitgevoerd.
Minister, ik zal nu geen bijkomende vragen stellen, maar ik hoop dat we de werklastmeting, de reconversiemogelijkheden, het actieplan en de strategische oefening van het agentschap Opgroeien ook uitvoerig kunnen bespreken tijdens de gedachtewisseling die we daarover in september organiseren.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik ben verbaasd over die cijfers. De werklastmeting is er natuurlijk gekomen om een reden, maar 411 vte’s en er zijn er 664 nodig. Dat is een heel groot verschil.
Ten tweede, als ik me goed herinner, hebt u naar aanleiding van de acties bij de sociale diensten een investering gedaan, maar dat was voor een paar tientallen vte’s. Klopt dat? Ik vraag me af wat voor invloed dat heeft gehad, want als ik het me goed herinner, ging bij die werklastmeting ook de caseload worden besproken. Kunt u daarop ingaan? Hoeveel dossier per persoon worden er gevolgd?
Een andere collega heeft bij de vorige bespreking aangehaald dat je die mensen hun acties nauwelijks kunt verwijten als je ziet hoeveel dossiers de consulenten moeten opvolgen. Is er gepeild naar de caseload per persoon? Is er ook de vergelijking gemaakt van hoeveel dossiers er zijn en hoeveel er zouden moeten zijn? Kunt u aangeven welke acties u daar op korte termijn aan zult verbinden? Als ik het goed begrijp, zijn de mensen bij die sociale diensten voor gerechtelijke jeugdhulp (SDJ’s) echt aan het zwemmen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, de stijging van het aantal verontrustende situaties is niet verrassend. Het afgelopen jaar zette de coronacrisis heel wat druk op gezinnen waar soms vroeger al spanningen aanwezig waren. En wanneer er sprake is van verontrusting in 2020, is de ernst ervan hoger dan in de voorgaande jaren. Dat is een zorgwekkende trend, maar het is ook belangrijk om te kijken naar de toekomst, hoe gezinnen beter ondersteund kunnen worden, maar ook hoe dergelijk vergaande maatregelen voorkomen kunnen worden.
Het is goed dat u inzet op meer personeel en meer capaciteit. Zo kondigde u aan dat de Ondersteuningscentra Jeugdzorg en de Vertrouwenscentra Kindermishandeling een beroep kunnen doen op tien extra tijdelijke voltijdse medewerkers en dat er geïnvesteerd wordt in twintig extra tijdelijke verblijfplaatsen voor kinderen en jongeren.
Het woord tijdelijk valt hierbij op. Minister, wat verstaat u onder tijdelijk? Hoe zullen de personeelsnoden in de toekomst structureel gemonitord worden?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, zeker ook vanuit de Vooruitfractie doen we een dringende oproep om te investeren in consulenten, inderdaad om jongeren fatsoenlijk te kunnen opvolgen. Maar daarnaast had u het in uw antwoord ook een aantal keren terecht over de uitstroom die gefaciliteerd moet worden. Wat u daar vertelde, vond ik eerder vaag en abstract. Ik vraag me af welke heel concrete acties er ondernomen kunnen worden die ertoe zullen leiden dat die jongeren, die klaar zijn om uit te stromen of om een nieuwe stap te zetten binnen dat jeugdhulplandschap, dat zorglandschap, die stap ook zo snel mogelijk zetten. Want wanneer zij ergens langer blijven dan nodig, is dat voor hen niet prettig, maar bovendien is dat dan ook een plaats die niet aan iemand anders toekomt. U gebruikt daar woorden als efficiëntie en doorstromen, maar hoe maakt u het nu echt concreet? Wat kunt u concreet doen om de doorstroom, waar die mogelijk is, ook sneller en vlotter te laten verlopen?
De heer Parys heeft het woord.
Minister, eerst en vooral vond ik het heel interessant om te horen dat die studie nu eindelijk af is. Maar een aantal van die resultaten verbaasde mij niet. Jaren geleden heb ik aan uw voorganger Jo Vandeurzen gevraagd om administratieve vereenvoudiging door te voeren, om schrapsessies door te voeren, zodat er meer werk van de consulenten kon gaan naar het effectief bijstaan van kinderen en jongeren in nood. Ik heb daar toen een epische discussie met minister Vandeurzen over gehad in de plenaire vergadering en die is daarna nog verdergezet. Nu, zoveel jaren later, komen we eindelijk met een rapport dat zegt dat we 133 vte’s extra zouden kunnen creëren wanneer we een aantal administratieve processen zouden vereenvoudigen. Waar wachten we op om dat zo snel mogelijk te doen? Wat is dat dan juist? Net zoals collega Van den Bossche vraagt wat het concreet is, vraag ik hier wat u concreet bedoelt met het vereenvoudigen van die processen. Ik had natuurlijk ook een berekening voor het maken van het aantal vte’s dat we konden winnen. Ik zal die straks eens opzoeken om te kijken hoe ver ik van de resultaten van de studie zat.
Ten tweede, in de vorige legislatuur – en dat stond uiteindelijk ook in de beleidsbrief van de minister – heb ik gevraagd om een app rond integrale jeugdhulp te maken om er zo voor te zorgen dat we eindelijk de 21e eeuw ingaan en dat we niet heel veel tijd verliezen met mensen die thuiskomen of iemand anders die met een printer moet komen. Enfin, ik kan er heel veel verhalen over vertellen. Maar men kan daar ongelooflijk veel tijdswinst mee boeken, winst die dan kan gaan naar het bijstaan van kinderen die er nood aan hebben. Hoe zit het daarmee?
Ten derde, minister, zoals collega Groothedde zei, is er inderdaad extra geïnvesteerd. Het ging over 28 vte’s in de sociale diensten voor de jeugdhulp. Minister, natuurlijk werden daar tijdelijke kredieten voor ter beschikking gesteld. Als u wilt – zonder dat er extra geld bij komt, bovenop de 60 miljoen euro uitbreiding die al voorzien is – dat die mensen kunnen verder werken, dan zult u toch heel snel werk moeten maken van de vereenvoudiging van die administratieve processen om ervoor te zorgen dat we zo 133 vte’s extra vrijmaken. Wat gaat u doen? Hoe snel gaat dat zijn? Maak dat alstublieft concreet.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Groothedde, om heel concreet te antwoorden op uw vraag over wat de investeringen zijn die we gedaan hebben: dat gaat over een investering van 38 vte’s in maart en in april. De caseload ligt tussen de 45 en de 70, afhankelijk van de precieze rol. Die is ook meegenomen in de resultaten. Dat is een belangrijk element in die grote delta van 46 procent.
Collega Wouters, u vraagt wat tijdelijk is. Tijdelijk betekent voor één jaar, maar in het antwoord heb ik al aangegeven dat we aan het bekijken zijn hoe we daaraan ook structureel tegemoet kunnen komen.
Collega Van den Bossche, in 2020 werden kinderen langer vastgehouden, ook omdat men door corona de context onvoldoende kon inschatten.
Collega Parys, de resultaten van het onderzoek zijn wat ze zijn. Ik was daar ook niet helemaal over verbaasd. Als u de vraag stelt waar we die 133 vte's zullen vinden, dan denk ik dat we het mandaat scherp moeten stellen en de partnerschappen met de voorzieningen opnieuw versterken zodat ze beter en meer aanklampend kunnen begeleiden. De opvolging door de SDJ’s en de ondersteuningscentra jeugdzorg (OCJ’s) kan daar ook worden stopgezet. Daarnaast moeten we ook kijken naar die administratieve vereenvoudiging.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, er lopen hier nu twee zaken door elkaar, maar die zijn belangrijk om ze ook samen te lezen. Enerzijds zijn er de cijfers uit het jaarverslag over het aantal kinderen en jongeren in verontrustende situaties en het aantal kinderen en jongeren die worden aangemeld door de gemandateerde voorzieningen. Dat aantal is vorig jaar gestegen. De coronacrisis zal daar ook mee te maken hebben, maar volgens uw antwoord zien we daar ook nu nog de gevolgen van. We moeten dat goed in de gaten houden.
Anderzijds is er de werklastmeting. U hebt het cijfer van 411 vte's genoemd en volgens de werklastmeting zouden er meer dan 600 vte's nodig zijn. Als ik daar de recent gekregen cijfers naast leg, dan stel ik vast dat de voorbije jaren wel geïnvesteerd is in meer medewerkers bij de SDJ’s, maar dat de caseload niet gedaald is omdat de toestroom van nieuwe dossiers is toegenomen. Er valt over na te denken hoe we daarmee omgaan. Een van de elementen is om niet altijd meer van hetzelfde te doen, maar na te gaan hoe we het aantal instroomdossiers kunnen beperken door preventiever te werken en door een actieplan vanuit het agentschap Opgroeien. We zullen ook de uitstroom moeten monitoren. Verder is de vraag hoe en waar we efficiëntiewinsten kunnen boeken. Ik hoop dat er in de volgende periode meer werk zal worden gemaakt van die analyse en dat we daar samen verder over kunnen discussiëren in september.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik wil aandringen op twee zaken. U hebt een investering gedaan van 28 mensen, maar tien van die mensen zitten in de administratie, daardoor komt mijn collega waarschijnlijk aan 28. Dat is heel weinig in vergelijking met de noden die u daarvoor aanhaalt.
Ten tweede heb ik specifiek gevraagd naar de caseload van de SDJ’s. Ik blijf daarover nog een beetje op mijn honger zitten. Ik zal daarover een schriftelijke vraag stellen. Als ik zie hoever die cijfers uit elkaar liggen, dan lijkt het me sterk dat men er komt met de administratieve vereenvoudiging. Ik kan er alleen maar op aandringen dat u de gedane investeringen consolideert, maar dat u overweegt dat er meer nodig is. De cijfers van hoeveel mensen er nodig zijn, liggen met honderden uit elkaar, terwijl u een investering van tientallen hebt gedaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.