Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, op 26 mei jongstleden gaf het Departement Omgeving tijdens de SARO-raadzitting (Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed) een toelichting over de modernisering van de MER-regelgeving (milieueffectrapport). Dat is een zeer belangrijk thema, waarover we het hier al regelmatig hebben gehad. Die modernisering kadert in de algemeen verbeterde integratie van het MER in de besluitvormingsprocessen, en ook in de doelstelling om die vergunnings- en beroepsprocedures te versnellen. Er werden hier al wat krijtlijnen voor uitgezet. Er staat een passage in het regeerakkoord en ook in uw beleidsnota’s hebt u het daar al over gehad. Zelfs in het relanceplan wordt daarover gesproken.
De werkgroep modernisering MER wordt onderverdeeld in vier deelwerven: screening scoping, het rolactoren team-MER, de plan-MER-regelgeving en de digitalisering van het MER. Wat het wetgevend werk betreft, is die modernisering gebaseerd op een grondige aanpassing van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) – het gedeelte milieueffectenrapportage – en een gefaseerde aanpak, de wijziging van de decreten en de geïntegreerde procedure.
Ik heb hierover de volgende vragen, minister. Kunt u nog eens heel specifiek toelichten welke timing u vooropgesteld hebt met betrekking tot de hervorming van het MER?
Werden de richtlijnenboeken reeds afgeschaft?
Wanneer wordt de start van het MER-kenniscentrum verwacht? Worden hiervoor reeds de nodige stappen gezet, ook de stappen die nodig zijn om verder te digitaliseren?
Kunt u inzicht verschaffen in de lijn die u wenst te bewandelen inzake de plan-MER-plicht voor bijvoorbeeld beleidsdocumenten, regelgeving, strategische en sectorale plannen?
Werden tijdens de voorbereidingen al contacten gelegd met het Europese niveau – want we zijn natuurlijk gebonden aan Europese richtlijnen ter zake – om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat onze geplande hervormingen niet indruisen tegen Europese verplichtingen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Coenegrachts, ik denk dat het goed is dat we de MER-procedure onder handen nemen en hervormen. Het is natuurlijk wel een complex gegeven, maar dat neemt niet weg dat we eraan moeten beginnen. Het klopt dat er verschillende deelwerkgroepen aan de slag zijn binnen de administratie in samenspraak met experten en andere administraties.
Het is de bedoeling om alleszins dit jaar een wijziging van het regelgevend kader voor te leggen aan de Vlaamse Regering.
Het Departement Omgeving bekijkt tegen het begin van het volgend parlementair werkjaar hoe het team-MER zal worden gereorganiseerd, om zijn vernieuwde rol te kunnen waarmaken. Ook wordt er tegen 1 januari 2023 gestreefd naar een digitalisering van de milieueffectrapportage (m.e.r.). Ik denk dat het hoog tijd is dat we daaraan beginnen.
Het is inderdaad de uitdrukkelijke bedoeling om de richtlijnenboeken te vervangen door een meer evolutieve en gerichte kennisdeling door het MER-kenniscentrum. We nemen dit dus ook mee in de globale modernisering van de m.e.r.
Het Vlaams kennis-en informatiecentrum milieueffectbeoordeling is de nieuwe pijler voor de kwaliteitszorg van de milieueffectrapportage in Vlaanderen en de digitalisering is daar een belangrijke hefboom bij. Beide instrumenten gaan ook hand in hand. Het digitaliseringsprogramma wordt momenteel uitgetekend en zal ook opgenomen worden in de voorziene mededeling aan de Vlaamse Regering. De bedoeling is om het MER-kenniscentrum op volle kracht van start te laten gaan op 1 januari 2023.
Dit jaar zijn de eerste stappen echter al gezet richting een MER-kenniscentrum en is er al gestart met een aantal concrete zaken, zoals de opmaak van die MER-scopingtool en het evalueren van de mogelijkheden voor het gefaseerd opzetten van een online milieueffectrapportage. Ook voor het uittekenen van het concept van het kenniscentrum wordt dit jaar nog een prototype opgezet.
Samen met externe gespecialiseerde juristen zijn wij nu aan het bepalen wat een toekomstbestendig toepassingsgebied en een toekomstbestendige procedure kunnen zijn voor een strategische plan-MER-plicht. Hierbij zullen we natuurlijk rekening houden met de meest recente rechtspraak van het Hof van Justitie en van het Grondwettelijk Hof. Ten laatste bij het voorleggen van het ontwerpdecreet wil ik hierover meer duidelijkheid brengen, en als het kan vroeger.
Er bestaat geen formele procedure bij de Europese Commissie waarbij voorbereidende documenten of ontwerpen van omzettingswetgeving op verzoek van de lidstaat worden gecontroleerd op conformiteit met de om te zetten EU-richtlijnen. Uiteraard ga ik wel bekijken via welke kanalen ik dit kan aftoetsen. Ik denk dat het belangrijk is dat ik dat ook doe. De conformiteit van de geplande hervorming met de Europese richtlijnen is uiteraard een evidente voorwaarde voor een geslaagde hervorming van de m.e.r. Zoals gezegd, wordt het Departement Omgeving ook juridisch ondersteund door externe juristen om een richtlijnconforme MER-hervorming door te voeren. Ik zal bekijken via welke kanalen we dat kunnen aftoetsen met de Europese Commissie.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw duidelijk en zeer uitgebreid antwoord. Ik weet wel dat er daarvoor informele procedures bestaan, maar ik zou toch willen aandringen op die contacten met Europa, omdat het Europees Hof steeds verder gaat en strenger wordt in de manier waarop het het ontbreken van MER-studies inschat en voor welke documenten het dat inschat. Die Europese afstemming zal dus zeer belangrijk zijn om de tand des tijds en de toetsing door het Europees Hof te doorstaan.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik wil me even aansluiten bij de heer Coenegrachts omdat ik het een interessante vraag vind en een belangrijk thema.
Ik ben blij, minister, dat u werk maakt van de modernisering van die MER-regelgeving en vooral van de vereenvoudiging ervan. Ik denk dat we, sinds de m.e.r. in voege gegaan is, afgegleden zijn naar te complexe processen en dat we het hoofddoel van de m.e.r. – het in kaart brengen van mogelijke milieugevolgen van bepaalde projecten en eventueel maatregelen nemen of alternatieven voorzien – wat uit het oog verloren hebben. Op den duur werd de regelgeving zo complex dat ze tot gevolg had dat er heel veel procedures werden aangespannen naar aanleiding van zaken uit die m.e.r.
Ik heb niet echt een bijkomende vraag maar sluit me aan bij de vraag van collega Coenegrachts. Ik vind het heel goed dat hier werk van gemaakt wordt. Het lijkt me zeker ook relevant om die Europese aspecten mee te nemen.
Minister Demir heeft het woord.
Uiteraard, ik ben het er volledig mee eens dat we dit Europees zeer goed zullen moeten afstemmen. Dat zit ook mee in de planning.
De vraag om uitleg is afgehandeld.