Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u weet dat het Nederlands in Vlaanderen de enige en exclusieve bestuurstaal is. Dat impliceert ook dat de contacten tussen de overheidsdiensten en de burgers hier enkel in het Nederlands mogen gebeuren, enkele uitzonderingen buiten beschouwing gelaten. Het hoffelijkheidsprincipe biedt overheidsdiensten die onder de Bestuurstaalwet vallen evenwel de mogelijkheid om personen uit een ander taalgebied te antwoorden in de taal die zij gebruiken. Dat principe is dus niet van toepassing op contacten met anderstaligen die in Vlaanderen wonen.
Ook VDAB past dit hoffelijkheidsprincipe toe, maar dan ook voor de contacten met anderstaligen die in dit Nederlandstalige gebied wonen. Aan het meertalig bedienen van klanten zijn evenwel gevaren verbonden. Dit bevordert de integratie niet altijd, en het geeft vaak een verkeerd signaal. Bovendien kan er ook ruis op de lijn ontstaan als de kennis van andere talen van de overheidsambtenaar beperkt is, en er bijgevolg verkeerde info zou kunnen worden gegeven. De Vlaamse arbeidsbemiddelaar zet diverse instrumenten in om werkzoekenden met een beperkte kennis van de Nederlandse taal te ondersteunen, met onder andere de inzet van sociale tolken, NT2-instructeurs voor inschattingen van het taalniveau en het aanbod van geïntegreerde trajecten waarbij het Nederlands wordt aangeleerd of uitgediept op de werk- of opleidingsvloer.
Uit het antwoord op schriftelijke vraag 673 van 13 april 2021 blijkt dat 615 van de in totaal 767 tolkaanvragen afkomstig zijn van de provincie Oost-Vlaanderen, exclusief Gent. Die grote provinciale verschillen inzake de inzet van sociale tolken wekken de indruk van gebrekkige uniforme regels en richtlijnen voor het VDAB-personeel. In het kader van het nieuwe Inburgeringsdecreet zal VDAB een groter aantal nieuwkomers onmiddellijk moeten begeleiden. Vandaag is 48 procent van de inburgeraars met een inburgeringscontract bekend bij VDAB. Een inburgeraar wordt in de toekomst onmiddellijk ingeschreven bij VDAB op het moment van het afsluiten van het inburgeringscontract.
Minister, hierover heb ik de volgende vragen. Op welke manier wordt consulenten bij VDAB kennis inzake de taalwetgeving bijgebracht? Welke richtlijnen gelden voor de VDAB-medewerkers over taalhoffelijkheid? Hoe wordt vermeden dat die taalhoffelijkheid wordt omgezet in meertalige dienstverlening? Op basis van welke criteria wordt een sociale tolk ingezet? Hoe wordt de oververtegenwoordiging van sociale tolken bij bemiddelingsgesprekken in de provincie Oost-Vlaanderen verklaard? Vormt de inzet van een sociale tolk een standaardprocedure bij het begeleiden van allochtone nieuwkomers? Beschikt VDAB over voldoende middelen en consulenten om anderstalige nieuwkomers te begeleiden, zeker met het oog op de regels in het nieuwe Inburgeringsdecreet? Wat dient een consulent van VDAB te ondernemen indien een gedegen conversatie in de Nederlandse taal niet mogelijk is? Welke opties voor taalondersteuning zijn er in een dergelijk geval? Worden er bij VDAB steekproefsgewijze controles uitgevoerd op de correcte toepassing van de taalwetgeving? Zo ja, hoeveel overtredingen op de taalwetgeving werden vorig jaar vastgesteld? Op welke vlakken werd in de afgelopen kwartalen het taalbeleid van VDAB geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Malfroot, zoals u weet vind ik de kennis van het Nederlands zeer belangrijk. We hebben het Talenplan Vijf voor Taal. Wie het Nederlands beheerst – het is een open deur intrappen –, krijgt meer kansen op de arbeidsmarkt. Natuurlijk moet dat door VDAB uitgedragen worden. Ik verwijs ook naar mijn antwoord op de schriftelijke vraag 163 van 16 november 2020 van Klaas Slootmans.
Ook VDAB is gebonden door de bestuurstaalwetgeving en de vier cumulatieve voorwaarden die de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT) voor het gebruik van talen naar voren schuift.
Wat kan er binnen die regelgevende kaders? Eén, het taalhoffelijkheidsprincipe betekent dat VDAB enkel het Nederlands kan hanteren in zijn communicatie. Een uitzondering wordt voorzien voor inwoners van andere taalgebieden. VDAB kan dus niet spontaan het taalhoffelijkheidsprincipe toepassen. De betrokkene moet het expliciet vragen en dan kan het in het Frans of in het Duits.
Twee, de vier cumulatieve voorwaarden van de VCT voor het gebruik van vreemde talen moeten alle vier tegelijkertijd vervuld zijn. De dienst gebruikt de vreemde taal niet systematisch, maar slechts uitzonderlijk. Een bijzonder doel verantwoordt het gebruik van de vreemde taal, zoals de toeleiding naar de arbeidsmarkt of naar een opleiding. De dienst gebruikt de anderstalige boodschap naast de voorgeschreven bestuurstaal. De boodschap is dus slechts een vertaling van de Nederlandse tekst. De anderstalige tekst is bestemd voor een specifiek doelpubliek, en kan dus niet zomaar algemeen verspreid worden.
Over de regelgeving bestaat dus voor mij geen discussie. VDAB moet deze onverkort toepassen.
Het gebruik van een andere taal is altijd van tijdelijke aard. Elk bemiddelingsgesprek start in het Nederlands om het belang ervan te duiden. Het doel van het gesprek, de specificiteit van de doelgroep, de mate van geletterdheid en het niveau van het Nederlands bepalen op welke manier het gesprek verder gevoerd wordt. De bemiddelaar heeft steeds de verwerving van het Nederlands als doel voor ogen.
Dit in combinatie met de acties uit Vijf voor Taal moet ertoe leiden dat mensen met een taalachterstand het Nederlands kunnen leren. Al dan niet op de werk- of opleidingsvloer.
Ook bij het inzetten van een tolk, blijft de taalwetgeving als kader gelden. Afhankelijk van de klant kan de bemiddelaar de anderstalige communicatie op zich nemen of is er nood aan een tolk. Wanneer een anderstalige klant zich aanbiedt bij VDAB wordt er niet standaard een tolk opgeroepen. Dit kan niet volgens de wetgeving en is ook niet wenselijk. Het contact met VDAB, zeker in het kader van het nieuwe inburgeringstraject, moet een stap in de integratie in onze maatschappij zijn. De kennis van het Nederlands maakt daar deel van uit.
Welke factoren spelen hier mee en verklaren de verschillende cijfers over de provincies heen? De taal/herkomst van de werkzoekenden in een bepaalde regio en de mate waarin zij contacttalen spreken die veel bemiddelaars zelf ook beheersen, bijvoorbeeld Frans of Engels, en de aanwezigheid van meertalige bemiddelaars.
80 procent van de aanvragen om een beroep te kunnen doen op een tolk komt volgens de informatie die VDAB aanleverde effectief uit Oost-Vlaanderen. Daar kan men zich op het eerste gezicht inderdaad vragen bij stellen. Ik heb mij naar aanleiding van deze schriftelijke vraag ook bevraagd bij VDAB. Eén van de verklaringen is dat Oost-Vlaanderen, meer dan andere provincies, van de coronacrisis gebruik heeft gemaakt om zoveel mogelijk via digitaal tolken te werken. Dit heeft als voordeel dat een tolk geen verplaatsingen hoeft te doen en dus meer tolksessies kan doen. Daarnaast is VDAB Oost-Vlaanderen al zijn personeel aan het opleiden om om te gaan met anderstaligen. Ook dit verklaart de hogere cijfers. Dit kan natuurlijk – ik hoop het althans – maar een tijdelijk effect zijn, ik vind het belangrijk dat de VDAB-medewerkers ook zonder tolk met anderstaligheid leren omgaan.
Er zijn ook drempels om een tolk aan te vragen. Het vraagt tijd. Soms is er geen tolk onmiddellijk beschikbaar voor de gevraagde taal. Ook worden tolkaanvragen soms geweigerd door de tolk zelf. Dat klinkt misschien raar, maar het gaat hier om zelfstandigen die voor een tolkopdracht ingehuurd worden door VDAB. Het is dus belangrijk dat er voldoende tolken opgeleid worden op wie VDAB een beroep kan doen.
De verplichte inburgeraars en de vrijwillige inburgeraars vormen samen één groep. In 2019 werden er 22.970 inburgeringscontracten afgesloten waarvan er een 8000-tal verplichte inburgeraars waren. Dat is 36 procent. Uit steekproeven blijkt dat 40 procent van de verplichte inburgeraars vandaag bij VDAB bekend is. Dat is dus veel te weinig. We gaan dat dus aanpakken met het nieuwe Inburgeringsdecreet dat eergisteren door de commissie Binnenland werd goedgekeurd.
Is het de verwachting dat VDAB op 1 januari 2022 duizenden mensen voor de deur zal staan hebben? Neen. Vaak zijn vrijwillige inburgeraars mensen die in Vlaanderen zijn om te werken. Zij vallen buiten de scope. Maar ontegensprekelijk zal er een verhoogde instroom zijn via het verplichte inburgeringstraject bij VDAB. VDAB bereidt zich hierop volop voor.
Zoals gezegd, schat de bemiddelaar eerst in of een gesprek in het Nederlands kan verlopen. Dit hangt af van de kennis van het Nederlands van de anderstalige, de boodschap die overgebracht moet worden, enzovoort. Dan wordt een taalinschatting gedaan, waarna een beroep kan worden gedaan op een NT2-instructeur.
Daarnaast voorziet VDAB voor alle bemiddelaars een opleiding ‘communiceren met anderstaligen’.
De communicatiewaaier die VDAB ontwikkelt, bevat taalhulpmiddelen om een gesprek in het Nederlands te ondersteunen en taalhulpmiddelen om een gesprek deels in een andere taal te kunnen voeren. U kent het schema waarrond er gewerkt wordt. Dat wordt bij VDAB toegepast.
Het naleven van de taalregels wordt opgevolgd door een interne werkgroep Taalbeleid bij VDAB, die ook een adviesfunctie vervult om vragen van medewerkers over taalgebruik te beantwoorden.
Ik ben van mening dat het een opdracht is van VDAB om permanent een goede balans te zoeken tussen de regelgeving die correct moet worden nageleefd en het maatwerk dat VDAB moet afleveren.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het was een zeer uitgebreid antwoord. Maar er is toch nog wel enige discussie over mogelijk. Bij het werkbezoek aan VDAB in Gent vorig jaar werd ons bevestigd dat er veel gebruik werd gemaakt van het taalhoffelijkheidsprincipe, en misschien niet altijd wanneer is voldaan aan die vier cumulatieve voorwaarden of wanneer daar tegelijk aan voldaan is. Het lijkt mij moeilijk om tegelijk aan die vier voorwaarden te voldoen. Zeker wanneer ik hier lees dat de anderstalige boodschap in het Nederlands wordt gesteld en dat het louter een vertaling mag zijn van de Nederlandse tekst. Een vertaling is niet zozeer een gesprek.
Minister, ik vind het een moeilijke kwestie. We weten dat er in de Vlaamse Rand, en dat is Nederlandstalig gebied, veel wordt gezondigd tegen die taalwet, om het zo te noemen. Het lijkt ons dat er een verkeerd signaal de wereld wordt ingestuurd. Er is daar, denk ik toch, meer sprake van systematische inbreuken op die taalwet dan van systematische meertaligheid.
U stelt dat slechts 40 procent van de inburgeraars gekend is. Er is heel veel werk aan de winkel op dat gebied. U hebt eigenlijk niet geantwoord op mijn vraag of VDAB over voldoende middelen en consulenten beschikt om al die nieuwkomers te begeleiden. Kunt u daar nog even dieper op ingaan?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik haak in op het Inburgeringsdecreet. Wij hebben dat inderdaad dinsdagavond in de commissie Binnenlands Bestuur goedgekeurd. Dat is een heel belangrijke hervorming, met veel meer focus op de begeleiding naar werk. Dat is een van de nieuwe pijlers daarin. Met dit nieuwe decreet zal die 40 procent, die wij allemaal veel te weinig vinden, naar omhoog gaan. Elke nieuwe inburgeraar zal binnen de twee maanden verplicht ingeschreven worden bij VDAB, die dan ook zal zorgen voor een begeleiding op maat. U antwoordde dat VDAB zich daar volop op aan het voorbereiden is. Dat stelt ons voor een stuk wel gerust. Maar ik vroeg mij toch af of er nog decretale aanpassingen nodig zijn, of aanpassingen met besluiten, om die verplichting, die vanaf 1 januari 2022 zou ingaan, in werking te laten treden? Kunt u daar zicht op geven? Moeten er nog aanpassingen gebeuren en zal dat tijdig kunnen gebeuren? Het is belangrijk dat we dat nieuwe Inburgeringsdecreet zo rap mogelijk in voege kunnen laten treden.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Inderdaad hebben wij dinsdagavond dat nieuwe decreet in de commissie Binnenlands Bestuur goedgekeurd. In die commissie hebben wij het ook veel gehad over de taalwetgeving, in de plenaire vergadering eveneens. Het is terecht dat die taalwetgeving strikt moet worden nageleefd. Zeker in de Vlaamse Rand merken wij dat dit niet altijd zo nauw wordt genomen. Wat het Inburgeringsdecreet zelf betreft, denk ik dat wij voor een uitdaging staan, samen met VDAB. Bent u er klaar voor om in januari 2022 hiermee van start te gaan? Het is een belangrijk decreet. De minister van Binnenlands Bestuur heeft daar een belangrijke taak in, maar ook u en de minister van Onderwijs, Ben Weyts. Minister Weyts moet de lessen Nederlands op tijd zien klaar te krijgen. Wij moeten proactief toewerken naar die datum. De begeleiding op maat zal zeer belangrijk zijn. Denkt u dat u die timing zult halen?
Ik wil ook nog aansluiten. Over dit onderwerp zijn ook al wat vragen ingediend voor volgende week. Maar als wij de discussie nu al voeren, vind ik het niet onbelangrijk om te wijzen op het belang van een zeer goede samenwerking tussen het Agentschap Integratie en Inburgering en VDAB en van de communicatie en de gegevensuitwisseling tussen beide. Dat is in het verleden niet altijd het geval geweest. Hoever staan wij daarmee, minister? Is de koppeling van de databanken intussen gerealiseerd?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Malfroot, als er klachten zijn over het taalgebruik, kunt u die mij altijd bezorgen. Wij kunnen die dan laten bekijken. Het gaat over individuele cases. Je kunt onmogelijk op de hoogte zijn van al die cases. Maar als er problemen zijn, dan neem ik die echt ernstig. Bezorg mij de gegevens en wij gaan onmiddellijk op onderzoek om de diensten te confronteren met de klachten.
Voor inburgering worden de mensen op dit ogenblik opgeleid. Het aantal inburgeraars hangt af van de instroom en de nieuwkomers. Wij kunnen dat niet exact voorspellen. Wij verwachten dat VDAB zeker niet overspoeld zal worden. Maar zeker gaan er mensen klaar staan. Het is een prioriteit waarop VDAB zich voorbereidt. Wij willen dat de mensen snel toegeleid worden naar de arbeidsmarkt.
Collega Ongena, als u goed geluisterd hebt, en ik denk dat dit zeker zo zal zijn, naar minister Somers, dan zult u gehoord hebben dat ik dinsdag bijzonder veel pluimpjes gekregen heb voor het invullen van de werkpijler inburgering. Enfin, als een ander u geen pluimen geeft, dan moet je daar zelf de aandacht op vestigen. In het decreet Inburgering zit er een decretale kapstok voor VDAB. Ook in het uitvoeringsbesluit zullen bepalingen opgenomen worden en dat gebeurt in overleg met VDAB. Maar ik moet echt wel zeggen dat ik in dit dossier zeer, zeer goed samenwerk met minister Somers. Wij willen echt dat dit luik van het regeerakkoord offensief ingevuld wordt, in het belang van de mensen die hier binnenkomen. Deze maatregel is ook in het belang van de integratie; hij zou een sprong voorwaarts moeten betekenen in het toeleiden van mensen naar werk.
Collega De Vreese, ik probeer altijd tijdig klaar te zijn. Dat geldt ook voor de streefdatum van 1 januari 2022. Het is belangrijk dat elke pijler ingaat op hetzelfde moment. Ook NT2 zal klaar moeten zijn. Elk moet zijn job doen. We gaan niet zeggen: het ene wel en het andere niet. Wij willen alles tegelijk. Zoals het schema nu zit, gaan wij zeker met het werk klaar geraken.
Collega Bothuyne, een goede gegevensuitwisseling is een conditio sine qua non om het inburgeringsbeleid vorm te geven. Ik kan de mensen die ik niet ken, niet inschrijven bij VDAB. U wijst heel terecht op dit aandachtspunt.
Collega’s, ik ga mij nu verplaatsen naar mijn auto, maar ik blijf luisteren en ik hoop dat alles technisch vlot verloopt.
Wij hopen het ook. Mevrouw Malfroot heeft het woord.
U oordeelt duidelijk dat VDAB de taalwetgeving naleeft. Toch heb ik daar mijn twijfels over, zeker in de Vlaamse Rand.
Het is voor ons namelijk duidelijk dat er geen andere taal dan het Nederlands gebruikt mag worden, of dat er slechts uitzonderlijk afgeweken mag worden van het gebruik van de Nederlandse taal, zodat we hier niet kunnen spreken van een systematische meertaligheid.
Ik zeg dit ook omdat ik bezorgd ben over het personeel. Ik denk namelijk dat er veel ‘ruis op de lijn’ kan ontstaan wanneer de kennis van de andere taal, zowel van de medewerker als de persoon die zich aanbiedt, onvoldoende is. Minister, onze bezorgdheid blijft bestaan. We zullen eventuele misbruiken zeker en vast melden, zodat u die kunt onderzoeken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.