Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, de preventie van zelfdoding is in Vlaanderen een belangrijk aandachtspunt, onder meer bij jongeren. Ook bij jongeren in gemeenschapsinstellingen is dat zo. Als begeleiders daar oordelen dat er acuut suïcidegevaar is, maar ook wanneer er aanwijzingen zijn van zelfmutilatie of de kans daartoe, kan beslist worden om de jongere in isolatie te plaatsen met frequente controle.
In antwoord op mijn schriftelijke vraag van 2 april 2021 gaf u cijfers met betrekking tot het aantal isolaties in gemeenschapsinstellingen als zelfbeschermingsmaatregel. Daaruit blijkt dat er in 2019 in totaal 153 unieke maatregelen werden genomen om jongeren tegen zichzelf te beschermen. Deze 153 maatregelen hadden betrekking op 44 unieke jongeren. Die cijfers liggen ongeveer even hoog als in 2018, toen het ging om 159 unieke maatregelen ten aanzien van 43 unieke jongeren.
Er bestaan wel duidelijke verschillen tussen de gemeenschapsinstellingen. Zo werden er in 2019 op de campus Beernem 17 unieke jongeren in isolatie geplaatst met het oog op zelfbescherming, terwijl het op de campus Wingene bijvoorbeeld maar ging over 1 jongere. Op de campussen De Markt, Ruiselede en De Grubbe ging het over respectievelijk 10, 9 en 7 unieke jongeren en op De Hutten over slechts 3. Ook de jaren daarvoor waren er op de campus Beernem duidelijk meer unieke jongeren die in zelfisolatie werden geplaatst naar aanleiding van zelfbescherming.
Ten aanzien van deze jongeren werden ook jaarlijks opvallend meer unieke maatregelen genomen dan op andere campussen. In 2019 bijvoorbeeld ging het over 111 unieke maatregelen, terwijl het aantal unieke maatregelen op de andere campussen doorheen de verschillende jaren nooit meer was dan 20.
In uw antwoord gaf u ook cijfers over het aantal doorverwijzingen en samenwerkingen met psychiatrische diensten voor jongeren per gemeenschapsinstelling. Daaruit blijkt niet per se dat er vanuit Beernem jaarlijks meer doorverwijzingen of samenwerkingen zijn.
Minister, is er een verklaring voor het grote verschil tussen het aantal unieke jongeren dat de voorbije jaren in Beernem in zelfisolatie werd geplaatst naar aanleiding van zelfbescherming tegenover de andere campussen? Is er een verklaring voor het grote aantal unieke maatregelen dat de voorbije jaren in Beernem jaarlijks werd genomen ten aanzien van jongeren die in zelfisolatie werden geplaatst naar aanleiding van zelfbescherming? Worden jongeren die in zelfisolatie worden geplaatst naar aanleiding van zelfbescherming altijd psychologisch of psychiatrisch opgevolgd?
Minister Beke heeft het woord.
Het grote verschil tussen Beernem en de andere campussen is dat Beernem een volledige meisjescampus is, in tegenstelling tot de andere campussen waar enkel jongens verblijven of in het geval van de campus De Markt in Mol een gemengd publiek. We zien ook dat ongeveer 50 procent van de meisjes in Beernem vanuit een complexe verontrustende situatie geplaatst wordt in de gemeenschapsinstelling. Bij jongens ligt dat percentage op 15 procent.
Het onderscheid in problematieken tussen meisjes en jongens is gekend: bij meisjes zien we meer internaliserende problematieken en zelfdestructief gedrag. Deze complexe problematieken maken tot op heden de mogelijkheden tot uitstroom vaak ook kleiner waardoor we langere verblijven in de groep meisjes zien. Vanuit de vaststelling dat het hier vaak gaat om meisjes met complexe problematieken kan ik nog meegeven dat zo’n zelfisolatie vaak op vraag van de jongeren zelf gebeurt, wanneer zij zich niet goed voelen en bang zijn om zichzelf iets aan te doen. Bovendien wordt de mogelijkheid van een overnachting in de veilige kamer soms opgenomen als een stap in het signaleringsplan wegens het extra toezicht dat ‘s nachts kan gebeuren. De veilige kamers zijn de enige kamers die uitgerust zijn met een camera en waar dus zeer regelmatig toezicht mogelijk is zonder de nachtrust van het meisje te verstoren.
Voor elke jongere binnen de gemeenschapsinstellingen wordt een traject op maat uitgewerkt. De trajectcoördinator van de jongere is altijd een psycholoog of orthopedagoog, die de jongere de nodige psychologische begeleiding biedt. Daarnaast hebben we een zeer goede samenwerking met dokter Faché van de Universitaire Kinder- en Jeugdpsychiatrie Antwerpen die ook zelf een aantal meisjes begeleidt. Het outreachprogramma dat psychiatrische ondersteuning biedt binnen de gemeenschapsinstellingen wordt voor Beernem opgenomen door het Psychiatrisch Centrum Gent-Sleidinge.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De cijfers bevestigen inderdaad dat er een groot verschil is in problematieken tussen meisjes en jongens. Ik begrijp dat ook zeer goed. Voor mij is het belangrijk om altijd te zorgen voor de veiligheid van de jongere in kwestie – ze vragen daar inderdaad soms zelfs naar – en om binnen dat bepaalde kader te zoeken naar een soort van uniforme toepassing binnen de verschillende gemeenschapsinstellingen.
Je kunt de cijfers inderdaad niet zomaar naast elkaar leggen en zeggen dat er hier gemakkelijker in isolatie wordt geplaatst dan daar. Je moet natuurlijk ook de problematieken vergelijken. Daar ga ik helemaal mee akkoord. Maar we moeten toch zorgen voor een uniforme toepassing. Is er tussen de verschillende gemeenschapsinstellingen overleg over hoe er wordt omgegaan met de problematiek?
U hebt aangehaald dat er wordt samengewerkt en dat er een traject op maat wordt voorzien met een psycholoog of een orthopedagoog. Er worden ook outreachprogramma’s gevolgd, waarbij de jongeren worden begeleid. U verwees dan specifiek naar Beernem. Is dat ook zo in de andere gemeenschapsinstellingen?
Minister Beke heeft het woord.
Kunt u de vraag nog eens herhalen?
Ik vroeg of er overleg is tussen de verschillende gemeenschapsinstellingen over een bepaald uniform kader waarbinnen de isolatie omwille van zelfbescherming wordt toegepast, met het volle besef dat de problematieken niet overal hetzelfde zijn en dat de campus Beernem inderdaad een volledige meisjescampus is. De doelstelling is dus niet per se om overal naar dezelfde aantallen te gaan, maar wel naar een soort gemeenschappelijk kader.
De tweede vraag ging erover of ook in de andere campussen de opvolging gebeurt via een psycholoog of psychiater met wie wordt samengewerkt voor de jongeren die vanwege automutilatie of om reden van zelfbescherming in isolatie worden geplaatst, wat toch duidt op een bepaalde problematiek.
Minister Beke heeft het woord.
Alle gemeenschapsinstellingen hebben samenwerkingsafspraken met de actoren uit de geestelijke gezondheidszorg. En rond isolatie wordt er op het niveau van de gemeenschapsinstellingen inderdaad ook informatie uitgewisseld.
Ik wil daar nog bij aanvullen dat voor meisjes uit verontrustende opvoedingssituaties vanaf 1 september de eerste 24 plaatsen beveiligend verblijf open zullen gaan.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel, minister. We weten dat er inderdaad een grote switch aankomt met de plaatsen beveiligend verblijf. Als jongeren in zo’n situatie overgaan tot automutilatie of soms zelf vragen om in isolatie of in een veilige kamer geplaatst te worden, omdat ze anders angst hebben om zichzelf iets aan te doen, is het natuurlijk zaak om daar op een correcte manier mee om te gaan. Maar het mag daar natuurlijk niet stoppen. We moeten de problematiek dieper onder ogen zien en zorgen dat ze ook effectief de nodige bijstand en hulp krijgen. Ik heb heel veel vertrouwen in die nieuwe plaatsen beveiligend verblijf, waar ook met samenwerkingsverbanden zal worden gewerkt. Ik denk dat dat een goede evolutie is. Maar ik vond de cijfers toch wel vrij frappant, vandaar mijn vraag. Ik denk dat het ook belangrijk is dat er overal wordt samengewerkt met voorzieningen binnen de geestelijke gezondheidszorg, zodat de nodige opvolging kan gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.