Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het tekort aan huishoudhulpen
Vraag om uitleg over de recente studie over het stelsel van de dienstencheques
Vraag om uitleg over de toekomst van de dienstencheques
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Vorige week verscheen een bericht waaruit blijkt dat er een groeiend tekort is aan huishoudhulpen. Dat tekort neemt steeds grotere proporties aan. Ik las dat het aantal vacatures serieus gestegen is. Dat is goed. Maar dat zes van de tien vacatures blijft openstaan, moet ons natuurlijk wel zorgen baren.
Er is een verschil tussen stad en platteland. In de stedelijke context valt het al bij al nog mee en vindt men nog voldoende mensen die als huishoudhulp aan de slag willen gaan. Op het platteland heeft men duidelijk meer problemen om voldoende mensen te vinden. Dat is zeer jammer want heel veel gezinnen, ongeveer 800.000 in Vlaanderen, rekenen natuurlijk op hun huishoudhulp. Ze zijn belangrijk voor mensen om werk en gezin te combineren. Als blijkt dat er grote tekorten zijn, dan zitten veel dienstenchequeondernemingen met de handen in het haar.
Er worden verschillende redenen voor aangehaald. Een ervan is het mobiliteitsaspect, zeker op het platteland. In de stad is het vaak gemakkelijker om via het openbaar vervoer op de plaats van de tewerkstelling te geraken. Op het platteland blijkt dat wat moeilijker te zijn.
De werkloosheidscijfers hebben weliswaar een goede evolutie gekend maar er zijn nog altijd heel veel mensen niet aan de slag. Daarvan zijn 95.000 mensen al meer dan een jaar werkloos en zijn er 80.000 mensen kortgeschoold. Dan rijst natuurlijk de vraag hoe het komt dat we geen betere match kunnen realiseren. Mits een korte opleiding kan men immers aan de slag in het systeem van de dienstencheques.
Kortom, dat roept heel wat vragen op. Minister, hoe schat u de evolutie van de vacatures en de invulling ervan voor de job als huishoudhulp in de komende jaren in? Zal dat tekort alleen maar toenemen of is er beterschap op komst?
Welke maatregelen wilt u nemen om de job van huishoudhulp aantrekkelijker te maken en te faciliteren, bijvoorbeeld op het vlak van mobiliteit? Denkt u aan maatregelen die dat probleem zouden kunnen verhelpen?
Waarom slaagt VDAB er niet in om meer langdurig en kortgeschoolde werklozen te activeren naar een job als huishoudhulp? Kan VDAB geen bijkomende initiatieven nemen om werkzoekenden sterker te activeren naar een job als huishoudhulp? Plant VDAB initiatieven om niet-actieven of anders-actieven te proberen aan te sporen om bijvoorbeeld deeltijds aan de slag te gaan als huishoudhulp? Alle beetjes kunnen helpen om het tekort op te lossen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik heb een vraag in dezelfde lijn. Ik geef nog even de cijfers. VDAB ontving de eerste vier maanden van dit jaar 7795 vacatures voor huishoudhulpen. Daarnaast waren eind april 4730 vacatures voor huishoudhulpen nog niet ingevuld. Beide cijfers gaan de afgelopen jaren in stijgende lijn. Er is dus een groot tekort aan huishoudhulpen. Je zou kunnen zeggen dat dat een goede zaak is omdat het de populariteit van het systeem illustreert en hoe onmisbaar huishoudmedewerkers zijn geworden in het leven van velen in Vlaanderen, niet in het minst om de combinatie arbeid en gezin aantrekkelijker te maken. Vooral in landelijke gemeenten is het tekort het grootst.
Er kunnen een aantal oorzaken aangedragen worden voor het tekort. Volgens VDAB is het een knelpuntberoep wegens kwalitatieve redenen en de specifieke arbeidsomstandigheden. Zoals we al vaak in de commissie hebben besproken, is het een fysiek en mentaal zwaar beroep. Fysiek staat buiten kijf voor wie af en toe zelf nog eens kuist. Mentaal omdat het vaak een eenzaam beroep is. Je werkt bij mensen thuis en als het om tweeverdieners gaat, zijn ze vaak niet thuis, althans pre-corona, en ben je de hele dag op je eentje aangewezen. In die zin is het niet het gemakkelijkste beroep.
Daarnaast is het een beroep met een laag loon en stromen er veel mensen halftijds in. Dan krijg je al snel te maken met een werkloosheidsval. Dat is ook gebleken uit de studie die onder andere professor Ive Marx onlangs presenteerde en die samenvalt met de communicatie van VDAB over het tekort aan huishoudhulpen.
We hebben vorig jaar met zijn allen een resolutie goedgekeurd met aanbevelingen om de attractiviteit van de sector van de huishoudhulpen en de dienstenchequebedrijven te versterken. We hebben gisteren in de plenaire een decreet goedgekeurd over het uitsluiten van klanten als ze de veiligheidsvoorwaarden voor de medewerkers niet respecteren, maar natuurlijk is het vooral belangrijk dat de rentabiliteit en de werkbaarheid in de sector versterkt wordt om meer huishoudhulpen aan de slag te kunnen houden.
Hoe zult u meer werkzoekenden toeleiden naar de dienstenchequesector? Wat gaat u doen om de loon- en arbeidsvoorwaarden van dienstenchequemedewerkers te verbeteren? We hebben dat met zijn allen vorige zomer ook aan u gevraagd.
U hebt ook ondertussen de inruilwaarde van de dienstencheques eenmalig volledig geïndexeerd. U liet eerder weten dat u de volledige indexering van de inruilwaarde wou koppelen aan voorwaarden voor de dienstenchequebedrijven. Vooruit pleit daar al langer voor. We zullen vooral moeten inzetten op die lage lonen in minder kwalitatieve arbeidsomstandigheden.
Plant u voor volgend jaar een voorwaardelijke volledige indexering van de inruilwaarde van de dienstencheques? Zo ja, wat zijn de voorwaarden?
Ik sluit heel graag aan. De collega’s hebben de omstandigheden voor de sector al duidelijk geschetst. Er zijn heel veel vacatures en er blijven er veel open staan, maar anderzijds gaat er een heel groot budget naar die sector. Dat leidt tot de belangstelling van onderzoekers. Vorige week hebben Ive Marx en anderen een studie gepubliceerd “Can we steer clear of precariousness in domestic service work? Exploring labour market pathways of Belgian Service Voucher workers”. Een van de conclusies van de studie was dat bijna één op drie poetshulpen een niet-gesubsidieerde job inruilde voor werk bij een dienstenchequebedrijf. Volgens de onderzoekers is het systeem daarvoor niet in het leven geroepen. Dienstenchequebedrijven zijn er volgens hen voornamelijk om mensen die ver van de arbeidsmarkt staan een kans te geven.
Dat systeem van huishoudelijke hulp slaat aan bij de Belgen. De collega’s hadden het er al over. Bijna een op de vier gezinnen heeft een huishoudhulp om werk en privéleven in balans te houden. Het systeem heeft ervoor gezorgd dat de poetshulp uit het zwarte circuit werd gehaald. Het systeem heeft heel wat positieve elementen met zich meegebracht. Maar er zijn een aantal manco’s die de onderzoekers proberen bloot te leggen. Volgens hen lukt het activeren van kwetsbaren blijkbaar onvoldoende. Dertig procent van de huishoudhulpen stroomt in vanuit een andere reguliere job, die vaak niet gesubsidieerd is en waarvoor er sociale zekerheidsbijdragen en belastingen betaald worden. Tien procent van de nieuwkomers in België heeft een job via een dienstenchequebedrijf. Daar werkt de dienstenchequesector wel als een katalysator om nieuwkomers richting de arbeidsmarkt te krijgen. Een ander kenmerk is niet verrassend, namelijk dat het merendeel dames zijn die deze job voor lange tijd uitoefenen.
Positief is dat 44 procent van de huishoudelijke hulpen bij een dienstenchequebedrijf starten na een lange afwezigheid van de arbeidsmarkt, maar volgens deze studie zou één op drie die job na een korte termijn verliezen. Er is een aanzienlijke uitval in die sector en die zouden we moeten kunnen bestrijden om de vacatures in de sector te helpen invullen.
Er blijkt ook grote concurrentie tussen de dienstenchequebedrijven om de meest productieve krachten binnen te halen. De lat ligt hoog en dat maakt het minder evident om meer kwetsbare mensen uit de arbeidsmarkt te betrekken in het systeem van huishoudhulp.
De onderzoekers bevelen aan om de toegang tot het systeem te beperken tot mensen die uit de werkloosheid of inactiviteit komen of tot kortgeschoolden en om eventueel de subsidiëring te verlagen.
Tot slot raden de onderzoekers ook aan dat de kortgeschoolde werknemers in het dienstenchequesysteem toegang krijgen tot opleiding en vorming om hun kans op een opwaartse jobmobiliteit te verhogen.
Ik heb daarom een aantal vragen, minister. Wat is uw reactie op de studie van Ive Marx?
De onderzoekers pleiten voor een beperkte toegang tot het dienstenchequesysteem of een verlaging van de subsidiëring. Hoe staat u daar tegenover?
Uit de studie blijkt dat één op drie werknemers hun job na korte tijd alweer verliest. Wat zijn de oorzaken van die uitval? Op welke manier kunnen we dat proberen te vermijden? Hoe kunnen we de retentie verhogen?
Op welke manier kan en zal men de instroom van kortgeschoolden en vooral ook van mensen die werkloos of inactief zijn, proberen te verhogen? VDAB heeft daar in het verleden al inspanningen voor geleverd. Er werden toen zelfs quota afgesproken. Wat kan er geleerd worden uit die inspanningen en waarin wordt er voor de toekomst voorzien?
Ook de doorstroom van dienstenchequearbeid naar andere reguliere jobs is niet onbelangrijk. Wil u die doorstroom stimuleren? Hoe staat u tegenover de oproep voor permanente opleidingen voor kortgeschoolde werknemers van dienstenchequebedrijven? 1 op 3 huishoudhulpen heeft de job in het reguliere circuit ingeruild voor een job bij een dienstenchequebedrijf. Dit kan niet de bedoeling zijn. De focus lag altijd op het activeren van mensen die nog geen job hadden. Wij stellen ook vast dat er redelijk wat hoger geschoolden in de dienstenchequesector aan de slag zijn. Hoe kijkt u hier tegenaan? Hoe kan daar de doorstroom nog verbeterd worden?
De heer Ronse heeft het woord.
Vooreerst: de meerwaarde van de dienstenchequebedrijven en de poetshulpen is van groot belang voor onze Vlaamse samenleving. Voorts heb ik met veel aandacht de studie van professor Marx gelezen. Daarin vallen mij een aantal zaken op. 44 procent van de mensen start in een dienstenchequebedrijf na een periode van langdurige werkloosheid en inactiviteit. Bekeken vanuit de arbeidsmarkt is dat positief. Maar een op drie huishoudhulpen zou toch van een niet-gesubsidieerde job overstappen naar een dienstenchequebedrijf. Dat kan niet de bedoeling zijn. Ook heeft een op tien een diploma hoger onderwijs en blijft desondanks lang in het systeem. 10 procent van de nieuwkomers zou in een dienstenchequebedrijf aan de slag gaan hoewel zij in aanmerking zouden komen voor een niet-gesubsidieerde baan. Het profiel van een dergelijke medewerker is vaak jong, laaggeschoold, alleenstaand. Dat zijn een aantal zaken waar wij vragen over kunnen hebben. Ik heb ook al gereageerd op wat professor Marx schrijft. Hij bekijkt het hele systeem van dienstencheques uitsluitend op het niveau van de arbeidsmarkt. Dan kom je inderdaad tot zijn conclusies. Maar ik interpreteer het ruimer. Ik zie het ook als een maatregel om werk en gezin beter te laten combineren door de Vlaming. Het kan ook een milderende maatregel zijn op de hoge fiscaliteit op arbeid in ons land.
Ik heb daarom twee vragen, minister. Wat is uw standpunt ten opzichte van het voorstel om de toegang te beperken tot mensen die uit een situatie van langdurige inactiviteit komen? Hoe kunnen wij het verdringingseffect vermijden? Hoe gaat u de kraptes in de vacatures aanpakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijn antwoorden zullen iets korter zijn dan alle vragen die hier gesteld zijn. Er zijn ook heel wat overlappende vragen. De recente studie van professor Ive Marx van de universiteit van Antwerpen geeft absoluut aan dat het dienstenchequesysteem een zeer complex systeem is. Er zijn verschillende beleidsdoelstellingen en praktische uitdagingen die elkaar overlappen maar soms ook een beetje tegenwerken. Op sommige vlakken blijft professor Marx kritisch, maar ik wil toch concluderen dat het systeem op verschillende elementen ook zeer goed scoort. Dat is hier weinig bevestigd. Zo is het duidelijk dat het systeem goede sociale bescherming biedt aan de huishoudhulpen. Een aanzienlijke groep mensen wordt succesvol geactiveerd. Inactieven en langdurig werkzoekenden vormen 44 procent van de instroom. Ik vind dat persoonlijk zeer hoog.
Uit een vroegere studie van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) weten we ook dat het gaat om een nettojobcreatie binnen de maatregel van 87 procent, wat uitzonderlijk hoog is. Het gaat dus om bijna 90.000 officiële jobs die anders niet zouden bestaan, en dat bovendien voor grotendeels kort- en middengeschoolden die het moeilijker hebben op de huidige arbeidsmarkt.
Uit andere bevragingen maar ook uit mijn eigen ervaring kan ik stellen dat het systeem absoluut een meerwaarde is om werk en privéleven überhaupt te combineren.
We kunnen er ook niet omheen dat er de laatste jaren ook merkbaar een vierde element is bij gekomen. De dienstencheques ondersteunen namelijk ook veel ouderen om langer thuis te blijven wonen. Ook dit stel ik vast uit persoonlijke ervaring.
Er is ook kritiek maar ik hield er toch aan om de positieve zaken hier ook even te belichten want die zijn tot nu toe veel te weinig aan bod gekomen. Kritiek is er specifiek op wie instroomt in het stelsel van de dienstencheques en op de hoogte van de subsidiëring.
Het vraagstuk rond de subsidiëring moeten we binnen de Vlaamse Regering bekijken. Ik heb dit ook aangegeven naar aanleiding van het advies van de relancecomités. Momenteel vindt een Vlaamse brede heroverweging plaats van het budget voor de dienstencheques. Het antwoord op die vraag zal de volgende maanden moeten worden uitgediscussieerd.
Ik ben niet echt gewonnen voor een beperking van de instroom. Zoals jullie opmerken, is het nu al niet mogelijk om alle vacatures in de dienstenchequesector in te vullen. Er zouden minder jobs worden ingevuld, wat nefast is voor de goede werking van het systeem. Dat was ook de reden om de 60 procentregel in Vlaanderen af te schaffen. Die regel bepaalde dat per kwartaal 60 procent van de nieuwe dienstenchequejobs moest worden ingevuld door uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of leefloners. We hebben een aantal jaren geleden net beslist om die regel af te schaffen. We hebben dat niet blind maar bewust gedaan. We kunnen niet een van de doelstellingen prioritair maken en andere doelstellingen wegcijferen en zo het volledige systeem ondermijnen.
De concurrentie tussen ondernemingen voor het aanwerven van huishoudhulpen zou dan nog groter worden, wat de diversiteit van de ondernemingen op de dienstenchequemarkt niet ten goede zou komen. Daarmee wil ik niet zeggen dat het activeren van de groep werklozen en inactieven geen belangrijke doelstelling is, maar de activeringscijfers vind ik niet slecht. We kunnen het dienstenchequesysteem een van de grote succesverhalen noemen in het activeringsbeleid van de afgelopen jaren.
Ik zal mensen in de toekomst niet ontmoedigen om aan de slag te gaan in de sector. De sector biedt wel degelijk jobkansen. Dat geldt ook voor eventuele hogergeschoolden, zeker wanneer hun buitenlands diploma nog niet erkend is en zeker wanneer het over mensen gaat die anders in de inactiviteit of in zwartwerk verzeild dreigen te geraken. Uiteraard wil ik een goede match op de arbeidsmarkt en moeten werkzoekenden jobs uitvoeren die aansluiten bij hun competenties.
Een verdringingseffect zullen we dus niet actief tegengaan door de instroom te beperken. We doen dat wel door voortdurend in te zetten op het toeleiden van inactieven. En daarvoor zijn er heel wat initiatieven, ook bij VDAB, in samenwerking met OCMW’s en lokale besturen. Via deze partners kan VDAB potentiële kandidaten bereiken waar zij niet onmiddellijk in contact mee komen. Deze kandidaten krijgen taal- en jobcoachingtrajecten. Ik heb ook budgetten vrijgemaakt, net met het oog op een betere toeleiding naar de sector.
Collega’s, het beroep schoonmaker bij mensen thuis heeft een aantal voordelen. Het is flexibel werk, meestal dicht bij huis en met veel autonomie. Toch blijft het een knelpuntberoep als gevolg van kwalitatieve redenen en specifieke arbeidsomstandigheden. Ten eerste moet men zelfstandig kunnen werken, rendement halen en kwalitatief werk leveren. Het is dus niet zomaar een job, men moet daar bepaalde kwaliteiten voor hebben. Ten tweede is schoonmaken bij mensen thuis ook echt fysiek zwaar werk. Men mag dat niet onderschatten. Ten derde vormt in minder stedelijke gebieden de mobiliteit ook een belangrijke uitdaging.
Om deze redenen is deze job voor werkzoekenden minder evident of eerder een tussenoplossing in afwachting van een andere job, dus een doorstroomjob. Dat maakt dat de toeleiding naar de vacatures en naar de schoonmaakopleiding een permanente uitdaging blijft. Bij het afschaffen van de 60 procentregel is er een afsprakenkader opgesteld tussen de overheid en de dienstenchequesector om sterk te blijven inzetten op de instroom van nieuwe werknemers vanuit inactiviteit en werkloosheid.
De dienstencheque-ondernemingen hebben zich toen verbonden om maximaal samen te werken met VDAB en kansen te geven aan sollicitanten. Van de kant van VDAB zou worden ingezet op een actieve bemiddeling. Ik vind dat VDAB dat ook echt doet. Er wordt dezer dagen heel sterk ingezet op opleiding voor dienstenchequetewerkstelling en dat zal ook in de toekomst zeer intens blijven gebeuren. Ik probeer ook om bij opleidingsprojecten de lokale besturen nog meer te betrekken om zo nog breder kandidaten te kunnen toeleiden.
Collega’s, we hebben geen duidelijk zicht op de specifieke redenen waarom werknemers na een korte tewerkstelling als huishoudhulp alweer de job verlaten. Zoals aangegeven zijn er alvast de uitdagingen op het vlak van werkbaarheid. Het is een fysiek zware job, met een bescheiden verloning. Die werkbaarheid wordt nu echt benoemd in het sectorconvenant en daar worden ook acties ondernomen. We hebben daar ook specifieke maatregelen voor genomen. Met de toekomstige jobbonus willen we de laagste lonen, waar de dienstenchequesector onder valt, versterken.
We krijgen af en toe signalen uit de sector dat er soms een mismatch is tussen de competenties van de nieuw ingetreden werknemers en de benodigde vaardigheden om als huishoudhulp aan de slag te kunnen gaan. Dit gaat dan niet over de praktische vaardigheden maar eerder over soft skills. Zo moeten huishoudhulpen voldoende zelfstandig kunnen werken, maar ook kunnen communiceren met zowel de werkgever als de gebruiker. Via jobcoaching moeten nog extra vaardigheden worden aangeleerd. Ik heb 2 miljoen euro vrijgemaakt voor job- en taalcoachingprojecten, heel specifiek in de dienstenchequesector.
Een job als huishoudhulp is een volwaardige job. Het klopt echter dat het ook een job is die een springplank kan zijn bijvoorbeeld richting een job als verzorgende. Ondernemingen kunnen ook investeren in de opleiding van hun werknemers en willen dan liever niet dat het personeel zomaar doorstroomt naar een andere job.
Ik vind het echt belangrijk om opleidingen binnen de sector te versterken. We doen dat via het Europees Sociaal Fonds (ESF) waar we in extra opleidingen hebben voorzien. Ik heb ook specifiek in de coronacrisisperiode een extra incentive te geven vanuit het regionaal opleidingsfonds dienstencheques en de opleidingsmogelijkheden daar versterkt.
Het aantal vacatures voor schoonmaker bij mensen thuis is al een tijd hoog en dat zal waarschijnlijk ook zo blijven. Wel is het zo dat vacatures vaak opnieuw worden gepubliceerd om ze voldoende en continu onder de aandacht te houden, waardoor de cijfers met enige voorzichtigheid moeten worden gelezen. VDAB gaat ervan uit dat het aantal ontvangen vacatures daarom heel wat hoger ligt dan de effectieve vraag naar medewerkers. Toch zal het aantal kandidaten beperkt blijven ten opzichte van het aantal vacatures. Het blijft dus een job waar we prioritair op inzetten binnen het afsprakenkader van 60 procent.
Ik zal de cijfers over het vervullingspercentage meegeven als bijlage bij de vraag.
In de eerste plaats zou ik toch nog eens willen herhalen dat de arbeidsvoorwaarden van de dienstenchequewerknemers federale materie zijn. Tijdens mijn gesprekken met de vakbonden heb ik gehoord dat zij erop staan dat alle arbeidsvoorwaarden in de verschillende paritaire comités worden onderhandeld en vastgelegd. Ik kijk er vanuit Vlaanderen mee op toe dat de voorwaarden worden gerespecteerd maar ik kan zelf geen nieuwe voorwaarden opleggen. Ik zet wel in op initiatieven om werkbaarheid en opleiding in de sector te verhogen.
Op het vlak van mobiliteit bijvoorbeeld onderzoekt VDAB verschillende oplossingen. Het doel is in elk geval om de mobiliteitsmogelijkheden te vergroten van de cursisten die met een opleiding schoonmaak willen starten. Dat zou kunnen gaan om het behalen van een rijbewijs B of het volgen van fietslessen. Dat moet nog verder worden uitgewerkt. VDAB is in verkenning om de diverse initiatieven die hieromtrent al bestaan vanuit de lokale besturen of vanuit diverse partners en organisaties te benutten.
Kortom, de afspraken rond lonen en arbeidsvoorwaarden worden door de sociale partners op federaal niveau afgesproken. Daarrond voorzien we vanuit Vlaanderen opleidingen en initiatieven inzake werkbaarheid of mobiliteit die de job aantrekkelijker kunnen maken. We hebben op dat vlak al grote inspanningen kunnen leveren, maar ik zal dat ook blijven doen in de toekomst.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Over het rapport Marx had ik geen eigen vraag ingediend. Maar ik ben het wel eens met u, minister. Gelet op de krapte die we vandaag al kennen, zou het niet verstandig zijn om opnieuw een beperking in de instroom te gaan invoeren. We hebben die 60 procent gekend en dat heeft een nefaste invloed gehad. We hebben die gelukkig afgevoerd. We zullen het niet opnieuw invoeren. Men kijkt iets te weinig naar het werkgelegenheidseffect van het dienstenchequesysteem. Ik heb het dan niet zozeer over de mensen die er werken, maar de mensen die ervoor zorgen dat andere mensen meer kunnen gaan werken. Door het feit dat men een huishoudhulp heeft, kan men weer gaan werken. Waar men vroeger misschien deeltijds werkte, gaat men nu voltijds aan de slag. Ik heb niet het gevoel dat dat volledig in beeld wordt gebracht. De effecten van het dienstenchequesysteem op onze arbeidsmarkt zijn wel wat ruimer dan de vraag wie zelf in dit systeem zit.
Minister, ik wil nog een aantal elementen aanhalen in verband met de aantrekkelijkheid. Het is goed dat men naar dat mobiliteitsaspect kijkt bij de opleiding. Dat is een eerste stap. We moeten er natuurlijk over waken dat dat mobiliteitsaspect dan ook bij de tewerkstelling voldoende wordt verholpen.
Maar wat ook kan helpen – en ik loop wat vooruit op straks – is onze eigen Vlaamse jobbonus. Want dit gaat over mensen die een laag inkomen hebben. Onze jobbonus heeft net de bedoeling om mensen met een laag inkomen – dus ook deze mensen – extra aantrekkelijk te maken en extra loon te geven. Laat dit dan ook een extra aanmoediging zijn om daar nu toch snel werk van te maken.
Ten slotte stellen we vast dat vooral vrouwen in het systeem zitten. Er lijken mij toch nog wat opportuniteiten te zijn om mannen te overtuigen om in dit systeem te stappen. Ik heb zelf ook al een poetsman gehad. Hij deed dat heel goed. Elk cliché daarover mag definitief naar de geschiedenisboeken worden verwezen. Maar ik denk dat er misschien nog wel wat mogelijkheden zijn bij VDAB om meer mannen ervan te overtuigen als huishoudhulp aan de slag te gaan.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ja, het is zo: het dienstenchequesysteem is een systeem dat veel geld kost aan de Vlaamse belastingbetaler. Maar het is waarschijnlijk ook het systeem dat voor de meeste netto-jobcreatie zorgt. In tegenstelling tot verschillende doelgroepkortingen en andere, die ook al zijn bijgestuurd, zou ik toch vooral de positieve effecten van het dienstenchequesysteem meer willen belichten, net zoals u hebt gedaan.
Maar het blijft natuurlijk zaak om inderdaad maximaal te activeren, ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, en zo inderdaad in te zetten op opleidingen op maat, rond mobiliteit.
Maar je mag ook niet het aspect van de eenzaamheid van de job onderschatten. Iedereen spreekt uit eigen ervaring. Maar mijn huishoudhulp geeft altijd aan dat ze het heel erg mist om collega's te hebben. En in onze resolutie van vorig jaar gaven we met z'n allen aan dat we zouden onderzoeken of duobanen mogelijk zijn. Misschien kunnen we daar dan op inzetten?
Het beperken van de instroomvoorwaarden is op zich geen goed systeem, tenzij je de omruilwaarde of de indexering van de omruilwaarde permanent en voorwaardelijk zou maken. Dan zou je kunnen zeggen dat je 100 procent indexering krijgt, op voorwaarde dat je als dienstenchequeonderneming aan een aantal condities voldoet, je maximaal mensen activeert die zonder job zijn, je inderdaad rond vorming en opleiding een aantal inspanningen doet, en je mogelijk ook een aantal inspanningen doet voor de duurzaamheid van de job. Op dat vlak kun je wel instrumenten finetunen om de doelstellingen naar instroom van mensen die vandaag niet aan de slag zijn, maximaal te valoriseren.
We hebben een instrument. Die omruilwaarde is eenmalig geïndexeerd voor 100 procent. Als we dat duurzaam willen maken, waar ik achtersta, om de rentabiliteit in de sector en zo ook de werkbaarheid te verhogen, dan is dat het instrument om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de studie van professor Marx.
Tot slot moet het mij wel van het hart dat toch nog altijd bedrijven er de kantjes blijven aflopen. Een aantal weken geleden stelden we hier de vraag naar het vaccinatieverlof dat niet automatisch toegekend werd voor mensen die actief zijn als huishoudhulp. We blijven meldingen krijgen dat een aantal bedrijven zeggen: ‘Plan dat maar buiten de uren of je mag een kwartiertje weg om je te laten vaccineren, maar dan moet je terugkomen’. Dat is gewoon niet ernstig. Ook in de sector blijven er toch problemen op het vlak van werkbaarheid, loon- en arbeidsvoorwaarden. Die moeten natuurlijk ook wel verholpen worden en desgevallend gesanctioneerd worden.
Minister, ook op mijn beurt wil ik u bedanken voor het uitgebreide antwoord. Ik denk dat er een aantal juiste klemtonen gelegd zijn. Het dienstenchequesysteem is succesvol. Een rem zetten op de instroom is niet aan de orde. Een aantal andere projecten zijn wel zeer zinvol. De jobcoaching en de middelen die de minister ervoor heeft vrijgemaakt zijn belangrijk. De sector wordt ook wel geplaagd door uitval, ziekte en soms langdurige ziekte. Minister, misschien kunnen specifieke complete projecten worden opgezet om dat soort uitval te vermijden. Worden daar initiatieven rond genomen?
Er blijft natuurlijk een ongelooflijke vraag naar de instroom bestaan. Er zijn bijna achtduizend vacatures in die sector. Daar zijn ongetwijfeld nog bijkomende stappen te zetten om mensen bijvoorbeeld uit inactiviteit of uit ziekte te verleiden – om de woorden van collega Ronse te gebruiken – om opnieuw de eerste stappen op de arbeidsmarkt te zetten via het dienstenchequesysteem. Dus daar zijn allicht nog bijkomende stappen te zetten en initiatieven te nemen.
De heer Ronse heeft het woord.
Een beetje aansluitend bij collega Bothuyne, wil ik een aantal conclusies trekken. Het is een belangrijke studie. We mogen het belang van die studie en het werk van professor Marx niet onderschatten. We moeten ook erkennen dat puur op het vlak van arbeidsmarktmaatregelen het dienstenchequeverhaal de toets van zeer effectief niet doorstaat, zeker als je ziet dat een derde komt vanuit reguliere jobs naar gesubsidieerde jobs. Dat moeten we gewoon met z’n allen kunnen erkennen. Tegelijk is er ook die andere dimensie, namelijk het feit dat veel mensen, Vlamingen die voltijds werken, daardoor een betere balans tussen werk en gezin hebben en daardoor meer levenskwaliteit hebben. En door de 1,3 miljard euro die Vlaanderen erin steekt, kunnen we dat op een betaalbare manier doen. Dat moet ons eigenlijk tot de conclusie leiden om het systeem nog te laten bestaan, minstens tot Vlaanderen volledig bevoegd is voor fiscaliteit. Dan denk ik inderdaad dat er mogelijk ook aan andere oplossingen gedacht moet kunnen worden die hetzelfde effect en dezelfde impact hebben, maar de belastingbetaler minder kosten en tegelijk ook moeten zorgen voor een goede combinatie werk en gezin. Zover zijn we helaas nog niet. Al blijft onze fractie de mars richting het confederalisme onverminderd doorwandelen.
De heer Buysse heeft het woord.
Ik dank de collega’s die dit thema vandaag op de agenda hebben gezet en ik dank de minister nog meer. Ik ben zeer blij dat ze haar antwoord nog eens begon met de oplijsting van alle goede kanten en alle positieve elementen van ons uniek systeem. Het is inderdaad een systeem dat zeer veel centen kost, maar de directe en de indirecte opbrengsten van heel het systeem, de terugverdieneffecten, de tewerkstelling en zeker zoals gezegd het welzijn van de klanten mogen zeker niet onderschat worden.
Men spreekt dikwijls over de tweeverdieners die daardoor een betere balans kunnen vinden, maar er zijn in mijn kennissenkring ook heel wat oudere alleenstaande mensen die elke week echt uitkijken naar de komst van de poetshulp, vaak meer voor het sociale contact dan voor het eigenlijke werk. Dank om dat nog eens duidelijk te onderlijnen.
Ik ben ook blij dat er niet zal worden ingegaan op de suggestie om het aanbod weer te beperken tot uitkeringsgerechtigde werklozen. Het is al gezegd: het systeem is destijds niet voor niets bijgestuurd. Ik wijs erop dat in bepaalde gebieden er een groot verschil is in het percentage van werkloosheid en dat men daar rekening mee moet houden. Er is een kleine minderheid van mensen die gaan poetsen die niet uitkeringsgerechtigd werkloos zijn maar die het soms doen omwille van hun sociale contacten. Dat mag niet worden onderschat.
Ik kom tot de toeleiding vanuit VDAB. Vorig jaar was er de studiedag van de sector. Toen kwam heel expliciet aan bod dat men een verminderde toeleiding zag vanuit VDAB. Ik heb gehoord welke initiatieven u hebt genomen, minister. Ik hoop dat we binnen afzienbare tijd concrete resultaten op het veld zullen zien.
Heel wat aspecten om de job interessanter te maken, liggen op het federale niveau. Minister, u zegt dat er overleg is met de vakbonden, maar hoe concreet is het overleg met de federale minister, die hier toch een aantal initiatieven zou kunnen nemen? Ik wil nog een aspectje toevoegen dat bijna nog niet aan bod is gekomen. Het was een verzuchting van de vakbondsvertegenwoordigers dat een aantal systemen van tijdskrediet niet kunnen worden toegepast in de sector omdat er heel weinig poetshulpen zijn die echt volledig voltijds kunnen werken omdat de job zo zwaar is. Doordat zij niet voltijds werken, wordt hun in feite het recht ontzegd om een aantal thematische verloven en tijdskredietsystemen op te nemen. Ik weet dat er al initiatieven zijn genomen op het vlak van andere tijdskredietsystemen. Kan ook daar eventueel een initiatief worden genomen?
Minister Crevits heeft het woord.
Er waren heel wat aanvullende opmerkingen en ook een paar vragen. Collega Ongena, u hebt terecht aangestipt dat gebruikers extra kunnen blijven werken. Dat is niet meegenomen in de studie van professor Marx. Ook niet meegenomen, is dat wanneer mensen instromen in de dienstencheques, hun vorige job dan ook vrijkomt en dat schept dan weer kansen voor andere mensen. Men heeft eigenlijk iets dat zichzelf vervult.
Collega Gennez, de duobaan heb ik laten onderzoeken. Er zijn eigenlijk geen juridische obstakels. Het kan vandaag georganiseerd worden maar er is op het eerste gezicht niet zoveel enthousiasme op het terrein. Ik ben zeker bereid om dat met de sector te bekijken nu we weten dat er au fond geen obstakels zijn. Het idee op zich trekt mij wel aan dat men dat met twee kan doen omdat men dan contact heeft met elkaar. U hebt het uitgelegd. Ik ga met de sector bekijken wat precies tegenhoudt om het wat meer te doen.
Voor de instroom hebben we een afsprakenkader, namelijk de 60 procentregel. Ik wil hier echt op blijven inzetten. De versterking van de rendabiliteit is voor mij belangrijk in het kader van de arbeidsvoorwaarden, zoals de opleiding of omkadering. Dat moeten we niet met de sector gaan bespreken.
Over het vaccinatieverlof heb ik heel duidelijk gecommuniceerd naar de bedrijven, vanuit de overheid en vanuit de sector. De Vlaamse en federale inspectie hebben ook de opdracht om daar nauwgezet op te controleren. Ik heb mij daar een beetje over opgewonden, zoals u wellicht hebt vernomen.
Collega Bothuyne, de ziekte nemen we op in het kader van de werkbaarheid. De job als huishoudhulp is zwaar en het is belangrijk om die op een ergonomische manier te kunnen uitvoeren. Het is ook van belang voor mensen om assertief te zijn en bijvoorbeeld uitval door stress te vermijden. Wij hebben een oproep gelanceerd om opleidingen op dat vlak te ondersteunen.
We zetten dus absoluut in op die instroom binnen het afsprakenkader van 60 procent. Ik heb bij VDAB in bijkomende middelen voorzien om taal- en jobcoaching te kunnen aanbieden voor jobs in de sector. Via samenwerking met bijvoorbeeld de OCMW's kunnen we breed zoeken naar potentiële kandidaten om naar de sector door te stromen.
Mijnheer Buysse, wat de toeleiding betreft, was instroom voor mij een van de drie prioriteiten naast werkbaarheid en rentabiliteit. Ik heb hier ook op ingezet. Zoals aangegeven, blijven we daar prioritair aandacht voor hebben.
Dan kom ik tot de loon- en arbeidsvoorwaarden. Volgens mij zijn dienstenchequewerknemers niet specifiek uitgesloten uit verlofstelsels. Ik heb op dat vlak ook nog geen vragen ontvangen. Wat de loononderhandelingen betreft, gaf ik al aan dat de sociale partners die zelf in handen willen houden. Op dat punt heb ik geen overleg met de federale minister. De jobbonus bijvoorbeeld is iets dat we zelf kunnen organiseren.
Mijnheer Ronse, u hebt de opmerking gemaakt over de mogelijkheden die er misschien in de toekomst zullen zijn als het land nog eens wordt hervormd. Ik denk dat we alle opportuniteiten moeten aangrijpen om wat we al kunnen doen, nu ook te doen. Ik ben het met u eens dat de studie van professor Marx superinteressant is. Ik vind wel dat het cijfer omtrent de instroom niet zo slecht is. Stel dat het stelsel nog niet zou bestaan, hoeveel mensen zouden er dan wel niet in een niet-officieel circuit tewerkgesteld zijn of gewoon niet werken? Je kunt de dingen dus langs twee kanten bekijken. De ambitie is natuurlijk om beter te worden, maar ik vind niet dat we ons mogen laten ontmoedigen of het systeem exorbitant in vraag moeten stellen als gevolg van dat cijfer. Integendeel, de meerwaarde ligt ook op andere vlakken. Het cijfer as such is voor mij niet onverdeeld negatief.
Gisteren is unaniem goedgekeurd dat als de regels niet gerespecteerd worden huishoudhulpen ook actie kunnen ondernemen. Daar zal ook nog een vervolg op komen. Dit moeten we naar de sector uitdragen. Het kan mensen al weerbaarder maken als ze weten dat er een decretale bescherming voor hen voorzien is. Het is voor mij een heel belangrijk werkpunt om de ‘soft skills’ te verbeteren. Als je weet dat er in het parlement voor jou bescherming wordt gemaakt, dan weet je ook dat als het moeilijk is, je het recht aan je kant hebt. Dat is voor de psychologie ook heel belangrijk.
De heer Ongena heeft het woord.
Het stijgend tekort aan huishoudhulpen moet ons echt wel wat zorgen baren. Als we geen huishoudhulpen meer vinden, zullen mensen het misschien opnieuw in het zwarte circuit gaan zoeken – wat niemand wil – of zullen mensen misschien opnieuw deeltijds of niet meer werken. Dan komt natuurlijk onze ambitie om naar 80 procent werkzaamheidsgraad te gaan ook weer in het gedrang.
Ik kan alleen maar oproepen dat alle betrokkenen dit als een serieuze waarschuwing zien en al het nodige doen op alle mogelijke terreinen om ervoor te zorgen dat we weer meer mensen kunnen aantrekken in dat systeem. Alvast dank voor de inspanning van iedereen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dienstencheques zijn een goed systeem. De financiering moet ‘steady’ zijn. Ik denk ook dat de rentabiliteit een issue is, maar dat werkbaarheid en stevige loon- en arbeidsvoorwaarden voor huishoudhulpen de attractiviteit van het beroep maximaal kunnen versterken. De vraag is groot. Laat ons dus mensen die de capaciteit, de skills en de goesting hebben om huishoudhulp te worden, maximaal opsporen, screenen, vormen en toeleiden naar iets dat een zeer waardevolle en mooie job kan zijn.
Ik kan mij daar alleen maar bij aansluiten. Het is een bijzonder waardevol systeem dat zijn merites al ruimschoots heeft bewezen, zowel voor het ondersteunen van de combinatie werk en privé voor heel wat gezinnen als voor de instroom van kwetsbare profielen op de arbeidsmarkt. We moeten gewoon verdergaan op die weg. Ik denk dat u de juiste initiatieven neemt, zowel op het vlak van waardering van dienstenchequewerknemers, als op het vlak van rentabiliteit, instroom en retentie van werknemers in het systeem. Hopelijk werpt dit de nodige vruchten af.
De heer Ronse heeft het woord.
Alles is al gezegd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.