Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, collega’s, op 10 februari 2021 hebben we in het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet betreffende de onderwijsdoelen voor de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs en diverse andere maatregelen gestemd en aangenomen.
Naast de goedkeuring van de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs werd ook een praktijkcommissie in het vooruitzicht gesteld om die nieuwe eindtermen bij te sturen indien dat nodig blijkt, om zo tegemoet te komen aan heel wat zorgen die ons hebben bereikt. Er is een bezorgdheid omtrent de omvang, de gedetailleerdheid en de mate waarin de eindtermen voldoende ruimte laten voor het eigen pedagogisch project en voor een kwalitatieve invulling van de praktijkcomponent of de artistieke component. Van deze praktijkcommissie is tot op heden alleen bekend dat ze onder leiding zal staan van mevrouw Druyts, een schooldirecteur. Zij werd voorgedragen door de Vlaamse Regering op 16 februari van dit jaar.
In het antwoord op mijn schriftelijke vraag die peilde naar de voortgang van de praktijkcommissie en haar werkzaamheden, meldt u, minister, dat er nog geen verdere stappen zijn genomen op vandaag. Vandaar volgende vragen. Hoe ziet u, minister, concreet de tijdlijnen en de concrete werking van de praktijkcommissie? Hoe zult u garanderen dat de praktijkcommissie voldoende op tijd wordt samengeroepen om voorbereidend werk aan te vatten ter evaluatie van de nieuwe eindtermen?
Minister Weyts heeft het woord.
De vaststelling dat er wel wat bezorgdheden zijn omtrent de omvang, de gedetailleerdheid en de mate waarin die eindtermen voldoende ruimte laten voor het eigen pedagogisch project en voor een kwalitatieve invulling van de praktijkcomponent en/of de artistieke component, is een open deur intrappen.
Daarom hebben we enerzijds op voorhand heel wat ingrijpende wijzigingen aangebracht aan de eindtermen. Maar daarenboven heb ik ook altijd gezegd dat deze oefening die gemaakt is door het onderwijsveld zelve, misschien een oefening is vooral vanuit die ontwikkelingscommissies en misschien een eerder theoretische oefening is. Het is een bezorgdheid of dat in de praktijk ook evengoed functioneert. En indien dat niet het geval is, dan moeten we bijschaven. En daarvoor hebben we dan ook beslist om een praktijkcommissie op te richten die zich zal buigen over die nieuwe, ambitieuze eindtermen.
De praktijkcommissie voor de onderwijsdoelen die zijn goedgekeurd, zal onafhankelijk werken. Die krijgt de opdracht om na één schooljaar mogelijke aanbevelingen tot bijsturing te formuleren, voor de eindtermen van de tweede en derde graad en de specifieke eindtermen. Die zal inderdaad onder voorzitterschap van mevrouw Druyts fungeren. Zij is pedagogisch directeur van de secundaire school KOBOS (Katholiek Onderwijs Kapelle-op-den-Bos). Zij heeft het mandaat gekregen om een voorstel tot samenstelling van de praktijkcommissie te doen. Het is niet alsof we volledig stilgezeten hebben intussen, integendeel. Ik denk dat zij aan de samenstelling werkt. Dat is wel een puzzel omdat we vragen dat er bij de samenstelling wel rekening wordt gehouden met representativiteit. Dat wil zeggen dat er vertegenwoordiging is van alle domeinen, finaliteiten en onderwijsverstrekkers, en dat er ook voldoende evenwicht is tussen vertegenwoordigers van het voltijds en het deeltijds secundair onderwijs. Dat is, denk ik, belangrijk om voldoende draagvlak te creëren. Om de betrokkenheid van het diverse veld voldoende te garanderen gaat ook bekeken worden of we kunnen werken met subcommissies. Momenteel werkt de voorzitter een voorstel tot samenstelling uit. Ik ga nu niet pushen, gezien het onafhankelijk karakter waarmee de praktijkcommissie aan het werk gaat.
De concrete samenstelling, het plan van aanpak en het tijdspad zullen dus wel snel via een mededeling aan de Vlaamse Regering worden bekendgemaakt. Ik ga er wel van uit dat het zeker voor het zomerreces is, zodoende dat men ook aan de slag kan in september.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank, minister, voor uw antwoord. De vraag kwam natuurlijk omdat we nu bijna vier maanden na de aanstelling van mevrouw Druyts zijn. We vonden het toch nogal logisch dat ze ook nu al, in het lopende schooljaar, konden starten met hun werkzaamheden. Dus vandaar ook de vraag.
Minister, net als u geloven wij uiteraard heel sterk in de kracht van onze leerkrachten. Zij zijn het uiteindelijk die expert zijn, en elke dag opnieuw het verschil maken. In het debat rond de kwaliteit van het onderwijs – waarvoor eigenlijk heel de modernisering uiteraard op de rails is gezet, en waar die geactualiseerde onderwijsdoelen een deel van zijn – gaan het die leerkrachten zijn die daar het verschil maken, en uiteraard niet wij hier in Brussel.
Het beleid moet voor ons ook maximaal gericht zijn op het geven van vertrouwen aan die leerkrachten. Het geldt ook als basis voor een grote mate van vrijheid – geen vrijblijvendheid, uiteraard – om invulling te geven aan hun pedagogisch traject. Het is dan ook vanzelfsprekend dat we maximaal hebben geluisterd en blijven luisteren naar het veld, naar de leerkrachten, wat betreft de implementatie van die nieuwe set van eindtermen. Want daar bestaan inderdaad heel wat zorgen over, die ons allemaal hebben bereikt en die blijven komen, in het bijzonder over de invulling van de praktijkcomponent en de artistieke component.
Minister, net als u zijn ook wij niet getrouwd met die nieuwe eindtermen. U hebt dat gezegd, ik doe dat vandaag opnieuw. Maar we herhalen wel het belang van een grondige analyse, een grondige evaluatie van hoe die implementatie op het terrein, in de klas verloopt.
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega, ik dank u voor de vraag. Op die manier hebben we er toch al wat duidelijkheid over dat die praktijkcommissie al vanaf september aan het werk zou gaan.
Minister, ik heb een bijkomende vraag: zal die commissie bij wijze van opwarming kijken naar de realisatie van de eindtermen in de eerste graad? Want die zijn ondertussen twee jaar in gebruik. Ik denk dat daaruit misschien wel wat informatie te halen is, om dan te kijken naar het derde jaar, dat dan toch pas in september start en tegen juni zou klaar zijn. Kan dat ook? Wordt dat meegenomen? Of is dat helemaal niet de bedoeling? Ik dank u.
De heer Danen heeft het woord.
Natuurlijk moet die praktijkcommissie heel onafhankelijk kunnen werken. Punt, zonder maar. Alleen stel ik vast – en dat is bekend – dat de eindtermen voor de derde graad pas van start kunnen gaan als de conclusies van die commissie er zijn. Het lijkt mij wel nodig dat ze een deadline krijgen en ik neem aan dat ze die ook hebben gekregen. Maar kunt u toelichten wat die deadline is?
Daarbij aansluitend wil ik stellen dat het niet slecht zou zijn mocht zo’n praktijkcommissie permanent een soort van bewakende rol spelen over de eindtermen. Ze hoeft daarom niet wekelijks of maandelijks samen te komen, maar misschien halfjaarlijks of zo, na die eerste evaluatie. Op die manier kunnen ze de vinger aan de pols houden. Want tussen de vorige eindtermen en die van vandaag lag er bijna twintig jaar. Het lijkt mij goed dat de eindtermen ‘ongoing’ aan evaluatie onderhevig zijn. Bent u bereid om dat mee te onderzoeken?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik was net aan het denken over wat collega Danen zei. Vind ik dat nu een goed idee of niet? Twintig jaar lijkt mij inderdaad te lang, collega Danen. Maar – en u komt zelf ook uit het onderwijs – om er nu halfjaarlijks, jaarlijks of tweejaarlijks van alles aan te wijzigen, lijkt mij ook niet zo’n goed idee te zijn. Al was het maar omdat de oefening van deze eindtermen eigenlijk vrij toekomst- en basisgericht is.
We kunnen er wel voor pleiten dat het in de gaten wordt gehouden, dat er een evaluatie gebeurt. Maar ik zou het niet doen op de termijnen die u voorstelt. Want stel u voor, collega Danen, dat, als we dan een aanpassing doen – ik zeg maar iets, om mensen uit te leggen dat nano en micro andere waarden zijn, al was het maar naar aanleiding van de plenaire vergadering van gisteren –, er dan weer mensen naar het Grondwettelijk Hof trekken en alles proberen te vernietigen. Ik zeg zomaar iets.
Ik keer terug naar de vraagstelling van collega Brouns. Vanuit de N-VA-fractie geven we alle krediet aan die praktijkcommissie. Ik hoop inderdaad dat ze zo min mogelijk druk mogen ervaren, ook de mensen die daar deel van uitmaken. Waarom zeg ik dat? De mensen die daar deel van uitmaken, zijn verbonden aan een school, als leraar of als directeur. Ik hoop dat er niet zoiets is als aparte vergaderingen per koepel, waar ze aan de mensen uit hun koepel uitleggen in welke richting dat zou moeten gaan, al dan niet in het licht van een procedure die ze hebben opgestart bij het Grondwettelijk Hof. Ik zeg dat hier met zoveel woorden om te vermijden dat die beïnvloeding effectief zou gebeuren. Want dat zou geen goede zaak zijn.
Wat wij allemaal willen weten, met de voorliggende eindtermen, is waar het eventueel – en daarmee is het begonnen richting tso en bso – potentieel onder druk komt te staan, waar de praktijkcomponent of de stage onder druk komt te staan, waar het moeilijk realiseerbaar is, of diegenen bij wie het echt zeer moeilijk te realiseren is met hun leerlingenpopulatie, op die inhoud. Maar dat men niet, onder druk van weet ik veel wie of wat, gans den boel entert of kentert in het licht van een lopende juridische procedure, want dat zou ik ten zeerste betreuren.
Minister Weyts heeft het woord.
Dat die commissie pas in september van start gaat, lijkt mij niet zo onlogisch, aangezien de eindtermen pas vanaf volgend schooljaar daadwerkelijk in de praktijk gelden. Die praktijkcommissie mag wat mij betreft alle evaluaties of handelingen verrichten die ze nodig acht om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken. Kijkt ze daarvoor naar de eerste graad? Er zullen natuurlijk ook heel wat leerkrachten in die praktijkcommissie zitten, dus ongetwijfeld ook leerkrachten die een zicht hebben op de eerste graad en wat de uitrol van de eindtermen aldaar in de praktijk betekent.
Wat de timing betreft, hebben we vooropgesteld dat er toch zeker aan het einde van het schooljaar zou worden gerapporteerd. Maar als men vroeger iets rapporteert, dan kan dat ook, en ook als men na dat schooljaar de werkzaamheden wil verlengen. Ik denk dat we daar de onafhankelijkheid moeten laten spelen en er gewoon voor moeten zorgen dat de vooropgestelde doelstellingen worden behartigd en dat we kunnen zorgen voor meer draagvlak op het terrein.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, dank u wel. Wij waren inderdaad in de veronderstelling dat er vanaf het ogenblik dat de voorzitter was aangeduid wel degelijk al wat werk was verricht de afgelopen maanden. Dat blijkt nu niet zo te zijn. U focust op het nieuwe schooljaar. Mij leek het inderdaad ook wel goed dat er bij de voorbereiding die de voorbije maanden is gemaakt met het oog op het nieuwe schooljaar, met de nieuwe onderwijsdoelen, toch al heel wat nuttige zaken naar voren hadden kunnen komen. Maar goed, uw antwoord is wat het is. Ik vind de betrokkenheid van het parlement in dezen ook cruciaal. Ik wil hierbij dus ook nog eens onderstrepen dat we die bezorgdheid die tot bij ons komt, ook in het parlement moeten kunnen volgen, dat die banden met en de betrokkenheid bij de werking van de praktijkcommissie nauw moeten blijven en dat u daar ook tijdig over rapporteert.
Minister, uiteindelijk hebben we een gezamenlijk doel, namelijk dat we met heel het onderwijsveld zo veel mogelijk die nieuwe onderwijsdoelen samen kunnen omarmen, met het oog op het voorbereiden van onze jongeren op de 21e-eeuwse vaardigheden die van hen worden verwacht in het latere leven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.