Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de restitutievraag met betrekking tot koloniale roofkunst
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Sinds enkele jaren werkte een meertalige onafhankelijke expertengroep met leden van verschillende institutionele en professionele achtergronden aan de ontwikkeling van ethische richtlijnen voor de Belgische museumsector met betrekking tot het beheer en de restitutie van koloniale collecties. Begin juni deed de groep, genaamd Restitution Belgium, hun aanbevelingen, te lezen op hun website. Het document is naar eigen zeggen “een eerste aanzet (…) tot een reeks richtlijnen voor de omgang met koloniale collecties en restitutie, aangepast aan de Belgische context.” Het is bedoeld als beginpunt, de start van het publieke debat, niet als eindpunt.
De groep academici, conservatoren en erfgoedspecialisten vraagt aan de Belgische overheden om een transparant restitutiebeleid te voeren en op gelijke voet samen te werken met de oud-koloniën. De groep roept ook expliciet op om ruimhartig terug te geven. Maar om te beginnen dringen de experten aan op het scheppen van mogelijkheden voor een breder maatschappelijk debat over deze kwestie. De discussie moet voor hen verlopen in samenwerking met diaspora- en andere gemeenschappen en landen van oorsprong en met de overheden en de erfgoedsector in het land.
Hebt u kennis genomen van het document, als voorzet voor dit debat, minister-president?
In welke mate is dit relevant voor de Vlaamse overheid? En wat is uw visie dienaangaande? Welke aanbevelingen zult u ter harte nemen? Van welke ziet u het nut niet in?
Zijn er collecties die relevant zijn en onder de hoede van Vlaanderen vallen? Zijn er archieven die een rol kunnen spelen?
Wat met privécollecties die zich in Vlaanderen bevinden, zoals missiecollecties van congregaties of collecties van bedrijven?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mijn vragen zijn eigenlijk heel gelijkaardig aan die van u, collega Meuleman.
Europa en ook ons land torsen een zwaar koloniaal verleden. Onze samenleving en de symbolen in onze straten staan nog steeds bol van referenties naar ons koloniaal verleden, alsook in onze Vlaamse musea en instellingen. Anno 2021 kunnen we niet meer alles blauwblauw laten, denken we, en zeggen: ‘Laat maar staan wat hier staat.’
Maar het is wel een buitengewoon complexe problematiek, dus een goed doordacht restitutiebeleid dringt zich op. Vooraanstaande academici hebben twee jaar lang gewerkt aan richtlijnen omtrent de teruggave van het koloniaal erfgoed aan de herkomstlanden. De academici hebben advies gegeven aan de Federale Regering op welke manier de verschillende overheden in ons land moeten omgaan met de koloniale kunst. Ze pleiten daarbij onder andere voor transparantie omtrent de koloniale kunst. Het restitutiebeleid op zich staat natuurlijk ter twijfel. Ze lijsten ook een aantal belangrijke richtlijnen op.
Hoe staat u tegenover de vraag naar restitutie van de koloniale kunst aanwezig in de Vlaamse instellingen en musea?
Zal de Vlaamse Regering haar medewerking verlenen aan het opstellen van een lijst van koloniale kunst in de collecties van de Vlaamse overheid en instellingen? Zo ja, welk plan van aanpak hebt u ter zake?
Zal de Vlaamse regering haar medewerking geven aan de eventuele teruggave van koloniale kunst uit de Vlaamse musea en instellingen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Aangezien de vragen van collega’s Meuleman en Segers nauw verwant zijn, zal ik ze samen beantwoorden.
Ik heb met veel belangstelling kennis genomen van de publicatie van het rapport ‘Ethische richtlijnen voor het beheer en de restitutie van koloniale collecties’. Zoals mevrouw Segers aangeeft, is het rapport in eerste instantie gericht aan de federale overheid, maar als ik het correct begrijp, is het op eigen initiatief geschreven door een groep wetenschappers en erfgoedprofessionals. Het uitgebreide rapport werd pas vorige week online gepubliceerd en werd nog niet officieel bezorgd. Momenteel is er enkel een Engelstalige versie van het eigenlijke rapport, vertalingen in het Nederlands en Frans volgen nog.
Het voorwoord van het rapport stelt dat de tekst een uitnodiging vormt tot debat en discussie, gericht aan alle geïnteresseerden. Ik waardeer die oproep tot een open debat. Vrije discussie en overleg vormen een belangrijk onderdeel van ons erfgoed, zeker in tijden van steeds verder schrijdende polarisering. Ik ben van plan om de opstellers van dit rapport uit te nodigen om hun rapport voor te stellen en kijk uit natuurlijk naar de Nederlandstalige versie van dit rapport.
In mijn strategische visienota cultureel erfgoed geef ik reeds aan dat de terugkeer van koloniaal erfgoed uit publieke collecties overwogen moet kunnen worden wanneer er daartoe een duidelijke vraag is vanwege de overheid van het herkomstland en indien de verwerving op een duidelijk onrechtmatige manier gebeurde, bijvoorbeeld in geval van roof of plundering. Aangezien er in de meeste gevallen geen juridische verplichting tot terugkeer of teruggave is, ligt de beslissing tot terugkeer of teruggave van de stukken in kwestie echter steeds bij de eigenaar van de cultuurgoederen.
De belangrijkste koloniale collectie is uiteraard die van het Afrikamuseum in Tervuren, beheerd en ingericht door de federale overheid. Vlaanderen beheert zelf geen grote collecties uit onze voormalige kolonies. Er zijn wel een aantal kleinere collecties aanwezig in Vlaamse erkende en gesubsidieerde instellingen. Er is momenteel geen systematisch zicht op de in Vlaanderen bewaarde collecties afkomstig uit de voormalige kolonies. Voor zover we weten zijn de voornaamste collecties in collectiebeherende organisaties: het Museum aan de Stroom (MAS), met de collectie die getoond wordt in ‘100 x Congo’; Universiteit Gent heeft een etnografische collectie getoond in het nieuwe Gents Universiteitsmuseum (GUM) – dat ik vorige week toevalligerwijze bezocht heb, een zeer knap museum –, afkomstig uit Afrika, maar niet uit de voormalige Belgische kolonies; KU Leuven; Stad Gent heeft een etnografische restcollectie, minstens deels uit Congo; Museum Dr. Guislain, ook in Gent, beheert een koloniale collectie, al zijn delen daarvan mogelijk reeds herbestemd; ook Het Stadsmus, het Gruuthusemuseum, Cultureel erfgoed annuntiaten Heverlee en museum DE MINDERE zouden een etnografische collectie beheren. Daarnaast zijn er de archiefcollecties en de collecties ‘gedeeld erfgoed’. Bij de door Vlaanderen ondersteunde archieven lijkt met name het Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving (KADOC) op dit vlak relevant.
Ik kijk alvast met belangstelling uit naar verdere toelichting over dit rapport door de auteurs ervan. Wij gaan natuurlijk onze medewerking verlenen.
Dank u wel voor uw antwoord, minister-president.
Ik denk dat het goed is dat u de onderzoeksgroep uitnodigt en in gesprek gaat over de conclusies.
Wat mij een beetje verontrust – al is dat misschien wat veel gezegd, want het debat moet nog worden aangevat en misschien komen er nog wijzigingen –, is dat u verwijst naar uw visienota cultureel erfgoed die zegt dat jullie zaken zullen teruggeven als daar een vraag toe is en als aangetoond kan worden dat bepaalde zaken onrechtmatig verworven zijn. In de nota van de onderzoekers voel je heel duidelijk dat men pleit voor een bredere, ruimere kijk op die teruggave. Men hanteert niet die enge criteria, maar gaat uit van de criteria ‘gelijkheid’ en ‘open debat samen met de betrokkenen’.
Ik denk dus dat die ruimere kijk en die ruimere criteria al meegenomen moeten worden in uw erfgoednota. Dat is iets waar we niet erg grondig op ingegaan zijn. We hebben de hoorzittingen gehad, maar we hebben niet echt ingezoomd op dat aspect. Ik denk dat dit aantoont dat het echt noodzakelijk is en heel belangrijk voor het helen van heel veel wonden. Daarvoor is die ruimere kijk, denk ik, van essentieel belang. Ik zou er willen op aandringen om dat zeker te bekijken en het gesprek daarover aan te vatten.
Dan zijn er nog een pak concretere vragen, onder andere de vraag om ervoor te zorgen dat er voldoende financiering komt voor het herkomstonderzoek. Bent u bereid om dat ook te bekijken? Want dat is ook een heel belangrijke. Tegelijk wordt er ook wel gezegd dat teruggave daar niet afhankelijk van kan zijn. Het mag ook geen excuus zijn om teruggave op de lange termijn te schuiven of om ervoor te zorgen dat het niet gebeurt, als er geen duidelijkheid is.
Dus ik denk – ik ga niet op alle details in – dat dit een heel goede aanzet is. Ik ben blij dat u die handschoen opneemt, maar ik wil er nu al voor waarschuwen om toch wel die ruime blik die gevraagd wordt, als principe en als basisprincipe mee te nemen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, minister-president voor uw antwoord, waaruit duidelijk blijkt dat u de problematiek ook wilt vastpakken. Dat verheugt mij ten zeerste.
Ik kijk ook samen met u uit naar de oplevering van het rapport in het Nederlands. Het schijnt een bijzonder lijvig rapport te zijn.
En ik ben ook verheugd te vernemen dat u al van plan bent om die onderzoekers uit te nodigen. En ik denk, beste collega’s, dat wij ook in onze commissie wel kunnen nadenken. We hebben ook afgesproken dat we nog eens een aparte hoorzitting gingen doen rond hoe omgaan met schurend erfgoed, waarvan het koloniaal erfgoed een deel is, zeker om dat daar misschien aan te koppelen.
Als je de ethische richtlijnen die zij hebben opgesteld, leest, dan gaan zij, collega Meuleman, zelfs van nog meer uit dan van een breder zicht: wat ze vragen is eigenlijk bijna een omgekeerde bewijslast. Dus, dat we er bijna mogen van uitgaan dat koloniale kunst een zekere vorm van roofkunst is. Dus is dat herkomstonderzoek, waar ze inderdaad terecht financiering voor vragen, bijzonder belangrijk. Maar ze zeggen ook heel duidelijk dat daar samenwerking voor nodig is, ook met de gemeenschappen. Dus ook daar de vraag: hoe gaat u daar vanuit Vlaanderen mee aan de slag?
Zij zeggen heel expliciet ook dat ze de wetgeving die gemaakt is – het wetsvoorstel van de Clippele rond restitutie –, ook steunen. Dus ze zeggen dat we ook wel een nieuw juridisch kader hebben. Maar enfin, dat is vooral iets dat we eerst en vooral federaal moeten bekijken. Maar hoe u staat tegenover dat nieuwe juridische kader dat we nodig zullen hebben. Hoe gaan we dat in Vlaanderen dan ook inzetten?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit zijn interessante vragen van de collega’s. Ons land – en dan bedoel ik België in eerste instantie – heeft natuurlijk een heel bezoedeld koloniaal verleden en zou eigenlijk een voortrekkersrol moeten spelen in dit debat. Of Vlaanderen an sich dat moet doen, daar hebben we een beetje onze twijfels bij, in die zin dat het ook wel een Vlaams erfgoedprobleem is, maar het is daar niet echt zo groot. Het is toch vooral een Belgisch probleem. Als we bijvoorbeeld weten dat het Afrikamuseum de derde grootste collectie ter wereld bevat, dan denken we dat de federale overheid hier eerst aan de kar moet trekken, en een wet zou moeten opstellen. Er is in een Franstalig juridisch tijdschrift al een artikel verschenen van professor Marie-Sophie de Clippele, die samen met professor Demarsin een wetsvoorstel voorbereidt.
Dus wij zouden toch willen aandringen dat er eerst op het federale vlak een duidelijke wet komt, want de grootste verantwoordelijkheid ligt daar, en dat we dan met de gemeenschappen op basis van een samenwerkingsakkoord kunnen zien hoe we in Vlaanderen zullen verdergaan met de collecties die de minister-president heeft opgesomd. Er zullen allicht ook private collecties zijn. We moeten wel beseffen dat het in de meeste landen om publieke collecties gaat die in handen van de overheid zijn. Er is daar toch nog heel veel over te zeggen en we zullen daar zeker nog op moeten terugkomen. Ik zal zeker niet zeggen dat Vlaanderen geen verantwoordelijkheid heeft, maar we moeten in dezen toch eerst in de richting van het federale niveau kijken.
Ik zou u, minister-president, willen vragen om dat al eens op een interministeriële conferentie (IMC) aan te kaarten, zodat u ook betrokken wordt bij de verdere totstandkoming van die wet, want nadien moeten wij natuurlijk dezelfde criteria gebruiken. We kunnen moeilijk binnen één land verschillende kaders hanteren ten opzichte van voornamelijk Afrikaanse, maar ook andere landen over al die kunst die geroofd zou zijn en waarvoor er dan criteria komen. Ik denk dat het eerst aan het federale niveau is om daarrond een duidelijke wet te stemmen waarmee ook wij verder via samenwerkingsakkoorden aan de slag kunnen. Dat is onze stelling op dit ogenblik.
Minister-president, ik denk dat het het best is dat samen met uw collega’s van de andere gemeenschappen en het federale niveau wordt bekeken hoe we hier verder mee omgaan. Het mag geen rommeltje worden waardoor ons land internationaal een slecht figuur zou slaan, terwijl we hier een zeer zware verantwoordelijkheid hebben om dit op een goede, correcte manier op te lossen en daar in de toekomst een beleid rond te voeren, want het leeft wel heel sterk, ook internationaal. Wij staan zeker achter het beleid.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik zou mevrouw Meuleman en mevrouw Segers willen bedanken voor de toch wel heel interessante vraag. Ik wil via deze weg ook de initiatiefnemers van Restitution Belgium bedanken voor het geleverde werk. Het is al gezegd: het is belangrijke, maar ook heel gevoelige materie en ik vind het heel goed dat daarmee de aandacht wordt gevestigd op het restitutiedebat en dat het nieuw leven wordt ingeblazen.
Ik heb ook in het verleden aan u, minister-president, een aantal vragen over deze thematiek gesteld, maar ook over de restitutie van joodse roofkunst. Dat is toch ook wel een werf waar we stilaan de handen aan de ploeg moeten slaan. Ik ben het eens met mevrouw Brouwers dat het uiteraard voor een stuk federale materie is, maar het raakvlak met het cultuur- en specifiek het erfgoedbeleid en uiteraard de Vlaamse bevoegdheid is onmiskenbaar. Dat lijkt me in dezen toch wel heel duidelijk. Dat betekent dat we ook een belangrijke rol te spelen hebben .
Ik had nog de volgende vraag, minister-president. Ik dacht dat het volgende IMC voor september was voorzien. Kunt u bevestigen dat dit eventueel op de agenda zou staan?
In uw visienota zegt u ook dat u bij de federale overheid zult aandringen om werk te maken van de federale omzettingswet voor de UNESCO-conventie van 1970 inzake de restitutie van cultuurgoederen. Ik vroeg mij af of u reeds contact hebt genomen met de federale overheid? Kunt u daarvan een stand van zaken geven?
Dan heb ik nog een specifieke vraag over het document van Restitution Belgium, waarmee Vlaanderen wel onmiddellijk aan de slag kan gaan. Ik denk dan, net zoals de collega’s, aan initiatieven op het vlak van herkomstonderzoek. Bij Restitution Belgium werd er ook gewag gemaakt van een samenwerkingsovereenkomst tussen de federale staat en de deelstaten. Ziet u op andere vlakken nog andere mogelijkheden?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel, collega’s.
We staan nog maar aan het begin van het debat. Vooraleer we posities innemen, zou ik die mensen van Restitution Belgium toch wel eerst willen horen om te weten waar ze naartoe willen. Wat de financiering van herkomstonderzoek betreft, hebben we natuurlijk altijd het systeem van projectsubsidie dat daarvoor kan worden aangewend. Maar ik ga eerst met die mensen aan tafel zitten, om te kijken wat nodig is.
We hadden dat al op de agenda van het IMC van september gezet. Dat staat dus in september op de agenda. Het is inderdaad een federale wet, maar het raakt het museumbeleid en het erfgoedbeleid, dus ik denk dat het logisch is dat we daar samen naar kijken.
Zijn er al contacten geweest met de federale overheid? De visienota heb ik hier een paar weken geleden voorgelegd. Ik zou in mijn agenda moeten kijken, maar ik denk dat ik volgende week mijn maandelijkse ontmoeting met de eerste minister heb. Dan zal ik dat daar zeker meenemen.
Alvorens nu al definitieve posities in te nemen, wil ik toch eerst eens met die mensen rond de tafel gaan zitten en goed luisteren.
Om te besluiten, minister-president, wil ik u nog eens bedanken voor uw luisterbereidheid. Er zijn inderdaad grote federale luiken qua wetgeving, wat het juridische betreft enzovoort, maar ik vind niet dat we eerst federaal moeten handelen voordat er ook op Vlaams niveau initiatieven kunnen worden genomen, zoals mevrouw Brouwers liet uitschijnen. Zeker op het vlak van de herkomstinventarisatie en zo, moet en kan er samengewerkt worden. En dus moeten we ook hier in Vlaanderen al kijken waarmee we kunnen beginnen.
Uw erfgoednota is ook de gelegenheid bij uitstek om hierrond een aantal zaken te gaan concretiseren. Ik ben nog steeds van mening dat we die hoorzitting hierover moeten organiseren. We kunnen die mensen zeker uitnodigen. Dat is een heel belangrijk maatschappelijk debat dat we niet uit de weg kunnen gaan en dat zeker betrekking heeft op de erfgoednota. We hebben gezegd dat we het niet samen gaan doen, maar wat mijn partij betreft, moeten we dat wel nog voor de zomer organiseren, zeker omdat de interministeriële conferentie dan al in september plaatsvindt en u het daar ook agendeert. Dan zou u de standpunten van het parlement ook kunnen meenemen. Ik zou dus wel aandringen op een snelle organisatie van een hoorzitting hierover.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik dank de minister-president. Ik dank ook de collega’s voor hun aansluitende opmerkingen, die het belang van dit thema ondersteunen.
Collega D’Hose verwees ook naar de joodse roofkunst, maar of het nu gaat over joodse roofkunst, koloniale roofkunst of recent nog de roofkunst uit het Midden-Oosten, als financieringsbron van terrorisme, waar we in de Senaat rond gewerkt hebben en een mooi informatierapport over geschreven hebben, het is ook allemaal kunst die vaak in privéhanden is. Minister-president, u verwees ook naar het MAS. Daar zit bijvoorbeeld ook de collectie van Dora Janssen van precolumbiaanse kunst. Dus eigenlijk maakt het niet uit welk soort kunst. Ik zeg niet dat alles roofkunst is, maar het maakt niet uit: we moeten eenduidige richtlijnen maken, voor het federale niveau en alle gemeenschappen. Daarover ben ik het eens met mevrouw Brouwers.
Er is nu dat rapport. Er is inderdaad het wetsvoorstel, uitgewerkt door De Clippele en Demarsin. Dat zijn goede basissen, maar zoals ook collega Meuleman aangeeft, gaat het omgaan met dat schurend erfgoed veel breder dan een restitutiebeleid. Dat gaat over veel meer dan enkel de collecties. Dat gaat bijvoorbeeld ook over hoe onze musea en andere erfgoedinstellingen via hun educatieve beleid mee kunnen helpen aan dat omgaan met koloniaal erfgoed, maar ook het herstel ten aanzien van de gemeenschappen. Dat zijn allemaal zaken waar we in Vlaanderen wel een start van een beleid in kunnen ontwikkelen. Er is een basis. Er is uw visienota erfgoed.
Dat zijn bijvoorbeeld echt thema's, collega's, die we zouden kunnen meenemen in de hoorzitting die we sowieso gepland hadden rond schurend erfgoed. Laat ons die oefening maar heel breed maken. Het gaat niet alleen over collecties, het gaat ook over educatieve functies.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.