Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over overgewicht bij peuters
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, Inge Gies, professor kindergeneeskunde en hoofd van de kinderobesitaskliniek van het UZ Brussel, waarschuwt voor meer overgewicht bij peuters door de coronapandemie. De leeftijd waarop kinderen met overgewicht te kampen krijgen, wordt almaar lager. Zo zijn tweejarigen met een afwijkend voedingspatroon en een te hoog gewicht geen uitzonderingen meer.
De coronacrisis heeft ervoor gezorgd dat vaste schema’s en contactmomenten met diensten zoals Kind en Gezin minder nauwgezet zijn verlopen waardoor problemen later werden gedetecteerd. Nochtans zijn de eerst levensjaren zo belangrijk om een basis te creëren voor de rest van het leven. Ongezonde voedingsgewoonten bij peuters zijn niet zo onschuldig als het lijkt en kunnen voor veel gezondheidsproblemen zorgen op volwassen leeftijd, zoals meer kans op overgewicht, cholesterol, hoge bloeddruk of diabetes. Ongezonde voeding kan op termijn ook leiden tot hart- en vaatziekten, borst- en darmkanker. Ook de botkwaliteit lijdt onder een slecht voedingspatroon. Er is echter nog meer onderzoek nodig naar de effecten van ongezonde voeding op jonge leeftijd.
Minister, erkent u dat overgewicht bij peuters aangepakt dient te worden?
Welke initiatieven neemt u, in samenspraak met uw bevoegde collega-ministers, om deze problematiek aan te pakken?
Zult u investeren in bijkomend onderzoek om de gevolgen van overgewicht op jonge leeftijd in kaart te brengen?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Uit de cijfers van Kind en Gezin blijkt dat ruim een op de negen peuters in Vlaanderen last heeft van overgewicht. De groep wordt al tien jaar groter maar de toename van het aandeel kinderen met overgewicht is recent echt versneld. De experten vermoeden dat de coronacrisis hierin een grote rol speelt.
Uit de cijfers komen ook een aantal goede zaken naar boven. 88 procent van de kinderen van 2 jaar heeft een normaal gewicht. Ook het aantal kinderen met ondergewicht ligt enorm laag: 0,6 procent.
Het zijn vooral de cijfers over het overgewicht bij peuters waarover we ons zorgen moeten maken. 1,8 procent van de kinderen met overgewicht heeft zelfs last van obesitas. De stijging is vooral versneld in 2020. Ook vanuit Kind en Gezin vermoedt men dat corona een van de boosdoeners is. Tijdens de crisis hadden veel gezinnen het allicht moeilijker om een gezonde levensstijl te garanderen voor hun jonge kinderen. Wel heeft men ook vastgesteld dat er geen vertekening is qua profiel van de tweejarigen. Dat profiel lijkt nog steeds heel sterk op dat van de voorgaande jaren. Ook heeft men vastgesteld dat kinderen die vorig jaar 2 jaar werden niet van bij het begin van hun leven systematisch zwaarder waren dan kinderen die voordien geboren waren. Vandaar de conclusie dat corona toch een van de belangrijkste oorzaken moet zijn.
Minister, hoe interpreteert u de cijfers van Kind en Gezin?
Welke gevolgen zult u koppelen aan deze resultaten en plant u bijkomende initiatieven?
Op welke manier kunnen we verder preventief blijven inzetten om overgewicht bij peuters te voorkomen?
Minister Beke heeft het woord.
De cijfers van Kind en Gezin geven aan dat het aandeel 2-jarigen met overgewicht op tien jaar tijd is toegenomen van 6,7 naar 11,4 procent. Er is in elke provincie een stijging met minstens 1 procentpunt. En we zien dat de toename in 2020 sterker is dan de voorbije jaren. Of de cijfers de komende jaren zo sterk zullen blijven stijgen is moeilijk in te schatten.
Analyses van Opgroeien wijzen op een impact van de coronacrisis. Het is best mogelijk dat deze in heel wat gezinnen aanleiding gaf tot een minder gezonde levensstijl, zoals minder gezonde voeding, maar ook minder bewegen of meer schermtijd.
Hoe dan ook sta ik achter de oproep van het agentschap Opgroeien en de academici, die we hierover al hoorden, om samen met alle betrokkenen het tij te keren.
Uit de data die Opgroeien via de lokale teams van Kind en Gezin verzamelt, zien we alvast dat we erop vooruitgaan voor wat betreft het aantal pasgeborenen dat borstvoeding krijgt, een heel belangrijke pijler in de preventie van overgewicht.
De gezondheid van onze jongsten is een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij naast ouders, gezondheids- en welzijnswerkers, overheid en onderwijs, ook alle actoren in het voedselsysteem – producenten, supermarkten, reclame en media – een belangrijke rol spelen.
Er is al heel veel informatie, documentatie en materiaal ontwikkeld rond dit thema en zowel Opgroeien als organisaties zoals Gezond Leven sensibiliseren en ondersteunen dit nu al. Er zijn ook heel wat partners actief bezig met projecten om meer te bewegen.
Het feit dat niet alleen de cijfers en het thema uitgebreid aan bod zijn gekomen in de pers, maar ook tal van tips en aanbevelingen, heeft hopelijk al bijgedragen tot een grotere bewustwording bij alle actoren. Die bewustwording over het belang van een gezonde levensstijl en een gezond gewicht is zeker nodig.
Via het lokale dashboard gezondheid van Opgroeien kan iedereen zien hoe groot het aandeel 2-jarigen met overgewicht in hun gemeente is. De cijfers kunnen zo ook de basis vormen voor bijkomende initiatieven van lokale actoren.
Ik vraag wel een versterkte aandacht voor het thema bij de professionals op het veld. Ik weet dat de lokale teams van Kind en Gezin en heel wat kinderopvanglocaties nu al heel veel aandacht besteden aan een gezonde levensstijl: gezonde voeding, voldoende beweging, voldoende slapen. Ik vraag hen om dat te blijven doen, en waar nodig ook de aandacht en de ondersteuning te versterken. Ik vind het belangrijk dat de aanhoudende situaties van overgewicht mee opgevolgd worden door de behandelende artsen zodat kinderen geïntegreerd ondersteund kunnen worden.
Om overgewicht op 2 jaar nog meer te voorkomen, moet er ook nog meer preventief opgetreden worden. Opgroeien en het Vlaams Instituut Gezond Leven lanceerden gisteren de campagne 'Bewegende baby's'. Deze campagne wil de drie boodschappen rond beweging voor baby's in de kijker zetten: ruimte en kansen geven om te bewegen, buikligtussendoortjes en wisselende houdingen.
Kind en Gezin gaat daarnaast inzetten op het belang van het geven van voeding op vraag van het kind, zowel bij kunstvoeding als bij de start van vaste voeding op babyleeftijd. Het respecteren van signalen als honger en verzadiging is immers van belang in de preventie van overgewicht. De aanbevelingen worden meer in lijn gebracht met onder andere de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie.
Opgroeien werkt ook aan een verdere verfijning van de groeimodule. Er zal bekeken worden of er voldoende gegevens beschikbaar zijn in Vlaanderen over de groei van kinderen die borstvoeding kregen, om Vlaamse borstvoedingscurven te ontwikkelen. Ook voor prematuur geboren kinderen worden Vlaamse prematurencurven ontwikkeld. Zo kan men de inhaalgroei ook beter opvolgen. Een te sterke inhaalgroei is namelijk een risicofactor voor overgewicht.
Het agentschap Zorg en Gezondheid heeft dit jaar een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten met het Vlaams Instituut Gezond Leven waarbij onder andere ook wordt ingezet op het aanleren van gezonde gewoontes van jongs af aan, via acties gericht naar ouders van peuters en de kinderopvang. Naast het voorkomen van overgewicht zijn aan deze gezonde gewoontes nog heel wat andere voordelen verbonden, zoals een beter mentaal welbevinden, een betere groei en ontwikkeling, betere sociale vaardigheden.
Er loopt momenteel al onderzoek naar de oorzaken van de toename van overgewicht. Op initiatief van onderzoekers van de KU Leuven zijn data van Kind en Gezin en het Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie aan elkaar gekoppeld, zodat de gewichtsstatus van kinderen gerelateerd kan worden aan die van moeders voor en tijdens hun zwangerschap.
Opgroeien en Zorg en Gezondheid zullen ook een onderzoek laten uitvoeren op een geanonimiseerd, gekoppeld databestand met data van Kind en Gezin en de data van de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s) om te kunnen analyseren hoe de body mass index (BMI) van 2-jarigen met overgewicht op latere leeftijd evolueert.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Een vaak onderschat gegeven hier is het gewicht van de mama tijdens de zwangerschap. Eigenlijk moet je zo goed mogelijk met een gezond gewicht aan de zwangerschap beginnen. Als je tijdens de zwangerschap ongezond eet, dan verhoog je het risico op overgewicht bij de baby, omdat de vetcellen van bij het begin verkeerd geprogrammeerd worden. Mijn vraag hierbij is op welke manier we nog preventief kunnen inzetten om overgewicht te voorkomen bij zwangere vrouwen, en om het belang van een gezond voedingspatroon bij hen te promoten.
Ik heb nog een bijkomend punt. Kind en Gezin maakt ook per gemeente bekend hoe het zit met overgewicht bij 2-jarigen. Dit doen ze in de hoop dat het lokale bestuur er in zijn beleid rekening mee houdt. Minister, op welke manier gaat u samenwerken met de lokale besturen om deze problematiek tegen te gaan? En welke verklaring ziet u, minister, voor deze regionale verschillen?
Mevrouw De Rudder heef het woord.
Minister, dank u wel voor uw heel uitgebreid antwoord en om vast te stellen dat er dus heel wat op het terrein gebeurt. Het is ook goed dat in de nieuwe campagne ‘Bewegende baby’s’ van het Vlaams Instituut Gezond Leven opnieuw ingezet wordt op preventie. We moeten natuurlijk vaststellen dat de cijfers stijgen. Daar moeten we alert voor blijven. Vanuit Kind en Gezin geeft men aan – en dat hebt u ook gezegd – dat we het moeten monitoren, want dit geeft natuurlijk misschien door corona een vertekend beeld.
Voorts ben ik heel blij dat u aangeeft dat er nog bijkomend onderzoek gaat gebeuren en vooral naar wat de evolutie gaat zijn op latere leeftijd, want meten is weten. Ik denk dat het heel goed is om bij kinderen die nu overgewicht hebben, te kijken wat de evolutie gaat zijn als we met de groeimodule bekijken hoe groot ze gaan worden, enzovoort. Ik hoop dat daar in de toekomst verder onderzoek op kan gebeuren en dat we de resultaten daarvan hebben om dat te kunnen blijven monitoren om te zien hoe ernstig de situatie is.
Het is heel goed dat Kind en Gezin de lokale cijfers heeft kunnen detecteren en kunnen uitbrengen om ook als lokaal bestuur hier verder mee aan de slag te kunnen. Ik denk dat heel wat lokale besturen daar zeker ook met hun welzijnshuis en via de eerstelijnszones mee aan de slag gaan. Ik hoop dat al die bijkomende initiatieven toch effect zullen hebben op de cijfers.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, inderdaad hebben we allemaal de cijfers gezien. Obesitas is een oprukkend probleem. Daar is al vrij vaak over gepraat. Als u nagaat hoe vaak we het in het afgelopen jaar gehad hebben over obesitas en het gebrek aan beweging, dan is dat zeker niet alleen een probleem van zwangere vrouwen of van jonge kinderen. Dat is een algemeen probleem. We moeten zeker de omstandigheden bekijken.
We moeten de omstandigheden bij obesitas sowieso breder bekijken. Als we kijken naar wie er last heeft van obesitas, dan zijn het vaak dezelfde bevolkingsgroepen die last hebben van ondervoeding, namelijk arme mensen. Mensen in armoede hebben minder keuze in wat ze eten. In de commissie hebben we al verschillende keren gepraat over de stijging van voedselprijzen van net gezonde voeding. Dit is dus een probleem dat niet alleen gaat over een folder uitdelen. Als we het hier hebben over obesitas voorkomen, dan gaat dat over mensen toelaten om een bepaalde levensstijl te kunnen hanteren.
Dat gaat ook over de mogelijkheid tot bewegen. Het is voor mensen in armoede veel moeilijker om te bewegen. De openbare ruimte is zelden nog ingesteld op veilig bewegen, ook voor jonge kinderen. Een paar generaties geleden of zelfs een generatie geleden kon een kind probleemloos buiten spelen zonder de ouders. Nu moet er absoluut gemonitord worden. We weten allemaal wat de cijfers van verkeersagressie zijn en hoeveel kinderen daar jaarlijks een slachtoffer van worden.
Specifiek rond zwangere vrouwen wil ik meegeven dat er een grote sensibilisering is wat obesitas betreft en dat die sensibilisering soms misschien zelfs wat ver gaat. Zwangere vrouwen voelen zich daar vaak ook in geculpabiliseerd. Een zwangere vrouw een bepaalde levensstijl meegeven en haar hierbij helpen is heel goed, maar van het moment dat een kilo te veel een probleem wordt, dreigen we eigenlijk een omgekeerde beweging in te zetten waarbij een zwangere vrouw zich van hulp gaat onttrekken. Dat is echt een lastige situatie, want dan kan een zwangere vrouw niet meer gemonitord worden.
Minister, mijn overkoepelende vraag gaat op die teneur verder: wordt er hier gemonitord over welke socio-economische bevolkingsgroepen het gaat? In hoeverre komt armoede hierbij kijken? In hoeverre worden deze vrouwen genoeg gemonitord? Zijn dat vrouwen in armoede en kwetsbare vrouwen die eigenlijk niet genoeg zorg krijgen zoals we al verschillende keren in de rapporten van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) hebben gezien?
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Dit is een vraag waar ik zelf in het verleden ook al in ben tussengekomen en waar ik vragen om uitleg over heb ingediend.
Minister en collega’s, ik denk dat we op het vlak van sensibilisering best nog wel een tandje bij kunnen steken. Zo horen we bijvoorbeeld links en rechts toch nog dat het maar babyvet is, dat ze daar wel uitgroeien, en moeten we vaststellen dat dat niet noodzakelijk zo is.
Ik stel vast dat een aantal mensen enkel en alleen op gezonde voeding focussen, maar er zijn natuurlijk drie onderdelen: gezonde voeding, voldoende beweging en voldoende slaap. Het zijn die drie onderdelen. Minister, in uw antwoord hebt u daar ook naar verwezen, waarvoor dank. De N-VA-fractie wil dan ook vragen dat men op die drie onderdelen zou inzetten. Als er immers sprake is van voldoende juiste voeding, maar van heel weinig beweging, bestaat bij een aantal kinderen de kans dat ze ook obees worden.
Er zijn heel wat instanties die met baby’s, kleuters en kinderen werken: Kind en Gezin, het CLB, huisartsen, de kinderopvang... Die kinderen zitten niet hier of daar verstopt. Men komt die tegen. Ik denk dat men soms echt wel het gesprek met ouders moet durven aan te gaan, dat men dat niet mag weglachen als ‘het is maar babyvet, het komt wel goed’. Als men zich zorgen maakt bij die instanties, dan moet men dat ook aankaarten bij die ouders.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik weet het nog: mijn eerste actuele vraag in dit parlement ging over de toename van obesitas. De obesitasepidemie is eigenlijk al lange tijd bezig. Gezonde voeding is belangrijk, maar daar staan heel wat obstakels tegenover. Men doet al wel heel wat in de kinderopvang, in de scholen. Dat is een goede zaak, maar het is natuurlijk heel belangrijk dat men thuis het goede voorbeeld krijgt, en daar zit vooral het probleem. Als we dus obesitas bij peuters willen aanpakken, dan lijkt het me ook heel belangrijk om vooral obesitas bij ouders aan te pakken, en dat is geen evidente zaak.
Ik hoor collega Daniëls zeggen dat beweging even belangrijk is. Beweging is zeer belangrijk, maar voeding is gewoon nog belangrijker: elk pondje gaat immers door het mondje, zoals wij altijd zeggen. Er kan dus zeker en vast nog een tandje worden bijgezet, denk ik. Ik wil ook nog eens terugkomen op die zwangere vrouwen. Ik onderschrijf wel wat mevrouw Groothedde zegt. Ik hoop dat er geen culpabilisering van zwangere vrouwen komt. Ik denk dat zij al genoeg adviezen en instructies krijgen. Het is belangrijk, maar we moeten absoluut vermijden dat de druk op zwangere vrouwen nog toeneemt.
Minister Beke heeft het woord.
Ik denk dat er veel nuttige dingen zijn gezegd hierover. Dit is een problematiek met endogene en exogene componenten en elementen. Het gaat over de opvoeding in het gezin. Het gaat over de manier waarop men daarmee omgaat in het gezin, in de familie, maar ook, zoals gezegd, in de kinderopvang en op school. Ik denk dat daar ook al hard aan wordt gewerkt, dat er daaromtrent ook een groter gevoel van responsabilisering is. Dat men daar verder aan zou werken, is wat ook in deze adviezen staat.
Er zijn natuurlijk ook endogene factoren, zoals de genetische aanleg, maar die mogen geen alibi zijn om zich daarbij neer te leggen. Die moet een nog grotere aansporing zijn om daar nog verder op in te werken.
Mevrouw Groothedde, wat uw vraag betreft, dat moet inderdaad ook in een breder perspectief worden bekeken. De arbeidsgeneeskundige diensten, bijvoorbeeld, worden ingeschakeld bij het monitoren van het gewicht bij de werkende bevolking. Daarnaast is er ook de gezondheidsenquête, die vragen stelt over dit onderwerp om dat op een bredere manier te kunnen zien.
Ik wil nog even terugkomen op de vraag wat we kunnen doen aan het exogene, het creëren van de context, zodat dat meer mogelijk is. Ook daarnaar wordt in het rapport verwezen. Er is bijvoorbeeld de manier waarop lokale besturen de publieke ruimte inrichten. Dat kan mee aanzetten tot meer bewegen.
Scholen en buurtschooltjes zetten hun speelplaatsen ook open voor en na de school, niet alleen voor de kinderopvang maar ook om er ruimte voor beweging toe te laten, ook in de vakanties. Dat zijn allemaal zaken die daartoe kunnen bijdragen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Meer inzetten op campagnes en preventie is zeker noodzakelijk. Investeren in het proberen te voorkomen van die problemen die ontstaan door overgewicht op latere leeftijd is een besparing op het genezen van die ziekten. Daarnaast moet er, als er overgewicht vastgesteld wordt bij peuters en kleuters, ingegrepen worden om dit zo snel mogelijk aan te pakken. Zo krijgen die kleuters en peuters een gezondere levensstijl, en kunnen extra problemen in de toekomst vermeden worden.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik denk dat iedereen het er ermee eens is dat een gezonde levensstijl belangrijk is voor iedereen, van jong tot oud. Ik denk dat we ook de cijfers die we hier hebben gezien van Kind en Gezin goed moeten opvolgen en goed moeten evalueren. De evoluties daarvan moeten we goed in kaart blijven houden.
Corona zal allicht een van de oorzaken zijn waarom er toch wel een stijging is in deze doelgroep. Maar dat is natuurlijk slechts een van de oorzaken, en we moeten dat ook wel verder opvolgen. In die zin is dit een gedeelde verantwoordelijkheid van iedereen die met kinderen omgaat, gaande van kinderopvang tot in de scholen, en zelfs verder en ruimer. Preventie en sensibilisering blijven uiteraard zeer belangrijk. En ik denk dat ook nudging in dit verhaal iets is waar lokale besturen verder op kunnen blijven inspelen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.