Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, in uw beleidsnota Vlaamse Justitie stelde u dat de bestuurlijke aanpak van georganiseerde en ondermijnende misdaad tijdens deze legislatuur één van de pijlers van uw Vlaams justitiebeleid zou worden. Dat is een beleidspunt waarbij u in ieder geval op de steun van onze partij kan rekenen.
Het kan immers niet worden betwist dat frauduleuze geldstromen die door dit criminele circuit worden gegenereerd onze Vlaamse reguliere economie zeer ernstig kunnen ontwrichten.
Onze Vlaamse inspectiediensten hebben er dan ook alle belang bij om een goed inzicht te krijgen over het verloop van die malafide geldstromen, zodat zij samen met onze lokale besturen gericht acties kunnen ondernemen tegen zaken waarvoor deze criminele gelden worden misbruikt.
Dat er op dit ogenblik absoluut dringend nood is aan dergelijk inzicht op Vlaams niveau, tonen de meest recente cijfers van de federale anti-witwascel aan. Daaruit blijkt immers dat de gezondheidscrisis de wettige economie aanzienlijk vertraagde, maar dat de ‘ondergrondse’ economie tegelijkertijd welig bleef tieren.
Door deze cel werden vorig jaar niet minder dan 1.228 nieuwe grote fraudedossiers ter waarde van 1,63 miljard euro doorgespeeld naar de parketten. Dat zijn maar liefst meer dan 3 zware fraudedossiers per dag.
Het is zo dat de Vlaamse overheid op dit ogenblik nog niet beschikt over een eigen anti-witwascel. Daarom heb ik een aantal vragen:
Op welke manier worden op Vlaams niveau de door de ondermijnende en georganiseerde misdaad gegenereerde malafide geldstromen in kaart gebracht?
Op welke manier worden deze geldstroomgegevens doorgegeven aan de Vlaamse inspectiediensten en lokale besturen zodat zij gerichte acties kunnen doen tegen zaken waarvoor deze malafide gelden worden misbruikt?
Ten slotte, wat vindt u, als Vlaamse minister van Justitie, van het idee om op Vlaams niveau een eigen Vlaamse anti-witwascel op te richten? Zult u hieromtrent op korte termijn stappen ondernemen? Zo ja, welke en wanneer? Zo nee, waarom niet?
Minister Demir heeft het woord.
Ja collega, dat is natuurlijk een zeer interessante vraag. U weet dat de Vlaamse inspectiediensten niet de bevoegdheid hebben om deze misdrijven op te sporen, of om hiertegen op te treden. Zij kunnen dat enkel doen voor misdrijven die binnen de uitoefening van de materiële bevoegdheden van het Vlaamse Gewest of de Vlaamse Gemeenschap in de Vlaamse regelgeving zijn opgenomen.
U weet dat, denk ik. Het misdrijf ‘witwassen van geld’ is een federaal misdrijf, dat in artikel 505 van het strafwetboek en in de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten wordt geregeld.
Door deze federale wet wordt ook een Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) opgericht, die belast is met het verwerken en verstrekken van informatie met het oog op de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Deze bevoegdheid is helaas nog federaal, de dag dat het kan, zal ik een cel oprichten.
Dit betekent geenszins dat Vlaanderen geen initiatieven kan nemen om het witwassen te bestrijden. Op dat punt ga ik mee in uw vraag. We kunnen de financieringsstromen zelf niet bestrijden, maar een witwasser kan misbruik maken van procedures of overheidshandelingen die op Vlaams niveau zijn geregeld, zoals vergunningen, toelatingen, subsidies enzovoort. Dan kunnen we wel optreden. Ik geef een voorbeeld: een witwasser kan een restaurant openen als dekmantel om zijn drugsgeld wit te wassen. Om een restaurant te openen zijn bepaalde vergunningen nodig, op lokaal of op Vlaams niveau. Voor die zaken is het inderdaad noodzakelijk dat de CFI de Vlaamse overheid van informatie voorziet. Daarom heeft er, in het kader van de DIOB-regeling (Directie Integriteitsbeoordeling voor Openbare Besturen) vorige week een overleg plaatsgevonden met het kabinet van minister Verlinden, dat deze week verder gezet wordt. Het is belangrijk dat Vlaanderen en het federale niveau zoveel mogelijk informatie uitwisselen, zodat we tot een goede integriteitsbeoordeling kunnen komen op basis waarvan bepaalde rechten kunnen worden ontzegd of ontnomen wanneer ze gebruikt worden in het kader van criminele activiteiten.
We hebben de samenwerking opgezet in het kader van de DIOB-regelgeving, zodat de Vlaamse overheid de informatie van de CFI kan verkrijgen. Voor het verlenen van vergunningen, subsidies enzovoort is het goed om bepaalde rechten te kunnen ontzeggen wanneer die gebruikt worden in het kader van criminele activiteiten. Dat komt eraan.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals bij de vorige vraag zitten we daar nog altijd met de federale diensten. Het zou beter zijn als Vlaanderen daar eigen bevoegdheden zou hebben.
Uit uw antwoord maak ik op dat er wel degelijk een overlegstructuur is tussen het Vlaamse en het lokale niveau. Dat kan alleen maar worden toegejuicht.
Er is ook de federale antiwitwascel. Worden er gegevens vanuit Vlaanderen aan deze cel overgemaakt? Zo ja, kunt u de werking van die structuur even verduidelijken? Zo neen, is er niet dringend nood aan dergelijke structuur zolang Vlaanderen niet over een eigen antiwitwascel beschikt?
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het is goed dat Vlaanderen werkt aan een DIOB-kader naar het voorbeeld van de Nederlandse bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob). Dat is het bestuurlijk kader tegen de georganiseerde criminaliteit, de versterking van de lokale besturen als poortwachters in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit.
Ik leg opnieuw de focus op de lokale besturen omdat de Nederlandse realiteit – met twintig jaar ervaring op dat vlak toch nog vrij uniek in Europa – leert dat het grote gewicht van de bestuurlijke aanpak lokaal ligt. Van de negenduizend van de Bibob-dossiers gaan er maar driehonderd door naar het landelijk bureau, te vergelijken met het federale niveau bij ons. De grote massa ligt lokaal. Zij doen het eerste assessment, de eerste beoordeling, toets en screening van bedrijven en organisaties die eventueel willen gaan witwassen. Ze hebben daarvoor een eigen bevraging. Het feit dat iemand de lijst niet invult, maakt hem al verdacht. Het is een heel concrete vragenlijst die mensen die zich willen vestigen, moeten invullen, samen met de DIOB-ambtenaar. In Nederland zijn dat de lokale Bibob-teams.
Minister, hoe ziet u in de context van een nieuw Vlaams ontwerp van decreet de ondersteuning van de lokale besturen? Wat is uw visie op de rol van de lokale besturen? De lokale besturen gaan daar een cruciale rol spelen. Het zijn de poortwachters. Hoe ziet u hun rol, hoe gaat u die ondersteunen om het DIOB-beleid vorm te geven?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Verheyden, op dit moment zijn er al diensten binnen de Vlaamse overheid die informatie doorgeven, bijvoorbeeld rond fiscaliteit. Dat is momenteel vaak ad hoc en niet structureel. Dat is ook de uitkomst van het overleg met minister Verlinden. We gaan dat effectiever en structureler maken, we gaan dat meer inbedden. De wisselwerking moet langs twee kanten plaatsvinden: de CFI versus Vlaanderen en omgekeerd. Dat zal deel uitmaken van het overleg dat al enkele maanden bezig is. Dat is heel belangrijk als we de criminele activiteiten opvolgen.
Collega Brouns, de lokale besturen zijn uiteraard heel belangrijk. Ze worden ondersteund door DIOB en het bestuurlijke sanctieregister dat deze week op de agenda van de regering staat. De Vlaamse overheid zal ook informatie aanleveren aan de lokale besturen. Zij staan op het terrein. De burgemeesters worden geconfronteerd met heel wat aanvragen en soms hebben ze een vermoeden van georganiseerde misdaad. We hopen dat – doordat Vlaanderen de informatie kan meegeven aan de lokale besturen – we de georganiseerde misdaad ook kunnen bestrijden.
Er worden Vlaamse middelen tegenover gesteld: 2 miljoen euro voor het bestuurlijke sanctieregister alleen al en ieder jaar 0,5 miljoen euro voor de verdere opvolging.
Wat het DIOB betreft, is dat nog niet duidelijk. Dat hangt af van de uitkomst van het overleg met minister Verlinden. Dat zal sowieso in overleg met haar gebeuren.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ik denk dat we het over alle partijgrenzen heen eens zijn: de georganiseerde misdaad pakken we het best aan door hen in de portemonnee te treffen in de eerste plaats. De frauduleuze geldstromen die door criminele circuits worden gegenereerd, zoals eerder gezegd, kunnen onze reguliere Vlaamse economie ernstig ontwrichten. We zien dat ook in andere staten gebeuren. Gelukkig is Vlaanderen nog zo ver niet, maar het gevaar is reëel. We moeten daar de vinger aan de pols houden.
Het is in die zin absoluut noodzakelijk om daar een vuist tegen te maken. Voorlopig doen we dat nog samen met dat federale niveau. Ik kan alleen maar toejuichen dat u in overleg gaat met uw federale collega van Binnenlandse Zaken. Hopelijk komen daar snel resultaten naar voren zodat de georganiseerde misdaad daadkrachtig kan worden aangepakt.
Het doet me denken aan de cybersecurity. Ook daar stippelt Vlaanderen een eigen koers uit, weliswaar naast het federale niveau. We zitten daar nog wat gewrongen. Hopelijk kan Vlaanderen snel meer hefbomen naar zich toehalen zodat we zelf die vuist kunnen maken.
Minister, neem het heft in handen. Gebruik alle bevoegdheden die u hebt. Er ligt werk op de plank. U zult in onze partij absoluut een medestander vinden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.