Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het herstructureringsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, het is een voorrecht en een eer om met u 'gekoppeld' te mogen zijn.
Minister, mijn vraag om uitleg gaat inderdaad over het actieplan om getroffen werknemers van faillissementen en mogelijke herstructureringen te begeleiden. Het is zeer goed dat we anticiperen. Er zal ongetwijfeld en helaas nog wel wat volgen. En voor een aantal werknemers zal dat geen goed nieuws betekenen. Op dat vlak is het goed dat we nu al anticiperen.
Minister, u hebt een actieplan opgesteld dat op 28 mei werd gelanceerd. Het plan bestaat uit drie luiken: een preventief, een proactief en een reactief luik. Ik zal hier niet herhalen wat elk luik behelst, dat hebben we allemaal intussen goed gelezen.
U zult ook met de federale overheid in overleg gaan om procedures eenvoudig te houden en competentieversterking meer centraal te stellen. Onder meer een aanpassing van de arbeidsovereenkomstenwet zou het moeten mogelijk maken om een deel van de ontslagvergoeding in te zetten als activerende maatregel. Ik vermoed dat dat mee zal worden opgenomen in uw lijstje voor de tweede jobsdeal.
Minister, wat zijn zeer concreet de verschillende actiepunten in het plan? Op welke manier zullen die worden gerealiseerd?
Wat is de timing voor de uitvoering van dat plan?
Voor welke aspecten zijn we afhankelijk van de federale overheid? Hoe zult u die punten aanbrengen op het federale niveau? Zal dat dan in die tweede jobsdeal komen? Of zal het sneller worden gedaan? U hebt al een aantal keren verwezen naar die conferentie, maar dat ging volgens mij over de eindeloopbaan. Ik ben er benieuwd naar.
Collega’s, gelukkig zijn de ramingen voor de voorziene ontslagen ten gevolge van de coronacrisis al stelselmatig naar beneden bijgesteld. Alleen moeten we toch vaststellen dat een aantal bedrijven effectief moeten herstructureren vanwege corona of vanwege andere redenen.
Daarom is het inderdaad bijzonder positief, minister, dat u een actieplan hebt aangekondigd, met een preventief luik, proactieve acties en een aantal reactieve elementen. De ambitie is om van elk dreigend jobverlies tegelijk een loopbaankans te maken.
Snel schakelen is daarom bijzonder belangrijk. Bedrijven zouden in de toekomst bijvoorbeeld ook een opleidingsplan moeten hebben als onderdeel van een sociaal plan bij herstructurering of faillissement.
Daarnaast wilt u de samenwerking tussen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), de werkgevers, de werknemers en opleidingsverstrekkers, verder versterken via zogenaamde loopbaanknooppunten.
In geval van ontslag wilt u sneller en intensiever kunnen schakelen, onder andere door de periode van een outplacementtraject terug te brengen naar zes maanden, waarbinnen dan zestig uren begeleiding zouden moeten worden voorzien. Dat zou kortere en intensievere trajecten moeten opleveren en op die manier een snellere opstap kunnen betekenen naar een nieuwe job. Zoals we ondertussen allemaal hebben geleerd uit de vele hoorzittingen rond het betrekken van langdurig zieken op de arbeidsmarkt, is snelheid belangrijk. En eigenlijk geldt dat ook in het geval van herstructureringen. Dat is positief.
Minister, hoe ziet zo’n opleidingsplan er volgens u uit? Welke elementen moeten hier deel van uitmaken? Zult u dit dan ook mee beoordelen op het moment dat er een herstructureringsplan wordt voorzien?
Kunt u meer toelichting geven bij die zogenaamde loopbaanknooppunten?
Is er een manier om eventueel problematische bedrijven die een hoger risico hebben op herstructureringen vanwege de huidige crisissituatie in kaart te brengen en zo proactief te werken?
Is er een analyse gebeurd van de effectiviteit van de outplacementbegeleiding? Want outplacement gaat al heel lang mee. Indien wel, welke verbeterpunten zag u hierbij?
In 2019 veranderde de terugbetaling van outplacementkosten. Welke lessen kunnen we daaruit trekken? Kunnen we hier nog aanpassingen doen?
Tot slot, de kwaliteit van outplacement is bijzonder belangrijk. VDAB en Federgon hebben daarom een certificeringsorgaan opgericht, CERTO. De bedoeling daarvan was een bewijs van kwaliteit te geven aan de betrokken bedrijven en werknemers. Hoe evalueert u dat?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor de zeer interessante en heel actuele vragen. In een opiniestuk toonde professor arbeidseconomie Stijn Baert zich deze week bezorgd dat we ons niet voldoende zouden voorbereiden op de dreigende golf aan ontslagen.
Maar jullie hebben ook aangegeven dat we net met het actieplan herstructureringen een antwoord willen bieden op de uitdagingen waarmee Vlaanderen zal worden geconfronteerd op het vlak van ontslagen in de postcoronacrisisperiode.
Het actieplan vertrekt vanuit de ambitie om werknemers te versterken in hun loopbaan, in het bijzonder wanneer een ontslag dreigt. Ik wil dus een antwoord bieden met een proactief en activerend beleid waarin competentieversterking, het ondersteunen van interne en externe werk-naar-werktransities en maatwerk de rode draad vormen.
Ik vind het ook goed dat we de discussie in deze commissie hierover kunnen voeren. Jullie hebben alvast vele en brede vragen gesteld. Om mijn antwoord overzichtelijk te houden, zal ik de in het actieplan opgenomen acties systematisch overlopen. Het actieplan bevat preventieve, proactieve en reactieve acties.
Ik zal het volledige actieplan aan de commissiesecretaris bezorgen. Jullie moeten dan maar beslissen wat jullie daarmee doen: een hoorzitting, een onderzoekscommissie of nog iets anders. Dat was een grapje.
De timing van sommige acties moet uiteraard nog worden geconcretiseerd in overleg met de sociale partners. We hebben hen het plan gepresenteerd op een VESOC-werkgroep (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) van 28 mei en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) ook formeel om advies gevraagd. Het is de bedoeling, collega’s, om dit actieplan tegen de zomer definitief voor te leggen aan de Vlaamse Regering.
Dan ga ik over naar de concrete acties. Zoals gezegd, starten we met preventieve acties. Dat zijn er vier. Een eerste actie is de oprichting van regionale en sectorale transitiepunten of loopbaanknooppunten. Op dat vlak sluit ik mij aan bij het advies van de arbeidsmarktexperten die pleiten voor de oprichting van regionale ecosystemen bestaande uit vakbonden, werkgeversorganisaties, private intermediairs en opleidingsverstrekkers, om zo werk-naar-werktransities te bevorderen.
Die transitiepunten zijn partnerschappen met verschillende spelers, elk met hun eigen expertise en dienstverlening, die zullen samenwerken rond de noden en behoeftes van werknemers en werkgevers op het vlak van loopbaantransities. De doelstelling is om op deze manier te komen tot een meer laagdrempelige en geïntegreerde dienstverlening waarbij werk-naar-werktransities van A tot Z gefaciliteerd worden. Het huidige aanbod op dit vlak is nog veel te versnipperd om effectief te zijn.
Dat is een zeer ambitieuze werf, die we daarom gefaseerd aanpakken. We hebben een ‘pilootproject’ gelanceerd op de luchthaven met Aviato in januari. Op dit moment zijn we ook al volop aan het experimenteren binnen VDAB via het proefproject CareerFlow waar we verder bouwen op de ervaringen met Aviato. Binnen dit project worden er proeftuinen opgezet waarbij men op zoek gaat naar werkgevers met werknemers in overtal, waarna er in nauw overleg met de sociale partners en in samenwerking met private intermediairs wordt geprobeerd om een werk-naar-werktransitie tot stand te brengen naar een ontvangende werkgever, al dan niet tijdelijk. Er zijn werkgevers die op een bepaald moment wat te veel werknemers hebben, terwijl andere werkgevers in de buurt net werkkrachten nodig hebben. Dan wordt er bekeken hoe die werk-naar-werktransities vormgegeven kunnen worden.
De doelstelling is om lessen te trekken, een draagvlak te creëren voor het concept en om die transitiepunten vorm te geven. Die CareerFlow loopt tot december van dit jaar.
Collega Bothuyne, u vroeg of we bedrijven die dreigen in moeilijkheden te komen niet proactief zouden kunnen identificeren. Ik zie twee mogelijkheden om daar concreet mee aan de slag te gaan. Een eerste mogelijkheid is het aangaan van een samenwerking met actoren zoals werkgeversorganisaties en sectoren. Die spelers hebben een goed zicht op de situatie van bedrijven en kunnen daardoor ook sensibiliserend werken ten aanzien van ondernemingen. Dat is allemaal opgenomen in het project CareerFlow, waar de sociale partners zich overigens achter schragen.
Een tweede mogelijkheid is meer datagedreven. VDAB tracht nu al om zoveel mogelijk bedrijfsinformatie te verzamelen en werkt daarvoor samen met bedrijven als Graydon, die veel expertise hebben inzake het voorspellen van de kans op een faillissement. Bij die voorspellingen gaat het om probabiliteiten – het is dus moeilijk om op basis daarvan bedrijven actief te benaderen.
Met het project van de transitiepunten – dat zich momenteel nog in een experimentele fase bevindt – maken we echt werk van de transitie van job- naar loopbaanzekerheid. We bieden de werknemers de mogelijkheid om eenvoudig de stap naar een nieuwe jobuitdaging te zetten. Werkgevers krijgen de mogelijkheid om personeel op een positieve en activerende manier te laten kennismaken met flexibiliteit. Ik sta achter deze toekomstgerichte aanpak van onze arbeidsmarkt en van de werking van VDAB.
Een tweede actiepunt, in het eerste luik dus, betreft de competentiechecks – u kent ze – voor werkgevers. Met behulp van deze checks op ondernemingsniveau wordt de situatie op het vlak van competenties binnen de onderneming in beeld gebracht en wordt een plan van aanpak opgesteld. Op deze manier willen we het competentiedenken in ondernemingen binnenbrengen en ondernemingen sensibiliseren om werkelijk in te zetten op de competentieontwikkeling van hun werknemers. Na het opstellen van enthousiaste samenwerkingsverbanden staat de uitrol van de competentiechecks zelf gepland voor dit najaar.
Een derde actiepunt betreft de competentiechecks voor werknemers. Via dit instrument wil ik werknemers sensibiliseren om hun loopbaan in handen te nemen, en aan te zetten om goed na te denken over hun loopbaan en toekomst.
Een vierde en laatste actiepunt inzake het preventieve luik betreft de sensibilisering van sectoren. Dit gebeurt al, via bilaterale samenwerkingsovereenkomsten, sectorconvenants en een intersectoraal adviseur die sectoren zal ondersteunen om op het vlak van loopbanen sectoren meer met elkaar te laten samenwerken.
Een tweede grote luik betreft de proactieve acties waarbij we willen komen tot een dynamische ontslagperiode. Hierbij zetten we in op het aanbod vanuit Economie om bedrijven te ondersteunen bij de heropstart, het aanbieden van doorstarttrajecten, het uitrollen van een doorstartmethodiek, en ten slotte, collega Ronse, aandachtspunten bij het federale kader inzake herstructurering.
Een eerste actie is het ondersteunen van bedrijven bij hun heropstart. Herstructureringen leiden niet altijd tot de beëindiging of permanente inperking van de activiteiten. De realiteit is genuanceerder: bedrijven worden overgenomen of groeien opnieuw na een moeilijke periode. Met verschillende instrumenten vanuit mijn bevoegdheid Economie helpen we om gezonde overnames of heropstarten mee te ondersteunen. De coronaleningen van de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) zijn precies bedoeld om bedrijven te helpen die tijdelijk in moeilijkheden komen en nood hebben aan financiële versterking om de gevolgen van de coronacrisis te boven te komen. PMV biedt daarnaast zowel financiering als waarborgen aan die ingezet kunnen worden voor de financiering van een overname.
Een tweede actie betreft de versterking van de doorstarttrajecten. Syndicaal afgevaardigden gaan reeds tijdens de informatieprocedure bij een ontslag werknemers ondersteunen om de shock van hun ontslag te verwerken en hen aan te moedigen om te kijken naar de toekomst. Zo brengen we het aanbod van VDAB snel onder de aandacht, naast een eerste psychosociale begeleiding. Ik wil bekijken hoe we dit aanbod ook kunnen verbreden naar bedrijven zonder syndicale delegatie.
Ik zal experimenten uitwerken met nieuwe methodieken waarbij werknemers gedurende de ontslagperiode reeds stage kunnen lopen in andere bedrijven. Zo kunnen ze al een nieuwe job uitproberen zonder door de werkloosheid te moeten passeren. De moeilijkheid hier is dat we moeten opletten dat we niet ingaan tegen het verbod op de terbeschikkingstelling. Mijn administratie is reeds aan het bekijken hoe en op welke termijn een uitbreiding mogelijk is en op welke manier dit kan gebeuren.
Om werkelijk tot een proactief beleid te kunnen komen, moet er echter gepraat worden over de aanpassing van de wet-Renault. Een belangrijke wet, maar wel een met de beperking dat de procedure zeer lang kan duren, in uitzonderlijke gevallen tot meer dan een jaar, wat ervoor zorgt dat werknemers competenties, arbeidsritme en motivatie verliezen. Ook werkgevers blijven lange tijd in onzekerheid. Dit moeten we beperken, desnoods asymmetrisch, het is me om het even, maar dit is belangrijk. Afhankelijk van het standpunt zijn het versoepelingen of beperkingen.
Mijn voorstel is dat we in het kader van de informatie- en consultatieronde een verplicht opleidingsplan inbouwen met als doel zoveel mogelijk mensen die getroffen worden om te scholen naar profielen die we nodig hebben.
Collega Bothuyne, idealiter wordt in een dergelijk plan zichtbaar wie de geïmpacteerde profielen zijn, welke profielen er in de toekomst meer nodig zijn en welke initiatieven er genomen kunnen worden om geïmpacteerde profielen om te scholen naar de in de toekomst benodigde profielen, zowel binnen als buiten het bedrijf.
Om dezelfde reden wil ik ook praten over het inbouwen van doorstartprojecten, waarbij werknemers actief begeleid worden om elders aan de slag te gaan via een werk-naar-werk transitie, eventueel door outplacementspelers, eventueel tijdelijk tewerkgesteld bij een andere werkgever. Tot daar het proactieve luik.
Wat betreft het reactieve luik wil ik een betere begeleiding voor werknemers in de opzegtermijn. In 2021 voorzien we een begeleiding voor werkzoekenden met recente werkervaring, waaronder werknemers in de zorg. We hebben hier in het bijzonder aandacht voor werknemers die niet in aanmerking komen voor outplacement. Het doel is om een vlotte doorstroom naar de arbeidsmarkt te realiseren, werkloosheid te vermijden of de duur van de werkloosheid tot een minimum te beperken.
Een tweede luik daarin is de SIF-tender (Sociaal Interventiefonds) waarin VDAB in outplacementbegeleiding voor werknemers uit een faillissement voorziet. In de nieuwe SIF-tender, die aanvangt op 1 januari 2022, beperken we de periode waarover het outplacementtraject gespreid wordt om ze zo te intensifiëren. De 60 uren begeleiding worden dan binnen een tijdspanne van 6 in plaats van 12 maanden gegeven. Dat is ook om te vermijden dat mensen te lang van de arbeidsmarkt wegblijven.
We zetten ook in op een goede intergewestelijke samenwerking waarbij we onder meer afspraken maken tussen VDAB en Le Forem (Office wallon de la formation professionnelle et de l’emploi) zodat elke Vlaming die ontslagen wordt binnen een Waals faillissement ook de gepaste begeleiding ontvangt. Daarnaast wordt op korte termijn eveneens het in 2018 gesloten protocol over outplacement herbekeken om er mogelijke verbeteringen in aan te brengen.
Derde luik: ook hier moet er gesproken worden met onze federale collega’s, om twee redenen. Ten eerste zouden financiële inspanningen die van de werkgever worden gevraagd, bijvoorbeeld in het kader van de ontslagvergoeding, maximaal ingezet moeten worden op investering in arbeidsmarktgerichte acties voor de getroffen werknemers. Daarvoor dient werk gemaakt te worden van het in praktijk brengen van artikel 39ter van de arbeidsovereenkomstenwet. Ten tweede is er nood aan een meer transparant en eenvormig federaal kader voor outplacement waarbij we vanuit Vlaanderen meer kunnen sturen om de intensiteit van outplacement te verhogen, te verbreden of eigen klemtonen te leggen. Dus ook wat outplacement betreft, is er nog wat werk aan de winkel.
Conclusie, collega Ronse en collega Bothuyne, wat betreft het overleg met de federale collega’s heb ik al aangegeven in het Vlaams Parlement dat ik de uitdaging aanga voor de interfederale eindeloopbaanconferentie. Centraal daarin staat een loopbaanbeleid. Momenteel bereiden wij dat goed voor, zodat wij samen met de sociale partners een gemeenschappelijke agenda hebben voor de federale overheid. Ik weet, collega’s, dat dit een zeer lang antwoord is op de vele en brede vragen. Maar ik wil toch wel echt aantonen dat de vragen van collega Ronse en collega Bothuyne heel actueel zijn en dat wij eraan werken. In elk geval staan wij in de komende maanden voor een aantal herstructureringen. Maar voor ons is het van belang ook op maat van de Vlaamse noden te kunnen ingrijpen. Ik heb hierbij een aantal eigen Vlaamse instrumenten, maar ik heb ook een aantal extra hefbomen nodig, niet om mij erachter weg te steken, maar om het Vlaams beleid efficiënter te kunnen maken.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, het zijn inderdaad heel belangrijke en actuele vragen. Het is ook een heel kritisch moment. Ik vond de inleiding van collega Bothuyne goed. Week na week zien wij sombere vooruitzichten minder somber worden. Ik hoop dat dit zich zal doortrekken op het terrein. Dat is ook wel het gevoel dat je krijgt bij contact met bedrijven: ze zijn echt wel op zoek naar mensen en ze zijn zich heel hard aan het voorbereiden op de groei. Je ziet dat ook in alle analyses. Laat ons hopen dat het zo zal zijn. In ieder geval zal onze arbeidsmarkt door een mixer gaan. Daarmee bedoel ik dat een aantal bedrijven exponentieel gaan groeien en een aantal andere helaas zwaar in de klappen zullen delen. Dat betekent dat wij meer dan ooit een heel flexibele arbeidsmarkt gaan nodig hebben, waar mensen van sector naar sector gaan verhuizen, waar mensen snel gaan moeten omgeschoold worden, waar mensen hoe dan ook gaan moeten voorbereid worden op een grote wendbaarheid.
Vandaag is ons arbeidsrecht en ons instrumentarium daar niet op afgestemd. U hebt in uw antwoord heel duidelijk gewezen op pijnpunten die moeten aangepakt worden om onze wendbaarheid te verbeteren. Er is het voorbeeld van het ontslagrecht, waarin u de bijdragen meer activerend wilt maken en meer wilt focussen op de opleiding en herscholing van de werknemer. Dat zijn inderdaad allemaal zaken die federaal moeten geregeld worden. Maar geloof het of niet: ik heb helemaal geen zin om daarover in de komende maanden communautaire spelletjes te spelen. Ik wil het verhaal van een asymmetrische arbeidsmarkt echt wel een eerlijke kans geven. Ik hoop ook dat men dat verhaal ook federaal ernstig neemt. Om eerlijk te zijn heb ik daarvan tot op vandaag nog niet veel hoopgevends gezien. Onze tijdelijke werklozen zijn nog altijd niet verplicht tot inschrijving. We zijn intussen al meer dan een jaar in coronacrisis. Als die tijdelijk werklozen nu al verplicht waren ingeschreven, dan waren dat allemaal al mensen geweest die door VDAB of partners gescreend zouden zijn. Dan gingen wij al stappen vooruit geweest zijn op het actieplan dat u nu lanceert.
Dus we verliezen op dat vlak tijd, en ik hoop dat men ons de kans zal geven om zelf onze accenten te leggen op asymmetrisch vlak. U hebt dus onze volledige steun in het overleg met de federale overheid. Het zou goed zijn mochten we in een van de volgende commissievergaderingen eens uitgebreid kunnen ingaan op de lijst van punctuele nieuwe maatregelen die Vlaanderen aan de federale overheid zal vragen om asymmetrisch te kunnen uitoefenen. Die lijst moet verder gaan dan de punten die u nu hebt meegegeven. Het zou goed zijn mochten we daar in de commissie eens uitgebreid van gedachten over kunnen wisselen. Nogmaals, u krijgt onze volle steun om dat af te ronden.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord.
Het ligt niet alleen aan de vragen, maar ook aan de vragen en de scope van het actieplan dat u hebt aangekondigd. U zet inderdaad in op de juiste zaken, zowel preventief of proactief als reactief. Er zitten heel wat juiste elementen in. Ik heb nog een paar kleine vragen.
Hoe moet ik de regionale vertaling van de loopbaanknooppunten zien? Zullen we gebiedsdekkend in Vlaanderen dat samenwerkingsverband proberen op te zetten tussen de vernoemde actoren, namelijk VDAB, de private partners, werkgevers- en werknemerssectoren en dergelijke meer? Ik zou daar graag nog wat duiding bij hebben.
Er zijn heel wat interessante projecten, onder andere CareerFlow, de doorstarttrajecten ‘Op weg naar werk’ en de transities. Ik denk dat we op een later moment in deze commissie eens met VDAB van gedachten kunnen wisselen over hoe die projecten lopen, wat de knelpunten zijn en hoe we eventueel verder kunnen ondersteunen.
Wat betreft het overleg met de federale overheid heeft de wet-Renault goede intenties. Hij bevat een aantal positieve elementen, maar werkt vooral heel traag en log. Snelheid is bijzonder belangrijk bij het behouden en het betrekken van mensen op de arbeidsmarkt, en de wet-Renault is op dat vlak zeker voor herziening vatbaar. Zo zijn er nog een aantal andere elementen. Ik steun het voorstel om daar in de commissie op door te gaan.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor de interessante vraag.
Het is een bekend adagium: we moeten de problemen oplossen als ze zich voordoen. Dat is soms handig, maar in dezen mogen we dat niet toepassen, gelet op de verwachting dat enkele duizenden mensen in de komende maanden zonder job zullen vallen. We moeten niet wachten tot het probleem zich stelt. Minister, met dit plan doet u dat dus duidelijk niet. We juichen dat alleen maar toe. U hebt een heel belangrijk plan voorgesteld waarbij we mensen vooral perspectief en hoop geven en vooral het signaal dat we hen niet loslaten op het moment dat ze zonder job vallen. We zorgen vooral dat we die mensen zo snel mogelijk terug aan het werk krijgen. Dat is een heel belangrijk element uit uw plan en we gaan niet meer in op de vraag van de vakbonden om bijvoorbeeld de brugpensioenleeftijd te verlagen. Dat gezegd zijnde, betekent dat plan extra werk voor de eigen Vlaamse diensten, in de eerste plaats voor VDAB. We weten dat VDAB dankzij de relancemaatregelen extra middelen heeft gekregen voor extra aanwervingen. In welke mate zijn die aanwervingen al gebeurd? Waarvoor zullen die mensen worden ingeschakeld?
VDAB hoeft het werk niet allemaal zelf te doen. We rekenen natuurlijk op een betere samenwerking tussen VDAB en externe partners. Wat er nu komt, is misschien de eerste stresstest voor de nieuwe rol van VDAB als regisseur. In welke mate is er al een plan van aanpak gemaakt om die samenwerking met de private partners te verbeteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik dank jullie voor de appreciatie. Ik wilde mij voorbereiden op de mogelijke herstructureringen. Dat is de reden waarom we die nota hebben gemaakt. Ik heb daar gisterenavond met de sociale partners rond samengezeten.
Collega Ronse, ik wil mijn vragen aan het federale niveau zuiver hebben. Ik heb geleerd dat die asymmetrische samenwerking, zolang die abstract blijft, op een highlevelniveau blijft. De ene is ervoor en de andere is ertegen. Maar als je operationeel wordt, dan kun je niet anders dan vaststellen dat Vlaanderen nood heeft aan een aantal asymmetrische samenwerkingen om de problemen op te lossen. Daarom wil ik die vragen heel zuiver hebben. Ik wil goed weten: wat zijn mijn vragen, wat wil ik krijgen? U zult daar mee over kunnen discussiëren. Maar er is inderdaad niet veel tijd.
Collega Bothuyne, de regionale loopbaanknooppunten richten we op als er in een bepaald gebied grote wijzigingen zijn op de arbeidsmarkt. Het pilootproject met Aviato is daarin, zoals ik al heb verteld, een heel mooi voorbeeld. Er waren heel veel uitdagingen in de luchthavenregio. We hebben voor de eerste keer zo’n knooppunt opgericht voor alle bedrijven, los van de sectoren. Ook de vakbonden staan daar heel positief tegenover. Het is een goede zaak dat we dat zo organiseren.
Collega Ongena, de middelen die voorzien zijn voor de extra begeleiding bij VDAB worden momenteel uitgerold en gehanteerd om hier effectief op in te zetten. Dat gaat natuurlijk gepaard met wat wijzigingen in de diensten. Maar u hebt gelijk: hier kan VDAB tonen wat hij waard is als het gaat over de regie. Eigenlijk zit het ook bij de corebusiness, want het gaat over het begeleiden van mensen naar nieuwe jobs. Ik kijk echt uit naar de resultaten die we daar kunnen boeken. Ik dank u.
De heer Ronse heeft het woord.
Het is zeer belangrijk dat we helder schetsen en oplijsten wat we nodig hebben van het federale niveau. Op Vlaams niveau weten we zeer goed wat we willen. U hebt het al een paar keer gezegd: meerderheid en oppositie zijn het eens over wat er moet gebeuren. Uit het feit dat er nu uitsluitend consensusreacties komen op deze vragen over dat plan, leid ik af dat dat plan kamerbreed wordt gesteund.
Laten we dus werk maken van onze desiderata en laten we vooral gaan realiseren. Dan kunnen we zeer, zeer kort op de bal spelen.
Dat moet inderdaad de bedoeling zijn, hoewel het misschien iets te optimistisch is om uit het feit dat er enkel leden van de meerderheid tussenkomen op een bijzonder belangrijke vraag, te besluiten dat we een kamerbrede steun hebben. Maar ik hoop dat dat effectief het geval is en dat we vanuit Vlaanderen eensgezind een aantal zaken kunnen afspreken met de federale overheid.
Het neemt ook niet weg dat we in Vlaanderen al heel wat hefbomen hebben. In die zin ben ik blij dat we kijken naar de intensiteit en de kwaliteit van outplacement en op die manier onze resultaten proberen te verhogen. Dat zijn zaken die we zelf in handen hebben: die loopbaanknooppunten en werk-aan-werktransities, het opleidingsplan enzovoort, dat zijn zaken waarvoor Vlaanderen op dit moment al bevoegd is. Ik ben blij dat de minister op niets of niemand wacht om de hand aan de ploeg te slaan. Dat is een goede zaak.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.