Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik wil eerst toch van de gelegenheid gebruikmaken om mijn afkeur uit te spreken over de manier waarop u met deze commissie, met dit parlement omgaat. Op de dag dat er een parlementaire vraag is geagendeerd over dit thema, vindt u het blijkbaar nodig om vanochtend om 10 uur eerst een persbericht te versturen waarin u alle antwoorden op de parlementaire vragen al communiceert. Ik vind dat totaal respectloos ten aanzien van de volksvertegenwoordigers, ten aanzien van de werkzaamheden in deze commissie en dus bij uitbreiding ten aanzien van het Vlaams Parlement.
Het is niet alsof u geen tijd hebt gehad om uw beslissing te communiceren. Ik heb u er al drie of vier keer eerder over bevraagd. De procedure loopt nu al dubbel zo lang als gepland, namelijk 120 dagen. Net op de dag dat er een parlementaire vraag wordt gesteld, communiceert u aan de pers. Ik vind dat totaal respectloos ten aanzien van de parlementaire gemeenschap.
Dit gezegd zijnde, minister, weet ik dus dat u vandaag hebt bekendgemaakt dat u de moskee Yesil Camii, een door de Vlaamse overheid erkende Turkse Diyanetmoskee in Houthalen, gewoon met rust laat. Zowel de imam als de moskeevereniging deelden nochtans berichten op sociale media die getuigden van manifeste homohaat. Toch behoudt de moskee haar erkenning en dus haar overheidssubsidies, zo hebt u vandaag via een persbericht laten weten.
Dat is bovendien geen alleenstaand incident. Er is echt wel een structureel probleem met Diyanetmoskeeën omdat Diyanet nu eenmaal een Turkse antiwesterse islamitische overheidsinstelling is die hier in Vlaanderen trouwens niets te zoeken heeft. Diyanet wil eigenlijk de Turkse diaspora in Vlaanderen islamiseren en krijgt daarvoor zelfs steun en subsidies van de Vlaamse overheid en de provinciale besturen. De dictator Erdogan lacht met zo veel Vlaamse naïviteit.
Vlamingen hebben vandaag, helaas, veel minder reden om te lachen, en dan vooral de Vlamingen die behoren tot de holebigemeenschap. Die krijgen vandaag eigenlijk te horen dat een moskee via haar socialemediakanalen mag zeggen dat homoseksualiteit in de islam verboden is, dat homoseksualiteit ziekte en verval met zich meebrengt, en dat homoseksualiteit een van de grootste bedreigingen voor de maatschappij is. Dat mag dus een moskee van de Vlaamse minister van Inburgering en Gelijke Kansen allemaal zeggen zonder dat ze haar erkenning verliest, zonder dat ze 1 euro subsidie verliest.
Wel, minister, vanaf nu verliest u als minister, en bij uitbreiding deze hele Vlaamse Regering, alle geloofwaardigheid om het nog over holebirechten te hebben. Want als het door een moskee, als het door moslims wordt gezegd, dan mogen de allergrootste beledigingen geuit worden ten aanzien van holebi’s, zonder enige sancties. Dat is eigenlijk de boodschap die u, die deze Vlaamse Regering, vandaag geeft.
Ik vraag me dan oprecht af of het dit is wat ook de N-VA wil, namelijk een minister die homohaat legitimeert, een regering die manifeste homohaat ongestraft laat. Mogen moslims, mogen moskeeën dan echt meer dan andere Vlamingen, dan andere Vlaamse organisaties? Wordt homohaat echt alleen maar bestraft als de boodschapper geen allochtoon, geen moslim is? Dat is de vraag die ik mij vandaag oprecht stel, want collega’s, in dit parlement worden elfendertig resoluties en actieplannen goedgekeurd om haat en geweld tegen homo’s te veroordelen en aan te pakken, maar als puntje bij paaltje komt, is dat allemaal praat voor de vaak, is dat allemaal waardeloos. Op het moment dat u, minister, de gelegenheid krijgt om te tonen dat u het ernstig meent met al die plannen en resoluties, geeft u eigenlijk gewoon niet thuis, laat u homohaat ongestraft, laat u gesubsidieerde organisaties die hier in Vlaanderen homohaat verspreiden, volledig met rust. Want het zijn allochtonen, want het zijn moslims, en die zijn toch zo lief, mijnheer.
Minister, ik heb eigenlijk zelfs geen vragen meer voor u, want elk antwoord dat u hierover geeft en waarvan u het blijkbaar belangrijker vindt om het eerst aan de pers te communiceren en dan pas aan het parlement, zal onvoldoende en zelfs ongepast zijn, omdat u vandaag samen met de hele Vlaamse Regering echt wel hebt bewezen dat u het helemaal niet ernstig meent met uw zogenaamde strijd tegen homohaat. Uw liefde voor de islam en moskeeën is groter dan uw ambitie om echte homohaat te bestrijden. Dat hebt u vandaag bewezen. Dat heeft deze Vlaamse Regering vandaag bewezen, en ik kan daar, voorzitter, minister, alleen maar mijn sterkste afgrijzen over uitspreken.
Mijnheer Janssens, normaal gezien wordt tijdens een vraag om uitleg ook een vraag gesteld, maar u zegt dat u geen vraag hebt.
De antwoorden zijn gegeven in de pers, voorzitter.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, u hebt me in het parlement al viermaal een vraag gesteld en daarbij steeds aangedrongen op een snelle beslissing. Ik heb op 7 juni, gisteren dus, het rapport gekregen van de minister van Justitie en ik heb onmiddellijk de beslissing genomen. Dat is ook de beslissing die vandaag is bekendgemaakt. Wij hebben hier in het parlement alle mogelijkheid om daarover van gedachten te wisselen en verdere toelichting te geven, maar ik zal die beslissing niet uitstellen omdat het inderdaad al lang heeft geduurd en omdat u in de commissie nu voor de vierde keer dezelfde vraagt stelt, een opvolgingsvraag, over wanneer ik de beslissing zal nemen. Ik heb die beslissing genomen en bekendgemaakt en ik ben nu graag bereid om die nu verder toe te lichten.
U weet dat de uitspraken die de bewuste imam heeft gedaan, kwetsend, confronterend en onaanvaardbaar zijn ten aanzien van de holebigemeenschap. Op basis daarvan heb ik beslist om de procedure die decretaal vastligt, ook binnen het Erkenningsbesluit, op te starten met betrekking tot het al dan niet opheffen van de erkenning van die betrokken moskee.
In die procedure ben ik gehouden om een aantal adviezen op te vragen. Ik doe dit immers niet discretionair. Ik kan dat niet discretionair doen aangezien ik gebonden ben door de spelregels van het actuele decreet.
Zoals bepaald door het decreet, heb ik verschillende adviezen opgevraagd, onder meer van de gemeenteraad van Houthalen-Helchteren. Hun advies was om de erkenning om een aantal redenen te behouden. Zo schakelt de erkende moskee zich goed in de lokale gemeenschap in en is er een goede samenwerking met de gemeente. Ook vanuit politioneel en veiligheidsoogpunt oogpunt zouden er geen problemen zijn met de moskee zelf. De samenwerking met de lokale politie verloopt volgens de gemeente tot op heden positief en vlekkeloos.
Een tweede advies is de beslissing van 17 maart 2021 van de provincieraad van Limburg waarin die uitdrukkelijk zegt af te zien van een advies maar wel aangeeft dat de samenwerking met de erkende moskee tot op heden correct is verlopen op het vlak van het nakomen van haar financiële en administratieve verplichtingen.
Ik heb ook een advies gevraagd aan de erkende moskee zelf. Het bestuur van de moskee heeft de ex-imam, vlak na het vernemen in de pers van zijn homofobe uitspraken, onmiddellijk op non-actief gezet en hem ook een toegangsverbod tot de moskee opgelegd. De moskee betreurt en verwerpt in duidelijke bewoordingen de haatdragende uitspraken van haar ex-imam en distantieert zich van de haatdragende uitspraken.
De erkende moskee stelt ook dat ze niet de beheerder is van het Facebookprofiel ‘Yesil Camii’.
De moskee zegt zich op een duurzame wijze in te schakelen binnen de Houthalense gemeenschap en een vaste partner te zijn van de gemeente inzake onder andere welzijn, cultuur, de Houthalense interreligieuze dialoog.
Om zulke situaties te vermijden, zal de moskee een aantal acties ondernemen. Zo zal de toekomstige imam nauw worden opgevolgd inzake uitspraken en het verloop van zijn inburgeringstraject. Daarnaast zal er een huishoudelijk reglement worden ingevoerd over het gebruik van sociale media. Er zal ook een vertrouwenspersoon worden aangesteld voor het thema seksuele oriëntatie.
Op 7 juni, dus heel recent, heb ik het advies van de minister van Justitie gekregen waarin wordt meegedeeld dat het bestaand veiligheidsadvies van de betrokken moskee behouden blijft op grond van het globaal advies van de veiligheidsdiensten dat tot stand is gekomen conform de omzendbrief van 20 juli 2017. Er blijft dus een positief advies ten aanzien van deze moskee.
Er is ook de brief van 17 mei 2021 van de staatsecretaris voor Asiel en Migratie, waarin hij mij informeert dat de verblijfsvergunning van de betrokken imam vanwege zijn homofobe uitspraken niet meer werd verlengd en dat aan de imam een bevel is gegeven om het grondgebied te verlaten, betekend op 4 februari 2021. De Turkse diplomatieke vertegenwoordiging in Brussel heeft aan zijn diensten bevestigd dat de betrokken Diyanetimam op 5 april 2021 het Belgisch grondgebied heeft verlaten.
Ik heb in mei ook een extern juridisch advies ingewonnen bij het advocatenkantoor Eubelius om tot mijn beslissing te komen. In dat omstandig advies van 3 juni 2021 stelt Eubelius dat het op basis van rechtspraak van het Europees Mensenrechtenhof, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State vanuit juridisch oogpunt niet mogelijk is om de uitspraken van de imam toe te rekenen aan de erkende moskee. Met andere woorden, de opheffing van de erkenning van de moskee zou niet stand kunnen houden bij een juridisch beroep hiertegen. Het is een heel uitgebreid advies, enkele tientallen bladzijden lang. Ik stel dat ook graag ter beschikking van de commissieleden. Op basis van alle elementen daarin stelt men heel duidelijk dat men binnen het huidige juridisch kader – en dat is het kader waarbinnen ik functioneer – de uitspraken van de imam, die op dit moment geen deel meer uitmaakt van de moskee en zelfs gedwongen is om het land te verlaten, niet kan toerekenen aan het bestuur.
Wat heb ik dan gedaan? Ik heb gisterennamiddag de bestuursleden van de erkende moskee, de burgemeester en de schepen van Gelijke Kansen van Houthalen bij mij op het kabinet geroepen om in debat te gaan. Ik heb in duidelijke bewoordingen meegegeven dat homofobe of andere polariserende uitspraken niet getolereerd kunnen worden, en zij waren het daarmee eens. Zij hebben nogmaals bevestigd dat ze afstand nemen van deze uitspraken.
Voor mij zijn natuurlijk niet alleen de woorden, maar vooral de daden belangrijk van het moskeebestuur. Daarom heb ik het moskeebestuur een verklaring laten ondertekenen met betrekking tot de verplichtingen rond deze materie, zoals opgenomen in het nieuwe voorstel van decreet. Ze engageren zich uitdrukkelijk om de lokale geloofsgemeenschap te informeren en een vertrouwenspersoon aan te stellen, in overleg met het gemeentebestuur; een huishoudelijk reglement op te stellen over het gebruik van social media; bedienaars van de eredienst op te volgen en te informeren over het thema discriminatie op basis van seksuele geaardheid en nationaliteit. Ze hebben ook heel uitdrukkelijk afstand genomen van elke aanzet tot discriminatie, haat of aanzetten tot geweld jegens een persoon of een groep mensen vanwege hun seksuele geaardheid. En ze hebben zich er uitdrukkelijk toe geëngageerd om ook binnen hun gemeenschap de leden van de lokale gemeenschap op te roepen zich bij deze houding aan te sluiten en duidelijk te maken dat het moskeebestuur en de moskee elke vorm van discriminatie, geweld of haat tegen mensen vanwege hun seksuele geaardheid, verwerpt. Dat is volgens mij een zeer duidelijke verklaring.
Daarnaast zal ik opdracht geven aan de op te richten Vlaamse informatie- en screeningsdienst om deze moskee bij prioriteit verder op te volgen en te kijken of de concrete afspraken die we gemaakt hebben, heel in het bijzonder ten aanzien van seksuele geaardheid en seksuele diversiteit, op een goede manier nagekomen worden.
Ik denk dat we daarmee een juist gevolg hebben gegeven aan het bestaande decretale kader. Ik ben ervan overtuigd dat we met het nieuwe decretale kader meer instrumenten hebben om op te treden.
Ik begrijp, mijnheer Janssens, dat u zegt dat ik harder moet optreden, maar ik moet in alle objectiviteit vaststellen dat het moskeebestuur kordater optreedt ten aanzien van die ex-imam dan uw partij tegen mensen die soms een soortgelijke uitspraken doen, maar wel lid blijven van uw partij.
Ik denk dat ik hiermee heb kunnen vaststellen op het terrein dat het feit dat men moskeeën of geloofsgemeenschappen erkent, net de mogelijkheid creëert om een dialoog aan te gaan, mensen te wijzen op fouten die er gebeuren en hen een verbetertraject te laten aangaan. We zitten vandaag met een moskee die er zich uitdrukkelijk toe engageert, ondertekend, om afstand te nemen van elke vorm van homofobie, om haar leden op te roepen hetzelfde te doen en om daarrond een traject op te starten. Zo zetten we samen stappen vooruit. Ik denk dat dat de manier is waarop we in onze samenleving moeten werken aan respect voor diversiteit en waarop we moeten optreden tegen hen die in de fout gaan. In dezen was dat heel duidelijk die imam, en er zijn ook heel duidelijke gevolgen aan verbonden: die mans verblijfsvergunning is ingetrokken en die kan ons land niet meer binnen.
Ik hoop dat ik daarmee wat verduidelijking heb gegeven bij de beslissing van de minister van Justitie, waar ik inderdaad relatief lang op heb moeten wachten. Zodra ik die beslissing heb gekregen, heb ik onmiddellijk gehandeld en geageerd in het kader van de wet en het decreet en binnen de mogelijkheden die ik ter zake heb.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de feiten dateren van april 2020. Dat is meer dan een jaar geleden. De procedure loopt nu al meer dan 120 dagen, maar omdat u zo snel een beslissing wilde nemen, vond u het belangrijker om om 10 uur aan de pers te communiceren in plaats van om 14 uur aan de volksvertegenwoordiging. Ik neem akte van de manier waarop u totaal respectloos met deze commissie en dit parlement omgaat.
Ter zake: zoals voorspeld, was heel die adviesprocedure een schijnprocedure, een manoeuvre om tijd te kopen, om tijd te winnen, en om niet zelf te moeten beslissen. U weet heel goed dat die adviesprocedure helemaal niet eens nodig was en dat u zelf een beslissing had kunnen nemen om de erkenning in te trekken.
Er is een besluit van de Vlaamse Regering van 2005 opgesteld en geschreven door uw partijgenoot, uw goede vriend de heer Keulen, waarin staat dat de minister de erkenning van een geloofsgemeenschap kan intrekken als het gaat om niet-nageleefde erkenningsvoorwaarden die betrekking hebben op de Grondwet of op het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). U hebt geen adviesprocedure nodig. U kunt op eigen houtje met een ministerieel besluit de erkenning van die moskee intrekken. Ofwel vindt u dat de heer Keulen onzin heeft geschreven, dat die man geen fatsoenlijke ministeriële besluiten kan schrijven, ofwel bent u te laf om een beroep te doen op die procedure omdat u niet de politieke moed hebt om een beslissing te nemen omdat het over uw zo geroemde en bevriende islam gaat. Het gaat dan over de moslims in Vlaanderen met wie u toch zo graag door dezelfde deur wilt blijven gaan. Enkel daarom hebt u tijd gekocht en een schijnprocedure met adviezen opgestart.
Trouwens, toen ik u hierover de eerste keer op 2 februari in deze commissie ondervroeg, erkende u dat het ging om – en ik citeer – “een flagrante schending van het non-discriminatiebeginsel en van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)”, hetgeen, en dat beaamde u toen, een overtreding van de erkenningsvoorwaarde is.
We stellen vast dat er drie inbreuken op basis van erkenningscriteria worden vastgesteld, maar dat de moskee met rust wordt gelaten, en daarmee is de hele hypocriete cirkel rond. Met het opstarten van de intrekkingsprocedure wordt de schijn van krachtdadigheid gewekt. U koopt met allerlei procedurele trucjes tijd en uiteindelijk gebeurt er helemaal niets.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
We hebben over deze specifieke case, en ook in het algemeen, dit debat al verschillende keren gevoerd, en dit voornamelijk bij monde van mijn collega mevrouw Sminate, die dat altijd met heel veel vuur doet. Voor onze partij is het dan ook heel duidelijk dat voor homofobe uitspraken absoluut geen plaats is, en zeker en vast niet in geloofsgemeenschappen die ook nog eens gesubsidieerd worden door onszelf.
We kunnen dan ook niet anders dan die uitspraken die daar werden geuit, eerst scherp te veroordelen, maar, collega’s, dat Erkenningsdecreet komt er niet voor niets. Die screeningdienst komt er niet voor niets. We hebben niet voor niets in het regeerakkoord ook gezegd dat dat dient om het vertrouwen van de burger in die erkenningsprocedure te herstellen, maar ook om de positie van de minister die daarover moet beslissen, te verankeren via die nieuwe screeningdienst en via de informatie die we op die manier bemachtigen.
Minister, ik wilde u vragen om ons de adviezen te bezorgen, zeker ook van dat extern juridisch bureau. U hebt daarnet gezegd dat u dat zou doen. Ik denk dat het belangrijk is dat we die ook eens in detail kunnen doornemen.
U zegt dat u die moskee onder een verhoogd toezicht zult plaatsen. Wat bedoelt u daar precies mee? Hoe zal dat verhoogd toezicht eruitzien? Hoe moet ik dat eigenlijk zien?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Los van het debat wat wanneer we in deze commissie bespreken, wil ik inhoudelijk toch wel aangeven dat het voor onze fractie ten eerste heel duidelijk is dat als dergelijke uitspraken worden gedaan, we die duidelijk wensen te veroordelen. Die hebben geen plaats in de Vlaamse samenleving.
Ik wil daar wel twee punten bij aangeven. Ik ondersteun de beslissing en de keuzes die werden gemaakt. Net als mevrouw De Vreese ben ik ook wel benieuwd naar de adviezen. Ik zal ze met plezier nalezen. We hebben ten eerste altijd gewaarschuwd dat het afnemen van een erkenning geen heilige graal is. Daarmee is die moskee niet langer erkend en ontvangt ze inderdaad geen publieke middelen meer, maar er zal geen problematisch woord minder worden gesproken dan toen ze wel was erkend. In dat opzicht wil ik hen die het beeld ophangen dat die problematische situaties dan opgelost zouden zijn, toch even waarschuwen. Dat is natuurlijk niet het geval. Er zullen evenveel mensen naar die moskee blijven gaan en die zal aanwezig blijven in de Vlaamse samenleving.
Ten tweede hebben we de nodige kaders die ook worden aangepast. Ze bestaan natuurlijk om een reden, namelijk dat het niet alleen van de mening van een minister afhangt welke beslissing er zal worden genomen. Juridische en inhoudelijke analyses spelen wel degelijk hun rol. In dat opzicht sluiten wij ons aan bij uw pleidooi om die adviezen ernstig te nemen en goed te lezen, en om dan een keuze te maken op basis van een inhoudelijk dossier. Als dat hier gebeurd is en als we ons baseren op de adviezen die wij krijgen, dan kunnen wij hieraan alleen maar onze steun betuigen, al ik wil ik nogmaals mijn afkeer uitspreken voor dergelijke uitspraken van iemand die blijkbaar op heden niets meer te maken heeft met die moskee.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, ik dank iedereen voor hun interventies. Laat mij op mijn beurt ook nog eens heel duidelijk zeggen – en ik neem daar geen woord van terug – dat de uitspraken die de betrokken imam gedaan heeft, homofoob, onaanvaardbaar, kwetsend en beledigend zijn voor mensen die tot de holebigemeenschap behoren en dat het niet meer dan normaal is dat we daartegen ook reageren.
De reactie die ik als minister binnen het wettelijk kader heb, was het opstarten van de opheffingsprocedure, maar evident met respect voor het bestaande regelgevend kader. Ik heb daarvoor een advies ingewonnen bij een gerenommeerd advocatenkantoor Eubelius, dat regelmatig de overheid adviseert. Ik zal dat advies, samen met de andere adviezen van de gemeenteraad, het executief orgaan en de provincieraad, heel graag ter beschikking stellen van de parlementsleden.
Het advies van Eubelius is heel duidelijk, en gaat over twee niveaus. Het eerste niveau is of je, in de context die we nu hebben, het moskeebestuur de uitspraak van de imam kunt aanrekenen. Op die manier heb je een voldoende juridische grond om met slaagkansen de erkenning in te trekken. Het antwoord dat Eubelius daarop geeft, is ‘neen’. Je kunt dat juridisch niet doen. Die imam heeft dat op eigen initiatief gedaan en die imam is onmiddellijk teruggefloten door het bestuur. Op basis van het proportionaliteitsbeginsel zegt Eubelius dat dat binnen het huidige juridische kader niet kan.
Eubelius gaat echter nog een stap verder. Het heeft ook onderzocht of die kwetsende, beledigende uitspraken van die imam wel of niet binnen het grondwettelijke recht van vrije meningsuiting en binnen het grondwettelijke recht van vrijheid van godsdienst vallen. Ze hebben daar een ernstige analyse van gemaakt. Het juridisch advies van Eubelius stelt dat dergelijke uitspraken, en dat is heel confronterend om vast te stellen, in beginsel onder de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid vallen.
Zij zeggen dat die vrijheden niet absoluut zijn en dat beperkingen hiervan mogelijk zijn op voorwaarde dat aan de toets van artikel 10, ten tweede, en artikel 9, ten tweede, van het EVRM wordt voldaan. Die toets is een legaliteitstoets, een legitimiteitstoets en een noodzakelijkheidstoets. Wat de legaliteit betreft, kan onderzocht worden of de uitspraken onder het misdrijf van aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld vallen, zoals bepaald in onder meer artikel 22 van de Antidiscriminatiewet en artikel 27 van de Genderwet. Het gaat dan over het zogenaamde aanzettingsmisdrijf. De constitutieve bestanddelen van het aanzettingsmisdrijf zijn een materieel element, aansporen om iets te doen, opzetten en aanstoken tot discriminatie, segregatie, haat en geweld, een moreel element met een bijzondere opzet of een bijzondere wil om aan te zetten tot discriminatie, segregatie, haat en geweld, en de openbaarheid en verspreiding. Dat gaat dan over artikel 444 van het Strafwetboek.
De grens tussen een toegelaten uiting van een mening enerzijds en haatspraak anderzijds kan dus gesitueerd worden bij het openlijk, bewust en kwaadwillig aanzetten tot discriminatie, segregatie, haat of geweld. Toegepast op de case Houthalen zegt Eubelius dat de boodschap inderdaad in een openbaar medium is gebracht, maar dat er niet expliciet opgeroepen is tot haat, geweld en discriminatie en dat het bovendien in een religieuze context plaatsvond. Dat is waar de bijzondere opzet niet is bewezen.
Eubelius heeft daar een heel grondige analyse van gemaakt. Nog los van het feit dat men de uitspraken van de imam niet kan toerekenen aan de moskee, ontwikkelen zij een analyse waarin staat dat in de botsing van het non-discriminatiebeginsel en het recht op vrije meningsuiting en godsdienstvrijheid, die uitspraken binnen het recht van vrije meningsuiting vallen. Ik vind dat zeer confronterend en kwetsend. Dat moet ons doen nadenken over het juridisch kader. We hebben de voorbije maanden heel veel gediscussieerd over het recht van vrije meningsuiting. Dat is voor mij van subsidiaire orde. Immers, wat we wel konden doen – en daar heeft de staatssecretaris een discretionaire bevoegdheid – was de betrokken imam het land uitzetten, en dat is ook gebeurd.
In de toekomst zullen binnen ons nieuw decretaal kader waar mevrouw De Vreese naar verwijst, twee fundamentele zaken anders zijn in deze casus. Zo zal er geen betaalde imam van Diaynet meer aanwezig kunnen zijn, omdat we dat in de toekomst zullen verbieden. Daarnaast zullen we een informatie- en screeningsdienst hebben die veel korter op de bal zal spelen. Zoals de heer Janssens terecht zegt – naast de vele zaken waar ik het niet mee eens ben – duurt deze procedure veel te lang en is ze veel te complex en te moeilijk. Maar met de informatie- en screeningsdienst zullen we veel korter op de bal kunnen spelen.
Men zegt dat er niets is gebeurd, maar ik denk net wel dat er een aantal zaken zijn gebeurd. Voor mij is er een belangrijke les die we nog meer en beter in beeld moeten krijgen, namelijk waar de grens zit tussen het recht op vrije meningsuiting, godsdienstvrijheid en antidiscriminatie. We zullen daar verdere wetenschappelijke en academische uitdieping voor moeten krijgen. Binnen een juridisch kader moeten wij immers heel duidelijk weten wat kan en wat niet kan. Dat is in het belang van iedereen.
Daarnaast hebben we door de opstart van de procedure mogelijk gemaakt dat de imam het land is uitgezet. Verder heeft de lokale geloofsgemeenschap zich niet alleen gedistantieerd van de uitspraken maar zich op papier, heel duidelijk ondertekend, geëngageerd om de eigen geloofsgemeenschap duidelijk te maken dat haat, aanzetten tot haat, geweld, aanzetten tot geweld, discriminatie en aanzetten tot discriminatie tegenover holebi’s niet aanvaardbaar is.
Naar aanleiding van deze casus heb ik dit thema besproken met de leiders van verschillende erkende religies. We hebben gezien dat daar een beweging rond bestaat, trouwens ook in het Vlaams Parlement. Zo hebben collega Parys en anderen een belangrijk initiatief genomen waarbij we de verschillende religies duidelijk maken dat in onze context, in onze samenleving, in de moderniteit waarin we leven, discriminatie van mensen uit de holebigemeenschap niet kan.
Mevrouw De Vreese, wat het verhoogd toezicht, de verhoogde waakzaamheid betreft, zal ik de informatie- en screeningsdienst de uitdrukkelijke opdracht geven om de afspraken die nu op papier staan en die samen met de burgemeesters zijn gemaakt, op te volgen. Waar de heer Janssens natuurlijk gelijk heeft dat de procedure anderhalf jaar heeft geduurd, moeten we ook vaststellen dat daar gedurende dat anderhalf jaar geen enkel incident heeft plaatsgevonden. De screeningsdienst moet nu niet enkel nagaan of er nog incidenten zullen gebeuren, maar ook of de afspraken die zijn gemaakt om de geloofsgemeenschap te informeren dat een negatieve attitude ten aanzien van mensen met een andere seksuele voorkeur niet kan, hard worden gemaakt binnen de moskee.
Tot slot heb ik ook een brief gekregen van de minister van Justitie waarin de minister een positief advies geeft maar ook verwijst naar de problematiek van Diaynet. Dat is een ernstige problematiek waarvan de minister zegt dat er ter zake een gecoördineerde aanpak nodig is omdat we niet kunnen aanvaarden dat lokale geloofsgemeenschappen worden geïnstrumentaliseerd door het buitenland. In dit geval was dat heel duidelijk. Een man herhaalde – herkauwde eigenlijk – wat de leider van Diyanet in Turkije verkondigde over seksuele diversiteit. En hij kondigt daar een aantal initiatieven in aan.
Ik kan u die brief niet bezorgen omdat die valt onder de vertrouwelijkheid, maar wat wel mogelijk is, voorzitter, is dat die brief onder een clausule van vertrouwelijkheid kan worden gelezen. Ik denk dat er een dergelijke procedure bestaat in het parlement. We kunnen met mijn kabinet en uw diensten bekijken hoe we dat kunnen regelen. Ik wil daar maximale transparantie in geven, maar ik kan de brief niet uitdelen omdat er informatie in staat van de veiligheidsdiensten. We kunnen wel juridisch bekijken hoe men onder vertrouwelijkheid kennis kan nemen van dat schrijven. We zullen dat juridisch bekijken, want ik wil niet dat de veiligheidsdiensten, omdat wij een foute handeling stellen, ons niet meer dezelfde informatie zouden bezorgen als vandaag.
Minister, binnen het parlement bestaan er procedures ter zake waar u al eerder gebruik van hebt gemaakt. We zullen dit onderwerp op dezelfde manier ter hand nemen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, de uitspraken die u zo verfoeit van die imam, werden gedeeld op de Facebookpagina van de moskee zelf. Hoe meer kan de moskee nog betrokken zijn? En trouwens niet alleen de moskee maar heel de Diyanetstructuur, want de uitspraken zijn gewoon gepikt van de Diyanetinstelling uit Turkije zelf. En als u het dan hebt over de vrijheid van meningsuiting, mag een moslim – een moskee – van mij 25 keer per dag zeggen en schrijven dat homoseksualiteit vies en vuil is. Dat valt onder de vrijheid van meningsuiting. Wanneer het echter gaat over een moskee die erkend is door de Vlaamse overheid, dan moet die zich aanpassen aan en schikken naar het decretale kader van de erkenningsvoorwaarden. En dat is in dezen manifest niet gebeurd.
Er zijn inbreuken vastgesteld op drie criteria en u had middels een ministerieel besluit die erkenning kunnen en moeten intrekken. Nu wordt er alleen maar vastgesteld dat de zuurverdiende belastingcenten van Vlaamse holebi’s gewoon worden misbruikt om uw moskeeën te subsidiëren die manifeste homohaat verkondigen. En dan zie ik dat de Vlaamse Regering er gewoon bij staat en ernaar kijkt en niet optreedt tegen die Turkse extremistische organisatie als Diyanet die keer op keer uit de bocht gaat en toch met rust wordt gelaten. Hun uitspattingen worden telkens opnieuw met de mantel der multiculturele liefde bedekt, want de regering en vooral uzelf hebben het veel te druk met uw voornaamste streven, namelijk het bestrijden van een succesvolle rechtse oppositiepartij. Het Vlaams Belang, een democratische partij met meer dan 800.000 kiezers, wordt voortdurend onder de loep genomen en als extremistisch beschouwd terwijl de echte extremisten met rust worden gelaten.
Ik stel vast dat het ‘appeasen’ van het fundamentalistische Erdoganregime en zijn structuren ook in ons land voor de Vlaamse Regering blijkbaar primeert boven de aanpak van homohaat, boven de naleving van de decretaal opgelegde erkenningsvoorwaarden voor moskeeën. De lakeien van het Erdoganregime kunnen op meer steun rekenen van de Vlaamse Regering dan de Vlaamse holebi’s.
De vraag om uitleg is afgehandeld.