Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over het verhalen van de kosten voor het opruimen van illegaal achtergelaten afval
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Claes heeft het woord.
Ik zal starten met een situatieschets: op 3 februari 2021 werden een aantal inwoners van Willebroek geconfronteerd met een illegale lozing van vloeibare koolwaterstoffen in een gracht. Niettegenstaande deze inwoners de hulpdiensten onmiddellijk hebben verwittigd, kon de politie noch de gemeentelijke milieudienst de daders tot op heden opsporen.
Tot grote verbijstering van de boordeigenaars van deze gracht kregen zij reeds twee dagen later een bevel van hun burgemeester in de bus waarin zij werden aangemaand om onmiddellijk op hun kosten een bodemonderzoek en -sanering uit te voeren. Een aantal van deze eigenaars, voor wie deze kosten oplopen tot 20.000 euro, zijn gewoonweg financieel niet bij machte om gevolg te kunnen geven aan deze aanmaning.
Ik wil niet met de vinger naar de burgemeester wijzen, want het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 laat op dit ogenblik de burgemeester immers geen keuze en is onverbiddelijk voor deze in wezen onschuldige eigenaars.
Als er ernstige bodemverontreiniging wordt vastgesteld op een perceel grond waarop een omgevingsvergunningplichtige inrichting wordt geëxploiteerd, dan kan de exploitant van deze inrichting of de eigenaar van deze grond onder bepaalde omstandigheden, in toepassing van artikel 12§2 en 14 van het Bodemdecreet, respectievelijk vrijgesteld worden van de verplichte uitvoering van een bodemonderzoek en/of -sanering, of beroep doen op de financiële draagkrachtregeling om de financieringslasten die voortvloeien uit een bodemsanering in de tijd te spreiden indien alsnog een bodemsanering wordt opgelegd.
Wanneer derden echter een bodemverontreiniging veroorzaken op een onbebouwd perceel grond van een particulier, waarbij de identiteit van de vervuilers zoals in Willebroek niet kan worden achterhaald, dan dient de burgemeester van de gemeente waar deze grond is gelegen te handelen overeenkomstig de in de artikelen 74 tot en met 82 van het Bodemdecreet beschreven procedure “Behandeling van bodemverontreiniging bij schadegevallen”.
Uit de strekking en de inhoud van de hoger geciteerde schadegevallenregeling blijkt dat de gewone particulier wiens onbebouwde grond door onbekenden werd verontreinigd en die door een burgemeester op basis van de hoger beschreven schadegevallenprocedure wordt aangemaand om over te gaan tot een bodemonderzoek en -sanering geen juridische mogelijkheid heeft tot het indienen van een verzoek om vrijgesteld te worden van een bodemonderzoek of -sanering, en evenmin beroep kan doen op een financiële draagkrachtregeling.
Minister, u begrijpt dat een dergelijke schadegevallenregeling niet alleen uitermate onbillijk is ten opzichte van onschuldige grondeigenaars, maar er ook voor zorgt dat mensen geen enkele bereidheid meer zullen vertonen om nog zware bodemverontreinigingsincidenten te melden bij de overheid. Je zou maar gek zijn als je voortaan weet dat je, zoals in Willebroek, als onschuldige eigenaar die toch wel hoge saneringskosten moet betalen.
Bent u op de hoogte van deze eigenaardige situatie in het Bodemdecreet?
Kunt u verduidelijken op welke gronden deze toch wel ongelijke behandeling van grondeigenaars is gesteund?
Bent u bereid om de door de artikelen 74 tot en met 82 van het Bodemdecreet opgelegde procedure “Behandeling van bodemverontreiniging bij schadegevallen” in die zin bij te sturen dat een particuliere eigenaar wiens onbebouwde grond door onbekende derden werd verontreinigd voortaan ook om de gunst van vrijstelling van een bodemonderzoek en -sanering zou kunnen verzoeken, alsook de gunst van de financiële draagkrachtregeling zou kunnen genieten indien deze alsnog tot bodemsanering zou worden verplicht?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mijn vraag ligt in dezelfde lijn als die van de heer Claes. Hij heeft intussen al geduid met welke situatie we begin februari werden geconfronteerd. In Willebroek werden eigenaars van een privéterrein met een vervuiling op hun terrein geconfronteerd. Ze hebben dit netjes gemeld. Men kwam ter plaatse en deed de eerste ingrepen, maar vervolgens bleek dat diezelfde eigenaars de rekening kregen. Het is uiteraard nooit motiverend om meldingen te doen als men het risico loopt om vervolgens de rekening gepresenteerd te krijgen.
Dat is een voorval, minister, collega's, maar we weten allen dat dit niet het enige voorval is. We kennen allemaal nog wel andere situaties, denk ik, waarbij zelfs massaal afval gedumpt wordt. Ik denk onder andere aan gevallen met drugsafval dat op privéterreinen wordt achtergelaten, waardoor de eigenaar in benarde situaties terecht kan komen.
Er zijn mogelijkheden waarbij de eigenaar de kosten later wel kan verhalen op de veroorzaker, maar dan is het natuurlijk cruciaal dat de veroorzaker ook gevonden wordt. En dat is in veel van deze gevallen niét het geval. Het onrechtvaardigheidsgevoel is bij deze mensen dus bijzonder groot. Ik denk dat we er begrip voor kunnen opbrengen dat dit tot heel lastige situaties kan zorgen, en dat je er als eigenaar machteloos tegenover staat om dit te voorkomen, of – als het zich heeft voorgedaan – om hier een strijd tegen aan te vatten. Afhankelijk van de vervuiling, en afhankelijk van de hoeveelheid kunnen die kosten ook wel serieus oplopen. Met andere woorden, we hebben hier een verhaal van onrechtvaardigheid, maar er is ook wel de bezorgdheid dat we hiermee burgers demotiveren om zelf hun signaalfunctie, en hun burgerfunctie, goed uit te voeren. Ze weten eigenlijk niet welke gevolgen dit allemaal kan hebben. In die zin worden ze eerder aangezet om te hopen dat de overheid misschien zelf iets opmerkt en vanuit het oogpunt van openbare orde, veiligheid of gezondheid zal optreden.
Minister, de vraag is nu dus waar dit vandaan komt, en of de interpretatie zoals ze vandaag gebeurt inderdaad zo eng bekeken moet worden, dan wel of er eventueel andere oplossingen zijn.
In deze zin wil ik dan ook mijn vragen stellen:
Eén: welke regelgeving zorgt ervoor dat de kosten voor het opruimen van illegaal achtergelaten afval of lozingen voor de rekening zijn van de eigenaar van de grond waar het afval of de lozing gevonden is? Ik weet dat het bodemdecreet daar een duidelijke paragraaf over schrijft, maar is dat het enige, of zijn we ook door andere regels nog meer belemmerd?
Twee: wanneer kan of moet een lokale en/of bovenlokale overheid de opruiming en/of het herstel op privéterrein voor haar rekening nemen? Welke mogelijkheden zijn daar, of in welke gevallen moeten zijn dat op zich nemen?
Drie: bent u het idee genegen dat het vanaf een bepaalde omvang van kosten de overheid deze opruiming voor haar rekening neemt om op deze manier een snelle en correcte uitvoering van sanering te verzekeren? Ik begrijp dat – door het feit dat we hier op privéterrein zitten – de vraag zich stelt of het van de eigenaar zelf is, of niet. Maar ik denk dat daar in de meeste gevallen wel een duidelijk onderscheid te maken is, zeker als het een zekere omvang heeft. Vandaar ook de vraag wat uw standpunt daartegenover is.
Vier: in bepaalde gevallen kan de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschapppij (OVAM) ook tot ambtshalve sanering overgaan. Wat zijn de voorwaarden daarvoor en kan erover nagedacht worden om die eventueel aan te passen zodat in geval van illegale lozingen door derden op privéterrein hiervan gebruik gemaakt kan worden indien die mogelijkheid nog niet zou bestaan?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de vragen. Ik zal misschien eerst antwoorden op de algemene vraag, over welke regelgeving er bestaat, die ervoor zorgt dat kosten voor het opruimen van illegaal achtergelaten afval, of lozingen, voor rekening zijn van de eigenaar van de grond.
Daarvoor moet ik verwijzen naar het Bodemdecreet en meer bepaald de artikelen 11 en 22, die bepalen wie saneringsplichtig is, weliswaar volgens een getrapte plicht. Indien er op de grond waarop de verontreiniging tot stand kwam een exploitant is, dan is het de exploitant. Zo niet, is het de gebruiker. Bij gebreke van een exploitant of gebruiker is het de eigenaar. We moeten hier ook wel duidelijk het onderscheid maken tussen saneringsplichtig, en saneringsaansprakelijk. Als de veroorzaker van het illegaal achterlaten van afval, of van lozingen, bekend is, dan is hij de saneringsaansprakelijke, en kunnen de kosten uiteraard op hem verhaald worden.
Volgens artikel 12 van het Materialendecreet moeten zowel de achterlater van de afvalstoffen als de eigenaar van de grond waar de afvalstoffen worden achtergelaten, ervoor zorgen dat de achtergelaten afvalstoffen worden verwijderd zodat er geen gevaar is voor de gezondheid van de mensen.
Deze regeling is zeker niet uitzonderlijk. De saneringsplichtregeling binnen het Bodemdecreet is een uitwerking van het eigenaarsrisico zoals bepaald in het Burgerlijk Wetboek. Het onroerende goed maakt deel uit van het vermogen van de eigenaar, zodat het ook logisch is dat niet in eerste instantie de gemeenschap maar wel de betrokkene zelf het nodige doet om zijn vermogen intact te houden door het nemen van de gepaste maatregelen.
Wanneer bijvoorbeeld je muur beklad wordt met graffiti, dan is het ook aan de eigenaar om die muur opnieuw te schilderen. De overheid kan moeilijk optreden, want dan zou ze in principe de functie van een verzekeringsmaatschappij vervullen.
Als de lokale en/of bovenlokale overheid eigenaar is van het terrein waar de afvalstoffen werden achtergelaten, zal zij de opruiming of het herstel voor haar rekening moeten nemen.
Zoals u weet heb ik enkele weken geleden het idee van een boetefonds voor drugsdumping gelanceerd bij de federale collega’s, omdat ik vind dat we alle kosten maximaal op de vervuilers moeten verhalen, ook als we niet weten wie dat is. Ik zal laten onderzoeken in hoeverre het opportuun is om dit schadefonds breder open te trekken naar ‘schade door onbekenden’. Ik zal ook bekijken in hoeverre we aan de verzekeringssector een meer verregaande dekking kunnen opleggen.
Er is hier ook wel een belangrijke verantwoordelijkheid weggelegd voor de parketten en de politiediensten om de aansprakelijke effectief op te sporen. Als er een aansprakelijke is, kunnen de kosten daarop verhaald worden en moet de onschuldige eigenaar hier niet voor opdraaien. Als de aansprakelijke niet achterhaald kan worden, dan is het aan de exploitant, gebruiker of eigenaar om de maatregelen te nemen om het milieu te beschermen. Over het boetefonds zitten we in overleg met de federale collega’s. Zij moeten dat oprichten natuurlijk. Het is een goede suggestie om het open te trekken naar schade door onbekenden. Vaak wordt dergelijke schade aangericht door onbekenden. Dat de onschuldige eigenaar dat zou moeten betalen lijkt onrechtvaardig.
De OVAM kan ambtshalve optreden in het kader van een vrijstelling van saneringsplicht of in het kader van handhaving als de saneringsplichtige niet of onvoldoende optreedt. In heel acute omstandigheden kan de OVAM veiligheidsmaatregelen opleggen en mogelijks uitvoeren. Het is niet de bedoeling dat de overheid de kosten zelf draagt. Ook in geval van ambtshalve optreden zal de overheid steeds trachten de door haar gemaakte kosten te verhalen. Er kan daarbij wel rekening gehouden worden met de draagkracht van de betrokkene – bijvoorbeeld laag inkomen – en er kan in die gevallen een afbetalingsplan worden toegestaan.
De procedure voor schadegevallen is er gekomen om bij incidenten op een snelle en efficiënte manier te kunnen optreden.
Er werd inderdaad niet de mogelijkheid voorzien om een vrijstelling van saneringsplicht aan te vragen. Dit betreft echter geen ongelijkheid ten opzichte van de algemene regeling zoals voorzien in de artikelen 12 en 22 van het Bodemdecreet waar als een van de vrijstellingsvoorwaarden is opgenomen dat de bodemverontreiniging niet mag zijn tot stand gekomen ten tijde dat men exploitant/gebruiker/eigenaar van de grond was. Zoals ik daarnet al aangehaald heb, is die regeling gebaseerd op het eigenaarsrisico in het Burgerlijk Wetboek.
We merken dat saneringsplichtigen gebruik maken van de bestaande instrumenten zoals het gebruik van sectorfondsen waarbij een effectieve ondersteuning gebeurt die niet enkel financieel is, maar waarbij bijvoorbeeld ook ondersteuning geboden wordt op vlak van begeleiding. Ook financiële zekerheden en partiële bodemonderzoeken om saneringskosten uit te fragmenteren worden meegenomen. Bovendien hanteert de OVAM geen dwingende termijnen tussen het bodemsaneringsproject en de effectieve bodemsaneringswerken.
De schadegevallenprocedure is voor de betrokkene een gunstprocedure die vaak goedkoper zal zijn dan te saneren via de algemene regeling.
En de laatste vraag: ben ik bereid om met de artikelen 74 tot en met 82 van het Bodemdecreet de opgelegde procedure in die zin bij te sturen? Ik heb heel duidelijk gezegd dat bij een aanpak van een schadegeval onder de algemene regeling de saneringsplichtigen niet in aanmerking komen voor een vrijstelling van saneringsplicht. De bodemverontreiniging is immers niet tot stand gekomen voor het tijdstip waarop hij eigenaar werd van de grond. Een aanpassing aan de regeling voor schadegevallen dringt zich in die zin niet op.
De heer Claes heeft het woord.
In eerste instantie ben ik blij met uw oproep voor de uitbreiding van een boete- en schadefonds. U kijkt daarvoor naar de Federale Regering. De vraag is echter alleen: wanneer zal zoiets er ook daadwerkelijk komen? Dat is de grote vraag. Ik hoor dat u niet zulke goede contacten hebt met die persoon uit de Federale Regering dat u dat nu al zult kunnen zeggen.
In tweede instantie heb ik begrepen dat de betrokken personen in dit geval beroep kunnen doen op de vrijstelling van de OVAM. Is dat correct? Kunt u dat bevestigen? Als dat inderdaad zo is, ben ik daar blij om en heb ik eigenlijk geen verdere vragen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik heb begrepen, minister, dat u kijkt naar eventuele mogelijkheden voor schadefondsen om bestaande of eventuele nieuwe regelingen verder open te trekken. Collega, u legt in dezen de link dadelijk naar de Federale Regering. Ik weet niet of enkel dat de mogelijkheid was, minister, of dat u ook nog andere mogelijkheden zag.
Ten tweede stipt u aan dat u ook met de verzekeringssector wilt kijken naar bredere verzekeringsmogelijkheden. Ik weet niet of u daar reeds acties voor genomen hebt of dat u dat in de planning hebt staan.
Een derde element is dat alles terug te brengen is op dat eigenaarsrisico, zoals u duidelijk aangeeft. Er wordt verwacht van eigenaars dat zij zelf gepaste maatregelen nemen ter preventie en ter bescherming van hun eigendom. Maar als we spreken over grachten of percelen die via openbaar terrein toegankelijk zijn, ga ik ervan uit dat het onmogelijk is dat we verwachten dat alles moet worden afgesloten met muren en hekken. Dat is ook niet wenselijk. We zitten hier voor een stuk met een evenwichtsoefening, tussen enerzijds het eigenaarsrisico en anderzijds het feit dat mensen via het openbaar terrein daartoe dus toegang zouden kunnen hebben. Ik begrijp van u dat als de eigenaar stil blijft zitten, er een aantal mogelijkheden zijn dat de OVAM zal optreden voor het effectieve opruimen. Maar begrijp ik dan ook dat daarmee ook de aansprakelijkheid wordt verlegd, of blijft in dezen de eigenaar naar financiering toe verantwoordelijk? Dat is mij nog niet volledig duidelijk.
Een laatste vraagje waar ik nog niet helemaal – tenzij ik het gemist heb, ik ga zeker het antwoord nog grondig nalezen – een antwoord op heb: welke mogelijkheden hebben lokale of bovenlokale overheden zelf, naast de OVAM, om eventueel bij stilzittende eigenaars – omdat het voor hen onmogelijk is om de opruiming te doen of de kosten daarvan te dragen, maar er toch dreigingen zijn inzake vervuiling van het milieu, of gevaar voor volksgezondheid en dergelijke meer – op te treden, zowel naar de saneringsplicht als naar aansprakelijkheid toe?
De heer Danen heeft het woord.
Dit zijn altijd bijzonder moeilijke dossiers, altijd. In sommige gevallen valt het mee. Dat is wanneer de dader of vervuiler bekent en de kosten verhaald kunnen worden. Maar als dat niet voor 100 procent duidelijk is, leidt dat vaak tot rechtszaken die heel lang duren en waar betwist wordt dat de dader wel effectief de vervuiler is geweest enzovoort. We krijgen allemaal van die berichten in onze mailbox. Het is dus eigenlijk een complex gegeven waarvoor we een oplossing moeten zoeken, minister.
Ik ben het met u eens dat de gemeenschap niet moet opdraaien voor wat vervuilers doen. Ik ben het ook met u eens dat de vervuiler moet betalen. Maar het kan nooit de bedoeling zijn dat de onschuldige eigenaar voor de hele zaak opdraait. In sommige gevallen is dat zo. Ik ben blij te horen, minister, dat u wilt nadenken over een boetefonds, maar ik hoop dan dat dat boetefonds vrij snel kan worden opgericht. Wat is de timing daarvan?
Mijn tweede vraag is of u een idee hebt van de grootteorde van dit soort gevallen. We krijgen allemaal wel af en toe zo'n mail in onze mailbox, maar ik ben benieuwd naar de grootteorde. Als het effectief maar over enkele of enkele tientallen gevallen in Vlaanderen gaat, dan kunnen we dat misschien wel solidariseren, aangezien het over relatief weinig geld gaat als we dat over de gemeenschap heen moeten uitspreiden. Maar als het natuurlijk over duizenden en duizenden gevallen gaat, en het is een situatie die alsmaar oploopt, dan moeten we zeker zoeken naar meer structurele oplossingen.
Mijn vragen zijn dus wat de timing is van het boetefonds en of dat iets is dat al die gevallen kan afdekken.
Minister, onze fractie is uiteraard ook tevreden met uw reactie in verband met het verder opentrekken van het schadefonds en het boetefonds. We zijn ook tevreden dat u daarover in overleg zult gaan met uw federale collega. Dat is inderdaad heel belangrijk, alsook het verder betrekken van de verzekeringssector. Het is van groot belang dat daar een grondig overleg mee is en dat daar de nodige stappen worden gezet in de juiste richting.
Toen ik het verhaal van Willebroek hoorde, moest ik spontaan denken aan het verhaal van enige tijd geleden van een vrouw van negentig jaar oud, op wier eigendom gesluikstort was. Uiteindelijk moest zij ook volledig instaan voor de opruimkosten. Dat zijn inderdaad verhalen die toch wel heel pakkend zijn.
Het allerbelangrijkste is natuurlijk de pakkans. Dat is ervoor zorgen dat de dader gepakt wordt. En daar heeft onze politie natuurlijk een heel grote verantwoordelijkheid in. Het is ook belangrijk, minister, dat dat altijd heel grondig verder onderzocht wordt. Ik denk dat het ook nuttig zou zijn om uw plannen daaromtrent verder te bespreken met uw federale collega's.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Het is inderdaad heel belangrijk – en dat merk ik ook in de gesprekken die ik heb met de politiediensten en parketten – dat we de dader maximaal in beeld brengen, want dan kunnen we ook achter het geld aan. Dat is het belangrijkste.
Ik heb gesproken over het boetefonds, dat vooral in het geval van drugsdumping zou gelden. Het lijkt mij de beste oplossing om dat uit te breiden naar schade door derden. Over dat boetefonds zijn de eerste gesprekken gevoerd. Er is nu eerstdaags ook een vervolgvergadering. Ik denk ook dat de federale collega's willen meewerken aan die oplossing. Dat lijkt me ook noodzakelijk. Het gaat dus om het onderzoek naar de uitbreiding van het boetefonds voor drugs naar alle schade.
Collega Danen, bij mijn weten zou het toch wel over een honderdtal dossiers per jaar gaan, vandaar dat het moeilijk is om dat te verhalen op de gemeenschap. Ik zou toch liever willen dat we eerst werk maken van het maximaal in beeld brengen van de dader, het oprichten van het fonds en dat fonds ook wat uitbreiden. Ik ga ook de gesprekken starten met de verzekeringssector, om te kijken of we daar ook geen betere dekking kunnen hebben. Ik ga die gesprekken zeker aan. Ik denk dat we daar nog iets extra kunnen doen.
Collega Claes, de vervolgvergadering is dus eerstdaags. Vrijstelling vanuit de OVAM kan in dezen niet worden verleend, conform het Bodemdecreet en het eigenaarsrisico in het Burgerlijk Wetboek.
Collega Rombouts, het klopt, er zijn vandaag al sectorfondsen, voor bijvoorbeeld garages of wasserijen. Rond stookolie zijn we ook een fonds aan het oprichten. Ik hoef jullie niet te vertellen dat dat een moeizaam project is, maar dat ik toch hoop dat we het erdoor krijgen. Het is inderdaad zo dat de OVAM kan optreden – ik denk dat collega Rombouts daarnaar vroeg – als er acuut gevaar is voor het milieu, maar de saneringsplicht blijft uiteraard bij dezelfde persoon liggen. Maar de OVAM zal dan wel optreden omdat er een acuut gevaar is voor onze gezondheid, of voor het milieu.
De heer Claes heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik heb dan toch begrepen dat een vrijstelling door de OVAM niet mogelijk is voor de betrokken persoon. Dat is natuurlijk vrij slecht nieuws voor die mensen. U schermt wel met het boetefonds, maar – zoals daarnet al gezegd werd – het is de vraag of en wanneer dat zal worden opgericht. Minister, ik denk dat een aanpassing van het Bodemdecreet toch de piste met voorkeur is, zodat mensen die schade ondervinden door derden kunnen worden vrijgesteld. Anders vrees ik dat we in de toekomst heel veel dumpingen, lozingen en verontreinigingen niét gaan opmerken, omdat mensen het gewoon niet meer zullen melden, omdat ze bang zijn zeer grote kosten te moeten betalen voor iets waar ze zelf eigenlijk geen schuld aan hebben.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, bedankt voor het bijkomend antwoord. Ik heb zonet aangegeven dat – wat betreft de aansprakelijkheid – de verzekering en het schadefonds zeker pistes zijn die meegenomen kunnen worden, maar ik ben ook wel bezorgd over de mogelijkheden nu. Er is het feit dat eigenaars ermee geconfronteerd kunnen worden dat het voor hen echt onmogelijk is om tot sanering over te gaan, dat ze het financieel effectief niet kunnen. Er is ook de bezorgdheid dat het afval snel, bij wijze van spreken, aan de andere kant van de gracht zal liggen, gewoon om de kosten die onterecht bij hen worden gelegd – onterecht in de zin dat ze zelf niet de oorzaak zijn – te vermijden. In die zin, minister, heb ik daar nog niet dadelijk een antwoord op gekregen. Ik zal, eventueel via een schriftelijke vraagstelling, toch nog wel vragen naar welke mogelijkheden lokale besturen hebben in dezen, indien het om uitzonderlijke kosten gaat, eventueel zelfs gebonden aan gezondheidsrisico’s of milieurisico’s. Want ik denk dat dat ook wel onze eerste bezorgdheid moet zijn: dat er op een correcte manier snel gehandeld kan worden, en dat de eigenaars er niet volledig bekaaid vanaf komen. Ik veronderstel dat dit debat nog een vervolg zal krijgen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.