Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Heel wat woonzorgcentra kampen met leegstaande plaatsen, onder meer vanwege de coronacrisis, of kampten hiermee de voorbije periode. Daardoor zijn er meer mogelijkheden voor bewoners om van woonzorgcentrum te veranderen. Soms kunnen ouderen nu bijvoorbeeld de kans krijgen om te gaan wonen in het woonzorgcentrum van hun voorkeur, terwijl daar voordien geen plaats was, of in de eigen buurt of in de buurt van hun kinderen. Voor anderen kan de keuze bepaald worden door de lagere dagprijs die wordt aangerekend. Nu er meer plaatsen beschikbaar zijn en de opzegperiode van dertig dagen tijdelijk buiten toepassing werd gesteld in woonzorgcentra die een beroep willen doen op de continuïteitsborg, wordt een verhuizing van het ene woonzorgcentrum naar het andere gemakkelijker.
Zolang dat overeenstemt met wat de ouderen zelf willen en waar zij zich het best bij voelen, stelt er zich geen probleem. Integendeel, zou ik denken. Zoals ik echter al eerder aankaartte in deze commissie, proberen sommige woonzorgcentra nieuwe bewoners aan te trekken door middel van tijdelijke acties en kortingen. Het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 11 december 2020 bepaalt daarover heel duidelijk dat er dit jaar bepaalde tijdelijke kortingen zijn toegestaan op voorwaarde dat ze aan alle bewoners worden toegekend voor dezelfde tijdelijke duur. Woonzorgcentra en centra voor kortverblijf die daar niet aan voldoen, verliezen hun continuïteitsborg.
Toch blijven er, minister, initiatieven de kop opsteken die vragen doen rijzen. Strikt genomen is dat niet voor iedereen verboden, maar wel voor de woonzorgcentra die een beroep willen doen op de compensaties. Zo werd ik recent ingelicht dat bepaalde woonzorgcentra enkele bedden aanbieden voor een dagprijs van 30 euro per dag voor een tweepersoonskamer of 35 euro per dag voor een eenpersoonskamer. Die plaatsen worden dan solidariteitsbedden genoemd, omdat ze gericht zijn op mensen met een minder grote financiële draagkracht. Als verantwoording voor dit initiatief wordt gesteld dat iedereen de kans moet krijgen om naar een woonzorgcentrum te gaan.
Er zijn wel degelijk mensen die daarop ingaan en van het ene naar het andere woonzorgcentrum verhuizen, enkel en alleen vanwege het solidariteitstarief. Het is onduidelijk hoelang het solidariteitstarief dan zal gelden. Mogelijk zullen mensen die er een beroep op kunnen doen, nadien ook terug de volledige dagprijs moeten betalen.
Het BVR van 28 juni 2019 bepaalt dat, als een bewoner of zijn vertegenwoordiger na opname de schriftelijke opnameovereenkomst wil beëindigen, de opzeggingstermijn dertig dagen bedraagt en dat er geen opzegvergoeding mag worden aangerekend. Naar verluidt wordt in individuele overeenkomsten soms toch een langere opzegperiode opgenomen. Door de pandemie werden de bepalingen over de opzegtermijn tijdelijk opgeschort, maar dat geldt enkel voor de woonzorgcentra die een beroep wensen te doen op de compensaties.
Deze werkwijze, die we voorheen nog niet in deze commissie hebben besproken, roept bij mij heel wat vragen op. Een dagprijs van 30 of 35 euro is zeer laag in verhouding tot de reële kostprijs. Dat weten we allemaal. Het kan voor een woonzorgcentrum financieel niet leefbaar zijn dit lang aan te houden of dit op alle bewoners toe te passen. Dat gebeurt in de praktijk ook niet.
Ik vraag me dan ook af in hoeverre dit systeem in overeenstemming is met het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020. Het systeem wekt in elk geval de indruk dat het aanbod waarvan sprake is, enkel geldt voor nieuwe bewoners die het financieel moeilijk hebben. Er zijn ongetwijfeld bewoners die langer in het woonzorgcentrum verblijven die ook aan de voorwaarden zouden voldoen. Verder is het zeer onduidelijk welke criteria worden gehanteerd voor de beslissing iemand een zogenaamd solidariteitsbed toe te kennen. Het spreekt voor zich dat dit voor elke bewoners die zich in dezelfde situatie bevindt, op dezelfde manier zou moeten kunnen gebeuren.
Wat de financiële toegankelijkheid van de woonzorgcentra betreft, leveren we in Vlaanderen al heel wat inspanningen. Zo heeft elke bewoner van een woonzorgcentrum automatisch recht op een zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden van 130 euro. Met het zorgbudget voor zorgbehoevende ouderen kan dat tot ongeveer 600 euro per maand oplopen. Afhankelijk van het inkomen en de zorggraad biedt Vlaanderen bijkomende tegemoetkomingen om mensen met een lagere financiële draagkracht te ondersteunen.
Minister, in hoeverre wordt gecontroleerd of de opzegtermijn in de schriftelijke opnameovereenkomsten in woonzorgcentra wordt gerespecteerd? Hebt u er zicht op in welke mate de regelgeving soms niet wordt gerespecteerd?
Zijn u klachten bekend over het eisen van een langere opzegtermijn dan in het besluit van de Vlaamse Regering is bepaald? Hebt u weet van woonzorgcentra die opzeggingsvergoedingen aanrekenen die ze niet mogen aanrekenen? Hoe wordt gereageerd als woonzorgcentra in de schriftelijke opnameovereenkomsten een langere opzegtermijn opnemen dan in het besluit van de Vlaamse Regering is opgenomen of als woonzorgcentra bewoners die wensen te verhuizen, een opzeggingsvergoeding vragen?
Is het aanbieden van de zogenaamde solidariteitsbedden in de woonzorgsector u bekend? In hoeverre is het de woonzorgcentra toegelaten op basis van de financiële situatie van de bewoner een lager tarief toe te kennen? Welke criteria moeten hiervoor worden gehanteerd? Hoe reageert u op dit systeem? Is dit conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020?
Tot slot betreft het aanbod aan solidariteitsbedden onder meer tweepersoonskamers. Hebt u er zicht op in hoeverre de tweepersoonskamers in de woonzorgcentra worden bewoond door mensen die geen affectieve relatie hebben?
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, de schriftelijke opnameovereenkomsten van een woonzorgvoorziening worden bij de inspecties van een nieuwe voorziening gecontroleerd. Indien er klachten over de opnameovereenkomsten zijn, kunnen die overeenkomsten deel van een inspectie uitmaken. De Woonzorglijn heeft dit jaar één klacht ontvangen over het opzeggen van een overeenkomst. Die klacht had onder meer betrekking op de aanrekening van een opzeggingsvergoeding. De Woonzorglijn heeft dit jaar nog geen enkele klacht ontvangen waarin sprake is van een langere opzegtermijn dan in het besluit van de Vlaamse Regering staat bepaald.
Sinds 1 april 2021 kunnen de woonzorgcentra opnieuw een opzegvergoeding aanrekenen aan de bewoner na de opzegging van de overeenkomst of aan de familie na het overlijden van de bewoner. De woonzorgcentra die hiervoor kiezen, delen dit mee aan het agentschap Zorg en Gezondheid (AZG) en verliezen in dat geval het recht op de continuïteitsborg van de dagprijs. Er zijn effectief woonzorgcentra die van deze mogelijkheid gebruikmaken. In april 2021 ging het om 51 woonzorgcentra.
Tijdens de beginfase van de COVID-19-compensatiemaatregelen heeft AZG vooral informatieve vragen van bewoners, familieleden en woonzorgcentra over de aanrekening van een opzegvergoeding gekregen. We kennen geen situaties waarin de voorziening na een vergissing niet de facturen aan de bewoner of de familie heeft gecorrigeerd.
Op 1 juli 2021 eindigen de compensatie voor de dagprijs en de uitzonderlijke regeling om de opzegvergoeding niet aan te rekenen. Indien wordt vastgesteld dat een woonzorgcentrum een te lange opzegtermijn in de opnameovereenkomsten opneemt, vragen we dit recht te zetten en het eventueel aan de betrokkenen te veel aangerekend bedrag terug te storten.
Ik ken één groep voorzieningen die de praktijk van solidariteitsbedden toepast. Het gaat daarbij om een beperkt aantal bedden die tegen lage dagprijzen worden aangeboden aan mensen die het financieel moeilijk hebben. We hadden het in deze commissie eerder over het prijzenbeleid van de woonzorgcentra, onder meer naar aanleiding van de vragen van uzelf, collega De Reuse en collega Parys. Ik heb op dat moment aangegeven dat we het dagprijzenbeleid na de coronaperiode grondig willen evalueren, wat in principe gepland is voor dit najaar, maar ook dat we op dat moment al actie zouden ondernemen binnen onze tijdelijke regelgeving die geldt tijdens de pandemie.
In het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, dat van toepassing is in deze bijzondere COVID-19-periode, bepalen we dat voorzieningen tijdelijke kortingen enkel kunnen toestaan als die worden toegekend aan alle bewoners voor dezelfde duur. Er zijn daarop slechts enkele evidente uitzonderingen, bijvoorbeeld bewoners die tijdelijk met hinder door infrastructuurwerken worden geconfronteerd, bewoners die tijdelijk afwezig zijn of door COVID-19 tijdelijk op dezelfde kamer verblijven. In deze uitzonderingsgevallen is het de voorziening toegestaan een tijdelijke korting te verlenen aan een deel van de bewoners en toch recht te hebben op de continuïteitsborg. Als het agentschap vaststelde dat niet aan de voorwaarde is voldaan, verliest het woonzorgcentrum de continuïteitsborg. In het kader van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 is het dus niet mogelijk om tijdelijk kortingen toe te staan aan gebruikers op basis van hun financiële situatie. In dat geval verliest de voorziening haar continuïteitsborg. Voor de groep voorzieningen in kwestie betekent dit heel concreet dat zij geen compensaties krijgen voor de leegstand wegens de coronacrisis in de voorzieningen waar zij dergelijke tijdelijke kortingen bieden.
Een woonzorgcentrum kan er wel voor kiezen om een lagere dagprijs te verkrijgen door het toepassen van een permanente korting of een permanente dagprijsverlaging. In het algemene prijzenbeleid, dus buiten het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, is er vandaag geen kader dat bepaalt welke tijdelijke kortingen al dan niet toegestaan zijn, noch bestaan er criteria daaromtrent. Het kortingenbeleid zal mee onderdeel vormen van de evaluatie van het huidige dagprijzenbeleid. Het opstarten van die evaluatie is gepland voor de loop van dit najaar.
Cijfergegevens over de mate waarin tweepersoonskamers worden bewoond door mensen met een al dan niet affectieve band, worden niet bijgehouden. We zien wel een trend naar nieuwbouw met vaak enkel nog eenpersoonskamers.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik wil toch graag eventjes verder ingaan op die zogenaamde solidariteitsbedden, want dat is natuurlijk een variatie op de kortingen die we eerder ter sprake hebben gebracht in deze commissie. U hebt daar nadien heel terecht op geanticipeerd door het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december van vorig jaar. Dat stelt dat kortingen tijdelijk moeten zijn en dat ze, behoudens de uitzonderingen waarnaar u hebt verwezen, ook voor iedereen moeten gelden. Anders verliest het woonzorgcentrum zijn continuïteitsborg. Blijkbaar is dat echter niet voor iedereen het middel om dat af te dwingen. Sommigen kiezen ervoor om dan geen beroep te doen op de continuïteitsborg en nu te werken met die zogenaamde solidariteitsbedden. Intuïtief zou men natuurlijk kunnen oordelen dat dat toch eigenlijk goed is als mensen minder middelen hebben: wat kan men er dan op tegen hebben dat er een lager tarief wordt aangerekend?
Wel, de vraag rijst dan natuurlijk op welke manier wordt gedetecteerd wie het financieel moeilijk heeft. Ook wordt aan mensen die zich misschien in eenzelfde financiële situatie bevinden en eerder naar dat woonzorgcentrum zijn gegaan, niet datzelfde zogenaamde solidariteitstarief aangerekend. Minister, ik vraag u echt om dat element mee te nemen wanneer u na corona een kader uitwerkt met betrekking tot de hele dagprijsreglementering. Ik hoop dat daar snel verder werk van kan worden gemaakt.
Nogmaals, ik heb hier toch wel vragen bij. In heel veel woonzorgcentra zetten directie, personeelsleden en vrijwilligers zich dag in, dag uit enorm in om alle bewoners op een goede manier bij te staan, maar het systeem dat hier wordt toegepast, roept bij me een aantal ethische vragen op. Ik maak de bedenking of het echt om solidariteit gaat. Echte solidariteit die Vlaanderen kan doen, is op basis van heel objectieve criteria zien welke mensen we financieel moeten ondersteunen in de kostprijs van een woonzorgcentrum in plaats van dat aan de woonzorgcentra zelf over te laten op basis van heel vage criteria en alleen maar voor een beperkt aantal bewoners.
De heer De Reuse heeft het woord.
In de klassieke muziek zou men over deze vraag om uitleg zeggen dat het variatie op een thema is, want het onderwerp is hier al in verschillende versies en vormen naar voren gekomen. Nu is het in de vorm van de solidariteitsbedden. In essentie gaat het altijd over hetzelfde, namelijk de bezetting van een woonzorgcentrum, over het opvullen van lege kamers en zorgen dat er zo weinig mogelijk leegstand is. Ik stel vast – en jullie ongetwijfeld ook allemaal – dat sommige woonzorgcentra geen probleem hebben met de bezetting en andere wel.
Minister, het is heel belangrijk om te kijken naar de achterliggende redenen van die leegstand. Los van het coronagegeven en van de oversterfte die er is geweest, is het heel belangrijk om dat eens in kaart te brengen. Spreken we hier over oudere woonzorgcentra of over woonzorgcentra met te weinig personeelsbezetting? Dat moeten we in kaart brengen, en dan zullen we zien waarom bepaalde woonzorgcentra, bepaalde groepen, altijd kortingen voorstellen en bepaalde omwegen vinden om die dagprijs naar beneden te halen.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, jullie weten dat we ook heel erg bezorgd zijn over die kortingen. Dat probleem lijkt steeds meer de kop op te steken. Zeker in tijden waarin de overheid ook leegstand financiert, is dat heel erg bedenkelijk. Dat roept heel wat vragen op.
Wat uw antwoord betreft, minister, is het goed dat u zegt dat kortingen er voor alle bewoners met dezelfde zorgnood zijn ongeacht wanneer ze zich in het woonzorgcentrum hebben ingeschreven. Het is belangrijk dat gelijke noden gelijk worden behandeld. Ik vraag me af of Zorginspectie op dit moment controles uitvoert. Het is belangrijk dat er snel een evaluatie komt of die kortingen effectief illustreren dat er een structurele marge op de dagprijs is. Maar controleert Zorginspectie dat momenteel?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, we plannen een aantal evaluaties en we zullen de bekommernissen die onder anderen collega De Reuse naar voren heeft gebracht, meenemen. De covidleegstand heeft vooral te maken met de intensiteit van de coviduitbraken die er in de verschillende residenties zijn geweest. Dat geeft grote verschillen en zorgt er ook voor dat de ene voorziening niet met de andere vergelijkbaar is.
Zorginspectie volgt de zorginspecties op, collega Anaf, en voert heel gerichte en ik neem aan ook correcte controles uit.
Voor het overige volg ik de analyse van collega Schryvers helemaal. Het is deontologisch niet correct binnen een sector die het zwaar te verduren heeft gehad tijdens de crisis om dat te doen. Dat is ook de reden waarom ik dat heb opgenomen in het BVR over COVID-19-financiële maatregelen voor de woonzorgcentra.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, die solidariteitsbedden zijn een voorbeeld van de wijze waarop de solidariteit in de sector wordt doorbroken. Alle woonzorgcentra hebben het de afgelopen periode moeilijk gehad. Als Vlaamse overheid zijn u en de Vlaamse Regering hen met een aantal compensaties tegemoetgekomen. Nu wordt op deze manier omgegaan met het aantrekken van nieuwe bewoners in een systeem dat niet fair is tegenover de eerdere bewoners. Dat doorbreekt de solidariteit in de sector en de gelijke behandeling van de bewoners. Het zou goed zijn dat de Vlaamse overheid hier in de toekomst en niet enkel in het licht van de COVID-19-compensaties paal en perk aan stelt. Ik kijk uit naar het kader dat u hiervoor uitwerkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.