Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, in Brussel en de Vlaamse Rand rond Brussel zie je een heel merkwaardig fenomeen. In Brussel zit je met heel veel kortgeschoolde mensen die werkzoekend zijn en veel vacatures voor hogere profielen. En in de Rand rond Brussel zit je met een heel grote vraag naar mensen die kortgeschoold zijn. Op een of andere manier loopt dat heel moeilijk om de kortgeschoolde Brusselaars naar de Rand te krijgen om de vacatures daar te gaan invullen.
Er zijn al heel wat pogingen gedaan om dat toch goed te strijken. Een van die zaken is de campagne ‘Een job, c'est aussi un job’, om meer Brusselaars te overtuigen om in Vlaanderen aan de slag te gaan. Er is ook een nieuwe overeenkomst tussen VDAB en Actiris. Mijn collega’s uit Brussel en uit Vlaamse Rand – Karl Vanlouwe, Inez De Coninck, en ook Allessia Claes – hadden mij erop gewezen dat we dit verhaal ook eens in de commissie aan bod moesten brengen, met de vraag hoe we meer Brusselaars kunnen overtuigen om in Vlaanderen te gaan werken. Hoe verloopt de samenwerking? Kunnen we de Brusselaars die het Nederlands niet of onvoldoende kennen, overtuigen om te kiezen voor een baan in Vlaanderen? Gisteren deed collega De Vreese nog een mooi charmeoffensief over de kennis van het Nederlands.
In het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht worden heel wat middelen uitgetrokken voor de economische heropleving. Welke projecten moeten daarvan voorzien worden in het kader van de samenwerking tussen VDAB en Actiris? En als Kortrijkzaan interesseert het mij uiteraard ook enorm hoe het zit met de samenwerking tussen VDAB en Le Forem. Want ook met onze Waalse vrienden, zeker uit Henegouwen, zijn er heel wat mooie samenwerkingen te realiseren en zijn we heel complementair. Maar het is ook niet zo gemakkelijk om reacties van mensen uit Henegouwen op Vlaamse vacatures te krijgen, terwijl we zien dat Noord-Fransen veel gemakkelijker de weg vinden. Maar dat is een ander verhaal.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, met de campagne ‘Een job, c'est aussi un job’ zetten we in op het doorbreken van de vooroordelen rond werken in de Vlaamse Rand. Want ja, er zijn openstaande vacatures in de Vlaamse Rand. Neen, je hoeft niet perfect tweetalig zijn. Neen, het is niet zo ver als je denkt. En ja, ook Brusselaars zijn welkom in de bedrijven in de Vlaamse Rand.
De campagne verliep via radio, social media, online media en digitale reclameborden langs de kant van de weg. De doelgroep van de campagne waren Franstalige Brusselaars tussen 18 en 45 jaar. De campagne passeerde langs 8.794.889 schermpjes op smartphones en computers over gans Brussel.
Bij het begin en het einde van de campagne is een bevraging georganiseerd bij de Franstalige Brusselaars. 43 procent herinnert zich de campagne. Bij het begin van de campagne was 61 procent van de Franstalige Brusselaars zich bewust van het ruime vacatureaanbod in de Rand. Dat is gestegen naar 68 procent. Na de campagne overwoog 75 procent van de Franstalige Brusselaars om te solliciteren in de Rand. Ook daar was er dus een significant effect. 22 procent van de bevraagde Franstalige Brusselaars gaf aan een Nederlandse taalopleiding te volgen. En naar aanleiding van de campagne hebben 454 Brusselaars zich ook ingeschreven voor een collectieve infosessie van VDAB en Actiris, ‘Werken in het Nederlands’.
Ik vind dat zeer sprekende cijfers. Het toont aan dat we heel veel potentieel hebben in Brussel om de krapte op de Vlaamse arbeidsmarkt tegen te gaan. Als we naar de cijfers kijken, zien we dat er veel goede intenties zijn van Franstalige Brusselaars om in Vlaanderen te werken. Ik hoop dat we dat binnenkort vertaald zullen zien in een stijgende werkzaamheidsgraad in Brussel, al zal dat natuurlijk ook van Actiris moeten komen.
Zoals gezegd gaat het hier vaak om kortgeschoolden, mensen met een taalachterstand. Dankzij ‘een job, c’est aussi un job’ krijgen de Brusselse werkzoekenden in één oogopslag alle info om te werken aan de overkant.
Dan uw tweede en derde vraag: de gezamenlijke campagne illustreert hoe Actiris en VDAB steeds vaker de krachten bundelen.
De gezamenlijke communicaties moeten bijdragen om zoveel mogelijk mensen te overtuigen dat de jobs in Vlaanderen slechts enkele bushaltes verwijderd zijn. Er is ook de campagne “Nouveau job? Le prochain stop!”. U ziet: men is zeer creatief om het Frans en het Nederlands met elkaar in het huwelijk te laten treden.
In het nieuwe samenwerkingsakkoord is ook voorzien dat beide regeringen een investering doen in sensibilisering en communicatie.
Daarnaast zet VDAB Brussel zowel online, als via persoonlijke contacten, in op het promoten van het aanbod ‘Nederlands leren’ en de ‘tewerkstellingskansen in Vlaanderen’. VDAB Brussel zet hiervoor een apart team van vijf bemiddelaars in. Er zijn ook workshops voor de bemiddelaars van Actiris en de partners.
In 2021 gaan we ook gerichte acties opzetten om de tewerkstelling in de zorg te promoten.
Er is ook data-uitwisselingsprogressie, omdat in het nieuwe samenwerkingsakkoord de opdracht gegeven wordt om de IT-systemen zo te ‘reframen’ dat de gegevens van werkzoekenden uitgewisseld kunnen worden.
We hebben geen specifieke middelen uitgetrokken in het kader van het plan Vlaamse Veerkracht, maar er loopt dus heel wat. Er is ook – zoals u weet – een spiksplinternieuw samenwerkingsakkoord.
Dan Le Forem: daar is de samenwerking met VDAB verankerd in het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Waalse regering. Ook hier wordt ingezet op het aantrekkelijk maken van Vlaanderen als werkplek, en wordt de focus gelegd op de knelpuntberoepen.
Voor mij, collega’s, toont de campagne aan dat we via die weg mensen kunnen overtuigen om in Vlaanderen een job te zoeken. Ik zie dit zeker als een voorbeeld om ook met Le Forem op een gelijkaardige wijze aan de slag te gaan.
De heer Ronse heeft het woord.
Ja, ik hoor heel veel ambitie op dat vlak. Ik ben blij dat te horen. Ik denk dat we eens te meer keihard moeten inzetten op die interregionale samenwerking, want die arbeidsmarkten zijn echt complementair. Als we onze economische groei in Vlaanderen willen halen moeten we echt maken dat we die jobs kunnen binnenhalen. Ik geef altijd het voorbeeld van een brouwerij bij mij in de streek, die op dit moment massaal aan het zoeken is naar operatoren maar ze dus niet vindt. Het is nochtans een job die met wat opleiding snel kan worden aangeleerd. Het is ook een heel fijne job. Als je dan ziet wat de werkloosheidsgraad is in Henegouwen, dan verbaast het me toch dat het zo moeilijk is om die mensen te vinden.
Ik heb zelf nog, in een vorig leven, een campagne opgestart: ‘Vous êtes les bienvenus’. Dat heeft wel wat vruchten afgeworpen, maar je voelt dat het potentieel nog veel hoger is, zeker als je de Franse cijfers ziet. Het zou dus niet slecht zijn om in tempore non suspecto de mensen van Le Forem en Actiris ook eens hier in de commissie uit te nodigen, om hen eens te horen getuigen wat volgens hen de drempels zijn die hun landgenoten ondervinden om in het mooie Vlaanderen te gaan werken.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel. Ik sluit me natuurlijk aan bij collega Ronse om het belang van die interregionale mobiliteit te benadrukken. Het is al vaak gezegd welke knelpunteconomie we in Vlaanderen kennen. Het zou dus maar al te gek zijn – met die potentiële vijver van mensen die jobs kunnen invullen – dat we daar niet zoveel mogelijk helemaal uithalen. Het is dus goed dat er initiatieven worden genomen.
Ik heb wel twee kleine vraagjes:
Eén: wat me wel opviel – en ik heb daar zelf ook al schriftelijke vragen over gesteld – was dat Le Forem en VDAB en Actiris heel veel cijfers kunnen geven over het aantal vacatures dat ze kunnen uitwisselen, maar blijkbaar geen cijfers kunnen geven over hoeveel van die vacatures dan ook effectief worden ingevuld door iemand uit een ander gewest. Mijn vraag is dus of het misschien mogelijk zou zijn daar toch iets meer transparantie te creëren, om het beleid ook goed te kunnen opvolgen en te kunnen zien of het allemaal ook succes oplevert. Dat is mijn eerste vraag.
Ten tweede staat of valt ook veel met niet alleen de wortel maar ook met de stok. We weten dat het sanctioneren van mensen die onvoldoende inspanningen leveren in Vlaanderen wel op punt staat. Maar ik vrees ook dat heel veel van onze inspanningen misschien niet echt zullen lonen als men daar in Wallonië en Brussel niet op eenzelfde manier naar kijkt. Het is natuurlijk hun eigen bevoegdheid, voor alle duidelijkheid. Dat is regionalisering. Maar het is misschien ook wel handig dat we in dezen eens met hen in overleg gaan, om eens te kijken hoe daar eventueel wat kan worden geholpen om ervoor te zorgen dat mensen ook daar iets sterker gestimuleerd worden om effectief een job aan te nemen in Vlaanderen. Minister, plant u daar misschien ook enig overleg over rond specifiek het sanctionerings- en opvolgingsbeleid van werkzoekenden?
Ik sluit ook graag kort aan bij de collega’s om het belang van die samenwerking te benadrukken. Zoals collega Ronse zei zijn er in het verleden al wel wat initiatieven geweest. Mij geeft dat een beetje een golvende indruk: af en toe een nieuw initiatief, dan weer een kleine, onzichtbare afbouw, en dan weer een nieuw initiatief. Iedereen belijdt altijd wel in woorden het belang van interregionale mobiliteit, maar eigenlijk moeten we vaststellen dat we nog te weinig gebruik maken van de opportuniteiten die er zijn.
De evolutie op de arbeidsmarkt is van die aard dat we het ons ook hier niet meer kunnen permitteren om minder te doen of om te weinig te doen. Een structurele samenwerking met zowel Actiris als Forem, en natuurlijk een monitoring van de resultaten daarvan is bijzonder belangrijk. Collega Ongena zei het al.
Er is heel veel potentieel, heel veel complementariteit tussen de arbeidsmarkten in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. We moeten dat echt gaan benutten in de komende maanden en jaren. Daarom vind ik dit ook een goed initiatief.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik sluit mij aan bij de vaststelling dat we golvende bewegingen zien. Maar het is in dezen gemakkelijker om iets in woorden te belijden dan de effectieve daden gerealiseerd te krijgen. Ik zal dat ook uitleggen.
Wat bijvoorbeeld de vraag van collega Ongena betreft, over het aantal cijfers rond de invulling van vacatures: dat heeft minder te maken met transparantie dan met de werklast voor de werkgevers. Zij moeten dan aan de bemiddelingsdienst melden of de vacature ingevuld is, en ze doen dat gewoon niet altijd. Daarom hebben we geen volledige cijfers. We doen in zulke campagnes dus wel onderzoek naar de impact maar we krijgen ook niet systematisch alle gegevens. Ik wil laten bekijken of we dat kunnen eisen, maar de vraag is dan nog of men het zal willen doen.
Elke bemiddelingsdienst heeft bovendien ook zijn eigen beleid. De sanctionering bij VDAB gebeurt voor de mensen die bij VDAB ingeschreven zijn. VDAB kan op dit ogenblik geen mensen sanctioneren die bij Forem ingeschreven zijn. Dat gebeurt bij elke dienst apart. Als jullie dat zouden willen ben ik sowieso bereid om al die werkgevers een brief of een e-mail te sturen om te bekijken of ze willen antwoorden op een bevraging. Maar ik weet dat het niet evident is om iedereen daarin mee te krijgen. Ik wil vooral ook dat de jobs ingevuld raken. Vacatures kunnen bovendien ingevuld raken op een andere wijze dan via VDAB. Ik vrees dus dat de cijfers nooit volledig zullen zijn.
Als uitsmijter was er nog de opmerking van collega Ronse over het bier in het Kortrijkse. Ik denk inderdaad dat de buren uit Henegouwen de toestroom van dat bier kunnen helpen garanderen. Ik ben dus zeker ook fan om zo’n campagne met Wallonië op te zetten. Ik denk trouwens dat dat een goede zaak zou zijn.
Wat de laatste opmerking van collega Bothuyne betreft, rond die interregionale mobiliteit: ik zie dat ook wel, dat dat op- en afgebouwd wordt. Het is vooral van belang dat we dat een beetje structureel verankerd krijgen. Daar zit dus een pijnpunt. Want we zien wel effecten van campagnes, maar die zijn meestal tijdelijk. En dat is altijd zo met zulke campagnes. Men is dan weer iets enthousiaster. Het zou goed zijn mocht dat een beetje gestructureerder kunnen verlopen. Ik neem dat zeker mee op.
Ik wil even melden dat uw camera daarnet niet aan stond.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik vind de woordspeling van collega Bothuyne ook een hele goede. Het zijn golvende bewegingen. Dat is inderdaad zo. Dat is iets wat al heel lang meegaat, die regionale ambities, terwijl we eigenlijk nog altijd onder ons potentieel zitten.
Ik hoor een minister die ambitieus en tegelijk realistisch is. Ik ben blij dat de minister ook wil inzetten in een goede campagne Henegouwen-West-Vlaanderen. Wij hebben dat echt nodig in West-Vlaanderen. Alle Henegouwers, Waalse vrienden, welkom op onze West-Vlaamse vacatures. Hoe mooi zou het niet zijn als jullie mee het heerlijke West-Vlaamse bier kunnen gaan brouwen? Voilà, en dan samen opdrinken op een terrasje.
De toekomst ziet er weer mooi uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.