Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Twee weken geleden bracht de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen een bezoek aan ons land, waarbij hij onze pragmatische en principiële aanpak op het vlak van asiel aanprees. Sommige asielzoekers worden als vluchteling erkend, anderen niet, en die worden teruggestuurd. Ook deze mensen hebben uiteraard talenten. Die kunnen een belangrijke bedrage leveren aan onze samenleving. Daarnaast is hun integratie belangrijk voor hen en voor onze maatschappij. Tewerkstelling is een essentieel element bij een vlotte integratie in ons land. Momenteel mogen asielzoekers vier maanden na de opstart van de asielprocedure gaan werken. Tegelijkertijd zullen ze dan ook toegang krijgen tot de beroepsopleidingen van VDAB. Meteen na de aanvraag krijgen ze al toegang tot het volwassenonderwijs, waarbij voornamelijk opleidingen Nederlands worden gegeven. Werk is op zich geen reden om toch erkenning te krijgen of het statuut van de betrokkene te veranderen. Het is dus goed mogelijk dat iemand aan de slag gaat en later het land uitgewezen wordt.
Heel wat internationale studies tonen aan dat tewerkstelling essentieel is bij de opvang en integratie van asielzoekers en vluchtelingen. Bovendien is een snelle toeleiding naar de arbeidsmarkt voordelig voor het eventuele vervolg van de beroepsloopbaan. Wanneer vluchtelingen een lange tijd in de werkloosheid blijven hangen, bestaat het risico op competentieverlies, motivatieverlies en dergelijke meer. Gecombineerd met een periode van lange werkloosheid worden de toekomstige kansen op werk kleiner. Dat is een nadeel van die regeling. Verder is het ook zo dat een lange wachttijd een negatieve impact heeft op de levenskwaliteit van de vluchtelingen zelf. Snel werk vinden en al in een vroeg stadium contact leggen met de arbeidsmarkt, is duidelijk bevorderend voor de verdere arbeidsmarktparticipatie. Niet onbelangrijk is dat men op die manier ook kan bijdragen tot de groei en welvaart van het gastland, Vlaanderen en België.
Minister, dat zagen ook uw voorgangers in. Voormalig minister van Werk Muyters en toenmalig staatssecretaris voor Asiel en Migratie Francken hebben in 2016 al een structurele samenwerking tussen VDAB en Fedasil aangekondigd. Het doel was de versnelde activering van vluchtelingen en nieuwkomers waar te maken. In het kader van de versnelde activering gebeurt de toeleiding van vluchtelingen en nieuwkomers naar VDAB grotendeels door zijn partners: OCMW’s, het Agentschap Integratie en Inburgering, de opvangcentra en lokale opvanginitiatieven. Werk is een belangrijke sleutel tot maatschappelijke inclusie, maar is niet evident. Voor bedrijven is het ontbreken van diploma’s en het gebrek aan zekerheid over competenties een struikelblok bij het aanwerven van vluchtelingen. Het erkennen van diploma’s en elders verworven competenties kan een positief effect hebben op de mogelijkheden tot aanwerving van de betrokkenen.
Minister, hoe wordt dit in de praktijk omgezet, gelet op het belang om deze mensen snel aan de arbeidsmarkt te laten participeren? Hoe verloopt de samenwerking tussen VDAB en de partners in de versnelde activering van vluchtelingen en nieuwkomers? Hoe evalueert u de structurele samenwerking die in 2016 is opgestart tussen VDAB en Fedasil? Ziet u mogelijkheden om het erkennen van elders verworven competenties sneller te gebruiken om op die manier de tewerkstelling van asielzoekers te verhogen? Aan welke sectoren denkt u om deze kwetsbare groep prioritair in te zetten in onze economie?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, dank u wel voor deze uitgebreide vraag over een belangrijk thema.
U weet dat VDAB een samenwerkingsovereenkomst met Fedasil heeft. Dit samenwerkingsakkoord kwam tot stand in 2016. Vier maanden nadat een asielzoeker zijn asielaanvraag heeft ingediend, kan hij werken. Ik vind het belangrijk dat dat effectief kan. Op die manier kan de asielzoeker ook een bijdrage leveren aan onze samenleving, in afwachting van een beslissing over zijn aanvraag.
Wat gebeurt er vandaag al? Er worden ontmoetingsdagen georganiseerd in het asielcentrum, zodat de mensen kennis kunnen maken met VDAB. VDAB organiseert ook zittingsdagen binnen asielcentra. Zo kunnen asielzoekers zich inschrijven bij VDAB. Een goed voorbeeld was er vorig jaar toen asielzoekers uit het centrum in Langemark-Poelkapelle een handje toestaken bij de oogst.
In onze aanpak moeten we een onderscheid maken tussen asielzoekers die in een erkenningsprocedure zitten enerzijds en nieuwkomers die hier mogen blijven anderzijds. Dat is een wezenlijk verschil. Voor de nieuwkomers verwijs ik naar het nieuwe Inburgeringsdecreet waaraan ik met minister Somers werk. Dat voorziet in een aanmelding bij VDAB, ten laatste twee maanden na de start van het inburgeringstraject. Als alles goed gaat, treedt dit decreet op 1 januari 2022 in werking.
Wat de mensen betreft die nog in een asielprocedure zitten, ben ik er voorstander van dat ook zij tijdens hun procedure al kunnen werken. Op die manier kunnen ze een nuttige bijdrage leveren aan onze maatschappij. Daarnaast zijn ze ook goed voorbereid op de arbeidsmarkt wanneer ze een positieve beslissing krijgen en in ons land mogen blijven. Hierbij vermeld ik nog even dat het hebben van werk geen argument is dat in overweging wordt genomen om een asielaanvraag te beoordelen. Voor arbeidsmigratie zijn er andere kanalen.
Tijdens de coronacrisis waren er in verschillende sectoren tekorten. Daarom werd het mogelijk gemaakt dat asielzoekers direct terechtkonden op de arbeidsmarkt. Ze hoefden dus niet vier maanden te wachten. Deze maatregel is verlengd voor asielzoekers die tot en met 30 juni 2021 een asielvraag indienen. Zij zullen zonder wachtperiode kunnen werken, dit alles om tekorten in cruciale sectoren tegen te gaan.
Wat de samenwerking met Fedasil betreft, vind ik dat er al veel positieve zaken gebeuren op het terrein, maar dat mag ook wel verder gaan. Vaak hangt een goede samenwerking tussen VDAB en Fedasil af van de lokale situatie. Vindt het asielcentrum het belangrijk om te investeren in toeleiding naar de arbeidsmarkt? Staan de lokale werkgevers open voor de tewerkstelling van iemand die niet zeker is of hij hier kan blijven wonen? Enzovoort.
Daarom bekijk ik samen met staatssecretaris Sammy Mahdi hoe we de samenwerking in elk centrum kunnen verankeren. Zo’n structurele aanpak ontbreekt vandaag, en dat is toch een groot werkpunt.
De asielcentra kennen een zeer divers publiek. Er verblijven mensen die universitair geschoold zijn, maar evengoed analfabeten die nooit de kans kregen om school te lopen. Elders verworven competentie (EVC) en een procedure via het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) om een diplomagelijkstelling te krijgen, zijn goede instrumenten, maar we moeten realistisch zijn. Tewerkstelling van vandaag op morgen op niveau van het diploma of de competenties is niet altijd mogelijk. Dit zijn procedures die wel wat tijd in beslag nemen om te doorlopen. Dat is ook logisch: je moet zeker zijn of een diploma of ervaringen die zijn opgedaan voldoende zijn om in Vlaanderen tewerkgesteld te worden. Ook de taal kan een barrière zijn, dat weet u.
Ik ben weigerachtig om een bepaalde groep mensen toe te wijzen aan een bepaalde sector. Je statuut bepaalt niet je talenten, je interesses of je loopbaan. U zult mij dus niet horen zeggen: we sturen ze allemaal naar de landbouw.
Wanneer een asielzoeker wordt erkend, moet VDAB net als voor elke andere werkzoekende maatwerk afleveren. Ook wanneer er nog geen beslissing is genomen over de asielaanvraag, moet een asielzoeker bij VDAB terechtkunnen. Een nuance die ik hierbij wil aanbrengen, is op het vlak van opleiden. Het is niet de bedoeling om elke asielzoeker een opleiding van meerdere jaren te laten volgen. Bepaalde nationaliteiten hebben een zeer laag erkenningspercentage om hier te blijven, daarmee moeten we ook rekening houden.
Ik hoop dus dat ik kamer- of Vlaams Parlementbreed op steun voor deze aanpak kan rekenen.
Minister, uw antwoord bevat heel wat informatie, maar noopt mij ook nog tot een aantal bijkomende vragen. Het is goed dat we die vier maanden wachttijd hebben opgeheven tot 30 juni. De vraag is of we dat niet structureel kunnen verkorten. Ik heb de indruk dat er wel wat gelijkenissen zijn met het debat over het betrekken van langdurig zieken op de arbeidsmarkt. Tijd is essentieel en tijdverlies is dodelijk voor de kansen van de betrokkenen en voor de kans op succes op de arbeidsmarkt.
De integratie moeten we vanaf dag 1 opstarten. Het is goed dat we dat doen met lessen Nederlands. Uw taalactieplan komt op dat vlak geen dag te vroeg; het is bijzonder belangrijk dat het er is. Ook hier moeten we zorgen dat er een versnelde toeleiding naar de arbeidsmarkt kan gebeuren. Dat was al in 2016 de doelstelling van de toenmalige ministers Muyters en Francken.
Wat ik niet begrijp, is dat er op dit moment nog weinig of geen sprake is van een echte structurele samenwerking tussen VDAB en Fedasil. Ik heb gezien dat er een nieuw samenwerkingsakkoord is tussen Fedasil en Actiris, de Brusselse tegenhanger van VDAB. Is het de bedoeling tot een nieuw akkoord te komen met VDAB en Fedasil? Wat zouden daarvan de klemtonen zijn? Hoe kunnen we daarmee het verschil maken?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik denk dat u een zeer correct onderscheid maakt tussen twee zaken, namelijk enerzijds iemand die asielzoeker is en anderzijds iemand die erkend is als asielzoeker of op een andere manier nieuwkomer is met recht op verblijf. Dat is een belangrijk onderscheid. We maken dat ook heel duidelijk in ons Vlaams regeerakkoord, waarin we erop wijzen dat mensen hier zo snel mogelijk moeten integreren, maar dat het dan wel moet gaan om mensen die hier een toekomst hebben. We mogen mensen geen valse hoop geven en hen zo snel mogelijk integreren, terwijl er eigenlijk nog een grote kans bestaat dat ze terug moeten naar hun land van herkomst. Ik denk dus, minister, dat u in uw antwoord het juiste onderscheid gemaakt hebt.
Toenmalig staatssecretaris Theo Francken heeft in het verleden inderdaad die wachtperiode ingekort, collega Bothuyne, van zes naar vier maanden. We hebben die periode niet nog meer ingekort, net omdat er een grote categorie is van mensen die niet in aanmerking komt om hier vluchteling te zijn. We wilden ook wel degelijk het onderscheid maken tussen arbeidsmigratie en migratie om hier asiel aan te vragen en dus vluchteling te zijn. Dat is een heel bewuste keuze om dat niet volledig weg te laten, zodat er geen misbruiken komen binnen die procedures.
Minister, ik denk dat de samenwerking tussen VDAB en Fedasil zeer belangrijk is. Wat we in 2015 gemerkt hebben, is dat het bijna niet voorkwam dat asielzoekers na die vier maanden al hun steentje bijdroegen en werkten. Dat heeft als voordeel, inderdaad, dat ze ten eerste niet met hun vingers zitten te draaien in de periode dat ze aan het wachten zijn, maar ook dat ze voor een stuk kunnen bijdragen aan de kosten van hun opvang, wat volgens mij ook belangrijk is voor het draagvlak voor dit soort migratie naar Vlaanderen.
Ik heb hierover een bijkomende vraag. Het was me niet zo heel duidelijk in de vraagstelling van collega Bothuyne en het werd ook niet echt beantwoord door u, minister. Mijn vraag gaat over de erkenning van die competenties en van die diploma’s. We maakten het onderscheid tussen asielzoekers en vluchtelingen. Gebeurt dat ook dan? Start het bekijken van de erkenning van competenties en van diploma’s vanaf het moment dat iemand hier wel degelijk een verblijf heeft, of wordt daar eigenlijk geen onderscheid in gemaakt?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Het is goed dat we de wachttijd tijdig opgeven. Ik snap wel de redenering waarom die niet nog meer verkort werd. Ik vind ook dat mensen direct moeten kunnen bijdragen. Natuurlijk moeten we ook aan de werkgevers denken. Staatssecretaris Mahdi wil de doorlooptijden voor asielprocedures stevig inkorten. We moeten dus wel zorgen dat een kandidaat-werknemer na vijf dagen niet weer verdwijnt. Dat zou ook spijtig zijn. Maar zover staan we dus nog lang niet. Die vier maanden is dus voor mij zeker geen harde grens. Dat behoort tot de federale regelgeving. Als die periode ingekort kan worden, zou dat goed zijn.
Collega Bothuyne, bij ons bestaat die samenwerking al sinds 2017. De reden waarom er nu wordt gefocust op de samenwerking met Actiris en Fedasil, is omdat die tot nog toe niet bestond. Bij ons bestond die al. Iets dat al bestaat, wordt natuurlijk minder gemakkelijk naar buiten gebracht dan iets nieuws dat ontstaat.
Zoals gezegd, ben ik niet per se tegen die wachtperiode, maar ik vind wel dat we na die vier maanden harder moeten inzetten op werken. Men kan zo ook iets terugdoen voor de maatschappij.
Op zich, collega De Vreese, kan de procedure tot erkenning van het diploma al gestart worden als iemand in een asielcentrum zit, maar u weet dat dit ook tijd in beslag neemt. Ook daar moeten we dus een kosten-batenafweging maken. Overigens heb ik, toen ik daar zelf bevoegd voor was, maatregelen genomen om de erkenning van de diploma’s vlotter te laten verlopen. Wat hier voor mij het allerbelangrijkste is, is kwaliteit: dat men geen fouten maakt bij de erkenning. We hebben dat al gedeeltelijk opgelost door een algemene gelijkschakeling inzake bachelorsdiploma’s en masterdiploma’s. Voor bepaalde specialiteiten duurt dat vaak langer, omdat men er wel zeker van moet zijn dat de juiste zaken vergeleken worden.
Collega’s, ik denk dat we niet de procedures maar de mogelijkheden en de potenties moeten vooropstellen. In dezen ben ik het eens met wat Theo Francken onlangs zei in het federale parlement: we moeten ervoor zorgen dat ook mensen die midden in een procedure zitten, toch aan de slag kunnen. Het is geen garantie om later in de procedure erkend te worden, maar het is wel een garantie dat, als er een erkenning volgt, de integratie van die persoon veel sneller zal verlopen. In die zin wijkt de mening van collega De Vreese misschien wat af van die van voormalig staatssecretaris Francken. Maar ik denk dat in dezen Theo Francken wel gelijk heeft: we moeten, los van de procedures, proberen mensen zo snel mogelijk aan de slag te krijgen zodat ze bijdragen aan onze arbeidsmarkt en economie en op die manier ook een succesvolle integratie mogelijk maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.