Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de open brief voor een structureel lgbtqi+-vriendelijk sportbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Lambrecht is nog niet aanwezig in deze vergadering.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister, dit is een vraag om uitleg over de open brief van de regenbooggemeenschap over een positief regenboogbeleid in de sport. Op 17 mei 2021, de Internationale Dag Tegen Holebifobie en Transfobie, heeft de woordvoerder van Wel Jong Niet Hetero, gesteund door heel wat bekende sporters, een open brief tot u gericht waarin u wordt gevraagd een prioriteit te maken van een lgbtqi+-veilig, -toegankelijk en -inclusief sportbeleid.
Het is namelijk zo dat heel wat sporters nog niet uit de kast durven te komen. Blijkbaar geldt dat in het bijzonder voor zeer populaire sporten als voetbal. Een Europees onderzoek toont de trieste realiteit aan. Meer dan 90 procent van alle regenboogatleten durft in de eigen club niet volledig zichzelf te zijn. Ze voelen zich niet op hun gemak en ze zijn bang van de reacties van anderen. Meer dan 80 procent geeft aan getuige of slachtoffer van homofobie of transfobie in de sport te zijn geweest. Uit de cijfers van de Vlaamse Sportfederatie (VSF) blijkt dat slechts 18 procent van de federaties een aan de competities deelnemend lid heeft of heeft gehad. In de open brief wordt verwezen naar uw beleidsnota, waarin staat dat iedereen zichzelf kan zijn bij het beleven van sport.
Gelukkig hebben we ook positief nieuws vernomen. Ons land staat op de tweede plaats op de Europe Rainbow Map 2021 van de International Lesbian, Gay, Bisexual, Trans and Intersex Association Europe (ILGA-Europe). Toch kunnen sommige sporters nog steeds niet zichzelf zijn of toegang tot de sport vinden.
Minister, welke inspanningen hebt u het afgelopen jaar geleverd om de regenboogfobie in de sport tegen te gaan? Hoe reageert u op de open brief van Wel Jong Niet Hetero? Zult u hier een specifiek gevolg aan geven? Zult u een dialoog over de toegankelijkheid en de veiligheid in de sport opzetten? Welke partners zult u hierbij betrekken?
Mevrouw Lambrecht zit nog steeds vast in een andere commissie.
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, zoals we voordien al hebben gedaan met betrekking tot verschillende gerelateerde thematieken, wil ik enkele algemene reflecties maken die in deze commissie al herhaaldelijk aan bod zijn gekomen. We moeten uitgaan van een holistisch beleidskader voor en door onze sportfederaties. Het integriteitsbeleid dat de sportfederaties nu moeten voeren, biedt hiervoor een stevig kader.
We zijn oorspronkelijk met dat integriteitsbeleid begonnen vanuit onze bekommernis om seksueel grensoverschrijdend gedrag. We hebben de totaliteit van het integriteitsbeleid stelselmatig uitgebreid naar fysiek en psychisch grensoverschrijdend gedrag, maar we zitten ook met de uitbreiding naar alle vormen van discriminatie. Ook als het om homofobie, racisme en andere discriminaties gaat, moeten we met de federaties verdere stappen zetten. Daar waar eerst en vooral werd ingezet op beleid en procedures op federatieniveau, is het nu vooral zaak om een trickledowneffect te gaan ressorteren, waarbij we dat totale integriteitsbeleid moeten laten doorstromen van het niveau van de sportfederaties naar sportclubs.
Is dat beleid af? Neen, absoluut niet. Zal dat ooit helemaal sluitend zijn? Waarschijnlijk niet, maar dat moet ons niet verhinderen om ter zake initiatieven te blijven uitrollen en te blijven streven naar die doelstelling.
Een beleidsaanpak zal natuurlijk steeds twee invalshoeken hanteren. Beide moeten hand in hand gaan. En dat doen we ook met ons sportbeleid: enerzijds vanuit de negatieve benadering, bijvoorbeeld als het gaat over de aanpak en het bestrijden van homofobie en discriminatie. En dat zie je ook duidelijk in ons integriteitsbeleid, en daaraan gekoppeld het kunnen optreden bij klachten en wantoestanden. Anderzijds is er de positieve en inclusieve benadering: de krachtige omgeving die sport is, dat bindmiddel om diversiteit en inclusie in en door sport te stimuleren.
We hebben, toevallig in de week voorafgaand aan de open brief, met ons kabinet nog een gesprek gehad met Wel Jong Niet Hetero, Out For The Win en Same Sport Different Sexuality. Ik kan dus alvast meegeven dat we voor die dialoog echt niet gewacht hebben op de open brief. We hebben die al voorafgaand aangevat. Dat was ook goede communicatie om op verder te werken. Er gaan ook nog vervolgmeetings komen. En er komen ook nog bijkomende initiatieven en/of campagnes.
Ik wil nog kort even ingaan op de situatie van transpersonen in de sport, omdat er in de duiding bij de vragen, alsook in het gesprek van 11 mei, heel wat vragen daarover kwamen. We hebben net twee jaar geleden met Sport Vlaanderen het thema gender op de agenda gezet tijdens een kennisdag, waar we niet alleen de man-vrouwverhouding belichtten, maar ook het thema gender vanuit de invalshoeken heteronormativiteit, holebi- en transgendersporters hebben toegelicht, en dat allemaal op basis van het rapport ‘Gender & sport: hink-stap-sprong naar een inclusief beleid’. Dat was een rapport van de Vlaamse ombudsvrouw Gender, gekoppeld aan een leidraad voor de sportfederaties om met vragen over transgender sporters aan de slag te gaan.
De Vlaamse Sportfederatie ondersteunt haar leden daarbij. Maar het is natuurlijk wel een complexe materie. Op het vlak van topsport zitten we met heel wat internationale aspecten. Maar breedtesport kent natuurlijk evenzeer verschillende onderdelen van competitie- of prestatiesport. We moeten de verschillen tussen individuen durven te herkennen en erkennen, om van daaruit te werken aan gelijkwaardigheid, met respect voor de verschillen en de eigenheid van ieder individu.
Ik roep ook eenieder op om mee het voortouw te nemen in onze sportclubs, gedragen door vrijwilligers en engagement, om dat bindmiddel dat sport toch is, die maïzena, kracht bij te zetten, want het moet van ons allen komen. In die zin ben ik ook blij dat vele topsporters die open brief mee hebben ondertekend. Want er wordt gezegd dat men de stap nog niet durft te zetten, maar stilaan zie je op dat vlak wel een kentering. Alleen al het gegeven dat verschillende topsporters die open brief mee hebben ondertekend, is alvast een krachtig signaal. En het zijn toch niet de onbekendste. Het is aan elkeen om daarmee dus ook binnen de eigen sportfederatie en sportclub aan de slag te gaan.
Met welke initiatieven zijn wij bezig? Met collega Somers kijken we om vanuit het perspectief van Gelijke Kansen te kunnen samenwerken en een concreet initiatief rond lgbtqi+ uit te werken. Ik ben in gesprek met het Centrum Ethiek in de Sport en Sport Vlaanderen om verder te werken aan het kader rond het integriteitsbeleid, in al zijn breedte, en te vragen hoe we daarin ook de aandacht voor homofobie kunnen versterken. We bekijken ook hoe we daarrond met de betrokken actoren en doelgroeporganisaties een overleg op poten kunnen houden.
Aan de Vlaamse Sportfederatie vraag ik om hun ervaringen te delen op het vlak van de ondersteuning van sportfederaties rond transgenderbeleid naar aanleiding van het materiaal dat werd ontwikkeld. Ik verwijs dan naar het rapport ‘Gender & Sport: Hink-stap-sprong naar een inclusief beleid’ van de Vlaamse ombudsvrouw Gender, waarmee we verder aan de slag kunnen.
Met Sport Vlaanderen bekijken we de campagnemogelijkheden. Zo kunnen we een link leggen met de intussen misschien klassieke campagne #sportersbelevenmeer. We bekijken ook hoe we andere actoren dan sportfederaties kunnen bereiken, zoals de lokale sportdiensten.
Ik zal aan de Vlaamse Sportfederatie vragen welke invulling zij zal geven aan de Week van de Official in het najaar, en om onder meer een insteek rond dit thema te voorzien, bijvoorbeeld in een webinar. Over hoe we trainers en sportclubbestuurders kunnen informeren over uitsluitingsmechanismen in al hun vormen en gedaanten houden we met de Vlaamse Trainersschool en met het Dynamo Project van de VSF de vinger aan de pols.
We hopen toch ook dat we nog verder initiatieven kunnen uitrollen met Wel Jong Niet Hetero, Out For The Win en Same Sport Different Sexuality. Onze deur blijft openstaan. We kunnen samen initiateven op poten zetten. Als het bijvoorbeeld over de coming-out gaat, kunnen we dat op die manier faciliteren. Hiervoor zijn we steeds vragende partij en onze deur staat altijd open.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Ik zie dat mevrouw Lambrecht er ondertussen bij is gekomen.
Ze mag direct aansluiten. U mag tussenkomen en dan geef ik het woord aan mevrouw Lambrecht. Ik zal haar iets meer tijd geven.
Dank u wel, minister.
Ik heb twee bijkomende vragen. U zegt dat het de bedoeling is dat de initiatieven die we in de richting van de federaties nemen, zullen doorstromen naar de clubs. Hoe ziet u dat? Hoe kan die informatie naar de clubs doorstromen?
Ik hoor heel veel over vervolginitiatieven en overleg, plannen en samenzitten. Het is goed dat dat allemaal gebeurt, maar ik denk dat we uiteindelijk naar de concrete acties op het terrein moeten kijken. Kunt u een timing vooropzetten voor die concrete acties? Dank u wel.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Minister, mijn excuses, maar ik zat in de Commissie voor de bestrijding van gewelddadige radicalisering en ben even overgeschakeld naar deze commissie.
Ik zal mijn vraag zeker niet hernemen. Ik denk dat ik van u een aantal heel interessante zaken heb gehoord, minister. Het is inderdaad zo dat we vaak een bondgenoot in u vinden voor campagnes en sensibilisering. Ik hoorde ook dat er overleg is geweest en, als ik dat juist begrepen heb, dat u de mensen van de brief reeds ontmoet hebt. Ik kan enkel maar zeggen dat die initiatieven goed zijn, maar als ze goed genoeg zouden zijn en als dat integriteitsbeleid volledig op punt zou staan, dan zouden we niet telkens, en gelukkig vanuit verschillende hoeken, vragen blijven stellen naar aanleiding van zaken die gebeurd zijn.
We luiden eigenlijk de alarmbel omdat deze groep mensen nog steeds hevige dingen overkomt. Daarom blijven wij u aanspreken. Wij zitten nu heel de tijd te zeggen hoe erg wij het vinden, vervolgens horen we de actieplannen en dan gaan wij opnieuw over naar de orde van de dag. We moeten echter opnieuw vaststellen dat we er nog niet zijn. De stigmatisering van deze groep lgbtqi+-mensen verergert zelfs in plaats van te verminderen, vind ik. Het is waar: de mentaliteit bij de clubs, collega-spelers, trainers, het bestuur en de ouders moet veranderen. Dat probeert u ook via sensibilisering, opleidingen en dat diversiteitsbeleid, maar ik denk dat het eigenlijk niet genoeg is.
Ik denk dat er een facet ontbreekt: het sanctioneren. Dat durven wij nooit. We zijn bang omdat velen vinden dat het moet kunnen dat je mensen beledigt om wie ze zijn. Als er echter gesanctioneerd zou worden, dan denk ik dat we een stap verder kunnen gaan. Ik wil naar dit weekend verwijzen, waarbij we homofobe spreekkoren bij de kampioensviering van Genk hebben gehoord. Ik vind het vreselijk als ik dat hoor. Anderen vinden dat dat moet kunnen en dat dat zelfs een beetje leuk is. Ik vind dat verwerpelijk.
Eigenlijk heb ik nog twee vragen aan u, minister.
Bent u het er mee eens dat dit soort van spreekkoren de drempel om lgbtq+-mensen te doen sporten eigenlijk verhoogt, en dat er hier naast sensibiliserend eigenlijk ook sanctionerend zou moeten worden opgetreden? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag – maar u hebt het misschien verteld – is: hebt u zelf al overleg gehad met rolmodellen?
De heer Muyters heeft het woord.
Dank u wel, collega D’Hose en collega Lambrecht, om het nog eens onder de aandacht te brengen. Ik heb een paar bedenkingen en opmerkingen. Collega D’Hose, u had Europese cijfers, die u naar voren schoof. Ik denk niet dat die Europese cijfers zomaar op Vlaanderen kunnen worden geprojecteerd. U hebt dat, voor alle duidelijkheid, ook niet gedaan. Ja, ik ben het met u eens dat er ook positieve punten zijn om naar voren te brengen, zoals de tweede plaats op de Europe Rainbow Map. Ik denk dat we daar best fier op mogen zijn.
Maar het doel dat we allemaal voor ogen hebben, collega’s, en minister, is dat elke sporter in de club die hij verkiest, kan sporten op een normale manier en met veel plezier. Dat lijkt me toch wel de essentie van de zaak. Ongeacht of hij man, vrouw of transgender is, welke achtergrond hij heeft, welke afkomst of welke geaardheid. Ja, daar is nog werk aan, maar ik durf toch zeggen dat we in de sport toch al een hele weg hebben afgelegd. Ik ben het niet eens met collega Lambrecht om dan te zeggen dat het nog verergerd is. Ik denk dat het verschil is dat het vroeger niet eens onder de aandacht werd gebracht, en dat we dat vandaag wél onder de aandacht brengen en er ook op gereageerd wordt. U gaf daarnet het voorbeeld van de spreekkoren. Vanaf het moment dat ik een kleine jongen was en naar het voetbal ging, waren er spreekkoren die dergelijke zaken riepen. Ik heb nog geweten dat er bananen op het veld werden gegooid, dingen die écht niet kunnen, en waar toen amper op werd gereageerd. Ik zou dus echt niet zeggen dat het verergerd is, wél dat er nu aandacht is.
Ik ben het eens met u, minister, als u zegt dat u gestart bent met de federaties – dat is ook de juiste plaats om te starten – en dat het nu vanuit die federaties vertaald moet worden naar de clubs. Ook dat is absoluut de juiste manier van werken. Ik wil daarbij toch nog even het werk van het Internationaal Centrum Ethiek in de Sport (ICES) onder de aandacht brengen. Ik denk aan alle brochures die ze al hebben ontwikkeld, en ook het onderzoek dat ze hebben gedaan en dat ze opvolgen. Maar ook het delen van goede praktijken – heel belangrijk – en de vele infosessies die ze hebben gegeven aan federaties en clubs, maar ook aan opleidingsinstellingen die bezig zijn rond sport. Ik denk dat dat alleen maar de aandacht kan verbeteren. Maar inderdaad, er is nog altijd een probleem. Het is een maatschappelijk probleem. Ik ben er wel een beetje van overtuigd dat, moest iedereen evenveel moeite doen als wij in de sport ervoor doen, en er evenveel tijd aan besteden, dan zou het al op alle vlakken beter zijn. Laat ons dus niet de beste leerling met de vinger wijzen, maar laat ons de minister steunen in de verdere initiatieven die hij daar heeft aangekondigd. Dat wil mijn fractie zeker doen. Daarvan kunnen we alleen maar zeggen dat het juist is dat we ermee voortgaan, en verdere initiatieven nemen. We steunen dat, minister, en ik zou alleen maar willen zeggen: doe zo verder.
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Ik ben het niet eens met de stelling dat we erop achteruit zouden gaan. Integendeel, ik denk dat we, zeker in Vlaanderen – en mijn voorganger heeft net gesproken – een serieuze basis hebben gelegd voor een heel sterk, vooruitstrevend integriteitsbeleid, waar men vanuit het buitenland met heel wat interesse naar kijkt.
Maar het komt er natuurlijk op aan om de mazen in het net te dichten. Zal dat werk ooit af zijn? Ongetwijfeld niet, maar dat moet ons niet beletten om toch initiatieven te blijven nemen om een maximaal inclusief sportbeleid te realiseren.
Wat de vraag over de timing betreft: we hebben al verschillende lopende initiatieven, maar ik zou heel specifiek met de verschillende vertegenwoordigers – bijvoorbeeld van Wel Jong Niet Hetero en andere organisaties – graag mikken op volgend jaar om nog eens een campagne te doen. Wat mij betreft heel graag met rolmodellen, met mensen die wat autoriteit hebben, en die ervoor kunnen zorgen dat anderen ook de stap kunnen zetten en volledig zichzelf kunnen zijn in hun sportclub en daarbuiten.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister, bedankt voor de verschillende acties die u en uw voorganger in het verleden hebben ondernomen. Ik ben het ermee eens dat we daar trots over kunnen zijn. Nu is het inderdaad kwestie van er nog een laagje bovenop te leggen. Ik kijk uit naar de eventuele nieuwe campagne die er zou kunnen komen. Ik denk dat die broodnodig is.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, wij zullen u zeker steunen in de verdere uitvoering van uw beleid. U mag zich zeker niet aangevallen voelen omdat ik iets extra’s vraag. Wat u doet, is zeer goed. Ik vraag gewoon om ietsje meer te doen.
U hebt niet geantwoord op de vraag over het sanctioneren. We zijn daar vanuit het sportbeleid nog niet aan toe. Ik heb daar begrip voor. Dat is voor ons maar een vraag. Maar de stappen die u zet, zijn waardevolle stappen. Laat dit duidelijk zijn: ook daar hebt u zeker onze steun. Maar de tijd van mooie beloftes is voorbij, omdat dat maar blijft duren. Het is natuurlijk frustrerend om dat te blijven zien. We zullen zien of die sancties op den duur toch niet nodig zullen zijn. ‘Time will tell.’
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.