Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over de aanval op een voorzitter van een holebivereniging door moslimjongeren
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, collega’s, 17 mei is de Internationale Dag tegen Homo- en Transfobie. Dit jaar gebeurden op die dag een aantal opmerkelijke zaken. Zo ondertekenden vertegenwoordigers van alle erkende geloofsgemeenschappen een charter dat alle vormen van geweld en discriminatie tegen holebi’s veroordeelt.
Ik heb daar twee fundamentele bedenkingen bij. Ten eerste sloten de politieke partijen in hun zogenaamde strijd tegen homohaat twee in het Vlaams Parlement vertegenwoordigde partijen bij voorbaat uit. Discriminatie op basis van geaardheid bestrijden terwijl men zelf discrimineert op basis van politieke overtuiging, ‘il faut le faire’.
Ten tweede werd het charter ook ondertekend door imam Khalid Benhaddou. Hij wilde daarmee naar eigen zeggen een sterk signaal geven. Hij lijkt echter vooral voor dovemansoren te spreken, want het zijn net landen waar moslimleiders de plak zwaaien, die het minste doen voor de holebigemeenschap. In Afghanistan past de Taliban de doodstraf toe op veroordeelde homo’s en die doodstraf is er ook voor homo’s in Iran, Jemen enzovoort. In andere landen zoals Algerije, Marokko, Syrië, Pakistan hebben holebi’s meer ‘geluk’ en moeten ze slechts enkele jaren tot levenslang in de cel zitten.
En wat zien we vandaag? Hoewel het Vlaams Belang, zowel door u, minister, als door zowat alle hier vertegenwoordigde partijen als homofoob wordt versleten, is het de enige partij die vandaag kritische vragen stelt over agressie en geweld tegen en discriminatie van holebi’s door moslims.
Vorige week op 17 mei was er alweer een incident, in Oudenaarde deze keer, waarbij een allochtoon ‘Allahu akbar’ roepend filmt hoe een vriend een student schopt en klopt terwijl die student voor kankerhomo wordt uitgescholden. In een volgend filmpje zien we hoe het groepje allochtonen een regenboogvlag in de Schelde gooit waarbij een jongere roept: “Wat homodag, wat denken jullie?” Het gaat hier dus naar alle waarschijnlijkheid nog maar eens over jongeren die op basis van hun geloof, de islam, homoseksualiteit verwerpen, en zich niet verlegen voelen om daarbij zelfs agressief of gewelddadig op te treden.
Minister, wanneer u echt iets wilt doen aan homohaat en geweld tegen homo’s, durf dan ook te focussen op wat hier in het parlement maar ook in de media vaak niet wordt gezegd, namelijk dat bij daders van homohaat en fysiek geweld tegen holebi’s niet-Europese islamitische jongens en mannen oververtegenwoordigd zijn. Alleen als u criminaliteit voortaan echt hard wilt aanpakken en niet blind wilt blijven voor de echte problemen, zult u geloofwaardig zijn in uw aanpak van geweld en homohaat.
Minister, bent u daartoe bereid? Welke initiatieven neemt u om te garanderen dat alle wijken in onze steden, ook de zogenaamd multiculturele wijken, opnieuw veilige plaatsen voor homoseksuele Vlamingen worden?
Vorige week viel in Sint-Niklaas een nieuw dieptepunt inzake haat en geweld tegen holebi’s te noteren. Volgens nieuwsberichten is de voorzitter van een holebivereniging klemgereden, belaagd en uitgescholden. De daders waren eens te meer jongeren met een moslimachtergrond. Ze hebben geroepen dat de betrokkene een vuile homo is die in de hel zal branden. De voorzitter van de holebivereniging pleit nu voor overleg met de moslimgemeenschappen.
U hebt tijdens eerdere debatten over gelijkaardige incidenten al laten weten dat u een gesprek met çavaria en met Wel Jong Niet Hetero (WJNH) zou voeren. Wat heeft het overleg met die holebifederaties ondertussen opgeleverd? Bevestigen die organisaties, net zoals hun woordvoerder in Sint-Niklaas, dat homohaat zich voor een groot deel in moslimmiddens situeert en dat hierop moet worden gefocust? Zult u contact opnemen met de voorzitter van die holebivereniging in Sint-Niklaas om naar zijn verhaal te luisteren en hier lessen uit te trekken? Zult u contact opnemen met de islamitische organisaties om deze toenemende spiraal van homohaat en geweld tegen holebi’s aan te kaarten en uiteraard aan te dringen op acties om haat en geweld tegen homo’s door hun geloofsgenoten een halt toe te roepen?
Welke initiatieven neemt u in verband met uw erkenningsbeleid voor moskeeën? Zult u de erkende moskeeën en de moskeeën die een erkenningsaanvraag hebben ingediend, bijvoorbeeld, engagementen inzake respect voor holebi’s opleggen? Welke lessen trekt u uit deze schrijnende gevallen van homohaat voor uw beleid ter zake?
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, zoals in mijn antwoord op een volgende vraag om uitleg duidelijk zal worden, staat ons land met betrekking tot het lgbt-beleid en de rechten van de regenbooggemeenschap aan de top van Europa en de wereld. Een beleid voeren en rechten garanderen, is positief, maar sluit niet uit dat ook in ons land nog onaanvaardbaar holebi- en transfoob geweld en intimidatie bestaan. De net aangehaalde feiten zijn feiten die heel confronterend zijn, die totaal onaanvaardbaar zijn en waarop enkel een strafrechtelijk optreden het juiste antwoord kan zijn. Daarover mag geen twijfel bestaan.
Niet elke vorm van holebifobie en homonegativiteit leidt tot geweld, maar als we naar de attitudes ten aanzien van holebiseksualiteit kijken, zien we dat we holebifobie en homonegativiteit een potentiële grond voor geweld zijn. Dat blijft een reëel probleem in onze samenleving, waar we niet van kunnen wegkijken.
Uit de survey ‘Sociaal-culturele verschuivingen in Vlaanderen’ (SCV-survey) blijkt dat er positieve evoluties zijn. In 2006 vond slechts 65 procent van de Vlamingen het een goede zaak dat een holebihuwelijk kan worden afgesloten. In 2017, elf jaar later, is dat al 80 procent. Dat is nog niet voldoende, maar het toont wel aan dat een groeiend deel van onze samenleving een grote tolerantie ten aanzien van en zelfs een omarming van de holebigemeenschap voorstaat. Naast de confrontatie met een groep die duidelijk radicaliseert en hier zeer confronterend mee omgaat, is het belangrijk te benadrukken dat een groeiende groep in de samenleving voor een open Vlaanderen staat, verdraagzaam is en inzake seksuele beleving diversiteit voorstaat.
Er zijn ook minder positieve tendensen. Zo vindt 31 procent van de Vlamingen mannen die in het openbaar kussen nog steeds aanstootgevend. Dat is bijna een op de drie. Die houding is nog negatiever ten aanzien van transgenders en interseksepersonen.
Onderzoek leert ons dat een aantal factoren, zoals leeftijd, gender, opleidingsniveau, maar ook gelovig zijn en geloofspraktijk, bepalend zijn voor een verhoogde kans op een negatieve houding en attitude ten aanzien van holebiseksualiteit. Waar ik het niet mee eens ben of wat ik denk dat niet juist is, is dat we homofobie herleiden tot één geloofsuiting: de islam. Ik denk dat er binnen de islamgemeenschap mensen zijn die zich beroepen op de islam en daarin een legitimatie vinden voor hun homofoob gedrag. Dat is onaanvaardbaar. Maar als we eerlijk zijn, weten we dat alle godsdiensten een moeilijke relatie hebben met seksualiteit, en homoseksualiteit in het bijzonder. Denken we maar aan de uitspraken van de paus enkele maanden geleden en de moedige reactie van bisschop Bonny hierop. Denken we maar aan de houding van de joods-orthodoxe gemeenschap met betrekking tot dit thema. Het onderzoek waar ik zonet naar verwees, bevestigt dat. Eerder dan welke godsdienst, speelt vooral de graad van orthodoxie en fundamentalisme een rol.
We mogen ons hoofd daarvoor niet in het zand steken en niet alleen bij die vaststelling blijven staan. We moeten daar ook consequenties aan verbinden. Daarom heb ik begin mei in het kader van mijn halfjaarlijkse dialoog met de leiders van de verschillende erkende levensbeschouwingen – dus waarop de christelijke, maar ook de joodse en islamitische vertegenwoordigers aanwezig zijn – het gesprek over seksuele diversiteit gestart. Vorige week vrijdag stond het thema ook op de agenda van de Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog (VILD). Tijdens beide bijeenkomsten is duidelijk openheid gebleken bij alle aanwezigen om hierrond aan de slag te gaan. Het blijkt ook dat er heel wat positieve evoluties zijn binnen de verschillende levensbeschouwingen. Ik ben me ervan bewust dat dat ‘work in process’ is en dat we daar nog heel veel werk hebben. Maar ik heb dit ervaren als een positief signaal dat we moeten omzetten in concrete verbeteringen op het terrein, want daar ben ik in geïnteresseerd. De wederzijdse dialoog zal niet enkel een manier zijn voor de levensbeschouwingen om zich door elkaar te laten inspireren, maar ook om te kijken welke drempels men ervaart en hoe men elkaar kan ondersteunen in het bestrijden en het afwijzen, ook vanuit hun context, van haat of discriminatie of geweld ten aanzien van de regenboogmensen.
Ook het parlementaire initiatief waarbij religieuze leiders zich samen met de politiek uitspreken tegen geweld op de regenbooggemeenschap, kan ik dan ook alleen maar toejuichen. Het een versterkt het ander. Dat is ook de weg die we moeten bewandelen. Alleen samen kunnen we stappen vooruit zetten, niet door één groep te stigmatiseren, maar net door een klimaat te creëren waarbij we allemaal samen diversiteit op het vlak van seksualiteit normaliseren en aanvaarden.
U vraagt naar dadersprofielen. Een deel van uw vraagstelling gaat over ‘wie zijn dat’ bij geweldsdelicten. Daar bestaan studies over, maar die geven een indicatie. We zien dat de meerderheid van de daders mannen zijn, met een grote vertegenwoordiging van jonge jongens tussen veertien en dertig jaar. Nederlands onderzoek stelt dat het niet zozeer religieus geïnspireerde vooroordelen, maar machismo en een afkeer van wat je ‘nichterigheid’ zou kunnen noemen en extravagant gedrag zijn die tot agressie leiden. ‘Nichterigheid’ is niet mijn woord. Dat is een citaat uit de studie, waarbij men probeert te duiden wat nu de trigger is.
Men heeft in Nederland onderzoek gedaan naar waarom mensen denken dat geweld gelegitimeerd is. Dat zit dan voor een belangrijk stuk daar. Dat wordt dan mee gelegitimeerd, soms vanuit een ideologisch kader, soms vanuit een cultureel kader, en ja, soms ook heel nadrukkelijk vanuit een religieus kader. Dan is naast orthodox-jodendom, orthodox christendom en ook absoluut islam, soms een referentiekader waar jongeren denken zich te kunnen op beroepen, om dat gedrag tentoon te spreiden.
U weet dat ik vorig jaar een initiatief genomen heb om samen met de academische wereld een langdurig onderzoek op te starten. Mijnheer Janssens, ik denk dat u het was die me toen gevraagd hebt om ook naar de daders te kijken, dat ik me toch ook de vraag zou stellen om niet alleen naar de slachtoffers te kijken, maar ook om te kijken wie de daders zijn. Dat is expliciet meegenomen. Dat vind ik ook belangrijk. We moeten hier ons hoofd niet in het zand steken. Als er specifieke profielen naar voren komen, gaat dat ons werk vergemakkelijken, want dan moeten we op die groepen werken. De resultaten worden, zoals u weet, eind 2023 opgeleverd.
Wat het erkenningsbeleid betreft weten we dat de Vlaamse Regering volop een nieuw erkenningsdecreet voor lokale geloofsgemeenschappen aan het uitwerken is. Voor alle erediensten, en ook voor de islamitische eredienst. Zowel de erkende lokale geloofsgemeenschappen als de nieuwe, die in een wachtperiode zitten, moeten beantwoorden aan de voorwaarde dat ze op geen enkele manier medewerking kunnen verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld tegen personen, een groep of een gemeenschap. Impliciet valt daar natuurlijk ook de holebigemeenschap onder. Dat is een erkenningsvoorwaarde. Wie hieraan niet beantwoord wordt niet erkend, of kan de erkenning afgenomen worden. De Vlaamse Informatie- en screeningsdienst zal op de naleving van deze voorwaarde nauw toezien.
Een laatste element: u weet dat wij vorige vrijdag in de schoot van de Vlaamse Regering een nieuw actieplan tegen radicalisering hebben goedgekeurd. Een van de nieuwe elementen die daarin staat is dat hate speech, geweld en intimidatie ten aanzien van holebi’s absoluut meegenomen wordt, omdat dit vaak een signaal is van radicalisering. Salafistische of islamitische radicalisering en extremisme, maar ook rechts-extremistische radicalisering: ook daar vind je in het discours, in het narratief op sociale media, uitspraken die zeer confronterend zijn en die aanzetten tot haat en tot geweld. Ik denk dat we geen onderscheid mogen maken – ik weet dat dit uw intentie niet is. Ik denk dat, wat radicalisering betreft, het feit dat we dat meenemen in ons actieplan extremisme, volgens mij een belangrijk signaal is dat we dit als samenleving niet aanvaarden. Onze lokale integrale veiligheidscellen (LIVCs), waar ook het repressieapparaat en ook de preventiediensten aanwezig zijn, kunnen daar hand in hand werken om dit te stoppen, en om dit onder geen enkel beding ooit te aanvaarden.
Ik hoop dat ik daarmee een aantal elementen van antwoord heb gegeven op uw vraagstelling, mijnheer Janssens.
De heer Janssens heeft het woord.
Dank u, minister. Ik denk inderdaad dat er nergens ter wereld … (onverstaanbaar) … holebi’s. Als ik me niet vergis zijn er nu al zeven instanties en belangengroepen die gesubsidieerd worden in dit verband. Het regent actieplannen en resoluties. Laat me duidelijk zijn: met veel maatregelen die genomen worden ben ik het wel eens. Niemand verdient het om onheus behandeld te worden wegens zijn of haar geaardheid. Niemand verdient het om gediscrimineerd te worden wegens zijn of haar geaardheid. Mensen die daarmee geconfronteerd worden, verdienen inderdaad een luisterend oor, en liefst en vooral degelijke hulp en ondersteuning.
Maar wat ik ook hoor is dat veel holebi’s zich niet aangesproken voelen door – laat me zeggen – het wokegedoe, dat moord en brand schreeuwt wanneer iemand per ongeluk een ‘deadname’ van een transgender vermeldt, of dat de taal genderneutraal wil maken. Veel mensen die homo zijn willen niet herleid worden tot hun seksuele geaardheid, denk ik. Ze willen gewoon op een veilige manier kunnen leven in Vlaanderen of in Brussel, eender waar het mag zijn: Bachten de Kupe, in een Limburgse mijngemeente of in Molenbeek.
Wat die veiligheid betreft schiet het beleid mijns inziens te kort. Waarom? Omdat men om politiek correcte redenen vaak de bedreiging, die de islam en andere niet-westerse culturen hier vormen voor de veiligheid en het welzijn van holebi’s, niet durft te benoemen. Naar aanleiding van het incident in Oudenaarde – gay bashing – presteerde onze openbare omroep het zelfs om de ‘Allahu akbar’-kreten van de islamitische dader weg te censureren. Wie dan uiteindelijk niet plooit voor de politiek correcte censuur en de bedreiging voor homo’s in dit land wél durft te benoemen, die krijgt dan het verwijt naar het hoofd geslingerd dat hij homo’s misbruikt voor een haatdragend discours tegen nieuwkomers, zoals we straks ongetwijfeld weer zullen horen.
Dus, minister, ik vrees dat het politieke establishment – onze regeringen – de mist ingaan inzake de bescherming van het welzijn en de fysieke integriteit van holebi’s. Want het is niet door steeds meer letters of tekens toe te voegen aan lgbtqia+ dat men mensen die homo zijn een veilige en gezonde leefomgeving biedt. Dat doe je wél door kordaat op te treden tegen elke vorm van agressie, ook als de daders allochtone moslims zijn.
Evenals na de gebeurtenissen in Oudenaarde, zei u: het enige wat daartegen kan gebeuren, is een strafrechtelijk optreden. De daders zijn ondertussen echter alweer vrijgelaten. Tot daar dus het strafrechtelijk optreden tegen geweldplegers op holebi’s. De daders krijgen vooral opnieuw het vernietigende signaal van straffeloosheid. Het is dat wat we moeten aanpakken. Ook uw partij, met de minister van Justitie, kan daar een heel belangrijke stap in zetten door kordater op te treden tegen elke vorm van geweld en dus zeker ook geweld wegens iemands geaardheid.
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het kort houden. We zullen straks ter zake een voorstel van resolutie bespreken, dat we met een aantal partijen hebben klaargestoomd en vorige week al hebben besproken in een hoorzitting. Net als bij iedereen is er ook bij mij afschuw en afkeuring van de feiten die zich hebben voorgedaan. Ik denk niet dat hier veel verduidelijking bij nodig is. Ook in onze fractie veroordelen we nadrukkelijk alle vormen van provocatie en geweld tegen mensen wegens hun geaardheid. Die feiten, en zeker op die dag, drukken ons opnieuw met de neus op de realiteit. We blijven op dat vlak een vooruitstrevende regio, maar we zijn er nog lang niet. Daarom hebben we ook het initiatief voor die resolutie genomen. Als aanvulling op de aanpak van de minister lanceerde collega Parys vorige week het initiatief om die geloofsgemeenschappen er van onderuit van te overtuigen dat die houding fout is. Er is wel degelijk veel fout gedrag in die moslimgemeenschap, maar dat is er ook bij de christelijke gemeenschap. Ik heb daarvan de laatste maanden in mijn eigen stad twee heel concrete voorbeelden gezien, die ook gemeld werden aan Unia. Wij ontkennen het licht van de zon dus niet. We denken, evenals andere collega’s, dat het veel wijder verspreid is dan enkel binnen die moslimgemeenschap en dat we een plan van aanpak moeten hebben dat veel verder gaat dan die gemeenschap, zonder daarbij – en ik denk dat we daar straks dieper op zullen ingaan met ons voorstel van resolutie – het daderprofiel dat uit onderzoek naar voren komt, uit het oog te verliezen. We willen een plan van aanpak neerleggen dat wel degelijk gericht is op die doelgroep, om tot betere resultaten te komen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw heel duidelijk en uitgebreid antwoord op de vraag van collega Janssens, een antwoord zonder de problemen die er zijn te verdoezelen, maar ook zonder onnodig en heel eenzijdig te focussen op een religie of een gemeenschap, zoals de heer Janssens in zijn vraagstelling wel gedaan heeft. U haalt opnieuw het belang aan van de resultaten van het onderzoek naar die daderprofielen. Ik kijk daar ook naar uit. Het zal inderdaad nodig zijn om ons beleid verder en meer doelgericht af te stemmen om die problematiek van homofobie en transfobie aan te pakken.
Mijnheer Janssens, u bevestigt inderdaad terecht dat nergens ter wereld – zoals de minister al zei – die wettelijke basis voor lgbtqi+-personen zo goed is. Maar laat ons wel wezen: het feit dat het hier op wettelijk vlak zo goed is voor holebi’s en transgenders, is er eerder ondanks dan dankzij uw partij. Want u bent nooit een medestander of voorvechter geweest voor gelijke rechten voor holebi’s en transgenders, integendeel zelfs. Mijnheer Janssens, ik wil het opnieuw herhalen: ik denk dat u holebi’s en transgenders – de regenbooggemeenschap – inderdaad alleen maar ziet staan om ons te misbruiken voor uw haatdragend discours. Ik wil dat punt opnieuw maken. Ik heb het al een paar keer gedaan, maar u verwees er zelf naar. Ik wil dat graag expliciet herhalen.
Dat blijkt uit uw vraagstelling en dat blijkt ook uit de amendementen op ons voorstel van resolutie die u daarstraks hebt ingediend. Wanneer het u echt menens is met de aanpak van die discriminatie van holebi’s en transgenders, kunt u dat straks bewijzen door ons voorstel van resolutie mee goed te keuren met of zonder het aannemen van uw amendementen. Daarmee kunt u duidelijk maken dat u echt begaan bent met de situatie van holebi’s en transgenders en niet alleen als u ons kunt gebruiken om ons af te zetten tegen nieuwkomers, moslims en bepaalde groepen in onze samenleving.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik sluit me volledig aan bij wat mijn goede collega Van de Wauwer al stelde. Het mag zo klaar als een klontje zijn dat elke vorm van homo- en transfobie moet worden bestreden, of dat nu door moslimjongeren of wie dan ook gebeurt. Het is belangrijk dat we de dialoog aangaan. Dat hebben we vorige week bewezen met de gesprekken die we gevoerd hebben met de groepen met verschillende religieuze overtuigingen. Mijnheer Janssens, ik vraag me af wat uw prioritaire bedoeling is. Is het een oprechte bezorgdheid voor de regenbooggemeenschap? Het zou fijn zijn als u dat ook zult tonen bij de bespreking van het voorstel van resolutie. Of vindt u het gewoon een mooie aanleiding om negatief te focussen op een handjevol mensen met een migratieachtergrond?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik zal beginnen met uw repliek. Ik stel me de vraag of u echt luistert als ik als minister op uw vraag antwoord. U spreekt over wokeredeneringen. Ik doe dat op geen enkele manier. Ik heb daar ook geen enkele affiniteit mee. Ik volg mijn eigen discours en mijn eigen verhaal ter zake. Ik volg mijn aanpak en die van de Vlaamse Regering. We steken ons hoofd niet in het zand, maar we worden geconfronteerd met het feit dat ondanks een uitstekend beleid en een goede regelgeving homofobie, homohaat en geweld tegen holebi’s momenteel te hoog op de agenda staan en dat is onaanvaardbaar. We moeten daar werk van maken. Hoe steken we ons hoofd niet in het zand? Ik ben de eerste minister die expliciet een onderzoek doet naar onder meer het daderprofiel. Ik wil dat weten. Ik wil daar een duidelijk beeld van, want dan kun je op basis daarvan een beleid voeren. Wat drijft die daders? Wat is de echte reden om over te gaan tot zulk onaanvaardbaar gedrag? Wie zijn de potentiële daders?
Ten tweede stellen we vanuit de bevoegdheden die Vlaanderen heeft – want we zijn niet bevoegd voor politie en justitie –, de veiligheidsdimensie centraal. We nemen dat mee in het actieplan radicalisering. We proberen de LIVC’s daarover te mobiliseren. We gaan zelfs zover om te zeggen dat homohaat een signaal van extreem gedrag, van extreme, gevaarlijke en gewelddadige radicalisering is en dat die daarvoor een voedingsbodem is. Er is daar een rechtstreeks verband mee. We proberen het Vlaamse instrumentarium daarvoor in te zetten.
Ten derde gaan we actief de dialoog aan met de geloofsgemeenschappen, omdat we weten dat geloof vaak misbruikt worden om zo’n gedrag te legitimeren. We spreken daarover expliciet met de christelijke gemeenschap, met de moslimgemeenschap en met de joodse gemeenschap. Die dialoog is fundamenteel. Als je echt iets wil veranderen, moet je voorbij de kretologie en moet je proberen om in de diepte te werken. Daar gebeuren net wonderbaarlijke en moedige zaken. Wat bisschop Johan Bonny heeft gedaan, is belangrijk en ongelooflijk moedig binnen de structuur van de katholieke kerk. Hij zegt dat hij voor die houding past. Dat is niet alleen belangrijk voor mensen die hier al generaties zijn en zich tot het katholicisme hebben bekeerd, maar omdat ook heel wat mensen hun roots elders hebben, een deel van onze samenleving zijn geworden en nog met een ander beeld van het christendom en het katholicisme in ons land terechtkomen.
Als zo'n geestelijke leider iets vertelt, heeft dat impact. En hetzelfde geldt dus ook binnen de islam. Als de voorzitter van de Moslimexecutieve, als mensen als de heer Benhaddou rechtstaan, en als we tegenwoordig ook eindelijk getuigenissen zien in onze kranten van jonge moslims die tot de regenbooggemeenschap behoren, en die ook rechtstaan, dan heb ik daar heel veel respect voor. Dan blaf ik dat niet af omdat het niet in mijn kraam past, maar dan omarm ik dat. Dan wil ik met die mensen aan de slag. Dan wil ik die versterken, aanmoedigen. Zij wijzen net op de diversiteit binnen hun gemeenschap, en dat is het begin: het besef, het inzicht dat ook wij divers zijn. Dat is de eerste stap in een evolutie, in de goede richting. Dat is het traject dat we bewandelen, en dat doen we intensiever dan ooit. Ik ben dan ook blij dat het Vlaams Parlement diezelfde weg bewandelt.
Die levensbeschouwingen, die dialoog die ik met hen heb, is voor hen niet altijd een eenvoudige dialoog. En we zitten natuurlijk elk binnen een theologisch en religieus kader. Maar als we elkaar daarin kunnen versterken en ondersteunen, en meenemen op de weg naar een samenleving die diversiteit op seksueel vlak niet stigmatiseert, dan zijn we natuurlijk al een hele stap verder. Als ik mijn kop niet in het zand mag steken, mag u dat ook niet doen. U weet ook dat mensen vanwege een ideologisch kader het soms moeilijk hebben met diversiteit op seksueel vlak, en het moeilijk hebben met de regenbooggemeenschap. En bij sommigen gaat het ook verder dan dat ze het er enkel moeilijk mee hebben: ze verspreiden haatspeech of ze proberen het te abnormaliseren of te marginaliseren, de een al explicieter en confronterender dan de ander. En ook daar jaagt men elkaar soms op, op sociale en andere media, om zeer denigrerend, ontmenselijkend te doen ten aanzien van anderen.
Ik wil graag geloven dat u zo niet bent. Ik heb al genoeg met u gepraat en al genoeg van gedachten gewisseld dat ik ervan uitga dat u zo niet in elkaar zit. Maar in uw omgeving zitten er wel mensen die regelmatig zulke uitspraken doen. Men moet ook daarin een consequente lijn volgen: het consequent en constructief aanvaarden van diversiteit op seksueel vlak, en dat ook propageren. Daar duidelijk voor kiezen is ook een vorm van niet de kop in het zand steken. Ik kan u alleen zeggen dat vanuit mijn ideologisch kader wij dat al honderd jaar doen. Al honderd jaar lang werkt mijn politieke formatie, mijn politieke ideologie, mijn politieke familie aan de emancipatie van mensen met een diverse achtergrond op het vlak van seksuele geaardheid.
Het gaat inderdaad niet over het toevoegen van nog eens een lettertje aan lgbtqi+, dat is juist. Het gaat over iets anders. Het gaat over een samenleving die respect geeft aan mensen, en die mensen het gevoel geeft dat ze zichzelf kunnen zijn zonder dat ze daar schrik voor hebben of het slachtoffer van worden. Ze moeten de vrijheid hebben om te zijn wie ze zijn. En dat respect en die samenwerking bouw je natuurlijk op door in dialoog te gaan. Daarom hebben we die klankbordgroep opgericht, waar we met de holebigemeenschap, met Wel Jong Niet Hetero en de anderen praten.
Het is een klankbordgroep die ook met de andere kabinetten aan het praten is, en waarbij die gemeenschap zelf zegt dat zij niet om een wonderoplossing vragen, want ze weten dat die er niet komt op een-twee-drie. Maar we willen een aantal dingen in de diepte doen, en collega Van Miert heeft daar ook naar verwezen. Ik wil hem ook bedanken voor zijn tussenkomst, want volgens mij was dat ook de juiste toon en de juiste aanzet. We moeten met hen samen kijken wat onze maatschappij nog extra nodig heeft om die veiligheid, die geborgenheid, dat gevoel van volwaardig lid te kunnen zijn van de gemeenschap – de manier waarop je je voelt, denkt en bent – te garanderen. Dat is belangrijk. En daarin hebben we allemaal een verantwoordelijkheid.
Ja, er zijn in Vlaanderen mensen die zich op de islam beroepen om discriminerend te zijn tegen holebi’s, absoluut. Die zeggen dat het eigenlijk hun godsdienst is die hen daartoe verplicht, zoals er ook joodse mensen zijn die dat doen, zoals er ook rechtsextremisten zijn die dat doen, zoals er ook conservatieve mensen zijn die dat doen. En bij de een zal dat een gevoel van onwennigheid zijn, voor de ander zal dat een teruggehouden houding zijn. Anderen gaan dat expliciet doen, in haatspeech of met geweld. Want het woord gaat altijd de daad vooraf. En dat is iets wat we inderdaad niet mogen aanvaarden.
Dus eerder dan dat we groepen moeten stigmatiseren en mensen in de hoek moeten zetten op basis van afkomst, moeten we bouwen aan een coalitie, ‘the coalition of the willing’, van mensen die een ander soort samenleving willen. En daarin is elke steun, vanwaar die ook komt, belangrijk en is elke stap die we vooruit kunnen zetten, noodzakelijk.
Ook op het vlak van het beleid is het evident dat we nog dingen kunnen doen, maar behoren we eigenlijk bij de top van de wereld. Maar in de realiteit zien we op sociale media – en dat komt van alle kanten – een groep mensen in de samenleving die vindt dat mensen, omdat zij holebi’s zijn en tot de regenbooggemeenschap behoren, geen volwaardige burgers zijn, dat men zich daartegen kan afzetten, die mensen in de hoek kan zetten en marginaliseren, en daar denigrerend over kan doen. Dat mogen we niet aanvaarden en we hebben allemaal een verantwoordelijkheid om dat een halt toe te roepen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor alle duidelijkheid, ik heb goed geluisterd en ik ben ook tevreden dat u ingaat op mijn suggestie van destijds, om een daderonderzoek te doen wanneer het gaat over haat en geweld tegen homo’s. Maar als ik dan de tussenkomsten hoor van mevrouw D’Hose en de heer Van de Wauwer, die mij eenzijdigheid verwijten als gevolg van mijn focus op de islamitische achtergrond – bij veel van die daders weten we uit de feiten die zich hebben voorgedaan dat het inderdaad gaat om islamitische jongeren of mannen –, dan moeten zij misschien eens een aantal reisadviezen bekijken.
In welke landen moeten homo’s vrezen voor hun fysieke integriteit? Breng misschien eens een bezoek aan de website humandignitytrust.org en kijk eens in welke landen en cultuurgebieden homoseksualiteit wordt gecriminaliseerd. Dan zal het u niet verbazen dat de rode vlek op de kaart van die gebieden zowat overeenkomt met die van de islamitische wereld, landen trouwens van waaruit heel wat migranten naar hier, naar Vlaanderen, naar België komen. Deze maand nog werd een twintigjarige Iraniër door zijn eigen familie ontvoerd en onthoofd, nadat ze hadden ontdekt dat hij homoseksueel was.
Collega’s, als het jullie echt menens is met het garanderen van de veiligheid en het welzijn van de homoseksuele mensen in onze samenleving, werp dan ook eens uw politiek correcte oogkleppen af. Dring aan, zoals wij straks zullen doen bij de bespreking van het voorstel van resolutie en een aantal amendementen, op een kordater immigratiebeleid dat ook een halt toeroept aan de import van gruwelijke denkbeelden van mensen die vinden dat homo’s geen recht op geluk hebben, niet zichzelf mogen zijn, zoals de minister poneert. En stop ermee, zoals wij straks ook in een amendement zullen gieten, om een ideologie, een religie, de islam te faciliteren en te pamperen terwijl die net haat tegen homeseksualiteit promoot. Maak er samen met ons en met onze amendementen straks werk van, zodat mensen die agressie plegen tegen anderen vanwege hun geaardheid ook hard worden gestraft en er niet vanaf komen met een taakstrafje, zoals nu al te vaak gebeurt. Als het jullie echt menens is, stop er dan mee het hoofd politiek correct in de grond te steken voor de echte bedreigingen. Immers, als het met het immigratiebeleid maar ook met het justitiebeleid niet snel over een heel andere boeg wordt gegooid, dan dreigt de evolutie inzake veiligheid en welzijn van holebi’s in onze samenleving wel eens omgekeerd evenredig te zijn met de aandacht die eraan wordt besteed en het aantal politiek correcte initiatieven dat wordt genomen. Ik geef jullie het voordeel van de twijfel en hoop dat jullie straks onze amendementen ter zake zullen steunen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.