Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, in juni en juli 2020 luisterde de coronacommissie in het Vlaams Parlement gedurende zestien zittingen naar getuigenissen van tientallen experts, ervaringsdeskundigen, getuigen en beleidsmakers over de aanpak van de eerste coronagolf in de woonzorgcentra. Het waren aangrijpende getuigenissen, niet alleen over het fysieke leed dat corona kan aanrichten, maar ook over de impact op het welzijn van bewoners, familieleden, medewerkers en directies.
Kamerbreed werden dan ook conclusies getrokken, vertaald in een resolutie met niet minder dan 95 aanbevelingen voor het verdere coronabeleid in de woonzorgcentra. Bij een tweede golf in de centra moest het anders, zoveel was duidelijk. Over één ding waren alle commissieleden het resoluut eens: de mogelijkheid tot het ontvangen van bezoek moest te allen tijde gegarandeerd zijn voor de bewoners van de woonzorgcentra. Zij mogen nooit meer van de buitenwereld afgesloten worden. Dat dat gepaard gaat met een aantal veiligheidsvoorschriften zoals het gebruik van mondmaskers, spreekt voor zich.
De Taskforce COVID-19 Zorg heeft die aanbevelingen vertaald in concrete richtlijnen voor de woonzorgcentra. De basisregel is dat mensen die in een woonzorgcentrum verblijven hetzelfde recht hebben op sociaal contact als de rest van de bevolking, en dat conform de heersende coronamaatregelen. Enkel wanneer er een uitbraak is in het woonzorgcentrum, kunnen bijkomende beperkingen worden opgelegd. Dat moet altijd heel tijdelijk zijn en ook bij besmetting moet minimaal één bezoeker per week mogelijk worden gemaakt.
Intussen werden verdere versoepelingen doorgevoerd, die de maatregelen voor de maatschappij volgen. Voorzieningen die een volledig bezoekverbod invoeren, moeten dat melden aan Zorg en Gezondheid via het e-loket.
Minister, ik heb daarover al heel wat vragen gesteld, vooral in de commissie Welzijn, omdat dit een thema is dat me na aan het hart ligt.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 25 maart aan minister Beke blijkt dat het aantal woonzorgcentra met een totaal bezoekverbod de voorbije periode sterk gedaald is. Er zijn nog een aantal woonzorgcentra die een bezoekverbod hanteren voor een bepaalde dag. Meestal betreft het dan een collectieve testdag of vaccinatiedag. Om dergelijke grote acties te organiseren, kan het immers nuttig zijn om een dag geen bezoek toe te laten.
Twee voorzieningen bleken als gevolg van een uitbraak twaalf dagen een bezoekverbod te hebben opgelegd. Nog eens twee voorzieningen hanteerden in het eerste kwartaal van dit jaar een bezoekverbod van meer dan een maand, respectievelijk voor 37 dagen en 101 dagen. In beide voorzieningen is het bezoekverbod er gekomen als gevolg van een zeer grote uitbraak. Zowel het kabinet als het agentschap heeft die voorzieningen verzocht om dit verbod tot bezoek vroeger te laten stoppen, zonder resultaat echter, mede omdat er een bezoekverbod gehanteerd werd via een besluit van de burgemeester. In beide voorzieningen is er op dit moment geen bezoekverbod meer.
Mijn vraagstelling tot minister Beke heeft er toch toe geleid dat ik daarover ook in deze commissie een vraag wil stellen, minister. Als wij vanuit de coronacommissie en de commissie Welzijn steeds naar voren schuiven dat mensen die in een woonzorgcentrum wonen, recht hebben op dat bezoek en dat er slechts heel sporadisch en uitzonderlijk beperkt een bezoekverbod kan worden ingevoerd, dan staat dat op gespannen voet met besluiten van de burgemeester, waar ik nochtans veel begrip voor heb. Ik weet dat de meeste burgemeesters daar heel goed en omzichtig mee omgaan, maar vanuit een grote bezorgdheid wordt soms toch nog een lang bezoekverbod opgelegd, wat voor die bewuste inwoners een enorme impact heeft. Ik weet dat dit thema al aan bod is gekomen in deze commissie, mee naar aanleiding van een verzoekschrift, waarop de minister een uitvoerig antwoord heeft geformuleerd. Daarin heeft hij het vanzelfsprekend over de proportionaliteit- en de redelijkheidstoets.
Minister, hoe verhouden de beslissingen van een burgemeester in het kader van de veiligheid zich tot het bezoekrecht van de bewoners? Hoe kan, zeker als het gaat om beslissingen over woonzorgcentra, de proportionaliteit worden gegarandeerd?
Hoe kunnen de burgemeesters worden geadviseerd? Welke rol kunnen de administratie of de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), bijvoorbeeld, hierin spelen? Het is me opgevallen dat het agentschap en het kabinet tussenbeide zijn gekomen en vragen hebben gesteld. Ik weet dat ze tools aanreiken om bezoek op een veilige manier te kunnen garanderen, maar dat dit in casu geen resultaat heeft gehad.
U zult het met me eens zijn dat 101 dagen zonder bezoek zeer lang is. Dat is langer dan tijdens de eerste golf. Wat is uw standpunt over beslissingen die gedurende zulke lange termijnen een bezoekverbod opleggen?
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, dit is een terechte vraag om uitleg, want het gaat om een ernstige problematiek die een aantal grondwaarden of -rechten raakt. Er is het recht op gezondheid en op veiligheid op het vlak van gezondheid, maar er is ook de vrijheid om mensen te ontvangen en het welbevinden van mensen. Het is een belangrijke uitdaging tijdens deze coronacrisis, die we hopelijk stilaan steeds meer achter de rug hebben. We zitten er nog volop in, maar we beginnen steeds meer licht in de tunnel te zien. Dat is voor iedereen hoopvol.
Om te beginnen wil ik duidelijk maken dat een bezoekverbod in woonzorgcentra een maatregel is die steeds tijdelijk van aard moet zijn en die enkel kan worden toegepast met maximaal respect voor het wettelijk kader en wanneer het echt noodzakelijk is. We moeten echter erkennen dat onze lokale besturen door het coronavirus met specifieke uitdagingen te maken krijgen, waardoor deze noodzaak soms kan opduiken.
Conform artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet, zijn de lokale besturen bevoegd om passende maatregelen te nemen om epidemieën te voorkomen en de nodige hulp te verstrekken om ze te laten ophouden. De bevoegdheid ligt bij de gemeenteraad en niet bij de burgemeester. Bij onvoorziene gebeurtenissen kan de burgemeester, indien het geringste uitstel gevaar of schade voor de inwoners zou kunnen betekenen, een politieverordening aannemen om de nodige maatregelen te treffen. De burgemeester kan, anticiperend op de gemeenteraad, wegens hoogdringendheid dergelijke maatregelen nemen. De verordening vervalt echter indien ze tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van de gemeenteraad niet wordt bekrachtigd. Zodra de gemeenteraad heeft vergaderd, is het de gemeenteraad en niemand anders die beslist of de maatregel van kracht wordt of wordt stopgezet.
Daarnaast voorziet het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken in de mogelijkheid voor de burgemeester om ten opzichte van de al geldende federale maatregelen aanvullende preventieve of curatieve maatregelen te nemen. Dat is de mogelijkheid om een gepast aanvullend beleid te voeren. Het ministerieel besluit bepaalt wel dat hiervoor een specifieke procedure moet worden gevolgd.
Dat is het juridisch kader waarbinnen een burgemeester kan beslissen het bezoekrecht in woonzorgcentra te beperken. Uiteraard moet hij rekening houden met een aantal elementen. De beslissing van de burgemeester moet voldoen aan de regelgeving en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarnaast moet het bezoekverbod beperkt zijn in de tijd en aan de hand van de actuele situatie worden gemonitord. Het is immers belangrijk de bewoners en hun familie of vrienden een perspectief te bieden.
Om te voorkomen dat het virus de woonzorgcentra binnendringt en omdat dergelijke maatregelen nodig zijn en blijven, heeft het Agentschap Zorg en Gezondheid het bovendien mogelijk gemaakt dat de woonzorgcentra sneltesten kunnen gebruiken om bezoekers te screenen. Dit kan een alternatief voor een algemeen bezoekverbod zijn.
U vraagt me hoe de proportionaliteit kan worden gegarandeerd bij de beoordeling van de situatie door de burgemeesters, zeker wanneer het beslissingen betreft inzake woonzorgcentra. De beoordeling van de proportionaliteit, die afhankelijk is van de lokale situatie en de specifieke context, komt toe aan de instantie die de maatregel uitvaardigt. Maar uiteraard kan de burgemeester deze maatregel niet zomaar eenzijdig opleggen. Hij moet dat doen in samenspraak met de lokale veiligheidscel. En het federale kader dat ik reeds vermeld heb, geeft aan dat als een burgemeester een preventieve aanvullende maatregel wil nemen, er steeds overleg nodig is met de gouverneur en de bevoegde overheden van de gefedereerde entiteiten. Hij moet daar dus overleg plegen. Als men van oordeel is dat het besluit van de burgemeester disproportioneel zou zijn, dan kan men een klacht indienen tegen dit besluit bij de toezichthoudende overheid. De toezichthouder zal dan alle stukken van het dossier opvragen en de maatregel toetsen aan het recht, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en aan het algemeen belang.
U vraagt hoe burgemeesters geadviseerd kunnen worden. Ik denk inderdaad dat veel burgemeesters proberen om dat in eer en geweten te doen, maar ze worden daar ook mee geconfronteerd. Ze zoeken nog wel wat informatie. Onze lokale besturen en burgemeesters worden, afhankelijk van het onderwerp, geadviseerd door – zoals u weet – verschillende instanties. Er zijn de administraties van de verschillende beleidsdepartementen van de Vlaamse overheid, die de lokale besturen ook in deze pandemie zo goed mogelijk proberen te adviseren, zowel proactief via algemene communicatie als naar aanleiding van specifieke adviesvragen. Daarnaast is er de lokale veiligheidscel, een orgaan waarbij naast de burgemeester ook specialisten betrokken zijn. Deze cel monitort de situatie op het vlak van covid op het grondgebied van de gemeente en staat de burgemeester bij in het al dan niet nemen van aanvullende maatregelen. Daarnaast stel ik vast dat de VVSG zeer goed ondersteunend werk levert. Tot slot vindt op veel plaatsen het burgemeestersoverleg plaats, waar verschillende burgemeesters elkaar regelmatig zien in het kader van deze pandemie. Men kan er bij elkaar steun zoeken en context proberen te creëren.
Wat is mijn standpunt ten aanzien van beslissingen waarbij voor dergelijke lange termijn een bezoekverbod wordt opgelegd? Mijn uitgangspunt is proportionaliteit en evenredigheid. Het is heel moeilijk om daar in heel algemene termen iets over te zeggen. Alleszins denk ik dat hoe langer zo’n verbod duurt, hoe moeilijker het te verdedigen en te verantwoorden is. Dat zal de proportionaliteit net triggeren. Een burgemeester is als bevoegde entiteit evident het beste geplaatst om te beoordelen, maar we moeten niet lichtzinnig omgaan met deze enorme beperkingen van vrijheid van mensen. Trouwens, dat is iets dat al door mijn collega-minister Wouter Beke aangegeven is op uw vraag om uitleg in de commissie Welzijn in februari.
Persoonlijk denk ik dat hoe korter zo’n bezoekverbod kan zijn, hoe beter. Hoe meer men alternatieven zoals sneltesten kan vinden, hoe beter. Maar we moeten ook onder ogen durven zien dat het soms noodzakelijk is. Wanneer je zo’n maatregel wilt nemen is er een noodzaak tot overleg – dat is uitdrukkelijk voorzien – met de gouverneur, met de instanties. Ten slotte, wanneer er een disproportioneel karakter zou zijn of als men het gevoel heeft dat dit disproportioneel is, kan men steeds bij de toezichthoudende overheid terecht om daar klacht in te dienen. Die kan dan onderzoeken of de spelregels correct toegepast zijn. Ik hoop dat dat voldoende elementen van antwoord op uw vraag zijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, u hebt een heel duidelijk antwoord gegeven. We zijn natuurlijk allemaal geconfronteerd met een plotse crisis, waarbij er natuurlijk heel drastische maatregelen genomen moesten worden. Maar bij de analyse daarvan tijdens de coronacommissie hebben we toch heel duidelijk vastgesteld dat er veel te veel waren overgeheld naar de bekommernis vanwege het aspect rond fysieke gezondheid. Velen waren het mentaal welzijn uit het oog verloren. Dat kwam natuurlijk omdat we geconfronteerd werden met een virus dat we niet kenden, omdat er onvoldoende beschermingsmateriaal was, enzovoort. Ondertussen zijn er heel veel van die zaken bijgesteld en heeft de commissie daarom ook heel duidelijke aanbevelingen gedaan.
En dan vond ik het toch wel erg om vast te stellen dat er soms toch nog wordt teruggegrepen naar een bezoekverbod. Ik begrijp dat burgemeesters een grote verantwoordelijkheid hebben in dezen, en dat directies en medewerkers van woonzorgcentra – en ook de bewoners zélf en hun familieleden – angst hebben dat het virus binnenkomt. Maar er zijn natuurlijk ondertussen veel meer mogelijkheden om bezoek op een veilige manier te kunnen organiseren. We mogen bewoners niet afsluiten van hun familieleden, maar we mogen hen ook niet laten leven in de angst dat ze mogelijk morgen opnieuw, en dan voor langere termijn, worden afgesloten.
Dat is natuurlijk de insteek van mijn vraag. We mogen daar niet zomaar naar teruggrijpen. Als het nodig is, dan moet er aan een aantal héél duidelijke voorwaarden voldaan zijn, en dan moet het echt heel noodzakelijk zijn. Wanneer ik de cijfers kreeg, en als ik dan nog zag dat er woonzorgcentra waren waar het voor zo’n lange tijd gebeurde, dan had ik het aanvoelen dat die afweging niet altijd heel correct werd gemaakt.
Ik denk dat we onze burgemeesters daar beter bij kunnen ondersteunen. Ik begrijp natuurlijk dat zij ook vragen krijgen, en dat die onrust voor hen – zeker vanuit de ervaringen met de eerste golf – voor een groot stuk zal meespelen. Zij staan in voor de gezondheid en de openbare veiligheid, maar onze ouderen hebben ook wel echt het recht om contact te kunnen hebben met hun naasten. Het is nodig dat wij dat dat ook vanuit onze positie in het Vlaams Parlement duidelijk stellen.
Ik heb geen bijkomende vragen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk, mevrouw Schryvers, dat we in belangrijke mate op dezelfde lijn zitten, maar er zijn nog een aantal zaken die ik toch graag wil meegeven. Eerst en vooral, het gaat elke dag beter. Laat dat ook een optimistische en positieve toon zijn. Het overgrote deel van onze senioren is op dit moment gevaccineerd en is dus ook veel beter beschermd. De dramatische situaties van een paar maanden geleden zien we gelukkig niet. Elke dag kijken we hoopvol uit of de daling blijft verder gaan, en tot nu toe is dat het geval. Met elke dag dat er meer mensen gevaccineerd zijn, zijn we als samenleving beter beschermd tegen dat virus, en zijn draconische maatregelen steeds minder nodig.
Twee, ook belangrijk, tot nu toe is er nog geen enkele officiële klacht binnengekomen. Er zullen zeker bedenkingen geuit zijn, misschien zal er hier en daar gediscussieerd zijn of de marge breed genoeg is of niet, maar er is tot nu toe geen officiële klacht ingediend in verband met de beperking van het bezoekrecht in woonzorgcentra. Dat is toch ook een belangrijk gegeven.
Drie, de maatregel waarover we hier spreken is inderdaad heel ingrijpend. Dat wil ik samen met u erkennen. We hebben debatten gehad over de avondklok en de beperking van de vrijheid van mensen, maar hier heb je eigenlijk een maatregel die in de praktijk voor die mensen nog veel verdergaat. Ik denk dat we dat zeer goed voor ogen moeten houden. Langs de andere kant gaat het ook over onze meest kwetsbaren. Het zijn mensen die, als ze in contact komen en besmet worden met het virus, de meest verregaande gevolgen kunnen hebben. Het is een permanent zoeken naar het juiste evenwicht. Ik kijk naar de manier waarop u de vraag stelt en de context plaatst en ik denk dat ik dat met eenzelfde gevoeligheid doe. Het is een oproep om, wanneer men naar dergelijke maatregelen overgaat – zeker in de context van vandaag – heel goed na te denken. Is het nodig? Is het noodzakelijk? Hebben we geen alternatief? En beperk het alstublieft maximaal in de tijd, in het belang van het mentale welzijn en de vrijheid van alle mensen, zowel van de bewoners van de woonzorgcentra als van hun verwanten, vrienden en kennissen, door hen de kans te geven toch nog met die mensen in contact te komen. Ik denk dat we die bekommernis zeker samen delen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik heb mijn slotwoord al gezegd, voorzitter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.