Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over de visie op ruimtelijke ordening in de ambitienota 2020-25 van de Vlaamse bouwmeester
Vraag om uitleg over de ambitienota van de Vlaamse bouwmeester
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in de zomer van vorig jaar werd door de Vlaamse Regering een nieuwe bouwmeester aangesteld, met een mandaat van vijf jaar. Het was leuk om te zien dat hij eerst studiewerk heeft verricht alvorens in de media zijn plannen te lanceren.
Het is de taak van de bouwmeester om het beleid van de Vlaamse Regering te adviseren en mee te ondersteunen. In zijn ambitienota legt de bouwmeester alvast heel wat verschillende accenten, met als rode draad een toekomstbestendig woonmodel, met aandacht voor mobiliteit, milieu en klimaat, compacter wonen en het gebruik van één gebouw of ruimte voor meerdere functies. Dat laatste past helemaal in de verdichtingsstrategie die ook centraal staat binnen de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). De bouwmeester meent dat gebouwen nog al te vaak worden ontworpen met één functie of doel voor ogen. Als die functie verandert, heb je een probleem, zo redeneert de bouwmeester terecht. We moeten daarom proberen om gebouwen te maken die een heldere, open structuur hebben en die we op termijn voor verschillende dingen kunnen gebruiken. Hij geeft hierbij het voorbeeld van een gemeente die een nieuwe bibliotheek wil bouwen. Dit gebouw moet volgens hem ook interessant zijn voor mensen die nooit een boek lezen – al zou ik iedereen aanraden wel af en toe een boek te lezen. Daarom stelt hij voor om het gebouw zodanig te bouwen dat het ook voor andere dingen kan dienen, na de uren van de bibliotheek, en dat het op termijn, over tien tot twintig jaar ook een andere functie kan hebben.
Minister, hoe analyseert u de ambitienota van de nieuwe Vlaamse bouwmeester? Hoe zal de ambitienota concreet vertaling vinden in het ruimtelijk beleid?
Hoe zijn de overlegmomenten tussen het nieuwe team van de bouwmeester en het Departement Omgeving georganiseerd?
Op welke manier kan de bouwmeester een bijdrage leveren tot de opmaak van de beleidskaders van het BRV?
Hoe zorgt u er vanuit het Vlaams Gewest voor om de publieke ruimte zo klimaatbestendig mogelijk in te richten? Welke good practices worden vandaag al meegegeven aan de overige niveaus?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil me heel graag aansluiten bij de vraag van de twee collega's. We hebben in Vlaanderen een nieuwe bouwmeester, Erik Wieërs, in opvolging van Leo Van Broeck. Hij heeft enkele maanden de tijd genomen om toch wel een uitgebreide ambitienota op te stellen waar een aantal goed onderbouwde ideeën in zijn opgenomen, met heel wat aandacht voor het ruimtelijkeordeningsbeleid in Vlaanderen.
Ik ga er ook van uit dat deze ambitienota een inspiratiebron kan zijn voor de beleidsmakers in onze regio. De focus in de nota ligt op collectieve ruimte, gedeeld ruimtegebruik, flexibele gebouwen, sociaal, duurzaam en klimaatbestendig wonen en bouwen. Dat zijn een aantal uitgangspunten die aansluiten bij de basisprincipes in het witboek en de strategische visie voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen.
In de ambitienota staan ook een aantal elementen die in Vlaanderen wellicht tot wat meer discussie zullen leiden. Ik citeer een paragraaf over de vrijstaande woning: “Anderzijds stoot het woonmodel van het eigen vrijstaande huis op de eigen kavel, waarmee de middenklasse al decennialang, met ondersteuning van de overheid, succesvol in zijn eigen woonbehoefte heeft kunnen voorzien, op zijn ruimtelijke en ecologische grenzen.”
Er is ook een hoofdstuk over ‘dorpelijkheid’. Daarin is, denk ik, nagedacht over hoe we toch perspectief kunnen geven om op een genuanceerde manier naar een versterking van de dorpskernen in Vlaanderen te kijken en over hoe we niet alleen stadskernen, maar ook dorpskernen kunnen ontwikkelen met ruime kansen voor duurzame groei, op een kwalitatieve manier en met gevoel voor het bewaren van de landelijke context.
Minister, hoe staat u tegenover deze ambitienota?
In welke mate zult u zich door deze ambitienota laten inspireren bij het uitwerken van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de bijbehorende beleidskaders die we toch in de toekomst mogen verwachten?
Hoe staat u tegenover de suggestie dat vrijstaande woningen op een eigen kavel, net als afgelegen wonen, met financiële repercussies dient te worden ontmoedigd?
Hoe voorziet u in de beleidskaders plaats voor duurzame groeikansen in landelijke dorpskernen?
De heer Van Rooy heeft het woord.
We hebben een nieuwe Vlaamse bouwmeester, Erik Wieërs, die zijn ambitienota voor de huidige vijf jaar heeft gepresenteerd. Hij volgde Leo Van Broeck, ons nog wel bekend, op als nieuwe Vlaamse bouwmeester. Zoals u zich herinnert, was die niet geheel onbesproken door zijn uitlatingen. Er kwam toen heel wat kritiek op, ook vanuit de middens van de N-VA. Ik stel nu vast dat deze Erik Wieërs eigenlijk oude wijn in nieuwe zakken is. Hij verkondigt namelijk in grote lijnen dezelfde ideeën als de heer Leo Van Broeck.
Zijn kernvisie is een paradigmashift waarbij het landschap niet langer wordt benaderd vanuit de bebouwde ruimte, maar vanuit de open ruimte. Goed, daar valt allicht wel iets voor te zeggen, maar dan komen er toch een aantal dingen die wat ons betreft niet alleen veel te ver gaan, maar ook totale waanzin kunnen worden genoemd.
Zo heeft de heer Wieërs een probleem met geparkeerde wagens in de stad. Hij zegt daarover: “Wie in de stad zijn wagen langs de stoep parkeert, privatiseert eigenlijk voor een bepaalde periode een publiek domein. Misschien moeten we die ruimte aan de stadsbewoners laten.” Aldus de heer Wieërs, die meer toekomst ziet in delen en collectivisme. Dat is de rode draad doorheen zijn betoog. Dat geldt niet alleen voor ruimtes en woningen, maar ook voor auto’s met autodelen. Ik vraag me af wat daar de bedoeling van is. Mogen mensen nog een stad bezoeken met hun wagen? Blijkbaar niet, of althans niet met hun eigen wagen.
Ook private woningen moeten volgens Wieërs collectiever. Hij pleit ervoor om het “individuele woonideaal” op te geven, want dat zou veel kansen bieden om “betaalbaarder en socialer te wonen”.
In een van de radicaalste uitspraken die de Vlaamse bouwmeester liet optekenen, verwijst hij naar de bewoners van Lier. We hebben het daar de vorige keer over gehad. Zij kregen onlangs het bericht dat ze hun voortuintjes moeten ontharden.
Over die mensen zegt de Vlaamse bouwmeester, de heer Wieërs: “De bewoners gaan ervan uit dat ze recht hebben op een eigen woning. Met hun auto voor hun deur.” Laat die zin even tot u doordringen. “De bewoners gaan ervan uit dat ze recht hebben op een eigen woning. Met een auto voor hun deur.” Alsof dat iets raars is, alsof dat iets vreemds is, alsof dat iets is wat wij moeten veranderen en bestrijden, alsof dat iets is wat niet goed is. Tegelijk blijkt dat de jongere generatie op exact die manier denkt. Dat noemt men dan ‘klassiek’ of ‘conversatief’, dat ze gewoon een eigen woning, met een eigen wagen en hun eigen tuin willen – en geef ze eens ongelijk. Het zijn niet de ‘passwords’ die de heer Wieërs gebruikt, zoals collectivisering, cohousing en ‘tiny houses’, maar het traditionele huisje-tuintje-boompje die hoog op de lijst staan, ook van de jongere generatie..
Minister, wat is uw reactie op de ambitienota en de daaropvolgende uitspraken van de Vlaamse bouwmeester? In welke mate komt zijn visie overeen met die van u?
Kunt u – alstublieft – bevestigen dat de Vlaamse Regering nooit zal opleggen dat mensen collectief moeten gaan wonen, faciliteiten of vervoersmiddelen moeten delen of vrijstaande woningen zullen worden verboden of zwaar ontmoedigd met eventueel financiële prikkels? Met andere woorden: zal er niet worden getornd aan het individuele woonideaal?
In welke mate acht u het wenselijk de ideeën uit de ambitienota in beleid om te zetten? Welke initiatieven zult u nemen?
Hebt u reeds initiatieven genomen die u in overeenstemming ziet met de ambitienota? Zo ja, welke?
Hebt u, naar aanleiding van de presentatie van de ambitienota, een overleg gepland met de bouwmeester? Zo ja, wanneer zal dat plaatsvinden? Zo niet, waarom niet en waarom vindt u dit niet noodzakelijk?
Hoe staat u tegenover de ‘klassieke’ woondroom van talloze Vlamingen en, volgens onderzoek, ook van de jongere generatie? Ziet u dit als een probleem of zult u die woondroom – en dat zou ik wensen – zoveel mogelijk faciliteren?
Wordt de Vlaamse bouwmeester direct of indirect betaald met belastinggeld? Zo ja, over welke gelden en over hoeveel euro in totaal gaat het precies?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, ik wil vooraf zeggen dat de Vlaamse bouwmeester niet onder mij ressorteert, maar wel onder de minister-president. Voor de vragen over de werkingsmiddelen en dergelijke moet u zich wenden tot de minister-president.
Elke Vlaamse bouwmeester krijgt bij zijn aanstelling de kans eigen accenten te leggen. De nieuwe bouwmeester legt accenten op architectuurkwaliteit, duurzamer leefmilieu, collectiever wonen, meer delen van ruimte en meervoudig ruimtegebruik.
Het BRV wil de krijtlijnen leveren voor het ruimtelijk beleid in Vlaanderen, met onder meer een klemtoon op vrijwaring van de open ruimte, gericht verhogen van het ruimtelijk rendement, versterken van de groen-blauwe dooradering en stimuleren van leefkwaliteit. Ik wil daarbij ook inzetten op een gedifferentieerd woonaanbod met alle vormen van woningen en appartementen, met aandacht voor kwaliteit en openbaar groen. Collega Van Rooy, mensen die ‘huisje-tuintje-boompje’ willen, kunnen dat. Het is niet de bedoeling dat iedereen in woontorens gaat wonen. We willen dus inzetten op een gedifferentieerd aanbod. Het is dus geen zwart-witverhaal, maar er is meer dan ooit nood aan differentiatie, met aandacht voor kwaliteit en openbaar groen. Dat laatste is van groot belang, zeker in een stedelijke context.
De woonwensen van de mensen zijn ook heel verschillend naargelang de leeftijd en de gezinssituatie. Dat is ook de reden waarom er een gedifferentieerd aanbod moet zijn. Het is geen zwart-witverhaal, maar meer dan ooit is er nood aan differentiatie in woonvormen en woonomgevingen. Dat kan een huisje met een tuintje zijn of het kan een cohousingproject zijn. Mijnheer Van Rooy, u vindt het misschien raar maar er zijn mensen die dat willen. ‘Why not?’ Er zijn mensen die ‘tiny houses’ willen. Er komt hierover binnenkort een ontwerp van decreet naar het parlement. Mensen die wat ouder zijn, willen bijvoorbeeld een ‘tiny house’ in de tuin van de kinderen zetten. Ik vind dat dit allemaal moet kunnen. Ik krijg daar heel veel mails over. Door corona zijn er heel wat mensen die liever niet naar een woonzorgcentrum willen, maar willen wonen in een ‘tiny house’ in de tuin van de kinderen. Waarom niet? Ik vind dat we dit allemaal mogelijk moeten maken. Iedere dag krijg ik mails met de vraag wanneer het decreet over zorgwonen er zal zijn. Diversiteit in woonvormen en woonomgevingen is dus van groot belang, en het beleid zal daar ook op inzetten.
Niet elke Vlaming is hetzelfde, collega Van Rooy – misschien wel in uw gedachten en in uw dromen, maar het is niet zo. Iedereen heeft een andere woonsituatie en een ander type woning nodig, naargelang men jong is, kinderen heeft of wat ouder is. Het beleid moet dan ook voorzien in die diversiteit in woonvormen. Zoals ik al heb gezegd, ga ik niet iedereen in woontorens steken. Dat is niet de bedoeling, maar ik denk dat u dat ook wel weet.
Collega Van den Heuvel heeft ook verwezen naar verdichting op goede locaties, ook in kernen in landelijk gebied. Het staat ook in het regeerakkoord, en ook dat moet mogelijk zijn. Soms zie ik op het terrein wel projecten waar ik van schrik. Verdichting betekent niet alle mensen bij elkaar pletten in grote appartementsblokken, zonder open ruimte te voorzien. Als lokale besturen verdichten, dan is dat prima, maar ze moeten wel altijd ruimte voorzien voor een park, zodat mensen kunnen genieten van de open ruimte. Ik merk wel de druk van ontwikkelaars om zelfs het laatste stukje aan te snijden, en dat vind ik geen goed idee. Het is ook niet wat ik onder ‘verdichting’ versta.
Bestaande woningen op een groot perceel kunnen worden gesplitst of vervangen door twee of drie kleinere woningen. Tijdens de vorige legislatuur werd de regelgeving hiervoor al aangepast, maar ook hier moet er wel voldoende aandacht zijn. Ik merk, zelfs in mijn eigen straat, dat men één woning gaat vervangen door vijf appartementen. Dat is natuurlijk weer een heel ander verhaal. Het volume van verharding neemt hierdoor enorm toe. Als we een draagvlak voor de bouwshift willen creëren, moet het ook samengaan met een mindshift. Als men een woning willen opsplitsen in twee of drie kleinere eenheden, moet men niet kiezen voor wat de ontwikkelaar er wil uit halen. Dat merk ik ook de laatste tijd, en dat vind ik niet goed.
Er komen dan natuurlijk bezwaren uit de buurt van mensen die hun wijk en hun buurt niet meer herkennen. Lokale besturen moeten hierover heel goed nadenken als men het draagvlak bij de bevolking voor verdichting wil hebben. Het moet dus met gezond verstand gebeuren en men moet niet het allerlaatste stukje ook volbouwen.
Collega Coenegrachts, ik ben het ermee eens dat het ruimtelijk rendement hoger moet. Er moet ook meervoudig ruimtegebruik zijn, in tijd en in ruimte. Er zijn de voorbeelden van bibliotheken die meer moeten zijn dan een stille leeszaal, maar ook ruimte bieden voor cultuur of vorming, met eventueel een bib-café of ontmoetingsplaats. Ook andere gebouwen en onze ruimte moeten multifunctioneel worden. Ook dat staat ook in de strategische visie van het BRV.
Overheden en planners moeten dit opnemen. Stedenbouwkundige voorschriften zijn nog steeds te monofunctioneel, ook bij nieuwe RUP’s. Ruimtelijk beleid is niet tweedimensionaal. Gebouwen en ruimte worden te veel monofunctioneel ontworpen en gebruikt voor slechts enkele uren op een dag. Ook dat zal moeten wijzigen. We hebben het al gehad over schoolgebouwen die ook voor buitenschoolse activiteiten kunnen worden gebruikt. Daar is nog een enorm potentieel voor verdichting zonder bijkomend ruimtebeslag en zonder extra beton. De gebouwen en ruimte moeten ook zo worden ontworpen. Dat is een belangrijke opdracht voor de architecten.
Er moet ook meer groen, meer publieke ruimte en meer ruimte voor water worden voorzien in onze bebouwde omgevingen. Dat wordt soms vergeten. Ik heb vanmorgen nog een project in Zonhoven bezocht. Er staan heel veel appartementen, maar men heeft het kleine stukje overgebleven groen heel slim, samen met het Regionaal Landschap en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), ingericht als nattenatuurproject. We moeten ook opnieuw ruimte maken voor water, ook in kernen van gemeenten of steden. Er zijn dus lokale besturen die het wel op een goede manier doen en aandacht hebben voor het publieke domein en groen.
Ik steun ook het voorstel van decreet van de meerderheidsfracties om de subsidieregeling inzake leegstaande bedrijfsruimten te wijzigen en meer te koppelen met de ruimtelijke doelstellingen op het vlak van ontharding, ruimtelijke kwaliteit, verdichting en verweving van functies. Ik vind het een heel goed voorstel.
En ik heb ook mijn schouders gezet onder het initiatief van Leefbuurten. Gemeenten kunnen een project indienen voor de herinrichting van hun publieke ruimte, gericht op vergroening, en het gezonder, fietsvriendelijker en aangenamer maken van buurten en wijken.
Ik kan hier niet alle initiatieven opnemen, maar verwijs ook nog naar de Blue Deal. Er zijn heel wat aanvragen voor projecten voor groen-blauwe netwerken. Er zijn heel wat partners op het terrein die ondersteuning vragen voor het inrichten van een klimaatbestendige publieke ruimte.
Zoals gezegd, ressorteert de Vlaamse bouwmeester onder de minister-president. Het team van de Vlaamse bouwmeester en mijn administratie komen vaak samen, op basis van agendapunten die ze aanbrengen, elk vanuit de eigen rol en opdrachten. Er is ook overleg tussen de leidend ambtenaar van het departement en de Vlaamse bouwmeester. Vanuit deze gesprekken ontstaan soms programmatische samenwerkingen, zoals oproepen voor pilootprojecten die we vanuit Omgeving ondersteunen.
Ik verwijs ook naar Labo Ruimte als een open samenwerkingsverband tussen het Team Vlaams Bouwmeester en het Departement Omgeving.
Ik wil besluiten met aan te geven dat ik al een tijd geleden gevraagd heb naar een overleg met de bouwmeester, zelfs voordat de ambitienota bekend was. Dat overleg zal plaatsvinden in juni, en ik zal jullie bezorgdheden in het gesprek meenemen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat we een beetje moeten afstappen van het idee dat, als we over gedeeld ruimtegebruik, multifunctioneel ruimtegebruik of verdichting praten, dat ons terug katapulteert naar de jaren 60 en dat we doorheen Vlaanderen flowerpowercommunes zullen oprichten. Ik denk dat we op dat vlak vooral nood hebben aan goede voorbeelden, aan goede architecturale projecten, die, zoals u zegt, niet gewoon de laatste centimeter van een perceel betonneren, maar ook ruimte bieden voor private buitenruimtes. Ik denk dat iedereen in de lockdown wel beseft heeft hoe belangrijk het is om een eigen ruimte in de buitenlucht te hebben, maar dat we daar verstandig mee moeten omgaan.
De deeleconomie is nu eenmaal een realiteit. We hoeven die niet op te leggen, ik zou ook niet willen dat we die als overheid moeten opleggen, maar daar is gewoon een markt voor. De markt vult die leegte in. Voor mensen die dat interessant, leuk en werkbaar achten, vind ik dat dat er absoluut moet zijn, zeker als ondernemers daar ook nog eens een rendabel model aan kunnen koppelen. Vanuit de overheid is het onze taak om ervoor te zorgen dat kelders niet overstromen en het water dus op de juiste plaatsen weg kan, en meer van dat soort ambities.
Om die buitenruimte, die open ruimte te beschermen moeten we natuurlijk minder nieuwe ruimte innemen. Dat is onze gezamenlijke ambitie. Artikels in de pers hebben dit weekend nog aangetoond dat dat ook wel wat druk zal leggen op de grondprijzen, op de prijs van betaalbaar wonen. Die verdichting wordt een realiteit, we zullen niet anders kunnen als we nog betaalbare woonunits willen voorzien. Dan wordt het de uitdaging om ook aan de lokale besturen de juiste instrumenten te geven, minister, en om niet zomaar op elk projectvoorstel van de ontwikkelaars, waar u het nu net over had, in te gaan. Daarvoor hebben ze die beleidskaders nodig.
Ik had gevraagd of de bouwmeester in het uitwerken van die beleidskaders nog een rol speelt of betrokken is. Ik denk niet dat u op die vraag bent ingegaan. Kunt u dat nog verder verduidelijken?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. De vrijwaring van de open ruimte, het optimaliseren van het ruimtelijk rendement, het stimuleren van een groen-blauwe dooradering en flexibel wonen zijn allemaal mooie principes, waar, denk ik, kamerbreed iedereen achter kan staan. Het is natuurlijk van belang – en daar begint dan wel de discussie – hoe we dat in concreet beleid vertalen. Dat is nu de uitdaging in het BRV, dat de volgende maanden zal worden gemaakt. Dan heb je deze ambitienota. Ik ben tevreden dat u zegt dat u voor een diversiteit aan wonen bent. Iedere Vlaming heeft zijn woonwens, en die is gelukkig gediversifieerd.
Ik heb spijtig genoeg geen antwoord gekregen op mijn vraag over de dorpskernen. U hebt een aantal punten aangehaald over hoe dorpskernen op een duurzame manier kunnen worden versterkt. U hebt een aantal principes naar voren geschoven, waarmee ik akkoord kan gaan. Het moet op de juiste plaats gebeuren. Dat gebeurt wellicht beter bij knooppunten, waarbij men ook rekening houdt met de verkeersmodi – geen enkel probleem. Het moet op een slimme manier gebeuren. Men moet het natuurlijk niet volbouwen, maar men moet ook voldoende plaats voorzien voor buurtgroen en die groen-blauwe dooradering. Ik denk dat we die dorpskernontwikkeling inderdaad op een slimme, duurzame manier moeten realiseren.
Je hebt dan ook nog wel de uitdaging van het versnipperd landschap in het buitengebied en die vrijstaande woningen. De bouwmeester heeft daarover in zijn ambitienota gezegd dat we daar in het beleid niet alleen de wortel, maar ook de stok moeten hanteren. Hoe staat u als minister van Omgeving tegenover dat principe? In welke mate overweegt u financiële bestraffingen van vrijstaande woningen en versnipperd bouwen in het buitengebied? Is dat een piste die u wilt bewandelen of zegt u nu al heel duidelijk dat dat voor u een brug te ver is?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Dank u, voorzitter. Ook dank voor het slot van de heer Van den Heuvel, die terecht concreet wordt. Dat werd de minister helaas nooit. Ik heb geen antwoord, of toch geen duidelijk antwoord, gekregen op mijn vraag over in welke mate de visie van de minister overeenkomt met die van de bouwmeester. Ik wil toch nog eens wijzen op de op zijn minst bijzonder vreemde uitspraken die de bouwmeester heeft gedaan in de pers. Private woningen moeten volgens zijn ambitienota collectiever worden. Minister Demir, het gaat hier niet over de vrijheid van mensen om in ‘tiny houses’ te gaan wonen of aan cohousing te doen. Dat gebeurt trouwens al, dus ik zou niet weten wat daar het probleem mee is. Niemand hier heeft een probleem met mensen die ervoor kiezen om op een bepaalde manier te gaan wonen. Waar wij wel, of ik althans, een probleem mee hebben, is een bouwmeester die laat uitschijnen dat mensen hun individuele woonideaal – dat heeft hij letterlijk gezegd – moeten opgeven, want dat is, zegt hij, nodig om betaalbaarder en socialer te gaan wonen. Het gaat hier niet over een gedifferentieerd aanbod zoals u dat natuurlijk mooi probeert in te pakken. Het gaat hier over een verandering van het woonaanbod, waarbij er minder individueel zal kunnen worden gewoond en meer collectief. Dat is wat die bouwmeester letterlijk zegt: er moet in de toekomst meer collectief worden gewoond met het delen van de wasplaats, het delen van de keuken, het delen van de tuin en van de auto. Het collectiviseren van steeds meer ruimtes in de woning: dat is de visie van deze Vlaamse bouwmeester. Ik ben daartegen. Ik vind niet dat er steeds collectiever moet worden gewoond. Ik vraag aan u zeer duidelijk of u daar samen met mij tegen bent. Of komt uw visie overeen met die van de bouwmeester?
Minister, ik denk heus niet dat alle Vlamingen hetzelfde over wonen denken, absoluut niet, maar een recent onderzoek – en ik heb het geciteerd – laat wel zien dat ook de jonge generatie doorgaans de visie heeft dat zij gewoon ‘huisje-tuintje-boompje’ wil. Dat is uiteraard niet iedereen, maar de meerderheid wil dat wel. Mijn vraag, waar u niet duidelijk op hebt geantwoord, was dus: zult u die woondroom, die de meeste Vlamingen, ook de nieuwe, jonge generatie, koesteren, verdedigen? Zult u die faciliteren of zult u – de heer Van den Heuvel heeft dat terecht gevraagd – naar een beleid gaan waarbij het toch wordt ontmoedigd, het eventueel financieel wordt gepenaliseerd wanneer mensen ervoor kiezen om niet collectief te gaan wonen, maar er echt voor kiezen om hun eigen woning, eigen keuken, eigen tuin, eigen wagen te hebben? Ik zou daar graag een heel duidelijk antwoord op hebben, want ik denk dat dat de essentie is van dit debat. Zullen we steeds kleiner wonen, zullen we steeds collectiever wonen of zullen we dat niet doen? Wat mij betreft, is het antwoord dat we dat niet zullen doen.
De heer Tobback heeft het woord.
Het is een cyclus die even voorspelbaar is als de cyclus van de natuur en de seizoenen: er komt een nieuwe bouwmeester die uitlegt wat de realiteit is en vervolgens zijn er een aantal politici die die realiteit niet wensen te zien. In de geesten van sommige politici leven we nog altijd in een soort wonderland, waar de grond onbeperkt beschikbaar is, waar we die naar hartenlust kunnen verkavelen en waar bijgevolg iedereen zich dan een woning kan permitteren.
In het reële land, zoals de bouwmeester dat beschrijft, ook al is het op een wat kleurrijke manier, is dat soort alleenstaande, vrijstaande woningen ergens in het groen voor de grote meerderheid van de jonge gezinnen eigenlijk niet meer betaalbaar. De meeste van die gezinnen zitten bovendien niet meer in een situatie waarbij ze de volgende vijftig jaar zullen samenblijven en samen vier kinderen zullen maken en opvoeden, maar ze zitten in zeer wisselende samenstellingen, ze werken op wisselende plaatsen, hun carrière verloopt heel anders dan in het verleden. Dus ja, ook het wonen zal zich daar een beetje moeten aan aanpassen en zal dus moeten openstaan voor nieuwe formules. Het beleid zal die mogelijk moeten maken.
Ik denk dat de periode al lang voorbij is waarin de politiek rond wonen beperkt is tot het uitdelen van een paar lappen grond, waarna mensen er vervolgens maar hun plan mee moeten trekken of er hun goesting mee kunnen doen. Sommigen willen dat nog altijd niet zien, maar ik hoop dat deze regering wil nadenken over wat meer creativiteit om aan de echte noden tegemoet te komen. In de eerste plaats aan die van jonge gezinnen die het zich niet meer kunnen permitteren om te wonen zoals in het verleden en voor wie we dat ook niet meer mogelijk kunnen maken, want die gigantische hectaren grond zijn gewoon niet meer beschikbaar. Bovendien wordt die kost ook doorgerekend aan al de anderen, want, mijnheer Van den Heuvel, de rioleringskosten en bestratingskosten voor die alleenstaande woningen die we nog ergens in veld zouden moeten bouwen, worden mee betaald – dat is dus wel collectief en daar schijnt niemand een probleem mee te hebben –, door de hele bevolking, inbegrepen al die gezinnen die zich zelfs geen klein appartement kunnen permitteren. Ik denk dat die vraag moet worden gesteld, en ik vind het ook logisch dat die vraag door een bouwmeester wordt gesteld. Ik mag hopen dat de Vlaamse Regering daarnaar luistert en dat ze kwalitatief en goed wonen op een moderne manier voor iedereen toegankelijk maakt en niet alleen voor de happy few die zich een mooi huis in het groen kunnen permitteren en de kosten doorschuiven naar de rest van de bevolking. Ik roep de Vlaamse Regering echt op om daar grondig over na te denken.
Tot slot wil ik er nog heel kort op wijzen, minister, dat als er in uw straat of elders in afwijking van vroegere verkavelingsvoorschriften individuele woningen worden afgebroken en omgevormd tot vijf, zes appartementen, dat dan onder andere is omdat deze meerderheid en uw regering het schrappen van die verkavelingsvoorwaarden mee mogelijk hebben gemaakt en daarvoor ruimte hebben gemaakt. Ik heb u daarvoor al verwittigd, denk ik, maar ik wil het verslag nog wel eens opzoeken.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik begrijp dit debat of de vraagstelling eerlijk gezegd niet zo goed. De bouwmeester doet een uitspraak en de minister van Omgeving moet hier verantwoording afleggen over die uitspraak en die al of niet verdedigen of afkeuren. Het lijkt mij toch dat de leden in deze commissie de bouwmeester een beetje te veel macht toedichten. Hij maakt de decreten niet. Hij heeft inderdaad wel een zeker autonomie, maar hij ressorteert onder de minister-president, zoals minister Demir zei. Zijn opdracht is toch enigszins anders, collega’s. Zijn opdracht gaat over het bevorderen van de kwaliteit van concrete bouwprojecten van publieke bouwheren, en dan vooral van de architecturale kwaliteit. Daarnaast heeft hij ook nog de opdracht om aan visievorming te doen, onder andere wat het bouwen in een hedendaagse samenleving betreft. Die beide taken versterken elkaar uiteraard. Deze vragen zouden in het tweede deel van zijn opdracht kunnen kaderen, namelijk die visievorming. Dan nog lijkt het me een eerder logische vraag of u, minister, vindt of die bouwmeester zich aan zijn opdrachten en kerntaken heeft gehouden, zoals vastgelegd door de Vlaamse Regering. Die vraag moeten we ook misschien eerder aan de minister-president stellen, aan wie die bouwmeester rapporteert.
Wat de loonschalen en dergelijke betreft: die vergoedingen staan in het document dat publiek beschikbaar is. Hij wordt betaald volgens de loonschaal van de Vlaamse overheid, hij heeft een contractuele functie enzovoort.
Als het hier de bedoeling is om een debat over kernversterking of woonvormen te voeren, dan is dat ook goed, maar het lijkt me dan wat raar om die macht aan de bouwmeester toe te dichten. Alsof het de dag erna verboden zal zijn als hij zegt dat het niet kan dat iemand zijn wagen op het openbaar domein parkeert. Ik denk dat het zo toch nog altijd niet werkt.
Zoals de minister zegt, is dit zijn visie. Hij moet een beetje een visie ontwikkelen over hedendaagse samenlevingsvormen. Het is ook misschien zijn rol om die zaken wat op scherp te stellen. Dat doet hij in zijn communicatie, en dat hebben we bij de vorige bouwmeesters ook gezien. Zij stellen de zaken altijd heel scherp, maar dat is daarom nog geen beleid. Het is een visie van de bouwmeester op zich.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag voor u. In het verleden zijn er al vragen gesteld over het instrument van de Bouwmeester Scan, die door de vorige bouwmeester was gelanceerd en door uw departement mee wordt opgevolgd. Bent u bereid om, wanneer uw team en het team van de Vlaamse bouwmeester samenkomen, na te gaan of het instrument van de Bouwmeester Scan wordt opgevolgd? Ik denk dat het een interessant instrument was. De laatste update op de site van de bouwmeester dateert van 2019. Misschien is het interessant dat uw diensten dit oppakken wanneer ze in overleg gaan met het team van de Vlaamse bouwmeester.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de vraag. Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Elk debat dat gaat over het stimuleren tot zuinig ruimtegebruik en kwaliteitsvol wonen, kan interessant zijn. Het is de rol van de Vlaamse bouwmeester om iedereen aan te zetten om hierover na te denken. In die zin heb ik totaal geen probleem met de visie die hij heeft gelanceerd.
Ik onthoud twee grote lijnen: hij roept op om na te denken over meervoudig ruimtegebruik als concept en hij roept ook op om de publieke ruimte klimaatbestendig in te richten. Ik wil op dit laatste even doorgaan in relatie tot water, misschien geïnspireerd door mijn ervaring uit het verleden. Ik heb heel vaak discussies meegemaakt met rioolbeheerders over afvoer van water in woonprojecten en bouwprojecten. Men legde heel diepe grachten aan op het openbaar domein om snel en op zo weinig mogelijk plaats water af te voeren. Ik merk dat dat vandaag nog altijd gebeurt. Heel wat projecten van Aquafin maken oeverversteviging langs grachten, wat eigenlijk leidt tot gevaarlijke situaties. Kinderen kunnen erin vallen. Het leidt tot snelle afvoer van water en biedt geen kwalitatieve invulling van het openbaar domein.
Minister, het is een problematiek waar lokale besturen en mensen die moeten nadenken over de inrichting van het openbaar domein, heel hard over moeten nadenken en hun hoofd over moeten breken. Bent u van plan om ook aan die rioolbeheerders richtlijnen te geven om ervoor te zorgen dat ook zij meewerken aan dat klimaatbestendig openbaar domein en dat water ruimte krijgt, ook in die verkavelingen, zodat er een combinatie kan worden gemaakt van een goede mogelijkheid om water te laten indringen en een kwaliteitsvolle groene openbare ruimte? Ik denk dat er nog heel wat stappen te zetten zijn om die combinatie te maken. We zien nog altijd dat die openbare ruimte monofunctioneel wordt ingericht. Er zijn heel veel meer kansen. Het gaat vaak over tradities en inzichten waarbij mensen te weinig creatief kunnen nadenken en misschien ook te weinig mogelijkheden hebben, omdat er te weinig ruimte is.
Minister, zult u ook aan de rioolbeheerders richtlijnen geven om mee na te denken over het kwaliteitsvol inrichten van het openbaar domein en het klimaatbestendig inrichten van het openbaar domein? Er liggen nog heel wat kansen voor het grijpen.
Minister, als parlementslid heb ik in 2014 het initiatief genomen voor het faciliteren van cohousing en het flexibel gebruik van het woningpatrimonium. Ik moet eerlijk zeggen dat ik tevreden ben met het antwoord dat u daarnet hebt gegeven over ‘tiny houses’ en andere alternatieve woonvormen. Ik kijk uit naar de verdere uitrol van de resolutie.
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de vele vragen en suggesties.
Collega Schauvliege, ik ga dit bespreken. Ik vind dat u terecht dit punt aanhaalt. Ik zal bespreken met de rioolbeheerders hoe we dit vorm kunnen geven. Iedereen die met infrastructuur bezig is, moet aandacht hebben voor water, infiltratie, inrichting. Ik zal het zeker met hen bespreken.
Collega Coenegrachts, ik heb misschien niet op uw vraag geantwoord. Het is inderdaad zo dat de gemeente elke aanvraag moet toetsen aan de voorschriften maar ook aan de goede ruimtelijke ordening en de kwaliteit ervan. De beleidskaders kunnen dit ondersteunen. Het is belangrijk dat er richtsnoeren bestaan waarmee lokale besturen en gemeenten aan de slag kunnen voor hun ruimtelijk beleid. We voorzien die tegen eind dit jaar. Er moeten richtsnoeren zijn, maar het is ook best om die door te vertalen in de RUP’s en verordenende voorschriften.
Collega De Coninck, u verwijst naar de scan. Ik denk ook dat het een goed instrument is, omdat het veel lokale besturen een spiegel voorhoudt en hen doet nadenken over het gebied waar kan worden gebouwd en waar kan worden verdicht. De scan moet men daarna ook vertalen in verordenende voorschriften, anders is het niet afdwingbaar, zoals u weet.
Collega Van Rooy, ik denk dat ik heel duidelijk was. Ik herhaal dat er een divers aanbod zal komen van verschillende woonvormen. Niet ieder mens is voorbestemd om collectief te wonen of te gaan cohousen. Ieder mens is anders. Er zijn mensen die het wel geweldig vinden. Ik heb een cohousingproject in Leuven bezocht in een vroegere school. Er wonen heel wat jonge gezinnen, maar ook oudere mensen die eenzaam waren in hun villa in Heverlee en tussen de jeugd wilden wonen. Het moet ook kunnen. De overheid moet zulke vormen van wonen stimuleren en omzetten in beleid. Ieder moet dit voor zichzelf uitmaken, maar ik wil het aanbod wel doen. Ik zal natuurlijk niemand verplichten, ik denk dat dat wel duidelijk is. We nemen het zeker op in het beleid. Er zijn heel wat mensen die hierop inspelen, anderen hebben meer ruimte nodig, omdat ze misschien wat introverter zijn. Ik denk dat ik voldoende duidelijk ben geweest door te zeggen dat we voor een divers woonaanbod gaan.
U had het ook over de uitspraken van de bouwmeester. Ik denk dat ik een verdraagzaam mens ben. Ik ben vorige week ook niet ingegaan op wat u allemaal in de commissie hebt gezegd. Ik ga dus ook niet in op wat de bouwmeester zegt. Ik vind sommige dingen goed. Ik ben niet iemand die niet zal luisteren naar mensen met een bepaalde mening. Ik zeg niet dat ik het eens ben met alles, maar ik sta open voor alle goede ideeën en voor alle inzichten van verschillende experten. Je moet op zijn minst toch luisteren. Alles omzetten in beleid, is een andere zaak, maar alles begint met naar mensen te luisteren die expert zijn. Ik probeer dat te doen en ik sta open voor verschillende meningen.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende antwoorden.
Dit was wel degelijk een nuttig debat. Als de bouwmeester zijn visie vooruitschuift – en dat is natuurlijk zijn job –, dan brengt hij een debat op gang over het ruimtelijk rendement in Vlaanderen, over gedeeld ruimtegebruik, over anders bouwen en anders gaan wonen. Dit is de commissie Ruimtelijke Ordening van het Vlaams Parlement; het zou maar gek zijn als we er niet zouden over debatteren met de bevoegde minister. Ik dank u daarvoor.
Ik denk dat we er de volgende maanden en jaren nog heel vaak zullen op terugkomen, al dan niet op aanzet van de bouwmeester, om ons wijzer en slimmer te maken en onze geesten te verruimen. Dit zal zeker ten goede komen aan het ruimtelijk beleid in Vlaanderen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik wil toch nog eens duidelijk zeggen dat deze vraag absoluut geen kritiek was op de ambitienota van de Vlaamse bouwmeester. Ik denk dat het een mooie traditie is, maar ook dat het heel relevant is om aan de verantwoordelijke minister van Omgeving een reactie te vragen op basis van die ambitienota.
In mijn gemeente hebben we de voorbije vijf jaar een vijftal open oproepen gedaan met mooie masterplannen en ontwerpen. Ik geloof absoluut in het instituut van de Vlaamse bouwmeester, waarop ik heel tevreden kan terugblikken.
Ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe bouwmeester ook zijn bijdrage kan leveren. Collega De Coninck, ik denk dat het geen verkeerde vraagstelling is om een reactie te vragen van de verantwoordelijke minister over de vertaling van een aantal principes in die ambitienota naar het concrete beleid.
Collega Tobback, u hebt uw talent om karikaturen te maken van ernstige vragen weer mooi geëtaleerd. Het is zoals altijd prettig om u te mogen beluisteren, maar ik denk dat het toch wel een pertinente vraag is hoe de minister en deze Vlaamse Regering het belastinginstrumentarium en de financiële instrumenten willen inzetten. Dat is de basis van die vraag, concreet over de vrijstaande woning in de ambitienota. Het is een pertinente politieke vraag in welke mate de minister – en ik heb daar spijtig genoeg geen antwoord op gekregen – financiële instrumenten en het belastinginstrumentarium wil inzetten voor het ruimtelijk beleid in Vlaanderen. Dat is een debat dat we in deze commissie kunnen en moeten voeren.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Het was een schattige poging van mevrouw De Coninck om minister Demir wat uit de wind te zetten. Een met belastinggeld betaalde bouwmeester lanceert een ambitienota en propageert zijn collectivistische visie in de media, die door heel veel Vlamingen is gelezen. Hij zegt daarin dat het individuele woonideaal moet worden opgegeven, dat de private woningen collectief moeten en dat mensen steeds meer hun keuken, hun waskot, hun tuin, hun auto zullen moeten delen. Hij zegt nogal misprijzend dat – stel u voor – mensen ervan uitgaan dat ze recht hebben op een eigen woning met hun auto voor de deur. Mevrouw De Coninck, het is dan toch logisch dat wij deze minister en de minister van Wonen ondervragen over deze bouwmeester en zijn ambitienota. Wij zullen ook minister-president Jambon ondervragen. Ik heb dat in het verleden trouwens ook gedaan, over de vorige Vlaamse bouwmeester.
Ik ben blijkbaar de enige in deze commissie die fundamentele kritiek levert op die bouwmeester en op zijn ambitienota en zijn uitlatingen. Ik zou zeggen: mensen, ga eens op de sociale media en leg uw oor eens te luisteren bij de Vlamingen. U zult dan merken dat zij spuwen op wat die Vlaamse bouwmeester heeft uitgekraamd. De Vlamingen spuwen erop, en ik natuurlijk met hen.
Mevrouw Demir, ik hoor toch dat u het niet eens bent met alles wat de Vlaamse bouwmeester heeft gezegd. U wilt niet of weigert te zeggen waarmee u het dan wel eens bent en waarmee u het niet eens bent. Ik heb het twee keer geprobeerd. U wilt dat niet zeggen. Misschien hebt u de reacties op sociale media wel gezien en denkt u, ik zal me daar maar niet te veel aan wagen.
En tot slot is er die olifant in de kamer, of die realiteit, zoals de heer Tobback het noemt, wat natuurlijk niet de realiteit is van het Vlaams Belang maar van de traditionele partijen, die beleid hebben gevoerd waardoor steeds meer mensen op dezelfde, gelijkblijvende oppervlakte moeten gaan wonen. Daarom is er natuurlijk die Vlaamse Bouwmeester, die ideeën moet formuleren om al die bijkomende mensen die dag in dag uit dit land worden binnengelaten, ergens te kunnen huisvesten, met dan ook nog eens het behoud van, of liever zelfs nog meer, open ruimte en groen. Iedereen die een beetje logisch kan nadenken, snapt dat dat niet vol te houden is. Als je steeds meer mensen wilt huisvesten op een gelijkblijvende oppervlakte en je ook nog eens je open ruimte wilt behouden of wilt vergroten … dat lukt niet. Dat kan iedereen met een beetje gezond verstand bedenken. We zullen dat in de toekomst nog wel zien, en wij zullen die kritiek daarop blijven formuleren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.