Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, een nieuw HIVA-onderzoek (Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving) wijst onder andere uit dat de mentor op de werkplek een cruciale rol speelt in het opleidingstraject van de leerlingen die kiezen voor alternerend leren via het systeem van leertijd, duaal leren of het deeltijds beroepsonderwijs. De begeleiding van een jongere uit een alternerende opleiding vraagt van mentoren een zoektocht naar een evenwicht tussen voldoende ondersteunen en verantwoordelijkheid geven. Deze leerlingen kiezen immers voor dit type opleiding om meer met de praktijk bezig te zijn en een vak te leren. Ze willen dan ook zo snel mogelijk de nodige competenties en taken onder de knie krijgen. De ene leerling wil sneller zelfstandig aan de slag, terwijl de andere wat meer houvast en bevestiging nodig heeft. Bovendien schatten leerlingen en mentoren eenzelfde situatie vaak anders in. Leerlingen schatten zichzelf soms hoger in, terwijl de mentor inschat dat bepaalde taken te veel risico inhouden of nog te moeilijk zijn. Dat kan wel tot spanningen leiden. Een op de vijf mentoren zegt problemen te ondervinden tijdens de rol van mentor. Het tijdsgebrek voor de eigen taken vormt daarbij het grootste probleem. Als de onderneming niet de geschikte mentor aanduidt of de medewerker onvoldoende begeleiding en tijd geeft, heeft dat ook een impact op de leerling. Als dit wel goed loopt, zal dit op zijn beurt leiden tot een beter opgeleide en meer gemotiveerde werknemer.
In het rapport geeft men verder nog aan dat er grote verschillen zijn tussen ondernemingen, waardoor niet voor alle leerlingen een kwaliteitsvolle begeleiding kan worden gegarandeerd. Mentoren rapporteren problemen binnen de eigen werkorganisatie. De mentoren zijn vaak niet alleen weinig betrokken bij het opstellen van het opleidingsplan, maar ze worstelen ook met de administratieve taken, wat ten koste gaat van de tijd voor de begeleiding van de jongere. Bovendien volgde minder dan de helft van de mentoren een vorming. SYNTRA Vlaanderen riep in het verleden ook op om te zorgen voor een duidelijke communicatie voor mentoren en trajectbegeleiding. Het mogelijk maken van een verdere professionalisering voor mentoren is nodig, net zoals het aanreiken van concrete handvatten voor het begeleiden van het leerproces van de leerlingen en concrete handvatten voor de kwalitatieve evaluatie. Deze werkpunten worden opnieuw in deze studie aangehaald. Een vast en gemeenschappelijk evaluatiesjabloon om met het opleidingsplan aan de slag te gaan zou volgens de wetenschappers een goede stap zijn.
Minister, in dat kader heb ik de volgende vragen voor u. Hebt u gelijkaardige signalen opgevangen als deze die uit dit onderzoek naar voren komen, namelijk dat mentoren problemen binnen de werkorganisatie aankaarten die ertoe leiden dat ze hun functie als mentor minder goed kunnen uitoefenen? Indien wel, wat voor problemen zijn dat, en welke acties hebt u ondernomen of plant u nog om dit aan te pakken? Hoe kunnen ondernemingen, vanuit hun expertise en knowhow over het uitvoeren van de administratieve taken, deze mentoren nog beter ondersteunen in hun taak om de jongeren de nodige competenties op de werkvloer aan te leren? Hoe kunnen we mentoren en/of ondernemingen extra stimuleren om de mentor vormingen of intervisies te laten volgen? Hoe staat u tegenover het harmoniseren van een evaluatiesjabloon? Welke acties hebt u ondernomen of plant u nog te ondernemen na de oproep van SYNTRA Vlaanderen om de werkpunten aan te pakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Dat was interessant, maar het is een hele waslijst vol, collega Vandromme. Ik heb die studie uiteraard bekeken, want ik heb ze zelf vrijgegeven in december 2020. Het zou natuurlijk gek zijn mochten we ze niet bekeken hebben.
U weet dat sociale partners en onderwijsverstrekkers zich samen inzetten om voldoende en kwalitatieve leerwerkplekken bij onze Vlaamse bedrijven te krijgen, in functie van de alternerende en duale opleidingen. Daarvoor bestaat ook een partnerschap.
Ik vind het heel belangrijk dat ondernemingen die instappen in een samenwerking voor het aanbieden van een duale opleiding goed weten waaraan ze beginnen. Daar nemen de sectorale partnerschappen duaal leren hun verantwoordelijkheid op. Er zijn ook de sectorale vormingsfondsen. Ook de opleidingsverstrekkers spelen een heel belangrijke rol.
Naast het informeren wordt er door de sectorconsulent ook gepeild naar de motivatie van de onderneming en de ervaring van de mentor. Op die manier houdt de sector de vinger aan de pols en wordt een eventuele nood aan extra ondersteuning gecapteerd. Ik heb er samen met collega Muyters een punt van gemaakt dat mentoren verplicht een mentoropleiding zouden volgen. De opleidingen werden erkend en worden aangeboden door de verschillende sectorale vormingsfondsen, en hier wordt de mentor onder andere versterkt in het geven van duidelijke instructies, feedback enzovoort. Er zijn ook heel wat sectoren die aanvullende begeleidingsacties aanbieden. Dat zit dus theoretisch wel goed.
Bovendien ondersteunen wij sinds 1 januari 2021 de sectoren extra in hun acties voor duale en alternerende opleidingen, door middel van de goedgekeurde duale addenda. Dat is een aanvulling bij de sectorconvenanten die loopt tot 31 december 2022. Maar ik zal daar nu niet dieper op in, omdat er een hoorzitting is geweest over de nieuwe generatie sectorconvenanten op 29 april 2021, dus een paar weken geleden.
Voor wie een mentoropleiding gevolgd heeft, kan de onderneming aanspraak maken op een stevige RSZ-korting (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) op het loon van de mentor, en aanvullend kunnen ondernemingen die investeren in een alternerende leerling, in aanmerking komen voor de stagebonus. We hebben naar aanleiding van de coronacrisis zelfs een aanvullende incentive ingesteld, waardoor ondernemingen tot 1000 euro extra per leerling kunnen ontvangen, voor trajecten dit schooljaar. We willen ze daarmee overhalen om te investeren en gedegen ondersteuning te bieden aan onze leerlingen.
Ik ga in op uw tweede en derde vraag. Ondernemingen kunnen hun mentoren ondersteunen door optimaal gebruik te maken van de geboden dienstverlening vanuit sectorale partnerschappen. Idealiter duid je dus een collega aan als mentor met goesting, om zijn of haar schouders onder het leertraject van een leerling te zetten. De mentoropleidingen zijn een verplichte voorwaarde. We hebben de sectoren vrijgelaten om die opleidingen in te vullen, maar dat wordt wel goed georganiseerd.
Dan is er het harmoniseren van het evaluatiesjabloon. We horen vandaag wel signalen van ondernemingen die aangeven dat de diversiteit aan evaluatiesjablonen even divers is als het aantal scholen waarmee men samenwerkt. De evaluatie wordt hier gezien als onderwijsbevoegdheid, waar elke opleidingsverstrekker vanuit de vrijheid van onderwijs een eigen instrument kan aanreiken. Maar ik ben het wel eens met de zorg die er is. Je moet wel zorgen dat dat geen te grote handicap wordt.
Sectorspecifieke instrumenten hebben natuurlijk wel hun waarde. Ik apprecieer ook de inspanningen die vanuit verschillende hoeken zijn geleverd. Maar het zou goed zijn dat die instrumenten in het beste geval als een menu worden voorgesteld, waarbij gebruiksgemak en efficiëntie centraal staan. Wat dat betreft is er, denk ik, nog wat werk aan de winkel.
Dan zijn er de acties en oproepen van SYNTRA Vlaanderen. Ondertussen is SYNTRA Vlaanderen bijna een half jaar opgeheven. Hier was uiteraard geen verband met hun oproep om de werkpunten aan te pakken, integendeel zelfs. De waardevolle expertise van de medewerkers wordt vandaag door het Departement Werk en Sociale Economie benut om de Vlaamse en de sectorale partnerschappen duaal leren te ondersteunen.
Een van de acties naast de al vermelde maatregelen die ook worden ondernomen, is om via het online kennisplatform ODIN van het Departement Werk en Sociale Economie goede praktijken te delen. Deze week is het verhaal verschenen van Werner Vertommen, die mentor is bij groente-en fruitafdeling BelOrta.
Ik zou aanraden om dat zeker eens te lezen. Dat is superinteressant. We sturen het interview door naar de commissiesecretaris.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik heb mijn vraagstelling nog eens nagelezen en ik heb niet vernoemd dat u het onderzoek niet zou hebben gelezen. Integendeel, ik durf daar helemaal niet van uit te gaan. Ik verwachtte dat u dat natuurlijk heel goed nagelezen had.
Persoonlijk heb ik een heel groot geloof in werkplekleren. Zelf heb ik een verleden als stagebegeleider. Coaching en evaluatie zijn sowieso een heel belangrijk issue bij de stage en bij het werkplekleren. Wat ik altijd ervaren heb, en nu nog meer, als parlementslid dat niet meer effectief op de klasvloer of de werkvloer van bedrijven en stageplaatsen staat, is dat men eigenlijk een heel conservatieve kijk heeft op het onderwijs, en omgekeerd het onderwijs op het werkveld. Daar moeten zeker nog meer bruggen gebouwd worden.
Anderzijds zijn coaching en evaluatie sowieso belangrijk binnen een organisatie, zeker als een organisatie een lerende organisatie wil zijn. Coaching en evaluatie zijn niet alleen belangrijk voor de leerlingen en de mensen die op de werkplek willen leren, maar zeker ook voor het hele personeelsbeleid. Een ideale mentor kan daar nog veel meer betekenen dan alleen maar die leerlingbegeleiding.
Ik ga zeker het verslag van de hoorzitting over de sectorconvenanten nog even nalezen. Het probleem is natuurlijk dat ik door de combinatie met Onderwijs niet altijd alles kan volgen.
De extra middelen die ingezet worden per leerling naar aanleiding van de coronatijden, is daar ook een evaluatie van voorzien? Wordt dat meegenomen? Wordt er geëvalueerd wat de impact daarvan is? Alvast bedankt ook om het interview mee te geven.
Ik leg graag ook nog de link met een initiatief van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), waarbij men samen met andere organisaties ook mentoropleidingen opstart, heel specifiek voor zorgberoepen binnen lokale besturen, vanuit de gedachte dat lokale besturen ook kunnen meebouwen aan bruggen tussen Onderwijs en Werk. Er is een theoretisch houvast dat men meegeeft, maar ze laten ook een mix van actoren aan het woord: ervaren mentors, stagebegeleiders, praktijkleerkrachten van scholen. Er wordt gefocust op de coachende rol van de mentor ten opzichte van de leerling, de rol van feedback en communicatie, begeleiding en evaluatie. Dat kan volgens mij ook een mooie, positieve mix zijn voor het leertraject van een mentor. Misschien is het goed om dat punt op te nemen met de VVSG. Hoe ziet u dat? Kunt u dat ook meenemen als een goed voorbeeld voor de andere projecten die u opnoemde?
Minister Crevits heeft het woord.
Het is zo dat alle acties uit ‘Alle hens aan dek’ worden geëvalueerd en opgevolgd, collega Vandromme. Dat gaat dus ook zo gebeuren met dat aanvullende bedrag.
Wat uw laatste opmerking betreft: dat wil ik zeker bekijken.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik ga er alles aan doen om de brug te bouwen tussen Economie en Werk en Onderwijs, want ik geloof echt wel dat we daarop moeten inzetten. Het kan interessant zijn om mentoren en trajectbegeleiders samen opleidingen te laten volgen. Daar gaan we alles aan doen. Alvast bedankt voor uw inspanningen om de wisselwerking vlot te laten verlopen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.