Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de sportachterstand bij kinderen en jongeren
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Voorzitter, minister, in de media lazen we dat sportclubs de instroom van nieuwe leden drastisch zien achteruitlopen. Bij Voetbal Vlaanderen gaat het voor de eerste drie maanden van dit jaar om drie tot vier keer minder nieuwe aansluitingen dan in dezelfde periode de voorbije jaren. Ook bij sporten zoals turnen en basketbal daalt het aantal jeugdleden. De reden hiervoor is uiteraard niet ver te zoeken. Corona heeft ervoor gezorgd dat veel sportclubs hun werking moesten stopzetten of herleiden naar een absoluut minimum. Veel ouders staan niet te springen om hun kinderen opnieuw in te schrijven of voor het eerst in te schrijven zolang ze niet weten wanneer de werking weer normaal zal verlopen.
Minister, bij de bespreking in de commissie van de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) heb ik ook gepeild naar de sociaal-economische impact van corona op de sportwereld. U hebt toen geantwoord dat er een bestek zou worden uitgeschreven voor een wetenschappelijke studie. In maart heeft de Vlaamse Sportfederatie (VSF) ook een onlinebevraging gedaan bij de diverse sportfederaties. Zo willen zij enerzijds de vinger aan de pols houden en anderzijds een tv-reportage mogelijk maken over de impact van corona op de sport.
Volgens professor Bewegingswetenschappen Matthieu Lenoir van de UGent toont onderzoek aan dat de fysiek en de motoriek van jongeren met 20 tot 30 procent is achteruitgegaan tijdens vijf maanden lockdown. Dat is de vooruitgang die een kind normaal boekt in één tot anderhalf jaar. Hier in Vlaanderen wordt vooral gesproken over leerachterstand, maar het besef dat er ook een enorme sportachterstand is bij onze jongeren, is hier nog niet goed doorgedrongen, volgens de professor.
Als minister van zowel Sport als Onderwijs bent u dan ook de ideale persoon om mee te kunnen helpen in dezen. Vandaar de volgende vragen. Wat is uw reactie hierop? Wat bent u van plan om te doen om, zodra de maatregelen het toelaten, de instroom in de sportclubs opnieuw te kunnen laten stijgen? Hoever staat het met de door u bestelde studie over de sociaal-economische impact van corona op de sportwereld? Zijn die resultaten al bekend? Zo niet, wanneer verwacht u die? Hebt u de resultaten van de VSF-bevraging over de impact van corona op de sport? Wat zijn de bevindingen daaruit? Ziet u ook opportuniteiten in combinatie met uw bevoegdheid Onderwijs? Kunnen scholen worden ingeschakeld om meer ruimte voor sporten mogelijk te maken?
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de vraag van collega De Rudder in verband met de sportachterstand. Het is inderdaad zo dat de lockdownmaatregelen heel wat nadelige effecten of gevolgen aan het licht brengen. Ook in de sport is dat zo. Sportclubs zien de instroom van nieuwe leden drastisch teruglopen. Bij Voetbal Vlaanderen gaat het voor de eerste drie maanden van dit jaar over drie tot vier keer minder nieuwe aansluitingen in vergelijking met dezelfde periode in andere jaren. Andere sporten melden dezelfde neerwaartse trend. In sommige clubs heeft men het zelfs over herbeginnen onder nul. Uit Portugees onderzoek zou blijken dat de fysiek en de motoriek van jongeren met 20 tot 30 procent is afgenomen tijdens de lockdown daar, en die was slechts vijf maanden.
Coronamaatregelen verschillen ook van land tot land. Het is niet overal zo dat ook sport heeft stilgelegen. Natuurlijk was dat vaak wel zo, maar niet altijd even lang. Daardoor bestaat natuurlijk ook de vrees dat sommige landen een competitief voordeel, of een nadeel, hebben opgebouwd ten opzichte van andere landen.
Minister, ik heb een paar concrete vragen. Zijn er cijfers over de evolutie van de fysieke en motorieke vaardigheden van jongeren in Vlaanderen gedurende de lockdownperiodes? Wordt er specifiek bij jeugdige topsporters gemonitord hoe zij evolueren in de context van een lockdown, waardoor ze een jaar amper of niet aan competities hebben kunnen deelnemen?
We mogen redelijkerwijs verwachten dat het niveau van veel jeugdsporters hieronder zal lijden. Worden maatregelen van de federaties verwacht of hebben de federaties al maatregelen genomen om die niveaudaling op te krikken met het oog op de ontwikkeling van jeugdige sporters tot het niveau dat met hun leeftijd correspondeert?
Komen er, nu we licht aan het einde van de coronatunnel beginnen te zien, speciale acties om kinderen en jongeren opnieuw te overtuigen zich bij een sportclub aan te sluiten? Zo ja, hoe zien die acties er dan uit en wanneer zullen die acties er komen?
Ik denk dat het belangrijk is maatregelen te nemen om in te spelen op blessurepreventie voor kinderen en jongeren die langere tijd amper hebben kunnen sporten of begeleid hebben kunnen sporten. Voorziet u op dat vlak maatregelen?
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, ik ben me, net als iedereen, natuurlijk bewust van de impact van de coronacrisis op het ledenaantal van sommige sportfederaties en op het sportgedrag van de Vlamingen. Die impact is vanzelfsprekend groot en het effect op de motorische ontwikkeling van onze jongste doelgroep is ook voelbaar. Er is een daling van het aantal sportende kinderen en van het aantal sporturen per kind.
We hebben dat al gezien in de Vlaamse Monitor Sport en Bewegen die Sport Vlaanderen verleden jaar heeft opgesteld. Daarin staat dat 75 procent van de kinderen en jongeren in oktober 2020 75 procent minder heeft gesport dan een jaar voordien. Uit de gezondheidsenquête van Sciensano blijkt dat de negatieve impact van de coronacrisis op de lichaamsbeweging van jongvolwassenen is toegenomen van 44 procent in september 2020 tot 62 procent in maart 2021.
We hebben cijfers over de impact van de coronacrisis in Vlaanderen op de kwantiteit, zijnde het aantal uren sportbeoefening, maar niet over de impact op de kwaliteit. Er zijn geen Vlaamse cijfers beschikbaar over de motorische vaardigheden. In Portugal heeft een onderzoek aangetoond dat de fysieke motoriek van jongeren tijdens de vijf maanden durende lockdown ginder 20 tot 30 procent is achteruitgegaan. Het is echter niet evident dit naar andere landen te extrapoleren.
Als minister van Sport heb ik er steeds voor gepleit ons sportaanbod maximaal open te houden. Voor onze kinderen tot 13 jaar oud is dat goed gelukt. Zelfs tijdens de tweede lockdown hebben we altijd de mogelijkheid gezien de mogelijkheden voor sportbeoefening door deze kinderen te behouden. We hebben er ook altijd voor gezorgd dat de jonge talenten en topsporters konden blijven trainen. Tijdens de coronacrisis zijn de jongeren die in een topsportcontext actief zijn, van nabij opgevolgd. Het gaat dan om geïdentificeerde toptalenten en beloftevolle jongeren in ontwikkelingsprogramma’s in de richting van het seniorenniveau. Voor de categorie van de beloftevolle jongeren in een ontwikkelingsprogramma zijn vanaf de eerste lockdown uitzonderingsmaatregelen toegekend voor trainingen en voor de deelname aan internationale wedstrijden onder strikte voorwaarden. Dit stond allemaal in functie van de noden van de jongeren en de teams.
Aangezien de nationale en internationale competities voor jongeren zijn geannuleerd, zijn er op het vlak van de prestaties minder vergelijkingspunten of benchmarks. Om relevante vergelijkingspunten en ijkingspunten voor deze doelgroep te hebben, hebben de topsportfederaties zelf zogenaamde micromeetings met beperkte deelnemersaantallen georganiseerd.
Wat de procesevaluatie betreft, zijn een aantal trajecten aangepast en is in meerdere evaluatie- of opvolgmomenten voorzien. Als er achterstand is, wordt dit federatie per federatie en sporter per sporter aangepakt. Gezien de professionele omkadering, hebben we er vertrouwen in dat dit goed verloopt en goed wordt gemonitord.
De grootste bezorgdheid betreft natuurlijk de grote groep kinderen en jongeren die geen topsporters zijn. Ik heb er dan ook een pleidooi voor gehouden om zo snel mogelijk naar competities terug te keren.
Nu is dat 9 juni. Dat is iets, maar als je vandaag al met 25 personen in de buitenlucht kunt sporten, dan had ik toch graag gezien dat men ook competities mogelijk had gemaakt. Je kunt wel met 25 personen gaan fietsen, maar je mag geen fietswedstrijd organiseren. Je kunt met 25 personen gaan vissen, maar een viswedstrijd mag nog niet. Ik vind het spijtig dat dat pas op 9 juni is. Dat is nu wel nog maar een aantal weken, maar ik denk dat we nu wel moeten inzetten op een maximale voorbereiding voor die periode waarin we zullen kunnen ‘losgehen’ vanaf 9 juni. We bekijken ook wat vóór 9 juni toch ook al mogelijk is. Dat bijvoorbeeld intern binnen de clubs toch ook al wedstrijden mogelijk moeten zijn, lijkt mij evident.
Ik wil ook wat de jeugdsport betreft in de komende periode maximaal bekijken hoe we voor die geleden schade een inhaaltraject op poten kunnen zetten, hoe we ook daar kunnen proberen van een achterstand naar een voorsprong te gaan. Daarvoor voorzie ik in drie elementen: een extra investering in SportKompas; een extra ondersteuning van de jeugdsportclubs met een financiële impuls van 7,5 miljoen euro; het beschermen van sportfederaties die een groot ledenverlies zien door hun subsidies qua ledenaantal tijdens de coronacrisis te bevriezen. Ik kom daar echter zo dadelijk op terug.
Wat de studie naar de socio-economische impact betreft: eind verleden jaar hebben we daarvoor een bestek georganiseerd, maar daarop zijn geen offertes gevolgd, dus niemand heeft daarop ingeschreven, zodat we dus ook geen opdracht konden gunnen. We zijn daarom met potentiële opdrachtnemers in overleg gegaan en hebben de procedure op basis van die marktverkenning bijgestuurd. Een aantal van die deelaspecten zijn inmiddels ook via andere onderzoeken opgeleverd. Zo geeft de monitor Sport en Bewegen van Sport Vlaanderen, zoals ik al heb gezegd, wel wat inzicht in de veranderende sportparticipatie van Vlamingen. Ook zal het Onderzoeksplatform Sport die veranderende participatie vanaf september verder in kaart brengen. We hebben de opdracht daarom bijgestuurd en meer gefocust op de economische impact. We hebben het bestek aangepast. De offertes kunnen worden ingediend tot 4 juni. Met de hernieuwde procedure zullen we focussen op de periode van maart verleden jaar tot juni van dit jaar. We verwachten de resultaten eind september, begin oktober.
Er werd verwezen naar een bevraging van VSF. Er is geen bevraging georganiseerd door VSF. Dit was gewoon gestoeld op wat impressies op basis van gesprekken met de sportfederaties, maar het is niet zo dat daarover een breed onderzoek of een bevraging of dergelijke is georganiseerd.
Ik keer even terug naar de initiatieven om te proberen van een achterstand naar een voorsprong te gaan en vooruit te kijken. We gaan er dus voor zorgen dat er een extra financiële stimulans komt voor de jeugdsportclubs, met een bedrag van 7,5 miljoen euro dat we daarin gaan investeren. Ook is er het beschermen van de sportfederaties die een ledenverlies zien, door hun subsidies qua ledenaantallen tijdens de coronacrisis te bevriezen. Ook komt er een extra impuls voor SportKompas. Ik geloof daar nogal sterk in. Ik probeer inderdaad ook de link te leggen, zoals gesuggereerd, tussen mijn bevoegdheden als minister van Sport en die als minister van Onderwijs. Ik heb 1,3 miljoen euro vrijgemaakt om de werking van SportKompas uit te breiden. Ik denk immers dat we met SportKompas verhoudingsgewijs de grootste meerwaarde kunnen betekenen als het gaat om sportiviteit van jongeren. In plaats van dat we verwachten dat Mozes naar de berg gaat, zal de berg naar Mozes gaan. Heel concreet: SportKompas is een oriëntatie-instrument dat kinderen de weg wijst naar de sport die het best bij hen past en die ze het best kunnen. Daarbij komen kinderen en jongeren in contact met sporten. We hebben ondertussen met SportKompas 33 sporten waarnaar kinderen kunnen worden gericht. Dat zijn niet alleen de traditionele, klassieke sporten, zoals voetbal, tennis of wielrennen, maar ook roeien, schermen, klimmen. Die zitten daar allemaal bij.
Dat zijn sporten waarmee kinderen anders niet in contact komen. Kijk maar naar je eigen kinderen. Daardoor is de stap ook veel groter. Opnieuw, aan jezelf ken je de halve wereld. Kinderen worden natuurlijk ook gestuurd door hun ouders, of door speelkameraadjes. Dat is nu eenmaal zo, maar dat beperkt ook de actieradius om in contact te kunnen komen met bepaalde sportactiviteiten of sporttakken. Met SportKompas willen we ervoor zorgen dat dit naar de kinderen gaat, hen in kennis stelt van sporten en ook aangeeft dat ze misschien goed zouden kunnen zijn in deze of gene sport. Vervolgens maken we ook de link, in samenwerking met lokale besturen, naar de beschikbaarheid van lokale sportclubs. Als iemand goed is in roeien en eigenlijk beter zou kunnen, dan krijgt die het adres van een roeisportclub. Ik denk dat dan voor veel kinderen en jongeren een wereld zal opengaan die anders gesloten was gebleven.
Met die extra middelen zullen de testteams in de komende vier jaar honderdduizend kinderen van de focusgroep tussen 8 en 10 jaar kunnen testen via dat digitale platform. Scholen kunnen zo’n team aanvragen. Ze worden volledig ontlast. Aan de hand van beweegoefeningen en natuurlijk ook op basis van wat het kind zelf leuk vindt, wijst SportKompas de weg naar de juiste sport. Scholen die voor 30 november instappen, gaan we nog extra aanmoedigen door een korting van 20 procent te geven. Per bijkomend jaar waarvoor de school een engagement aangaat, krijgt ze nog eens 10 procent korting extra, en dat tot het schooljaar 2024-2025. Het is wel belangrijk dat we ook samen met de lokale besturen de connectie kunnen maken, zodat er ook onmiddellijk een aanbod kan worden geformuleerd, een lijst met clubs voor elke sporttak, zij het in de eigen gemeente of daarbuiten. Niet elke gemeente heeft immers een roeiclub, de mijne alleszins niet.
Daarnaast hebben we onze promotiecampagnes, zoals de campagne #sportersbelevenmeer en de Maand van de Sportclub in het najaar. Ik denk dat ook die natuurlijk cruciaal zullen zijn om kinderen en jongeren opnieuw wat te kunnen mobiliseren en te activeren. In de aanvankelijke vraag werd gesteld dat er wel wat onzekerheid is. Die onzekerheid wordt nu wel weggenomen, wat goed is. Ik verwijs naar de beslissingen van het Overlegcomité en het traject en het perspectief die worden gecreëerd. Ik denk dat dat het allerbelangrijkste is om alle ouders, kinderen en jongeren opnieuw aan te zetten tot inschrijving in sportclubs. Ik denk dat dat de belangrijkste boodschap van gisteren is.
Tot slot was er ook de vraag naar de blessurepreventie. Ook dat zal een belangrijk aspect worden als we eenmaal allemaal opnieuw kunnen sporten. Dat mag je niet overhaast doen. Gelukkig is er in het verleden binnen het sportbeleid samen met heel wat partners goed werk geleverd ter zake, en kunnen we bestaande tools extra gaan promoten bij de heropstart. Ik denk aan het project ‘Get Fit 2 Sport’. Dat is een samenwerking tussen Sport Vlaanderen en UGent die inzet op de integratie van blessurepreventieprogramma’s in de werking van sportfederaties. Dat programma is nu heel sportspecifiek vertaald. Per federatie zijn er diverse experten opgeleid. Die kennis en expertise zijn ondertussen ook overgedragen aan Gezond Sporten Vlaanderen, die dat verder beheert, dispatcht en ervoor zorgt dat dat ook online ter beschikking is. Ook op dat vlak zijn we dus wel wat voorbereid.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw zeer uitgebreid en interessant antwoord. Ik wil beginnen met te zeggen dat we gisteren inderdaad goed nieuws hebben gekregen. We hebben toch wel opnieuw perspectief voor onze sportclubs vanaf 9 juni.
Ik wil eerst en vooral nog eventjes ingaan op het punt van het bestek dat u aanhaalde, namelijk dat er geen offertes waren. Kunt u aangeven wat de aanpassingen dan precies inhouden? Met andere woorden, wat is de precieze vraagstelling van het bestek, dat nu opnieuw is geschreven in de hoop dat er nu dus wel offertes zullen binnenkomen?
Wat u aangeeft in verband met SportKompas, vind ik ook een heel goede zaak. Ik denk dat dat echt een zeer belangrijk instrument is, waarop we verder moeten inzetten om de sportclubs via de scholen bekend te kunnen maken, in samenwerking met de lokale besturen. Zoals u aangeeft, is het heel goed dat daarop ook vanuit de lokale besturen kan worden ingezet. De Week van de Sportclub, die jaarlijks plaatsvindt in september, is wat mij betreft dan ook wel het ideale moment om ook dit jaar die sportclubs nog eens extra in de kijker te kunnen zetten. Minister, ik doe dus nog een oproep om ook de lokale besturen daar nog eens goed over te informeren, om er zeker van te zijn dat zij ook dit jaar een tandje bijzetten om hun sportclubs in de kijker te zetten. Dat is immers toch wel belangrijk, om twee redenen: enerzijds uiteraard om nieuwe leden te kunnen aanwerven, maar anderzijds ook met het oog op de inzet van vrijwilligers, wat ook een heel belangrijk punt is. Door corona hebben natuurlijk heel wat vrijwilligers afgehaakt, aangezien de sportclub niet verder kon werken. Het zal echter ook belangrijk zijn om opnieuw nieuwe vrijwilligers te kunnen aanwerven. Als we morgen opnieuw heel wat kinderen in een sportclub krijgen, zal het des te belangrijker zijn om ook opnieuw voldoende vrijwilligers te hebben om de werking te kunnen blijven garanderen. Vandaar zeker ook mijn oproep om die Week van de Sportclub nog eens extra te promoten, ook bij de lokale besturen, met een aantal extra campagnes.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor nog heel wat initiatieven die worden genomen om ervoor te zorgen dat Vlaanderen kan blijven sporten, ook na corona, dat de jongeren opnieuw gaan sporten. Ik denk dat het belangrijk is om te blijven monitoren hoe die cijfers evolueren. De heropstart van de competitie kan natuurlijk de ‘goesting’ opnieuw doen ontstaan om te gaan sporten. Wie opnieuw kan zien sporten, die kan dat competitie-element opnieuw voelen. Als ook de gezondheidssituatie wat normaliseert, voelt het ongetwijfeld ook voor ouders wat vertrouwder en zekerder aan om hun kinderen naar sport te sturen. De terugval in de cijfers is echter toch zeer, zeer significant. We zullen moeten bekijken of enkel die heropstart van de competitie voldoende zal zijn. Ik ben alleszins ook gelukkig met uw engagement om via het onderwijs, via SportKompas jongeren te blijven stimuleren om te sporten. We weten allemaal hoe belangrijk dat is, ook voor een gezonde levensstijl later.
Ik heb geen bijkomende vragen, maar wil u wel danken voor het engagement, en ik neem het engagement op mij om dit verder op te volgen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ook ik wil u danken voor het omstandige antwoord op de vraagstelling van de collega’s, een vraagstelling die uiteraard zeer terecht is. Er zijn de jongste tijd heel veel alarmsignalen geweest. We moeten inderdaad dringend iedereen opnieuw, en eigenlijk nog zelfs meer, aan het sporten krijgen. Ik trek even de parallel met de leerachterstand. Niet enkel de leerachterstand is door corona zeer groot geworden. Ook de sportachterstand is groot geworden. De collega’s hebben daar in hun vraagstelling terecht naar verwezen. Ook diverse artikels in de media hebben daarop gewezen.
Wat de leerachterstand betreft, werd het eventueel inkorten van de zomervakantie meestal naar voren geschoven. Nu we sinds gisteren stilaan een zicht hebben op meer vrijheid in het kader van deze coronacrisis, kan men zich ook afvragen of we deze zomervakantie niet extra kunnen gebruiken om sporten te stimuleren. Men is dan ook vragende partij voor het opnieuw maximaal openen van sportfaciliteiten, weliswaar onder voorwaarden. Ook infrastructureel zijn er diverse mensen die echt stappen verder willen zetten.
Naast de sportkampen en de nieuwe competitiemogelijkheden is de heropening van de sportinfrastructuur natuurlijk erg belangrijk. Veel mensen zijn op dat vlak vragende partij.
Minister, ik ben blij in uw omstandig antwoord te hebben gehoord dat u effectief een inhaaltraject wilt opzetten. U hebt voorbeelden van diverse trajecten gegeven, zoals de investeringen in SportKompas, de steun voor de jeugdsportclubs en de steun voor sportfederaties met minder leden. Dat is niet onbelangrijk, want de sportfederaties krijgen hierdoor meer financiële ademruimte om een inhaalbeweging in te zetten. Wat ons betreft, zijn dat zeker stappen in de goede richting. Er wordt immers letterlijk gesteld dat we niet van nul, maar van onder nul herbeginnen. Mijn concrete vraag is of we geen gebruik kunnen maken van de zomervakantie om effectief een bijkomende impuls aan die inhaalbeweging te geven.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitvoerig antwoord op deze terechte vraagstelling. Als de sportwereld, de competities en de trainingen stilliggen, zou het nogal gek zijn als we geen achterstand zouden hebben. We zouden dan de vraag kunnen stellen waarom we dan trainen. Ik dank u ook voor uw inspanningen naar aanleiding van de actuele vraag van vorige week om competities zo snel mogelijk weer mogelijk te maken. Ik ben blij dat er nu een perspectief is.
Uw voorstel en de stimulansen en de instrumenten die u aanreikt, zijn lovenswaardig, maar we mogen niet vergeten dat het finaal de sporter is die het moet doen. U sport misschien wel zelf, maar het is nog altijd de sporter en niet de minister die de draad moet oppikken. Tijdens de coronaperiode hebben veel jongeren en volwassenen veel gesport, maar niet op het vlak van vaardigheden en techniek. Wat motoriek en uithouding betreft, kunnen mensen individueel trainen.
Dit is allemaal heel positief, maar ik heb nog een aanvulling. Heel wat gemeenten zien nu een kans om initiatieven te nemen, maar er zijn gemeenten die hun sportinfrastructuur in vaccinatiecentra hebben omgezet. Wij hebben dat doelbewust niet gedaan, want we vrezen dat de vaccinaties nog lang zullen duren na het moment waarop we weer kunnen sporten. Ik vrees dat er hierdoor op sommige plaatsen een infrastructureel probleem zal zijn.
Ik heb nog een concrete vraag. Uw engagement met betrekking tot 7,5 miljoen euro voor de jeugdsportclubs is zeer positief, maar weet u al welke kanalen u zult inzetten om dat geld bij de jeugdsportclubs te krijgen? Zult u de federaties of de lokale besturen hiervoor inschakelen? Indien mogelijk, zou ik hier graag enig inzicht in krijgen.
Minister, ik zou me hier zelf ook willen bij aansluiten. Het is misschien een beetje offtopic, maar als we het over een sportachterstand hebben, kan het onderwijs zeker een belangrijke rol spelen. Vandaag is in De Standaard en interessante column verschenen die door heel wat CEO’s, artsen, specialisten en mensen uit het onderwijs is ondertekend. Zij vinden dat lichamelijke opvoeding een essentieel vak is, en ik wil me daar absoluut bij aansluiten.
We willen de komende maanden, tot aan het begin van de zomervakantie, inzetten op welzijn en welbevinden in het onderwijs. Als we zowel op de leerachterstand als op het mentaal welbevinden willen inzetten, gaan stemmen op om dan misschien niet-essentiële vakken als lichamelijke opvoeding te schrappen. Dat lijkt me het slechtste wat we zouden kunnen doen. We merken zelf wat het met de rug en de nek doet om heel de dag voor de computer te zitten. Ik ken een kinesist die steeds jongere mensen met die problemen ziet. Het is heel belangrijk op school te bewegen. Ik denk dan aan de lessen lichamelijke opvoeding, maar ook aan het inzetten op een nog verdere samenwerking. SportKompas is een van die mogelijkheden. Leerlingen worden dan naar de sportclubs doorgestuurd. Maar een structurele samenwerking met sportclubs die op school komen, zou veel meer doen voor de democratisering van sport en voor het aantal jongeren dat sport dan die enkele uurtjes lichamelijke opvoeding per week. Op die manier zou dit nog kunnen worden versterkt.
Minister, ik wil u vragen om optimaal gebruik te maken van uw twee bevoegdheden als minister van Onderwijs en als minister van Sport om nog meer op die samenwerking in te zetten. Hebt u, naast het SportKompas, nog verdere initiatieven gepland?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb de titel van de vrije tribune gezien, maar het is als minister van Onderwijs alleszins niet mijn bedoeling lichamelijke opvoeding af te bouwen. Integendeel, dit heeft de afgelopen periode ten gevolge van allerhande beperkingen op een laag pitje gestaan, maar in de loop van het volgend schooljaar moeten we hier zeker oog voor hebben.
Ik heb reacties gezien over een toename van obesitas ten gevolge van het wegvallen van de wedstrijden, maar ik denk niet dat daar het grootste probleem zit. Het grootste verlies zit bij diegenen die niet sporten, behalve dan op school. De kinderen en jongeren die de stap naar de sportclubs al hebben gezet, zitten ontegensprekelijk met een verlies, maar het grootste verlies zit bij diegenen die anders niets doen en die we in een schools verband echt moeten motiveren en de facto verplichten om in schoolverband te bewegen. Daar zit het grootste verlies, en daar moeten we in september 2021 zeker naar streven.
Tijdens de laatste maand van dit schooljaar kunnen jongeren samen sporten en al wandelend letterlijk een stapje in de wereld zetten. Dat kan tot het welbevinden bijdragen, maar het kan ook sportief zijn.
De bemerking over de vrijwilligers is meer dan ooit terecht. Gelukkig gaat het in september 2021 om de Maand van de Sportclub en niet om een week. Verleden jaar hebben we het concept wat herzien. Ik roep iedereen op hier oog voor te hebben en naar de website van Sport Vlaanderen te kijken. We zullen meer dan ooit de focus op de sportclubs leggen.
De sportdiensten hebben ondertussen niet stilgezeten. Aangezien tweehonderd gemeenten zijn ingeschreven, is er wat ruimte. We zorgen er zeker voor dat alle gemeenten kunnen meedoen. Volgens mij is het een beter concept en kunnen we, zeker dit jaar, nog meer de focus op de terugkeer naar de club leggen.
Tot slot is me gevraagd wat er met betrekking tot de aanpassing van het bestek voor de studie is gebeurd. Dat bestek was aanvankelijk zeer ruim en sprak over de sociaal-economische impact. Verschillende partijen zijn hiervoor teruggedeinsd. Om de maatschappelijke impact te kennen, zouden ze met betrekking tot elke sportparticipatie een concrete en ruime bevraging moeten organiseren. Dit staat los van de financieel-economische impact, want een boekhoudkundige analyse is een heel andere opdracht. Om die reden hebben we besloten de focus wat te vernauwen en op de financieel-economische impact te leggen. Hierdoor hebben we wel kandidaten die zich willen inschrijven om hiermee aan de slag te gaan. We verwachten de resultaten in het begin van oktober 2021.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw bijkomende antwoorden. Iedereen is het erover eens dat sporten belangrijk is en we zijn blij dat de sportclubs nu weer een perspectief hebben. Laat ons hopen dat we de komende maanden een goede evolutie zien en dat de sportclubs weer hun draai vinden en blijven vinden.
Als tweehonderd lokale besturen zich al voor de Maand van de Sportclub hebben ingeschreven, betekent dit dat we nog honderd gemeentebesturen moeten bereiken om het plaatje volledig te maken. Het is zeker nog een uitdaging om die lokale besturen warm te maken voor een deelname aan de Maand van de Sportclub. Het is goed dat we dit eens onder de aandacht brengen, want de sportclubs zijn nog altijd belangrijk voor ons maatschappelijk en sociaal leven en voor alles wat hierbij komt kijken. We kijken uit naar het vervolg.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.