Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de federale bijkomende middelen die de federale minister van Volksgezondheid reserveert voor de kinder- en jeugdpsychiatrie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Uit een bevraging van de Vlaamse Vereniging voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie (VVK) blijkt dat naar schatting 23.000 minderjarigen de jongste maand geen gepaste medische hulp konden krijgen. 23.000. Het is ondertussen bekend dat de coronacrisis een zware mentale impact heeft op de bevolking, ook op de jongeren. Toch schrokken ze bij de VVK ook van de resultaten van hun onderzoek: de situatie is erger dan ze zelf dachten.
In het onderzoek werden een aantal artsen uit verschillende disciplines, waaronder huisdokters, kinder- en CLB-artsen en psychiaters, bevraagd. Van hen geeft 65 procent aan dat de psychische nood van kinderen en jongeren veel groter is geworden, maar slechts 16 procent slaagt erin om directe hulp te krijgen.
De kinder- en jeugdpsychiaters zaten op donderdag 14 april al samen met minister Vandenbroucke, die beloofde om onmiddellijk 20 miljoen euro vrij te zullen maken om te voorzien in extra capaciteit en personeel. Minister, ook u zou aanwezig zijn geweest bij dit overleg. Dat is me echter niet helemaal duidelijk. Bij de VVK vindt men het bedrag onvoldoende en vraagt men structurele oplossingen. Volgens hen is er nood aan een marshallplan.
Minister, een marshallplan voor de kinder- en jeugdpsychiatrie: ja of neen? Werkt u daaraan, of aan iets dat daarop lijkt? Was u ook aanwezig bij dat overleg? Dat is immers niet duidelijk als je de Belga- en krantenberichten leest. Wat waren de voornaamste bevindingen van het gesprek? Welke acties op Vlaams terrein zullen hieruit voortvloeien? De VVK geeft aan dat de beloofde 20 miljoen euro te weinig is en dat er nood is aan structurele oplossingen. Zal Vlaanderen daar een bijdrage aan leveren?
Een volgende vraag gaat over het protocolakkoord inzake de geestelijke gezondheidszorg van 2 december 2020, met die befaamde 1132 vte’s (voltijdsequivalenten) aan psychologen die wij zouden krijgen via de federale overheid. Bij de inzet daarvan zou er onder andere speciale aandacht zijn voor de doelgroep van de minderjarigen. Daarover zou een werkgroep aan de slag gaan. Wat is de stand van zaken wat dat betreft? Dan heb ik het zowel over het federale overleg, dat nog altijd duurt, als over de Vlaamse werkgroep. Zult u werk maken van deze verdeling nu de psychologische nood bij de jongeren zo groot is?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, 23.000 jongeren wachten inderdaad op psychologische hulp. Dat blijkt uit een bevraging van de VVK. Het gaat vaak om jongeren met ernstige gedragsproblemen, majeure depressies, angst- en eetstoornissen en suïcideklachten. 16 procent van de jongeren kan onmiddellijk worden geholpen, maar 84 procent van de jongeren moet op een wachtlijst worden gezet. Minister Vandenbroucke trekt inderdaad 20 miljoen euro uit om te remediëren. Het aantal plaatsen voor kinder- en jeugdpsychiatrie op andere afdelingen in de ziekenhuizen wordt opgeschaald. Met gespecialiseerde teams, de zogenaamde liaisonteams, zullen kinderen en jongeren daar de nodige hulp krijgen. De 20 miljoen euro dient om extra personeel in dienst te kunnen nemen.
De sector is echter niet tevreden. Zij vinden 20 miljoen euro immers onvoldoende om die historische achterstand weg te werken. Zij vragen ten minste 2,5 procent van het federale gezondheidszorgbudget. Nu hebben ze 0,36 procent.
Minister, wordt er overlegd met de federale minister van Volksgezondheid over de afstemming van de bestaande geestelijke gezondheidszorg in de centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) en revalidatiecentra in Vlaanderen met deze extra capaciteit in ziekenhuizen?
Wordt er overleg gepleegd over in welke ziekenhuizen extra capaciteit van bedden voor jeugd- en kinderpsychiatrie wordt gecreëerd rekening houdend met de spreiding van het aanbod en de noden in Vlaanderen?
We weten allemaal dat het beroep van kinder- en jeugdpsychiater een knelpuntberoep is. Ook Vlaanderen doet een beroep op kinder- en jeugdpsychiaters voor outreachprojecten, bijvoorbeeld in de gemeenschapsinstellingen. Hoe vermijden we dat de kinder- en jeugdpsychiaters waarop Vlaanderen nu een beroep doet voor zijn welzijnsinstellingen zouden worden weggekaapt voor dit federaal project?
Minister Beke heeft het woord.
De kinder- en jeugdpsychiatrie heeft sinds de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren en de daaraan gekoppelde vorming van regionale netwerken in 2015 terecht heel wat extra aandacht gekregen.
Daarnaast stelt de coronacrisis ons voor een aantal bijkomende uitdagingen. We weten dat onze kinderen en jongeren sterk getroffen worden door de coronamaatregelen.
De afgelopen maanden waren er al verontrustende signalen over kinderen met psychische problemen. Vooral bij de residentiële psychiatrische diensten en de spoeddiensten is de vraag naar bijkomende capaciteit op dit moment groot. We hadden zelf al eerder gelijkaardige signalen gekregen over psychische problemen en demotivatie bij kinderen en over een toename van het aantal verontrustende thuissituaties, onder meer vanuit de CLB’s.
Ik ben ervan overtuigd dat het nodig is om te handelen en de residentiële kinder- en jeugdpsychiatrie gepast te ondersteunen om deze piek aan meldingen op een goede manier te kunnen behartigen. Het gaat hier in wezen over een federale materie en ik ben dan ook tevreden dat collega Vandenbroucke op zijn terrein extra crisismaatregelen heeft genomen. Hij heeft een oproep gelanceerd die op zeer korte termijn zal zorgen voor een intensifiëring van de residentiële hulpverleningscapaciteit. Het gaat over het tijdelijk beschikbaar stellen van extra bedden op andere afdelingen, ondersteund door psychiatrische expertise vanuit de kinderpsychiatrie. Het gaat ook over het inzetten van extra mobiele capaciteit voor een verbetering van de doorstroom van de opnames in de kinderpsychiatrie, door verhoogd in te zetten op een goede triage van de instroom en meer mogelijkheden om nazorg te bieden en zo de uitstroom te verbeteren.
Ook op Vlaams niveau hebben we de afgelopen periodes al geïnvesteerd in maatregelen op diverse niveaus, zowel in tijdelijke als in structurele maatregelen, in functie van het mentale welzijn van kinderen en jongeren. We hebben het daar in deze commissie al meermaals over gehad.
In de toekomst lijkt het mij van belang te zijn om een goed beeld te vormen van de alomvattende hulpverleningsketen, van de meldingen via de meest toegankelijke kanalen tot de meest intensieve en gespecialiseerde residentiële zorg. Dan kunnen we nagaan hoe de huidige inspanningen al een antwoord kunnen bieden en waar er nog andere noden liggen.
Een goede samenwerking tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten is daarbij van cruciaal belang.
Onder andere de Vlaamse Vereniging Kinder- en Jeugdpsychiatrie (VVK), maar ook andere actoren, zijn hierover in gesprek met het kabinet van mijn collega Vandenbroucke en met mijn medewerkers.
Het is duidelijk dat we op dit moment zijn terechtgekomen in een acute crisissituatie in de kinder- en jeugdpsychiatrie die aangekaart is door de residentiële partners en de betrokken kinderpsychiaters.
Momenteel worden alle betrokken diensten vanuit verschillende overheden versterkt, soms door middel van crisismaatregelen, soms door structurele uitbreiding van de capaciteit. De extra impuls van de federale overheid en de bijkomende capaciteit die residentieel zal worden gerealiseerd, zal zeker ook verlichting bieden. Daarnaast is het van belang om deze situatie op niveau van de netwerken geestelijke gezondheid kinderen en jongeren goed op te volgen.
In Vlaanderen werd eind vorig jaar een uitbreiding toegekend aan de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Daarbij werd toen de nadruk gelegd op het verhogen van de capaciteit voor kinderen en jongeren. De concrete invulling van die bijkomende middelen komt nu op gang.
Ik verwijs ook naar de signalen die reeds onder meer vanuit de CLB’s kwamen en de bijkomende maatregelen die we daaromtrent hebben genomen, zoals op 8 maart van dit jaar: de versterking van de Huizen van het Kind, de mogelijkheden voor lokale besturen om extra psychologisch aanbod in te zetten, het versterken van de vertrouwenscentra kindermishandeling, de ondersteuningscentra jeugdzorg, sociale diensten van de jeugdrechtbank en tijdelijk extra residentiële verblijfplaatsen.
Het is nu belangrijk om op te volgen welke impact er is via dergelijke crisismaatregelen. En het zal uiteraard ook heel belangrijk zijn om de impact van structurele uitbreidingen in kaart te kunnen brengen. Het gaat dan bijvoorbeeld over de capaciteitsuitbreiding van de Centra Algemeen Welzijnswerk (CAW’s), de CGG’s, de crisisjeugdhulp en de uitrol van 'één gezin – één plan'.
Uit het overleg met de kinderpsychiaters komt ook een vraag naar versterking van de meer gespecialiseerde ambulante geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren. Het is volgens mij dan ook van belang dat we bij de verdere uitwerking van het protocolakkoord genoeg aandacht besteden aan dit meer gespecialiseerde aanbod. Dat is ook een uitgangspunt van het protocolakkoord. Het akkoord gaat niet enkel over het versterken van de eerstelijnsgezondheidszorg, maar ook over het versterken van de ambulante gespecialiseerde zorg. Het is belangrijk dat investeringen in eerste, tweede en derde lijn goed op elkaar worden afgestemd in elke regio.
VVK verwijst in dat verband vooral naar de 200 miljoen euro die de Federale Regering deze legislatuur vrijmaakt om te investeren in de geestelijke gezondheidszorg. Dat is een structureel budget, onder andere bedoeld om de protocolakkoorden uit te voeren.
Zoals ik al heb aangegeven, zijn er vanuit Vlaanderen al heel wat inspanningen gedaan. Die inspanningen worden momenteel ten volle geïmplementeerd. Het is belangrijk om binnen de netwerken geestelijke gezondheid te bekijken welke impact er reeds gerealiseerd wordt en met welke bijkomende middelen, en welke noden er precies nog onbeantwoord blijven.
Vorige week hebben we vanuit de Vlaamse overheid een opvolggesprek gehad met de CGG’s en VVK.
De CGG’s geven aan dat zij met de bijkomende middelen aan de slag zijn om de huidige aanmeldingen goed te triëren en aan te pakken. Ze melden voornamelijk dat de ernst van de aanmeldingen is toegenomen. Men vermoedt dat dit onder andere te wijten is aan uitstelgedrag en verergering van psychische instabiliteit door corona. Dat is niet enkel voor psychische problematieken het geval. De hele gezondheidszorg staat voor de uitdaging om een inhaalbeweging te doen van de uitgestelde zorgvragen.
Er is geen sectorbreed signaal dat men de aanmeldingen momenteel niet zou kunnen verwerken. Er zijn regionale verschillen en dat is ook gelinkt aan de mogelijkheden van de andere partners binnen elk netwerk om een gepast antwoord te bieden op de huidige zorgvragen. De CGG’s en VVK beamen dat de situatie in verband met de acute zorgvragen op netwerkniveau moet worden opgevolgd.
Er is een intense samenwerking en overleg tussen de federale en de Vlaamse overheid over dit thema, zowel op het niveau van de kabinetten als op het niveau van de administraties. De netwerken geestelijke gezondheid hebben een sleutelrol in dit proces en, zoals u weet, zijn de netwerken een gemeenschappelijk verhaal van de beide overheden.
Ik verwees al naar de oproep van mijn collega Vandenbroucke hieromtrent, zowel wat betreft de bedden als wat betreft de mobiele capaciteit. De netwerken geestelijke gezondheid kinderen en jongeren krijgen hierin een belangrijke rol en er zal dus in elke provincie rekening worden gehouden met het bestaande aanbod en de gedetecteerde noden.
Voor de opvolging en specifieke verdeelmodaliteiten van deze middelen verwijs ik u graag door naar de oproep die verspreid werd door mijn collega.
Ik ben me ten zeerste bewust van het nijpend tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters. De bestaande crisissituatie moet echter dringend worden aangepakt en hiervoor is de inzet van kinder- en jeugdpsychiaters noodzakelijk. De liaisonteams die worden samengesteld, zijn een tijdelijke maatregel tot het einde van dit jaar. De actieve betrokkenheid van VVK en de netwerkpsychiaters is daarom belangrijk: om oplossingen te vinden en de juiste prioriteiten te stellen in de huidige aanmeldingen.
Zoals u weet, is er op het niveau van het RIZIV een transversale overeenkomstencommissie samengesteld die belast is met de verdere uitwerking van het protocolakkoord. Zij werken op dit moment de verdere modaliteiten uit voor de inzet van deze bijkomende vte’s.
Om in Vlaanderen concreet aan de slag te kunnen gaan met een werkgroep voor de verdere uitrol van het protocolakkoord wachten we de uitwerking van de modaliteiten verder af. Vervolgens kunnen we met de verschillende betrokken partners binnen het juiste kader aan de slag gaan.
We hebben al formeel het signaal gegeven dat de verdere uitwerking van het protocolakkoord voor ons een prioriteit is. De collega’s van de federale overheid trachten dit te verwezenlijken met een breed draagvlak bij alle actoren.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, het is de laatste vraag om uitleg, maar uw antwoord maakt mij niet bepaald gelukkig. Ik vind het eerlijk gezegd ongelooflijk dat wij aan de ene kant zeggen: ‘Het geld is er.’ Ik vind het ongelooflijk dat ze op het federale niveau nog altijd aan het onderhandelen zijn over die 32 vte’s. Ik heb u dat al eens gevraagd en u hebt toen geantwoord: ‘ Ik blijf niet stilzitten tot ze op het federale niveau tot een akkoord gekomen zijn om op Vlaams niveau al te bekijken wat we kunnen doen. Zo kunnen we, zodra het akkoord er is, op het terrein zo snel mogelijk het verschil maken.’ Maar nu zegt u: ‘We wachten op een federaal akkoord om een Vlaamse actie te ondernemen.’ Dat lijkt mij absoluut niet de juiste prioriteit en niet de snelheid die wij in dezen willen.
U zegt dat er geen sectorbreed signaal is dat er een probleem is met het verwerken van de aanmeldingen. Ja, misschien kunnen de aanmeldingen wel worden verwerkt. Maar als 23.000 kinderen niet de nodige psychologische hulp krijgen, dan noem ik dat een sectorbreed signaal, minister. Want misschien kunnen zij wel op een of andere manier worden aangemeld op een wachtlijst, maar de hulp krijgen ze niet.
We weten dat er op het federale niveau een tandje wordt bij gestoken, maar dat er daarin op Vlaams niveau nog moet worden geschakeld. Dan vind ik dat we, zodra ze op het federale niveau klaar zijn, ook op Vlaams niveau meteen actief moeten kunnen zijn op het terrein. En dan moet de doelgroep en de onderhandeling van die werkgroep al van start kunnen gaan. Eerlijk gezegd, minister, wacht alstublieft niet. Ik ben op dat vlak echt een beetje teleurgesteld in uw antwoord. Er zijn zo veel goede dingen die we kunnen doen. Neem nu al het heft in handen.
Ik geef twee voorbeelden. Bij de hoorzittingen rond geestelijke gezondheidszorg van vorige week kwam bijvoorbeeld naar boven dat er meer moet worden ingezet op vroegdetectie en preventie en dat de eerstelijnszorg moet worden versterkt. Dat zijn twee bevoegdheden die Vlaams zijn. Een goed voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld die serious game Silver, die het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie heeft ingezet. Zult u bijvoorbeeld nog dergelijke initiatieven steunen?
Twee, ik heb dit al een aantal keren gevraagd, maar er moet veel meer worden ingezet op die ‘public health policy’, waarbij de zorg veel laagdrempeliger wordt. We kunnen drie heel concrete gemeenschapsgerichte interventies doen, waarvoor we op niemand moeten wachten: één, die generieke preventieprogramma’s mogelijk maken; twee, groepstherapieën mogelijk maken waar iemand na een een-op-eentherapie kan worden begeleid; drie, onlineprogramma’s die werken rond begeleide zelfzorg uitbreiden. Minister, wanneer zullen we daar iets van zien?
In het algemeen is mijn aansporing aan u: wees alstublieft veel sneller.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ben ook een beetje geschrokken. De cijfers liegen niet. Slechts 16 procent kan onmiddellijk worden geholpen en 84 procent wordt op een wachtlijst gezet, voor toch wel zeer acute problemen, die eigenlijk zeer snel hulp vereisen. Want vaak wacht men sowieso al vrij lang en als men, wanneer men de hulp zoekt, de hulp niet onmiddellijk kan krijgen, dan is het heel belangrijk toch ergens een overbrugging te hebben. Daarin kan die onlinehulpverlening inderdaad tijdelijk, totdat er andere hulp mogelijk is, deels helpen. Het is natuurlijk een druppel op een hete plaat, dat besef ik goed, maar het kan toch ergens een hulpmiddel zijn.
Ik zeg het hier continu: voorkomen is beter dan genezen. Wij zetten gewoon veel te weinig in op preventie. Het is echt van belang om zo vroeg mogelijk die psychische ondersteuning te bieden om te voorkomen dat er een escalatie is en dat we inderdaad zo veel bedden nodig hebben om kinderen en jongeren op te vangen.
Wat voor mij een groot probleem is, is wat we nu ook hebben gezien in de coronacrisis: je kunt bedden bij creëren, maar je moet er ook wel personeel voor hebben. De handen zijn gewoon ook een probleem. We hebben een tekort aan psychologen, we hebben een tekort aan kinder- en jeugdpsychiaters. Dat vormt een enorm probleem. Ook daaraan moet vooral wordt gewerkt, door mensen te motiveren om echt te gaan voor deze job. Vaak werkt men slechts vier vijfde. Die mensen zijn vaak overbelast en hebben meer kans op uitval. Dat zijn zeer belangrijke aandachtspunten die we moeten meenemen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
De situatie is heel schrijnend. Er zijn nog nooit zoveel kinderen gedwongen opgenomen in de volwassen psychiatrie als in de afgelopen periode. Er zijn overal tekorten. Er is een tekort aan ambulante hulp, er is een tekort in de jeugdhulp.
Los van wat het federale niveau nu allemaal doet, minister, is het belangrijk om te bekijken wat Vlaanderen kan of zou kunnen doen. Ten eerste, Vlaanderen zou kunnen zorgen voor voldoende plaatsen in de residentiële jeugdhulp. Er zijn kinderen die langer dan nodig in de psychiatrie verblijven omdat zij geen veilige plek hebben en niet kunnen terugkeren naar huis, omdat het daar onveilig is. Dat is een volledig Vlaamse bevoegdheid. Ten tweede, Vlaanderen zou kunnen zorgen voor extra investeringen in de geestelijke gezondheidszorg. U zou er via de CGG’s voor kunnen zorgen dat, wanneer zij sneller aan zet kunnen komen, wanneer zij meer kinderen kunnen helpen, er mogelijk opnamevermijdend kan worden gewerkt. Of u kunt er voor zorgen dat, wanneer zij onmiddellijk volgend op een opname kunnen starten in een CGG, zij ook sneller kunnen uitstromen en er zo extra bedden vrijkomen. U ziet het, ik zit in een samenwerkingsmodel tussen het federale en het Vlaamse niveau.
Een ander aspect betreft de eerstelijnspsycholoog die wordt gefinancierd door de federale overheid. U zegt dat u wacht op hen. Dat verbaast mij, want ik hoor dat het federale niveau wacht op Vlaanderen. Het is namelijk zo dat Vlaanderen nog geen organisatiemodel voor de eerstelijnszones zou hebben doorgegeven, waardoor er niet kan worden ingepland. Misschien is het toch wel zinvol om eens contact op te nemen, omdat men op het federale niveau lijkt te wachten op u en u lijkt te wachten op een actie van de federale overheid. Het lijkt mij jammer mocht dergelijk misverstand ervoor zorgen dat er minder snel actie kan worden genomen dan mogelijk.
Maar eigenlijk is mijn vraag: wat kunt u vanuit uw bevoegdheden doen in jeugdhulp, via CGG’s en ook op het vlak van preventie en vroegdetectie, om er in een zo goed mogelijke samenwerking voor te zorgen dat zo veel mogelijk kinderen zo snel en zo goed mogelijk worden geholpen?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, "Mensen met psychische klachten kunnen systematisch op minder goede zorg rekenen dan mensen die een lichamelijk probleem hebben. Ons gezondheidssysteem discrimineert mensen met een psychische kwetsbaarheid." Dit zijn woorden van psychiater Kirsten Catthoor van het ziekenhuis Stuivenberg.
Het is niet normaal, minister, dat je, wanneer je aanklopt voor psychische hulp, vaak botst op ellenlange wachtlijsten. Kinderen en jongeren hebben het deze tijden zeker niet gemakkelijk en er wordt veel gedaan om het taboe om hulp te vragen, te doorbreken. Maar dit heeft geen enkel nut als er niet voldoende capaciteit is om deze hulpvragen om te vangen. Mentale problemen staan nu hoger op de agenda, dankzij de pandemie. Het virus heeft de problemen alleen maar versterkt. Deze situatie is niet nieuw. We zitten al met een historische achterstand. Het is hoog tijd voor structurele oplossingen. Bij het uitdenken hiervan is een goede samenwerking tussen het Vlaamse en het federale niveau vereist. Er zijn hier door de collega’s al veel terechte vragen gesteld. Ik vind het heel belangrijk om meer in te zetten op vroegdetectie en preventie bij de jongeren. Dan denk ik ook aan meer inzetten op psycho-educatie in de scholen. In het kader hiervan zijn er al heel goede initiatieven genomen, zoals de introductie van de serious game Silver, waarover ik in het verleden al vragen heb gesteld. Deze game werd recent goed geëvalueerd.
Om hiermee aan de slag te gaan, werd er voor de scholen in een educatief pakket en in een vormingsaanbod voorzien.
Minister, welke initiatieven neemt u samen met de minister van Onderwijs om deze game te promoten, zodat er veelvuldig van kan worden gebruikgemaakt in de scholen? Ik dank u.
– Stefaan Sintobin treedt als voorzitter op.
Collega’s, ik zal ingaan op een aantal elementen. Ik begin met de vraag van collega Van den Bossche naar de inspanningen van Vlaanderen. Uiteraard moeten wij ook onze inspanningen doen. Ik zal u er een aantal opsommen. We hebben al extra ingezet op preventieve maatregelen. We hebben daarnet een hele bespreking gevoerd over de OverKop-huizen. We hebben de geestelijke gezondheidszorg (ggz) versterkt, net als de CAW’s en het jongerenaanbod van het CAW (JAC). We hebben veilige plekken in de residentiële jeugdhulp versterkt: de eerste 42 plaatsen beveiligd verblijf zullen bijvoorbeeld ook in september opengaan.
Een tijdje geleden hebben we een brief gestuurd naar collega Vandenbroucke, om aan te geven dat we hier absoluut prioriteit aan willen geven. En het is niet bij een brief gebleven: we hebben ook overleg gehad naar aanleiding van mijn schrijven, om samen een aantal afspraken daaromtrent te maken. Er is vandaag nog een interkabinettenwerkgroep (IKW) geweest, waarin er opnieuw is gepleit voor voortgang in die transversale overeenkomstencommissie. Het is belangrijk dat men in die commissie snel tot een voorstel komt. De beroepsgroepen, van psychologen tot psychiaters, zitten allemaal effectief mee in die transversale overeenkomstencommissie. Ze werken ook mee. Maar het is belangrijk dat het ei daar nu ook wordt gelegd. Het RIZIV werkt mee om de neuzen in dezelfde richting te krijgen.
Ik zal hier absoluut niet het spelletje spelen van de ene tegen de andere. Het is belangrijk dat alle stakeholders samen het ei kunnen en willen leggen.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb dezelfde reactie als die van daarnet. Ik wil de minister er echt toe aanmanen om snelheid te maken. Het probleem op het terrein is groot en nijpend. We moeten laten zien dat we ook met Vlaanderen hier snel op kunnen inspelen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik onderschrijf wat de minister zegt. We moeten er hier geen spelletje van maken, maar vooral heel goed samenwerken. We moeten niet wachten op de ene of de andere, maar het samen bespreken in een interministeriële conferentie, zodat er een goede afstemming is. Het kan niet de bedoeling zijn dat iedereen op zijn eilandje bezig is. Er is een goede samenwerking nodig.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.