Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de grotere oversterfte door corona bij mensen met een migratieachtergrond
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Een nieuwe studie van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) toont aan dat in de eerste coronagolf vorig jaar mensen met een migratieachtergrond harder getroffen zijn. Bij de groep met een Sub-Saharaanse Afrikaanse achtergrond bedraagt de oversterfte in de groep mannen van 40 tot 64 jaar zo’n 70 procent. Dit staat in schril contrast met de 7 procent oversterfte in diezelfde groep bij de autochtone bevolking.
Voor de oorzaken kunnen we enerzijds kijken naar onderliggende aandoeningen zoals suikerziekte of hypertensie bij bepaalde gemeenschappen. Anderzijds speelt ook het socio-economische aspect zeker mee. Zo werken mensen met een migratieachtergrond vaker in essentiële beroepen, zoals in fabrieken, de zorg of de supermarkt, en wonen zij ook vaker in dichter bevolkte stadsbuurten. Hierdoor lopen zij een grotere kans op besmetting met het coronavirus. Ten slotte kan ook de taalbarrière een rol spelen: het bemoeilijkt het communiceren van de maatregelen en wat er moet worden gedaan bij ziekteverschijnselen wanneer iemand de Nederlandse taal niet spreekt.
De onderzoeksgroep van de VUB wil het onderzoek graag voortzetten en ook de situatie in de tweede golf onder de loep nemen.
Minister, ik vond dit zeer opmerkelijk. Dit onderzoek verbaasde mij. Het verbaasde mij dat het er was. Ik bedoel hiermee dat het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek enkele maanden geleden een aantal hoorzittingen heeft gehouden. Daarin vroegen zij cijfers voor groepen met een migratieachtergrond. Professor De Maeseneer klaagde toen aan dat die cijfers er niet waren. Het comité wou die groepen rangschikken in een risico-inschatting maar had geen cijfers. Blijkbaar zijn er nu wel cijfers. Ik ben er dan ook zeer verbaasd over omdat er toch een soort taboe heerst om dergelijke informatie op te nemen in ons preventieve gezondheidsbeleid.
Minister, wat denkt u zelf over het onderzoek van de VUB?
Welke lessen zul u daaruit trekken? Hoe moeten wij voor ons preventieve gezondheidsbeleid data kunnen bijhouden over mensen met een migratieachtergrond en de daaraan verbonden gezondheidsrisico’s? Is daar wetgevend werk voor nodig? Wordt die informatie bijgehouden tijdens de coronapandemie? Of is dat niet het geval? Hoe komt het dan dat de VUB die cijfers wel heeft?
In Brussel zien we dat het socio-economische aspect ook meespeelt in de vaccinatiebereidheid. Zien wij gelijkaardige tendensen in Vlaanderen? Bij ons is de vaccinatiebereidheid in alle groepen heel hoog. Zijn daar nuances in aan te brengen? Kunt u hierop anticiperen?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, collega Parys heeft natuurlijk al heel wat van de inleiding gegeven. Ik zal dat dan ook niet allemaal herhalen. Er zijn echter toch een aantal opvallende conclusies of tendensen die uit het onderzoek komen. In eerste instantie werd gedacht dat oversterfte zou kunnen worden verklaard door de sociaal-economische situatie van mensen met een migratieachtergrond, omdat zij inderdaad vaker in meer precaire omstandigheden werken, vaker dichter op elkaar werken en wonen en minder kansen op telewerk hebben, zodat ze meer blootstaan aan besmetting. Er zijn echter ook een aantal andere zaken die we zien die toch ook opvallend zijn. We zien bijvoorbeeld dat bij de heel grote oversterfte bij Sub-Saharaanse Afrikaanse mannen ook wordt gedacht aan comorbiditeit die vaker voorkomt binnen die gemeenschap, zoals hypertensie en diabetes. We zien echter ook dat die mensen met mediterraanse roots vaker een gezonde levenswijze hebben, met een gezonder dieet en minder alcoholgebruik, die die leefomstandigheden voor een stuk compenseren. Er is een opvallend verschil in kwetsbaarheid voor covid tussen mannen met roots ten zuiden en mannen met roots ten oosten van de Middellandse Zee. Dat is toch opmerkelijk. Volgens een aantal onderzoekers zou ook de taalbarrière dus een verklaring kunnen zijn.
Ik heb begrepen dat nu ook de tweede coronagolf onder de loep wordt genomen. Men wil daarbij nagaan of het beleid voldoende werd bijgesteld om deze discrepantie weg te werken. Demograaf Patrick Deboosere zag het alvast niet rooskleurig in. Hij gaf aan dat het besef groeit dat ongelijke leef- en woonomstandigheden leiden tot een verhoogde ongelijkheid op het vlak van gezondheid. Dus, wie al kwetsbaar is, die wordt nog kwetsbaarder. Daar wordt echter weinig aan gedaan, ook in het voorbije jaar. De onderzoeker verwacht dat de ongelijkheden in de tweede golf eerder zullen zijn toegenomen dan afgevlakt.
Minister, hoe kijkt u zelf naar de resultaten van dit onderzoek? Verrassen ze u? Erkent u de aangehaalde mogelijke oorzaken van bovengemiddelde oversterfte, of ziet u nog andere mogelijke oorzaken? Hebt u er reeds een zicht op of de discrepantie zich heeft doorgezet in de tweede golf, en eventueel in de derde van dit voorjaar? Zult u verder onderzoek opzetten omtrent de oorzaken van de ongelijke impact van corona naargelang de sociaal-economische en etnische achtergrond van patiënten? Welke initiatieven nam of neemt u om de verhoogde kansen op covid bij mensen met een andere etnische achtergrond af te vlakken of weg te werken, specifiek inzake het verbeteren van leef-, woon- en werkomstandigheden? Hoe kijkt u concreet naar de door de onderzoekers aangehaalde taalbarrière? Hoe gaat u daarmee om, niet enkel richting preventieve maatregelen, maar ook richting de vaccinatiecampagne?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de vaststellingen van de onderzoekers zijn een spijtige realiteit. Het is een vaststelling die ook al elders is gedaan. Meer algemeen is de gradiënt die er is tussen gezondheid en socio-economische status, natuurlijk wel een bekend gegeven.
Het gaat zonder twijfel over een degelijke onderzoeksgroep en ook over degelijk onderzoek. De onderzoekers geven zelf ook wel aan dat het ontrafelen van het oorzakennetwerk complex is, en dat verschillende elementen in verschillende subgroepen van migranten kunnen meespelen. Ze wijzen vooral op een mix tussen de al aangekaarte socio-economische context en de taal. Wat de taal betreft, de kennis van een van de nationale talen wordt beter bij mensen van Noord-Afrikaanse origine dan bij inwoners met een Turkse achtergrond. Dat laatste kan zich dan mogelijk vertalen in een grotere negatieve impact van de covidpandemie in België bij de Turkse gemeenschap dan bij de Noord-Afrikaanse.
Voorlopig hebben we geen zicht op de evolutie van de oversterfte bij deze doelgroep in de tweede golf, maar er zijn weinig redenen om aan te nemen dat het in de tweede golf substantieel anders zou zijn dan in de eerste golf. Ik ben het daarover dus eens met de door u geciteerde demograaf, de heer Deboosere. De jongste twee decennia wordt getracht om aan de socio-economische gezondheidsgradiënt te werken en die te verkleinen. Dat gaat stap voor stap, omdat de context van complexe ongelijkheidselementen niet een-twee-drie te wijzigen is. Het Preventiedecreet biedt wel handvaten voor de toekomst. Als we met zijn allen de daarin vooropgestelde principes, vooral die van Health in All Policies, waarmaken is er perspectief, maar een wondermiddel hiervoor op korte termijn bestaat niet.
Ik verwelkom onderzoek op dit vlak, maar zal het zelf niet opzetten. Zonder te beweren dat alle details bekend zijn, er is al wel meer dan genoeg zicht op de causaliteit. We moeten vanuit het beleid dan ook veeleer voor actie kiezen op het gebied van de socio-economische gezondheidsgradiënt dan voor bijkomend onderzoek, lijkt me.
Het onderzoek van de groep rond mevrouw Vanthomme is vooral een herinnering aan de nood om stap voor stap verder te werken aan de verkleining van de gezondheidsgradiënt.
Wat specifiek COVID-19 betreft, hebben we op de websites van het agentschap Zorg en Gezondheid (ZG) en het Agentschap Integratie en Inburgering (AgII) de folders over de zes gouden regels, over het contactonderzoek en over de vaccinatie niet enkel beschikbaar gesteld in het Nederlands, maar ook in vele andere talen, zoals het Turks, het Arabisch, het Chinees, het Russisch, het Urdu en veel andere talen, waaronder beeldtaal en diverse gesproken talen.
Veel handvaten om de sociaaleconomische gezondheidsgradiënt af te vlakken, liggen buiten het gezondheidsbeleid. Dat is per definitie zo voor de net aangehaalde belangrijke leef-, woon- en werkomstandigheden. Daarnaast mogen we niet vergeten dat het om complexe en moeilijk in een handomdraai te wijzigen maatschappelijke aspecten gaat. Die wijzigingen vergen veeleer een jarenlang aangehouden inspanning dan met betrekking tot COVID-19 op korte termijn mogelijk is.
Uit de grote studie blijkt dat de vaccinatiegraad wat lager zou liggen bij mensen met een lager opleidingsniveau, maar niet in die mate dat we ons in Vlaanderen grote zorgen moeten maken. De vaccinatiegraad in Vlaamse grote steden als Antwerpen en Gent, bijvoorbeeld, ligt hoger dan de vaccinatiegraad in Brussel. Dit neemt niet weg dat we bijkomende initiatieven nemen. Zo hebben de populatiemanagers in de vaccinatiecentra een belangrijke taak. Zij worden ondersteund door meerdere organisaties, zoals het Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn (VIVEL). Zo is twee weken geleden een webinar gehouden om sociale werkers goede informatie en handvaten te bieden om deze groepen in het licht van de vaccinatie te bereiken. Deze webinar valt online te herbekijken.
Zoals daarnet al is vermeld, hebben we met betrekking tot de vaccinatie gezorgd voor informatie in diverse talen op de websites van ZG en het AgII. Via de app van het AgII is de uitnodigingsbrief in meerdere talen beschikbaar. Op langere termijn mag het belang van de inburgering en van de verwerking van de kennis van het Nederlands in Vlaanderen en van het Frans in Franstalig België echter niet worden onderschat, niet enkel op het vlak van gezondheid en welzijn, maar ook op het vlak van economische en sociale integratie. Het blijft van belang rekening te houden met het feit dat praten over de mentale en fysieke gezondheid meer dan louter een basiskennis van het Nederlands vereist.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord, maar tenzij ik het heb gemist, hebt u eigenlijk geen antwoord gegeven op mijn vragen over het bijhouden van de data. Dat is zeer belangrijk, want ik vind het raar dat het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek die data niet heeft. Professor De Maeseneer heeft ze gevraagd, maar niet gekregen. Ik betwist niet dat de VUB nu met een degelijk onderzoek op de proppen is gekomen, maar de vraag is dus of we die data tijdens de coronacrisis systematisch bijhouden. Zullen we die data nadien ook systematisch bijhouden, zodat we ze kunnen gebruiken voor ons preventief gezondheidsbeleid? Welke data in verband met migratieachtergrond en gezondheid zijn, naast de gegevens over de oversterfte, beschikbaar? Ik denk dan aan het aantal besmettingen, vaccinaties, hospitalisaties of opnames in de eenheden voor intensieve zorg. Dat is de vraag waar ik mee blijf zitten.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben het ermee eens dat dit een belangrijk onderzoek is dat we zelf zouden moeten kunnen voeren. Het onderzoek brengt een complex geheel aan factoren naar voren die een rol in de analyse spelen.
Mijnheer Parys, we moeten opletten dat we dit niet tot een factor herleiden. Ik beweer niet dat u dat hebt gedaan, maar we mogen niet een factor bepalend voor dit gegeven laten zijn.
Maar ik ben wel bezorgd over een aantal dingen. Ik denk dat wij er als samenleving toe verplicht zijn om zo massaal mogelijk te proberen een antwoord te geven op heel deze uitdaging. U biedt hier zelf perspectief over. Er zijn een aantal dingen op kortere termijn. Dan gaat het op dit moment vooral over de vaccinatie en hoe we daar de bereidheid zo hoog mogelijk kunnen krijgen. Dat heeft voor een stuk ook te maken met taal.
Maar u spreekt zelf ook over het hele luik van preventie en zelfs het bredere spectrum van integratiebeleid. Dan zou ik u ook in de hoedanigheid van minister van Armoedebestrijding willen aanspreken, dat ook daar zeer structurele uitdagingen voor u liggen. Het biedt u misschien een kans om een aantal zaken aan elkaar te haken en daar een antwoord op te bieden. In welke mate denkt u dat u als minister van Armoedebestrijding de link wilt leggen tussen preventief gezondheidsbeleid en armoedebestrijding om daar specifiek op te werken?
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil de bezorgdheid van de collega’s bijtreden. Ik denk dat deze studie nog maar eens bewijst dat die gezondheidskloof er echt is en dat je afkomst, de socio-economische achtergrond, je toekomst en ook je gezondheid bepaalt. Ik herinner me dat we het in het begin van de coronacrisis vaak hadden over het feit dat iedereen daar gelijk door getroffen werd. Ondertussen is het heel duidelijk dat het in werkelijkheid, zoals altijd eigenlijk, groepen zijn die onvoldoende hun weg vinden naar de gezondheidszorg, die zorg uitstellen wegens financiële redenen en die ook door ons preventief gezondheidsbeleid nog steeds onvoldoende bereikt worden, die in een gezondheidscrisis zoals deze de rekening als eerste betalen.
Ik wil mij dus graag aansluiten bij de bezorgdheid van de collega’s. Maar ik had ook graag meer vernomen, minister, over wat u wilt ondernemen om ons preventief gezondheidsbeleid inclusiever te maken zodat iedereen kan profiteren van een gezondheidsinzicht, toegang tot de gezondheidszorg en ook de voordelen van een gezonde levensstijl.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Zoals hier al gezegd is, spelen er heel veel factoren mee. Ik hoor hier ook het aspect taal. Het alleen lezen van boodschappen is natuurlijk niet voldoende. Gezondheidswijsheid impliceert ook dat je de boodschappen goed begrijpt en toepast op jezelf. Dat is ook een zeer belangrijk aspect, denk ik.
Ik denk vaak ook dat mensen met een migratieachtergrond vooral kijken naar regels van hun oorspronkelijk land. Dat hebben we ook gemerkt tijdens de lockdown, dat mensen soms gewoon niet meer buiten kwamen, helemaal niet meer, omdat er in het land van oorsprong werd gezegd dat men ook echt moest binnenblijven. Dat is een aspect dat we verder moeten bestuderen en waar rekening mee gehouden moet worden.
Minister, deze studie heeft natuurlijk zijn waarde. Het zal wel zo zijn dat er socio-economische factoren meespelen in de oversterfte bij mensen met een migratieachtergrond. Het zal wel zo zijn dat er een taalachterstand is, hoewel ik dit toch durf te betwijfelen omdat u zelf aangeeft dat eigenlijk alles in alle talen via alle mogelijke kanalen wordt meegedeeld. Ik begrijp dat er een aantal factoren zijn. Maar er zijn ook Vlamingen die in moeilijke en precaire omstandigheden leven, werken en wonen. Daar is de oversterfte niet zo groot. Misschien moeten we ook andere redenen durven benoemen, met name het feit dat deze mensen misschien minder de coronamaatregelen naleven, dat zij meer sociale contacten hebben en dergelijke. Ik ben een beetje verbaasd over de opmerking van collega Saeys die zegt dat de allochtone gemeenschap binnenblijft. Ik denk dat het juist het omgekeerde is. Het is natuurlijk hun manier van leven en sociale contacten en omgaan met andere mensen die misschien ook een rol speelt in dezen, maar dat wordt dan door niemand benoemd, niet in de studie, maar ook in deze commissie niet. Wat de vaccinatie betreft, zijn er ook tal van redenen waarom ze minder gevaccineerd worden. Ik denk dat we misschien in de eerste plaats moeten zoeken naar religieuze overwegingen. Minister, bent u het met mijn overweging eens?
Minister Beke heeft het woord.
De cijfers waar de onderzoekers zich op gebaseerd hebben, zijn afkomstig van de federale overheid.
Vanuit Armoedebestrijding en de bevoegdheden die ik heb, wordt die link zeker ook gelegd. Ik heb bijvoorbeeld ook gesproken over de webinars om daar mee een antwoord op te geven. Die zijn zeker ook gericht op etnisch-culturele minderheden.
Zoals ik in mijn antwoord aangegeven heb, is gezondheidsongelijkheid natuurlijk een breder fenomeen, dat al langer dan vandaag bekend is. Het is ook een belangrijk aandachtspunt in het globale preventiebeleid. Dat zien we nu ook op een meer uitgesproken manier in de covidcrisis, maar het is eigenlijk een signaal dat al langer en breder bestaat, vandaar ook de extra aandacht die daaraan wordt gegeven. In de gezondheidsdoelstellingen zitten ook acties om daar een antwoord op te geven, heel specifiek gericht op kwetsbare groepen.
In al onze eigen beheersovereenkomsten, bijvoorbeeld in ons preventief gezondheidsbeleid, wordt ook aandacht gevraagd voor wat het ‘proportionele universalisme’ wordt genoemd. Dat stelt dat het fundamenteel aanpakken van gezondheidsongelijkheid maar kan als je op alle groepen tegelijk inzet. Het beleid of actie is op alle burgers gericht, universeel, maar de toepassing ervan is des te intensiever naarmate de doelgroepen kwetsbaarder zijn en ook meer obstakels moeten kunnen overwinnen. Dat is dus het luik van het proportionele karakter daarin.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik blijf zitten met mijn vraag. U zegt dat het federale cijfers zijn, maar als we met Vlaanderen bevoegd zijn voor het preventiebeleid, dan lijkt het mij absoluut noodzakelijk dat wij over die cijfers beschikken. En van mij mogen dat cijfers zijn over allerlei soorten criteria. Ik wil gewoon dat die gezondheidsongelijkheid wordt weggewerkt. Of die nu gebaseerd is op afkomst, religie, onderliggende aandoening, bruin, zwart of blond haar, dat maakt mij niet uit. Het doel moet zijn, van ons als overheid, om ervoor te zorgen dat iedereen gelijke toegang heeft tot de gezondheidszorg. Dat is ook goed voor de algemene gezondheid van onze bevolking.
Minister, ik vraag u dus met aandrang om zonder taboe werk te maken van het ter beschikking stellen van die cijfers. ‘Health in all policies’, dat geldt zeker in dezen. Uw voorganger zou dat nog een paar keer herhaald hebben. De vaccinatiebereidheid opkrikken, de taalbereidheid, en inzetten op preventie: dat lijkt mij noodzakelijk. Als er andere elementen zijn waarnaar moet worden gekeken, graag. Maar breng die dan ook alstublieft in kaart, zodat we een effectief en efficiënt beleid kunnen voeren.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Bedankt voor het aanvullende antwoord, minister. Het is inderdaad een feit dat die gezondheidskloof dé grote uitdaging van de toekomst is. We leven eigenlijk in een relatief goed gezond Vlaanderen, maar er zijn toch wel een aantal werven als het gaat over gezondheidsongelijkheid. Dat preventie daar een zeer belangrijke factor in is, daarover zijn we het, denk ik, allemaal eens.
De grote uitdaging, nu op korte termijn, is de vaccinatiebereidheid. Dat kan ook een manier zijn om nog verder te gaan zoeken hoe je bepaalde doelgroepen en zaken kunt bereiken. U weet dat ik voorzitter ben van een lokaal gezondheidsoverleg (Logo). Ik denk dat er daar ook opportuniteiten zijn om nu te gaan experimenteren om in bepaalde gemeenschappen en groepen en doelgroepen in de samenleving nog dieper te gaan doordringen en nog stappen vooruit te gaan zetten. Dit kan op dat gebied een interessante en boeiende periode zijn, die ons lessen kan leren om daar ook bij de andere gezondheidsuitdagingen mee aan de slag te gaan. Ik zou u dus willen vragen om daarover actief met de Logo’s in overleg te gaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.