Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, zowel het regeerakkoord als uw beleidsnota stelt dat de Vlaamse Regering wenst af te stappen van de eenzijdige benoeming en verder wil evolueren naar één juridische vorm van tewerkstelling, namelijk deze op basis van een arbeidsovereenkomst, en dat nieuwe personeelsleden voortaan in principe enkel nog zullen worden aangeworven en tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst. Hiervoor wordt een voorstel uitgewerkt dat onderhandeld wordt binnen Sectorcomité XVIII, zodat de Vlaamse Regering nadien een finale beslissing ter zake kan nemen. Deze onderhandelingen lopen momenteel nog.
Collega’s, deze Vlaamse Regering kiest er dus voor om niet meer de kaart te trekken van statutaire medewerkers maar maximaal in te zetten op contractuelen. In het regeerakkoord werd vooropgesteld dat de arbeidsvoorwaarden van de statutaire en contractuele personeelsleden meer op elkaar zullen worden afgestemd. In de praktijk zou deze oefening vooral in het nadeel van de statutairen zijn. Voor hen is het ook steeds moeilijker om te bevorderen of om zich kandidaat te stellen voor een vrijgekomen functie met behoud van hun statuut. Vacatures zijn nagenoeg uitsluitend voor contractuele tewerkstellingen, en op die manier worden bevorderingen onaantrekkelijk gemaakt voor statutaire ambtenaren. De enige optie voor hen is om een bevordering te laten schieten of om hun statuut op te geven. Maar als ze hun statuut verliezen, verliezen ze natuurlijk ook hun rechten en hun bescherming, die ooit zijn ingevoerd net om de onafhankelijkheid van ambtenaren te waarborgen. Ik wil dat nog eens benadrukken, omdat dit in de discussie vaak, al dan niet bewust, wordt vergeten. De Vlaamse overheid wil zich profileren als een aantrekkelijke werkgever, wat wij absoluut toejuichen, maar dat wil ook zeggen dat ze zich moet inzetten om er te zijn voor al haar werknemers en potentiële werknemers. Ook statutairen hebben onzes inziens recht op reële doorgroeimogelijkheden zonder daar nadelen van te ondervinden met betrekking tot hun statuut.
Minister, hoe beoordeelt u de problematiek dat het steeds moeilijker wordt voor statutairen om te bevorderen of om zich kandidaat te stellen voor een vrijgekomen functie, met behoud van hun statuut?
Welke maatregelen zult u nemen om in de toekomst te voorkomen dat op deze manier een grote groep statutaire medewerkers in de kou blijft staan en dat hun carrièrekansen en doorgroeimogelijkheden worden ontnomen? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik zeg het met veel respect, maar ik heb toch het gevoel dat in uw vraag een stukje dogmatische vooringenomenheid is binnengeslopen die u wat blind maakt voor de juiste feiten op het terrein.
U zegt dat de harmonisering van die twee statuten in de praktijk vooral in het nadeel van de statutairen zou zijn. Twintigduizend ambtenaren hebben vandaag een statutaire benoeming, achtduizend een contractuele arbeidsovereenkomst. Zij werken soms op dezelfde werkvloer, doen soms exact hetzelfde werk maar zitten in twee totaal verschillende statuten. Op lokaal vlak is dat nog erger, daar zijn de cijfers omgekeerd en zijn er meer contractuele dan statutaire ambtenaren.
Het gaat om een systeem dat stamt uit een ver vervlogen tijd, dat totaal archaïsch is en niet aangepast aan de huidige mobiliteit op de arbeidsmarkt en aan de behoeften van mensen om regelmatig een nieuwe uitdaging aan te gaan. Met uw uitspraak dat de harmonisering van die statuten en het streven naar één statuut ten nadele zou zijn van de statutaire ambtenaren en een afbraak zou zijn van hun rechten en statuut, ben ik het helemaal oneens.
Ook de bescherming tegen politieke druk vind ik een uitgehold argument. Er zijn vandaag al heel wat contractuele medewerkers aan de slag binnen de Vlaamse overheid. Er zijn trouwens andere, veel modernere manieren om ambtenaren te beschermen tegen politieke druk. Ik denk dan aan een goede klokkenluidersregeling of een goed uitgebouwde deontologische code. Deze systemen zijn vaak veel performanter dan het systeem van de vaste benoeming.
In een modern en performant personeelsbeleid moet er veel aandacht zijn voor mobiliteit. Voor de medewerkers leidt mobiliteit immers tot beter ontwikkelde loopbaancompetenties, hogere werknemerstevredenheid en betrokkenheid en dus verhoogde inzetbaarheid. Ook vanuit het organisatieperspectief is mobiliteit belangrijk voor kennisdeling en om een frisse blik in de entiteiten te behouden.
In mijn beleidsnota is een doelstelling inzake de ontwikkeling van een modern in- en doorstroombeleid opgenomen. Ik streef ernaar om de interne arbeidsmarkt maximaal te laten spelen en wil dan ook de drempels voor doorstroom zo veel mogelijk wegwerken.
Er is nog een reden waarom u blind bent voor de feiten. Als we de cijfers met betrekking tot doorstroom binnen de Vlaamse overheid bekijken, dan zien we dat er in 2020 in totaal 568 doorstroombewegingen waren binnen de diensten van de Vlaamse overheid. Hiervan waren er 374 statutaire bevorderingen, dat is dus twee derde. Wanneer u dus zegt dat er niet voldoende doorstroommogelijkheden zijn, dan klopt dat niet. Daarnaast waren er ook nog eens 60 medewerkers die met behoud van hun huidige graad in een andere entiteit een statutaire functie hebben opgenomen.
De resultaten van de tweejaarlijkse personeelspeiling, die liep tot en met 16 oktober 2020, geven ook bijkomende inzichten. Een aantal vragen peilen namelijk naar de loopbaankansen binnen de Vlaamse overheid, zoals voldoende kansen op promotie of om van functie te kunnen veranderen. De scores voor deze vragen zijn lager dan voor vragen over werk of betrokkenheid. Belangrijk is dat statutaire en contractuele personeelsleden weinig significant verschillend scoren op deze vragen. Er is dus minder tevredenheid over doorstroommogelijkheden, maar die is exact hetzelfde bij contractuele en bij statutaire ambtenaren. We moeten het doorstroompotentieel binnen onze organisatie dan ook verbreden en mensen meer kansen geven om door te stromen naar andere functies en posities. Dat zullen we doen binnen die vijf sporen waar we het eerder al over hebben gehad, zowel voor de contractuelen als voor de statutairen. U kent de vijf sporen: de rechtspositie, het loopbaan- en verloningsbeleid, de ziekteregeling en re-integratie, het pensioen en de uitstroom. Ik kan en wil nog niet vooruitlopen op die besprekingen maar ik kan u wel zeggen dat mijn streefdoel is om de drempels voor doorstroom maximaal weg te nemen.
Bovendien loopt sinds begin 2019 het traject ‘Loopbaan in eigen handen’. Dat is een aanbod van modules en workshops voor personeelsleden die stilstaan bij de eigen loopbaan, zelf positieve keuzes te maken en hun inzetbaarheid vergroten.
Verder merk ik op dat het Vlaams personeelsstatuut (VPS) van 13 januari 2006 al enkele sterke, positieve maatregelen omvat die statutaire personeelsleden ondersteunen als zij binnen de diensten van de Vlaamse overheid een contractuele functie opnemen. Dat is het derde element waarvan ik vind dat u de feiten op het terrein niet erkent. De feiten op het terrein zijn volgens mij dat statutairen vandaag in orde van grootte evenveel doorstromen als contractuelen. Wat wel juist is, is dat zowel statutairen als contractuelen vragende partij zijn voor meer doorstroomkansen. Daar willen we ook aan werken.
U zegt verder dat statutairen worden gedwongen om hun statuut op te geven wanneer ze willen doorstromen of wanneer ze een contractuele functie willen opnemen. Dat is niet juist. De belangrijkste maatregel die we hebben genomen, is het ambtshalve recht op onbetaald verlof zoals voorzien in artikel X 63 van het VPS.
Een ambtenaar die binnen de diensten van de Vlaamse overheid een arbeidsovereenkomst opneemt, heeft recht op onbetaald verlof. Dit verlof kan door het ambtshalve karakter niet worden geweigerd. Dat ambtshalve onbetaald verlof betekent in eerste instantie de schorsing van de statutaire aanstelling. Daardoor kan de ambtenaar na het einde van de arbeidsovereenkomst meteen terugvallen op zijn statutaire aanstelling. De opname van een arbeidsovereenkomst binnen de Vlaamse overheid staat dus niet gelijk met het verlies van de statutaire aanstelling. De opname van het ene impliceert dus niet de definitieve neerlegging van de andere.
Ten tweede voorziet die mogelijkheid tot ambtshalve onbetaald verlof in de blijvende opbouw van de statutaire rechten. Het VPS stelt dit verlof gelijk met dienstactiviteit. Hierdoor blijven alle anciënniteitstellers doorlopen. Het onbetaald verlof heeft hierdoor geen impact op bijvoorbeeld de datum waarop de ambtenaar na afloop van zijn arbeidsovereenkomst recht heeft op een salarisverhoging. Daar is eigenlijk al in voorzien sinds 2006.
Een vastbenoemde ambtenaar die binnen onze organisatie tijdelijk een contractuele positie inneemt, verliest dus niet zijn statuut. Hij heeft juist de mogelijkheid, de gegarandeerde en ambtshalve mogelijkheid, om onbetaald verlof te nemen, waarbij hij zijn rechten behoudt, kan terugkomen en geldelijk in eenzelfde situatie blijft.
Mijnheer De Loor, ik hoop dat dit een aantal elementen zijn die u een minder negatieve kijk geven op de actuele situatie. Ik ben het wel met u eens dat we moeten werken aan nog meer doorstromingsmogelijkheden en mobiliteit, zeker intern binnen de Vlaamse administratie, maar ook met externe mogelijkheden, zodat we een performante organisatie hebben, waar werknemers nog tevredener zijn over hun functioneren en over het werk dat ze kunnen verrichten.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
U hebt gewezen op het belang van doorstroming, een belang dat ik onderschrijf, alsook de voordelen ervan. Maar uit de bevraging blijkt dat een zeker percentage van de medewerkers daar een knelpunt ervaart.
U zegt dat het argument dat ik gebruikte tegen het afschaffen van de statutaire benoeming, een uitgehold argument is, maar ik vind dat absoluut geen uitgehold argument. Ik vind die onafhankelijkheid en de weerstand tegen de politieke druk die er zou kunnen zijn, heel belangrijk. Een ambtenaar werkt voor het algemeen belang, en moet ervoor zorgen dat dat op een onafhankelijke manier kan gebeuren. Ik vind dat dus absoluut geen uitgehold argument, integendeel. Ik zal het blijven inbrengen in de discussie hier in deze commissie.
Tot slot moet er mij nog iets van het hart over de werkzaamheden rond het eenvormig statuut, waar u altijd voor pleit. We stellen vast – en jammer genoeg raken we daarover niet aan concrete cijfers – dat er steeds meer een beroep wordt gedaan op externe consultants. Terwijl u streeft naar een eenvormig statuut, naar één soort ambtenaar als het ware, voegt u nieuwe vormen van tewerkstelling toe: er wordt een beroep gedaan op uitzendarbeid, op freelancers en er worden steeds meer externe consultants aangeworven. Dat is toch contradictorisch ten opzichte van de oefening waar u zoveel over spreekt?
De heer Tommelein heeft het woord.
Wij zijn absoluut voorstander van de evolutie naar één ambtelijk statuut, waarbij we naar een beter contractueel statuut gaan voor onze ambtenaren. Ook statutairen moeten kunnen doorgroeien, maar we moeten de problematiek niet groter maken dan ze is. Ik denk dat het belangrijk is dat Vlaanderen zich profileert als aantrekkelijke werkgever, maar laat ons eerlijk zijn: dat is ook zo. Dat blijkt ook uit een recent rapport. Dat rapport zegt dat een overgrote meerderheid – 70 procent – fier is om voor de Vlaamse overheid te werken. 94 procent is ook tevreden en 90 procent vindt dat hij/zij waardig werk doet. Wij kijken uit naar het eengemaakte statuut, waarbij elke werknemer van de Vlaamse overheid op eenzelfde manier kan doorgroeien naar een andere functie of op eenzelfde manier met pensioen kan gaan.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijnheer De Loor, bedankt voor de zeer interessante vraag, en, minister, voor het antwoord.
Minister, u zegt dat we met een vreemde situatie zitten: twee verschillende statuten voor hetzelfde werk. De heer De Loor heeft echter gelijk, want jullie lappen er nog een aantal extra statuten bij: interimmers, freelancers enzoverder. Men maakt het dus alleen maar complexer.
U vraagt: we gaan naar één statuut, is dat niet beter? De vraag is natuurlijk naar welk statuut je dan gaat. De heer De Loor heeft gelijk. Er lopen een heel aantal zaken, maar we harmoniseren naar beneden als het gaat over sociale rechten en als het gaat over bescherming enzovoort.
Ik vind het wel straf, minister, dat u spreekt over ‘dogmatische vooringenomenheid’ en ‘blindheid’, als de heer De Loor daar een zeer terechte vraag over stelt. Als we over vooringenomenheid en blindheid kunnen spreken: u spreekt over bescherming tegen politieke druk als een uitgehold argument, omdat er meer moderne middelen zijn, zoals een deontologische code. Minister, wat hebben de mensen aan een deontologische code als ze ontslagen kunnen worden omdat ze hun verantwoordelijkheid nemen? Wat hebben de mensen aan een deontologische code? Dat is nu net waar dat statuut voor dient. De heer De Loor heeft het heel goed uitgelegd: dat statuut dient ervoor om het algemeen belang te kunnen dienen en om daarvoor te kunnen opkomen, zelfs als er politieke of andere druk is van bovenaf. Dat is helemaal niet achterhaald, dat is actueler dan ooit, net zoals de continuïteit van de dienstverlening, wat ook totaal niet achterhaald is.
Als het gaat over doorstroming: dat is natuurlijk belangrijk, en dat is perfect mogelijk voor statutairen, zoals ook uit uw cijfers blijkt. Er is geen enkel probleem voor statutairen om door te stromen; ze hebben zelfs voorrang op contractuelen, als ik me niet vergis, bij mutaties. Maar u doet het omgekeerde, want u gaat doorstroming moeilijker maken. U gaat zeggen dat de mensen moeten kiezen tussen hun statuut behouden of hun statuut opschorten. Als we het hebben over archaïsche structuren en methoden, dan moet u toch toegeven dat dit toch wel heel archaïsch is: als je wilt doorstromen naar een andere job, moet je je huidige statuut schorsen en een ander statuut aannemen. Dan moet dat achteraf terug en moet dat verrekend worden enzovoort. U kunt toch niet zeggen dat dat de doorstroming gaat bevorderen. Ik vind dat wel straf. Tegen ambtenaren die gemotiveerd zijn, die de kwaliteiten hebben, gaan we zeggen dat ze kunnen kiezen: ofwel blijven ze werken onder hun huidige statuut ofwel krijgen ze een bevordering. Ik denk dat dat een heel slecht idee is. Ik wil me helemaal aansluiten bij de vraag van de heer De Loor. Ik denk dat we er beter voor kunnen zorgen dat mensen kunnen bevorderen binnen hun statuut.
Normaal gezien zou de heer Van Miert tussenkomen voor de N-VA-fractie, maar de heer Van Miert is vandaag verhinderd, dus sta me toe dat ik even het petje van voorzitter afzet en even tussenkom. Ik zal ook mijn tijd in de gaten houden.
Mijnheer De Loor, mijnheer D’Haese, minister, ik vind dat we hier nu eens echt op een heel interessant, bijna ideologisch, punt gekomen zijn. Waar geloven we in en waar geloven we niet in? Ik denk dat de Vlaamse overheid op dit moment een zeer aantrekkelijke werkgever is, en daar speelt niet de vaste benoeming en de zekerheid die daarmee vasthangt, de belangrijkste rol, maar wel een zekere – het is een moeilijk woord – meritocratie. Mensen die talenten hebben en die hun talenten ook inzetten, hebben kansen om door te stromen.
Ik heb ervaring binnen een lokaal bestuur. Ik werf nooit iemand aan met de intentie om die persoon af te danken. Je neemt mensen aan en laat mensen doorstromen omdat ze capaciteiten en vaardigheden hebben. Ik denk: als je de vaste benoeming gaat koppelen aan bescherming tegen politieke beïnvloeding, dan ben je de klokken een paar decennia aan het terugdraaien. Ik denk dat een ambtenaar die op een contractuele basis zijn werk doet, doorstromingsmogelijkheden heeft en door eenieder gewaardeerd wordt. Ik hoop dat we op die manier kunnen verder werken en dat mensen, collega D’Haese, die nu in een statuut zitten en rechten hebben opgebouwd, die rechten behouden, maar dat men op een andere manier richting die doorstroommogelijkheden gaat. Ik denk dat de cijfers van de minister dat ook staven.
Dus, minister, vanuit onze fractie: wij kijken uit naar het verder werken en naar het zo aantrekkelijk mogelijk blijven houden van de Vlaamse overheid, zodat ze slagkrachtig kan blijven en zodat onze ambtenaren zich ook goed blijven voelen bij het werk dat ze doen.
Voilà, twee minuten.
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral twee zaken heel duidelijk stellen. Mijnheer D’Haese, misschien zit dat verkeerd in uw hoofd, maar het is niet mijn voorstel van regeling dat mensen die vandaag statutair zijn en een contractuele positie willen verwerven in een Vlaamse administratie, onbetaald verlof kunnen nemen. Die regeling is tot stand gekomen, omdat de Vlaamse overheid met twee verschillende statuten werkt. Dat is nu net wat ik en de Vlaamse Regering gaan aanpakken, zodat er maar één statuut is, een degelijk en een modern statuut.
Twee, als ik spreek over de dogmatische blindheid, dan gaat dat er niet over dat u zich erom bekommert dat er meer doorstromingsmogelijkheden moeten zijn, mijnheer De Loor. Uit de bevraging blijkt niet dat er daar grote ontevredenheid over is – wat u ook niet hebt gezegd –, maar wel dat er een lager percentage tevredenheid vast te stellen is ten opzichte van de algemene, hoge tevredenheidspercentages. Dat is een werkpunt. Nee, de blindheid zat volgens mij in de veronderstelling dat de statutairen vandaag de dag minder doorstromingsmogelijkheden hebben in verhouding tot de contractuelen. Als je naar de objectieve cijfers kijkt, dan klopt dat niet. Ik heb u de cijfers gegeven. Twee derde van de mensen die doorgestroomd zijn in 2020, waren statutairen, en daarnaast zijn er nog zestig andere statutairen die ook op een andere positie zijn terechtgekomen, en dus ook mobiliteit hebben meegemaakt, maar met behoud van hun statuut. Daar ging mijn opmerking over. Het zat hem daarin.
Maar ten gronde verschillen wij fundamenteel – fundamenteel – over wat vandaag een modern arbeidsstatuut is. Volgens mij is het totaal verouderd te denken dat mensen met bepaalde kwalificaties op een dienst komen, daar dertig jaar blijven werken en een vaste benoeming krijgen, zodat ze geconsolideerd worden op één positie. Ik denk dat dat slecht is voor de werknemer zelf, voor zijn arbeidstevredenheid, voor de organisatie en voor de dienstverlening.
Je hebt vandaag een situatie waarbij er veel meer mobiliteit is op de arbeidsmarkt. Er is een evolutie in wat de overheid doet en niet doet. De diensten verschuiven, waardoor ook de noden inzake interne competenties veranderen. Een overheid is een organisatie die heel veel verschillende taken moet uitvoeren, waarvan sommige razendsnel evolueren. Er zijn ambtenaren die vandaag stilaan op pensioengerechtigde leeftijd zijn en die indertijd, toen ze begonnen bij de Vlaamse overheid, in een administratie terechtkwamen waar er nog geen computers waren, omdat die toen nog niet bestonden. Ondertussen hebben we een heel ICT-netwerk, hebben we een heel andere vorm van dienstverlening georganiseerd, en dat is op tal van domeinen zo. Daar heb je veel meer performantie en flexibiliteit voor nodig en dus ook een statuut dat daaraan beantwoordt.
Wie zichzelf wijsmaakt dat hij ambtenaren gaat verdedigen tegen politieke druk, wil ik toch wel even zeggen dat het risico op politieke druk vandaag weliswaar ongetwijfeld aanwezig is, vanuit mandatarissen of vanuit ambtenaren met een bepaalde maatschappelijke overtuiging, maar dat dat dertig of veertig jaar geleden toch veel groter was, mijnheer D’Haese en mijnheer De Loor; dat was ingebakken in ons systeem. Toen ik burgemeester werd, heb ik nog komaf moeten maken met een systeem waarbij politieke benoemingen bij de statutairen verdeeld werden op basis van kleur. Het statuut heeft daar niets van bescherming in geboden. Dat was de kolonisering van de administratie en het dociel maken van de ambtenaren, zelfs met een statutaire bescherming. Er zijn andere systemen mogelijk.
En u hebt gelijk: wat helpt een deontologische code als je ontslagen wordt? Maar in ons systeem bestaat er ook zoiets als een arbeidsrechtbank, voor het grootste deel van de mensen. Op het moment dat je onrechtmatig ontslagen wordt, kun je altijd naar de arbeidsrechtbank stappen. We hebben ook werk gemaakt van een klokkenluiderssysteem – en ik ben altijd bereid om dat te evalueren en om te bekijken wat daar nog extra mee kan gebeuren – dat ook een moderne bescherming biedt van onze ambtenaren ten aanzien van willekeur, of het nu administratieve willekeur is van een lijnmanager of willekeur vanuit de politiek. Het is belangrijk dat dat bestaat. Maar het bestaande systeem op die basis blijven verdedigen, daar verschillen we heel fundamenteel van mening over.
Maar de vraag ging hier vooral over de doorstroming. Wel, mijnheer De Loor, ik denk dat we elkaar daar wel in vinden. Doorstroommogelijkheden, goed uitgebouwd en goed verzorgd, zijn belangrijk. Ze maken onderdeel uit van het vernieuwen van het statuut, en daar moeten we op blijven inzetten. Er is de voorbije jaren al heel mooi werk geleverd, en ik denk dat we dat de komende jaren verder moeten kunnen doen. Dat is goed voor de organisatie, maar in de allereerste plaats ook voor de betrokken ambtenaar, die daardoor eens een nieuwe horizon krijgt, een nieuwe werkplek, een nieuwe uitdaging en die daardoor nieuwe competenties kan opdoen en met een frisse blik kan kijken naar de plek waar hij terechtkomt en kennis kan doorgeven. Ik denk dat dat een heel belangrijk onderdeel is van een goed werkende organisatie, zeker zo’n organisatie als de Vlaamse overheid.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, bedankt voor deze bijkomende toelichting.
U hebt verwezen naar archaïsche structuren en methodes. Het verdedigen van werknemers valt volgens mij absoluut niet onder archaïsche methodes. We – en u in de eerste plaats – zijn ervoor verantwoordelijk dat die werknemers goed werk leveren, dat ze goed presteren en dat we gemotiveerde ambtenaren hebben. Dat zal ook de dienstverlening ten goede komen. We moeten ervoor zorgen dat we een performante en kwaliteitsvolle dienstverlening hebben. Dat is eerst en vooral mogelijk door veel te investeren in de openbare diensten en door ervoor te zorgen dat de medewerkers een goed statuut hebben.
Daarmee maak ik wellicht perfect de overgang naar de volgende vraag, voorzitter.
Mijnheer De Loor, dat is een prachtige overgang, mocht het niet zijn dat de heer Vaneeckhout momenteel nog aanwezig is in de commissie Welzijn en me gevraagd heeft om de volgorde van de vragen te veranderen. Dat is spijtig omdat het onderwerp naadloos aansluit, maar aangezien het te maken heeft met parlementaire werkzaamheden, moeten we daar ook rekening mee houden. Ik stel voor dat, als de heer Vaneeckhout opnieuw aansluit, we terugkeren naar de vragen over de Vlaamse ambtenarij.
De vraag om uitleg is afgehandeld.