Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het interactieve platform 'De leraar op school en in de samenleving' van de Vlaamse Onderwijsraad
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) werkt aan een tweejarig project rond de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep. De raad doet dit via verschillende participatiemethodes. Na de voorbereidende fase in het werkjaar 2019-2020 onder het voorzitterschap van Marianne Coopman en Veerle Hendrickx werd een lerarenpanel aangesteld dat de drijvende kracht van dit project is.
Op maandag 26 april lanceerde de Vlor een nieuw onlineplatform. Mensen van binnen en buiten het onderwijs kunnen zes weken lang ideeën over hoe het lerarenberoep aantrekkelijker kan worden gemaakt, delen en uitwisselen. Daarnaast plant de Vlor ook nog gerichte gesprekken met stakeholders, gesprekstafels en expertenworkshops om het project af te sluiten met een eindrapport.
Het is alvast een opmerkelijk initiatief omdat het zo breed is uitgewerkt. Alle onderwijspartners zijn erbij betrokken en er is ook veel inspraak vanuit het werkveld en daarbuiten mogelijk.
Dit thema kwam al vaak ter sprake in deze commissie. We denken onder andere aan de vele hoorzittingen die we in deze legislatuur al hadden. In februari was er ook de knipperlichtennota van het Christelijk Onderwijzersverbond (COV), die ook in onze commissie werd aangehaald. Uiteraard zijn er ook de afspraken die in het regeerakkoord gemaakt werden, zoals onder andere het aanstellen van een onderwijsambassadeur die als gezicht van de onderwijssector de vele uitdagingen aangaat en mee oplossingen zoekt.
Hoe staat u tegenover dit project? Werkt dit project complementair aan acties die u aan het uitwerken bent? Zo ja, welke acties? In welke zin bent u bereid om conclusies uit het project ook te integreren in uw beleidsvoering? Wanneer wordt de Vlaamse onderwijsambassadeur aangesteld? Hoe ziet zijn of haar profiel eruit?
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
De Vlor lanceerde onlangs het interactieve platform deleraar.vlor.be. De onderwijsraad wil met het platform het debat over de leraar en het lerarenberoep aanwakkeren en een vernieuwende bijdrage leveren aan het beleidsdossier. De raad schuift in deze bevraging drie hoofdvragen naar voren: Hoe maken we de leer- en werkplek van de leraar aantrekkelijker? Hoe kan de leraar een professional zijn en blijven? Hoe kan het imago van en de waardering voor het lerarenberoep positief worden versterkt?
Leerkrachten die voorstellen of ideeën hebben rond deze drie vragen kunnen die gedurende zes weken delen op het interactieve platform. Na die zes weken zullen alle ideeën verzameld en verwerkt worden. Het online ideeënplatform is een onderdeel van het tweejarig project ‘De leraar op school en in de samenleving’ van de Vlor. Met dat project wil de raad samen met leerkrachten een antwoord bieden op de groeiende bezorgdheden over het lerarentekort en kwaliteitsvol onderwijs.
Het project werd voorbereid in het werkjaar 2019-2020 en verloopt in een aantal etappes, waarvan deze online bevraging er één is. Uiteindelijk wil de Vlor in het voorjaar van 2022 een finaal eindrapport mét aanbevelingen en voorstellen publiceren.
Het lerarentekort aanpakken en de aantrekkelijkheid en status van het lerarenberoep verhogen zijn eveneens belangrijke doelstellingen uit uw beleidsnota. U nam in dat kader al diverse belangrijke beslissingen. Denken we maar aan de vernieuwde vaste benoeming en de verstrengde evaluatieprocedure.
Minister, ik heb hierover de volgende vragen voor u. De voorbereidende fase van het tweejarige project ‘De leraar op school en in de samenleving’ van de Vlor is afgelopen. Kunt u toelichten welke contouren en inhoudelijke pijlers werden vastgelegd? Bij dit tweejarige project is zowel een projectgroep met leden van de Vlor als een lerarenpanel met twintig geëngageerde leraren nauw betrokken. Het zijn die twee groepen die zich over de verzamelde ideeën zullen buigen en die zullen verfijnen. In welke mate overlapt het werk van die groep met de opdracht van de commissie Beter Onderwijs? Kunt u een stand van zaken geven omtrent de bevindingen van de commissie Beter Onderwijs met betrekking tot het lerarenberoep? Welke bijkomende stappen kunt u in de nabije toekomst zetten om aantrekkelijkheid en statuut van het lerarenberoep verder te vergroten?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het project van de Vlor betreft, zal ik beschrijven wat de bedoeling is en dan een stand van zaken schetsen. In de voorbereidende fase in 2019-2020 is de afbakening van dat project en van de thema’s gebeurd. Toen zijn de volgende contouren vastgelegd. Wat de naamgeving betreft, ‘De leraar op school en in de samenleving’, dat gaat dus over de professionele en maatschappelijke omgeving van de leraar, in de klas, op school en in de samenleving. Dat is de insteek van de Vlor. Het gaat voor alle duidelijkheid dus niet over arbeidsvoorwaarden. Dat thema heeft men dan in vier kernvragen geconcretiseerd. Wat maakt het beroep van de leraar uniek? Hoe kunnen we de aantrekkelijkheid van de leer- en werkplek versterken? Hoe kunnen we de professionaliteit van leraren versterken? Hoe kunnen we het imago en de maatschappelijke waardering voor het lerarenberoep versterken?
De Vlor heeft in maart van afgelopen jaar een lerarentafel georganiseerd over de vraag waar de leraar van wakker ligt. Men heeft vanaf het begin dus ook wel leerkrachten betrokken, want het is de bedoeling dat dit een project is met de leraar in plaats van over de leraar. Dat zou moeten resulteren in een eindrapport dat input levert voor overleg binnen de Vlor en advieswerk over het thema van de leraar en actuele beleidskwesties zoals het lerarentekort, de onderwijskwaliteit en de ondersteuning van leraren in de klas. De Vlor wil in het project ook ervaringen opdoen met directe participatie en consultatiemethodes, en nagaan hoe men daarmee een synergie kan aangaan en hoe men dat weloverwogen kan doen. Ik kijk dus met interesse naar het eindrapport. Let wel, men voorziet de oplevering van een concreet eindrapport pas voor de tweede helft van volgend jaar.
De timing is iets vroeger wat de commissie Beter Onderwijs betreft. Het advies daarvan verwacht ik in het najaar van dit jaar. Die is ook wel al eerder aan het werk gegaan. Dat was ook eerder gepland. Herinner u, naar aanleiding van de PISA-bevindingen hebben we dat engagement op ons genomen. Ook in de commissie Beter Onderwijs zal het lerarenberoep natuurlijk een belangrijke focus zijn. Ik verwacht aanbevelingen op dat vlak, ook met betrekking tot de opleiding, de coaching, de navorming en de positionering van het lerarenambt in de samenleving.
Wat de bijkomende stappen betreft om de aantrekkelijkheid en status van het lerarenberoep verder te verhogen, heb ik al verwezen naar de maatregelen die we tot nu toe al hebben genomen. Dat gaat dan onder andere over het gegeven dat op 1 januari van dit jaar meer tijdelijke personeelsleden een kans op een vaste benoeming hebben gekregen. Daarbij konden schoolbesturen in zowel het basisonderwijs als het deeltijds kunstonderwijs, het secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs eenmalig betrekkingen van titularissen die met verlof zijn, vacant verklaren.
In het secundair onderwijs moest het schoolbestuur ook betrekkingen in overgedragen uren-leraar vacant verklaren. Sinds 1 september van verleden jaar valideren we daarnaast de geldelijke anciënniteit van nieuwe zijinstromers voor bepaalde knelpuntvakken of -ambten in zowel basis- als secundair onderwijs. Daar hebben we het al over gehad. Ook sinds 1 september 2020 is er een tijdelijk project duaal lesgeven gestart in het secundair onderwijs. Dat moet toelaten dat een school die voor een bepaald vak geen leerkracht vindt op de arbeidsmarkt, ook een beroep kan doen op een bedrijf, dat dan een van zijn werknemers tijdelijk ten dienste van de school kan stellen. Die werknemer kan dan een weliswaar kort, maar intensief educatief traject volgen aan een hogeschool. We zijn gestart met de sectoren van de chemie en de lifesciences, maar bedrijven uit andere sectoren behoren zeker ook tot de mogelijkheid.
Wat plannen we nog? Ik heb op 11 februari met de sociale partners een akkoord bereikt over het aanscherpen van de voorwaarden voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur (TADD) en de vaste benoeming, net met de bedoeling om de waardevolle jonge krachten sneller aan ons te kunnen binden. Dat maakt het ook wel aantrekkelijker, denk ik. Dat gaat hand in hand met een herziening van de evaluatieprocedure, want ook dat draagt bij tot de aantrekkelijkheid van de job. Diegenen die toch die vaste benoeming misbruiken als een soort schild voor onwil of onkunde, zouden makkelijker kunnen worden ontslagen. Vroeger was dat eigenlijk een termijn van vier jaar, waardoor die procedure de facto nooit werd opgestart. Dat wordt gereduceerd tot een termijn van iets meer dan een jaar. Ook dat lijkt me dus een vooruitgang.
De uitwerking van dat sociaal akkoord in regelgeving is opgenomen in het voorontwerp van onderwijsdecreet (OD) XXXI, maar dat moet dus nog tot bij jullie geraken en hopelijk worden goedgekeurd. Dan kunnen we daarmee aan de slag.
In het kader van de nota Digisprong, die we ook recent nog maar hebben goedgekeurd, zijn er ook belangrijke investeringen in ICT-middelen. Ik denk dat ook die investeringen een positieve weerslag hebben op de lerarenloopbaan, maar belangrijker nog is dat ik ondertussen ben gestart met de cao-besprekingen met de sociale partners. Daarbij is het aantrekkelijker maken van het lerarenambt natuurlijk ook een van de doelstellingen. Maatregelen zullen ook in dat kader passen.
Om meer mensen aan te moedigen om voor het onderwijs te kiezen en om de uitstroom van leraren uit het beroep te verminderen, werken wij momenteel aan een communicatiestrategie. Ik kan nog niet vooruitlopen op de invulling ervan, maar er zal natuurlijk zeker aandacht gaan naar die groepen die moeilijker te bereiken zijn, omdat daar ook de grootste winst te boeken valt. Dat zijn de ondervertegenwoordigde groepen als het gaat over het lerarenambt. We willen bijvoorbeeld de drempel verkleinen voor jongeren in de grootsteden. We stellen vast dat we daar kansen laten liggen om die warm te maken voor een lerarenopleiding. Dat is echter maar een van de aspecten. Dat is nog voor even later, maar dat zit er ook aan te komen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden. U stipte een aantal interessante zaken aan. Mijn bezorgdheid is dat men heel sterk focust op de arbeidsvoorwaarden, de ICT-middelen, het sneller benoemd zijn. Het moet me echter toch van het hart dat ik graag ook een zicht zou krijgen op hoe we mensen intrinsiek kunnen motiveren om voor de klas te gaan staan, want die instroom van gemotiveerde mensen is toch wel belangrijk. Wordt ook de vraag gesteld aan mensen die de keuze maken om verder te studeren, waarom ze eigenlijk niet kiezen voor het leraarschap? Wat zijn de redenen waarom ze dan toch niet die stap zetten, waarom ze bijvoorbeeld die educatieve master er niet bij volgen? U spreekt over ondervertegenwoordigde groepen. Het is ideaal dat we daarop inzetten, dat is inderdaad wel een goede piste, maar dan nog vraag ik me af hoe het komt dat jongeren wanneer ze 18 zijn, dan toch niet kiezen voor die lerarenopleiding. Wat is er daar aan de hand?
Het identieke geldt trouwens voor de uitstroom. Daar zijn al heel wat onderzoeken naar gebeurd, maar de intrinsieke motivatie bij die mensen lijkt me ook wel belangrijk.
Collega’s, ik heb het al een aantal keren gezegd in deze commissie. Ik ga ervan uit dat, als we de leerkracht als een expert gaan beschouwen, iemand die ook op regelmatige basis bijscholing volgt, die zich bijwerkt, die nieuwe informatie, nieuwe methodieken, nieuwe didactiek verwerft, we dan ook sowieso het imago van de leerkrachten op een andere manier ingevuld zullen zien. Het is immers inderdaad vooral belangrijk dat er ook wordt gekeken naar de leraar in zijn sociale omgeving, in de samenleving. Minister, wilt u ook daarvoor middelen vrijmaken, zodat leerkrachten tijd en ruimte krijgen om zich te professionaliseren?
Ik wou ook nog even verwijzen naar het effect van corona op het imago. Ik denk dat daar ook wel nog eens naar moet worden gekeken. We gingen ervan uit dat de waardering voor leerkrachten zou stijgen, door het feit dat ouders tijdens de lockdown naast hun kinderen moesten zitten om wat te helpen sturen en zo konden inzien wat leerstof aanbrengen inhoudt, inzien dat je daar toch wel speciale competenties en een opleiding voor nodig hebt, dat dat allemaal niet zo evident is. Ik weet niet of er daarover nog verdere cijfers of informatie bekend is.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik begin met het voorlezen van een kort fragmentje: “Ik stel met genoegen vast dat de Vlaamse Regering de ambitie heeft om behoorlijk wat aandacht te besteden aan de herwaardering van de leraar. De regering stelt dit thema nogal dominant voorop in het luik onderwijs van de regeringsverklaring. Ook de Septemberverklaring besteedt hier heel wat aandacht aan.” Dit fragment komt niet uit een verslag van deze legislatuur. Dit is Luc Martens aan het woord tegen minister Marleen Vanderpoorten op – hou u vast – 23 december 1999. We zien dus al jaren een bekommernis, een terechte bekommernis voor de herwaardering van het beroep van leraar. Ik vermoed dat er sindsdien al heel wat bevragingen bij leerkrachten werden uitgevoerd. Desalniettemin vindt onze fractie het natuurlijk positief dat de leerkrachten voorstellen en ideeën kunnen formuleren. Meten is weten. Onze fractie is uiteraard ook benieuwd naar de conclusies, en zeker ook benieuwd of er nieuwe conclusies naar voren zullen worden geschoven.
In dat kader vind ik het wel jammer dat het eindrapport van de Vlor er pas eind 2022 zal zijn – dan zal worden voorgesteld –, omdat we dan eigenlijk pas bij de start van 2023 rekening kunnen houden met de aanbevelingen, alhoewel er gelukkig al wel tussentijdse conclusies zullen zijn. Niettegenstaande het ongetwijfeld een groot werk zal zijn, hoop ik dat ze die data toch wat meer naar voren kunnen schuiven.
Minister, ik weet dat u niet graag vooruitloopt op besprekingen die aan de gang zijn, maar ik kom even terug op die cao-besprekingen. Zult u die kernpunten die de Vlor naar voren zal schuiven – en ik weet niet of u weet wanneer die eerste tussentijdse conclusies te verwachten zijn –, eventueel al kunnen meenemen in die besprekingen?
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, de aanvangsbegeleiding is ook een thema dat hier natuurlijk onlosmakelijk mee verbonden is. Het is natuurlijk cruciaal om de jonge leerkrachten die instromen, zeer goed te begeleiden in de eerste jaren van hun job. Er moet een heel onthaalbeleid zijn, zeg maar. Zoals in elke goede organisatie moet men met bijzondere aandacht omgaan met die nieuwe werkkrachten, om hun de job eigen te maken, zodat ze zich goed in hun vel voelen om tot een optimale invulling van hun job van leerkracht te kunnen komen, en ook om hen vast te houden.
Als er een sector is waar dat een heel grote uitdaging is, dan is het wel het onderwijs, waarbij er de eerste vijf jaar een dreigende uitstroom is. Er zijn in het verleden verschillende analyses gemaakt over die aanvangsbegeleiding, over die eerste jaren in de job. Daaruit bleek dat er heel wat decretale drempels waren. Er zijn al een aantal stappen gezet, maar hebben we ook vandaag een zo volledig mogelijk overzicht van alle mogelijke decretale drempels die de uitstroom tijdens die eerste jaren kunnen versnellen? Hoe zit het dus met die aanvangsbegeleiding en de decretale drempels die de voorbije jaren zijn opgeworpen?
U hebt inderdaad bij voorgaande vragen ook al een aantal keren verwezen naar het communicatiebureau dat u onder de arm zult nemen om de job nog aantrekkelijker te maken en positief in de markt te zetten. Betekent dat ook het definitief opbergen van de onderwijsambassadeur, zoals in het regeerakkoord is voorzien? Blijft hij of zij een doodgeboren kind of ziet hij of zij binnenkort toch nog het levenslicht, om dan mee aan de kar te trekken, de job aantrekkelijker te maken en zoveel mogelijk mensen naar de job toe te leiden? Er zijn voldoende voorbeelden: de zorgambassadeur, campagnes bij de politie, de niet te onderschatten positieve wending om ook voldoende sterke profielen naar het onderwijs toe te leiden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan niet vooruitlopen op die communicatiecampagne. Ik weet niet wat de inhoud zal zijn. Het is de bedoeling dat ze volgend schooljaar wordt uitgerold. Momenteel is ze in ontwerp, in productie.
Wat de ontmoedigende factoren betreft die ertoe leiden dat men niet kiest voor de lerarenopleiding, heb ik geen kennis van enig onderzoek ter zake. Maar als dat onderzoek nog niet gevoerd zou zijn, zou het inderdaad wel interessant zijn om eens te bekijken wat nu precies de ontmoedigende factoren zouden kunnen zijn. We moeten dus niet alleen kijken naar de ‘push’ en de ‘pull’, maar ook naar wat tegen ons zou kunnen spelen.
Wat de waardering betreft, weet ik dat de Universiteit Maastricht een beroepsprestigeschaal, natuurlijk op Nederlandse leest, heeft uitgewerkt. Daaruit blijkt dat de appreciatie ten aanzien van en de status van het beroep van leerkracht in de loop van de jaren sterk achteruitgegaan is. Ik zou eens moeten nagaan of er in Vlaanderen een gelijkaardig instrument bestaat. Ik zou denken van wel en dat Jobat en dergelijke zich daarin bekwamen, maar dat moet ik eens nagaan. Het lijkt me interessant om dat eens te bekijken en om te toetsen of ons buikgevoel, onze maatschappelijke natte vinger in de wind, correct is wanneer we zouden stellen dat de waardering voor het lerarenambt is toegenomen. We zouden dat eens moeten toetsen aan de realiteit, maar dat lijkt me niet bepaald een opdracht voor ons departement. Ik zal eens informeren of daarover projecten lopen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, het is goed dat u de vraag om na te gaan waarom men niet kiest voor het onderwijs, zult meenemen, maar de vraag over de professionalisering van leerkrachten hebt u niet beantwoord. We moeten echt effectief zoeken naar middelen zodat leerkrachten zich zouden professionaliseren, en moeten tijd en ruimte voorzien zodat ze zich kunnen bijscholen en ook door de buitenwereld als expert kunnen worden aanzien. We moeten er alles aan doen, u als minister maar eigenlijk de hele samenleving, om mensen ervan te overtuigen dat leerkracht het mooiste beroep is van de wereld.
Het beroep van leerkracht is in de loop van de jaar geëvolueerd. Collega Grosemans verwees naar een datum in 1999, maar als we zien hoe het beroep de voorbije jaren is geëvolueerd en wat de impact is van bijvoorbeeld ICT, moeten we daar zeker rekening mee houden. We kijken in elk geval uit naar de communicatiecampagne en ik hoop in elk geval dat u voor ons als commissie of als parlementslid als eerste een tipje van de sluier kunt lichten.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik vind de suggestie van mevrouw Vandromme eigenlijk wel heel interessant. U zou daarvoor over het muurtje kunnen kijken, naar Defensie en naar het leger. Iedereen die daar vertrekt, voert een exitgesprek waarin wordt aangegeven waarom hij of zij vertrekt. Dat kan wel interessant zijn. Verder kan ik u enkel aanraden verder te gaan aan uw gekende tempo en op uw elan om de job en werkplek van de leerkracht nog aantrekkelijker te maken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.