Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de verdubbeling van het aantal burn-outs en initiatieven in verband met het mentaal welzijn op het werk
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik vind dit een belangrijke vraag. Het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) heeft een tijdje geleden niet alleen een actie gedaan, maar ook een voorstel gedaan om bedrijven te beboeten in de mate dat er burn-outs voorkomen. Persoonlijk vind ik dat een heel gevaarlijke piste, omdat een burn-out een heel complexe problematiek is, waar niet altijd het werk de oorzaak van is, maar waar een geheel van factoren de oorzaak kan zijn: familiale situaties, op het niveau van vrienden, persoonsgebonden zaken. Een burn-out kan iedereen overkomen: van mensen die aan de top van een onderneming staan tot mensen die heel uitvoerend werk verrichten. Ik ben het wel eens met het ACV dat het een problematiek is die we zeer goed in de gaten moeten houden en waar we acties rond moeten ondernemen, zeker als je ziet dat het aantal burn-outs toch vrij fors gestegen is.
Minister, het ACV had een aantal voorstellen gedaan waarover ik toch graag uw mening wil weten. Een van de voorstellen was om een psychosociale risicometing te organiseren bij bedrijven en hen op basis daarvan te sanctioneren. Het is evident wat ik daar zelf over denk: ik vind dat een heel eenzijdige manier van denken, waarbij de verantwoordelijkheid voor een complexe situatie heel sterk bij één partij wordt gelegd. Ik hoop dat u hierover mijn mening deelt, minister, maar ik wil het u toch eens vragen.
Ten tweede, minister, welke initiatieven zult u nemen om werkgevers en werknemers te informeren over deze problematiek en het aantal gevallen en te sensibiliseren? En vooral ook: hoe ga je als werkgever of werknemer om met collega’s die een burn-out doormaken op het moment dat ze terugkomen op de werkvloer? Eerlijk gezegd denk ik dat daar veel meer mogelijkheden zijn. In mijn persoonlijke omgeving ken ik wel wat mensen met een burn-out. De ene kon bij het hervatten van het werk op heel veel begrip rekenen omdat de mensen wisten wat het was. Bij anderen wordt dat afgedaan op een heel stoere manier als: ‘het is iemand die niet meekan’. Daar hebben we nog wel wat werk aan. Ik denk dat dat eerder ‘the way to go’ is. Hoe staat u daartegenover?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, we hebben al vaak gediscussieerd over de nood aan werkbaar werk, om duurzame loopbanen te kunnen garanderen. We weten ook op basis van de werkbaarheidsmonitor dat mensen aangeven dat het alsmaar moeilijker wordt om werk en gezin te combineren, om een comfortabele werksituatie te garanderen. We vinden het toch belangrijk, als we de cijfers rond mentaal welzijn en burn-outs zien, om aan te stippen dat wat het ACV op 28 mei organiseerde met een aantal symbolische acties, niet zonder belang is.
Ik vond de cijfers eigenlijk echt ontstellend. Sinds 2017 is het aantal langdurig zieke werknemers gestegen met 160 procent. Het aantal burn-outs steeg van 3713 in 2017 naar 9708 in juni 2020. Ook maakte Partena op 28 maart bekend dat er heel wat ontslagen om medische redenen zijn. Die zijn trouwens ook in stijgende lijn. In 2020 waren dat er 617, dat is een stijging van 357 procent tegenover 2019. Dat is gigantisch op één jaar. Volgens Partena zijn er een aantal oorzaken voor. Er zijn de burn-outs, misschien ook naar aanleiding van de pandemie, maar de re-integratiewetgeving zit hier natuurlijk ook voor iets tussen. Want na een re-integratietraject kan de arbeidsovereenkomst beëindigd worden wegens overmacht, dus zonder opzegtermijn of vergoeding. Eerder onderzoek, van ACV Limburg, toonde ook aan dat deze trajecten vooral tot een ontslag leiden. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat we maximaal inzetten op re-integratietrajecten naar werk – waar wij volledig achter staan voor langdurig zieken, maar dat moet dan natuurlijk werkbaar zijn – als het re-integratietraject toch alleen maar tot de conclusie leidt dat de werknemer ontslagen wordt. Dan hebben we eerder het omgekeerde bereikt van wat we wilden bereiken. We gaan er deze namiddag, op basis van de conceptnota’s van de collega’s van de N-VA en CD&V nog verder over discussiëren. Het kadert natuurlijk ook wel in deze vraag om uitleg.
Collega Ronse had het ook al over de voorstellen van het ACV om mentaal welzijn op het werk te verbeteren, een verplichte meting van de psychosociale risico’s binnen een bedrijf die dan moet leiden tot een actieplan en een eventuele ranking tussen bedrijven binnen hun sector. Dat is één zaak. Je zou kunnen zeggen: meten is weten, en eigenlijk willen we dat sowieso doen. Je zou dat kunnen zien als een uitdieping van de werkbaarheidsmonitor, waarbij je gewoon vaststelt hoe het gesteld is op basis van de inzichten van de werknemers zelf. Zij gaan natuurlijk nog een stap verder. Ze geven inderdaad aan dat ze financiële sancties zouden voorzien wanneer er in een bedrijf geen vooruitgang wordt geboekt op het vlak van mentaal welzijn. Minister, hoe staat u daartegenover?
Ik heb wat dingen samengebracht, maar eigenlijk leiden ze allemaal tot dezelfde vragen. Minister, wat vindt u van de voorstellen van het ACV om het werk werkbaarder te maken? We zeggen al lang in Vlaanderen dat we een versnelling hoger willen schakelen inzake werkbaar werk, maar we boeren jaar na jaar achteruit.
We hebben ook gezien dat het gebruik van de werkbaarheidscheques na de verbreding in het kader van corona niet echt in gunstige zin geëvolueerd is. Integendeel, niet eens de helft van de 3 miljoen euro die we voorzien in onze begroting wordt gespendeerd. Hoe gaat u dat proberen te verbeteren?
Welke zijn de redenen voor de falende re-integratietrajecten? Zit daar een gebrek aan knowhow bij werkgevers over hoe ze hun werkomgeving redelijk kunnen aanpassen? Welke bestaande steunmaatregelen zijn beschikbaar? Hoe gaat u dan werknemers en werkgevers ondersteunen bij het aanpassen van hun werkomgeving?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor deze belangrijke vragen. Ik deel de bezorgdheid van het ACV omtrent mentaal welzijn op het werk. Zoals jullie weten wordt het juridisch kader federaal bepaald. Het ACV geeft ook zelf aan dat een beslissing hierover dus op het federale niveau genomen moet worden. Werkbaar werk en welzijn op het werk zijn voor mij zeer belangrijke pijlers van een duurzaam hr-beleid. We volgen de ontwikkelingen op federaal vlak nauw op.
Ik heb in deze commissie ook al toegelicht op welke manier we vanuit Vlaanderen flankerend inzetten op werkbaar werk. Een van mijn ambities is om de maatregel rond de werkbaarheidscheques breder bekend te maken. Collega Gennez, op 22 april 2021 hadden we er in deze commissie nog een uitgebreide discussie over. Ik ga dat dus niet helemaal herhalen. Ik kan u tevreden meegeven dat ik diezelfde dag de positieve boodschap ontving dat er voor 2021 al 141 aanvragen ingediend zijn. Dat cijfer is ondertussen gestegen tot 157 aanvragen. Er zijn al 103 projecten goedgekeurd, voor een bedrag van 855.000 euro. Dat is dus een goede zaak. Ik wil dat deze positieve trend zich blijft verderzetten. We doen dus brede communicaties, samen met de sociale partners. Ook dat is hier al in de commissie besproken, bijvoorbeeld als antwoord op een vraag om uitleg van collega Axel Ronse op 11 maart 2021, vraag 2252.
Er zijn heel wat valide vragenlijsten en instrumenten om psychosociaal welzijn op ondernemingsniveau in kaart te brengen. Die vindt u terug op www.werkbaarwerk.be.
Wat betreft de initiatieven: vaak liggen meerdere factoren aan de basis van een burn-out, zowel werk- als niet-werkgerelateerd. Vanuit mijn bevoegdheden zet ik in op sterke flankerende acties. Met het lopende actieplan werken we op verschillende aspecten rond burn-out. Samen met de sociale partners werken we aan de actualisering van dit actieplan. Hiervoor zullen we in mei en juni aan de hand van vier focusgroepen een brede bevraging doen bij relevante werkbaarwerkactoren. Ik reken erop dat we ook vanuit het ACV goede insteken zullen ontvangen. Vanuit de KMO-portefeuille en met diverse ESF-oproepen (Europees Sociaal Fonds) ondersteunen we ook de bedrijven om rond werkbaar werk aan de slag te gaan. Daarnaast is er in de nieuwe generatie sectorconvenanten veel belang gehecht aan – ik heb het al gezegd vandaag – werkbaar werk. Voorts is er een intersectorale adviseur die zich focust op de uitdagingen inzake werkbaar werk. En we mogen niet vergeten dat we met maatregelen zoals de aanmoedigingspremies voor verloven, het Vlaams zorgkrediet en de dienstencheques een betere combinatie van werk en privé ondersteunen. We zetten dus verschillende stappen, stap na stap.
Collega Gennez, ik eindig met uw deelvraag over hoe we werkgevers meer en beter kunnen bereiken. De acties van het ACV focussen op burn-out. Bij burn-out is de relatie werkgever-werknemer vaak complexer, aangezien de werkplek mogelijk mee haar effect heeft op het ziektebeeld. Uit onderzoek van de KU Leuven weten we dat de informele re-integratietrajecten ook hun nut aantonen en dat werkhervatting bij een andere werkgever na een re-integratietraject niet als een mislukt traject gezien mag worden, maar als een eerder positief effect van een brede werkhervatting. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat burn-outs een van de elementen zijn, naast stress of een conflict, waarbij werkgevers en werknemers vaker willen overgaan tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst en een werkhervatting bij iemand anders. Ik vind dat we het succes van zo’n re-integratietraject niet alleen mogen afmeten aan het aantal personen dat bij dezelfde werkgever weer aan de slag gaat.
Ik ben het wel met u eens dat werkgevers nood hebben aan bijkomende ondersteuning voor hun hr-beleid en arbeidsorganisatie om werkbaar werk en re-integratie een duidelijke plaats te geven in hun arbeidsorganisatie. In de acties van het Vlaams actieplan rond re-integratie, bijvoorbeeld van langdurig zieken, dat we momenteel verder vormgeven, is het ondersteunen van de werkgevers en de communicatie tussen de verschillende betrokken partijen – artsen, werkgevers, werknemers – een rode draad.
De heer Ronse heeft het woord.
Burn-out is een heel complexe problematiek, zoals ik net zei. Wanneer men voorstelt om bedrijven boetes te geven op basis van het aantal mensen die bij hen een burn-out hebben opgelopen, denk ik dat men compleet de bal misslaat. Dat zal ertoe leiden dat bedrijven angst zullen hebben om mensen met zo’n problematiek of achtergrond aan te werven en dat zal zich eigenlijk keren tegen mensen die een burn-out gehad hebben. Men kan een bedrijf of ondernemer niet verantwoordelijk stellen voor heel het psychosociaal welzijn van al zijn medewerkers. Ongetwijfeld zal werk een van de elementen zijn die dat mee bepalen, maar nooit het ene en het totale element. Ik vind het voorstel van het ACV op dat vlak echt wel waanzinnig. Ik vind wat de minister hier aangeeft veel redelijker. Laat ons investeren in werkbaarheidscheques. Laat ons ervoor zorgen dat mensen die een burn-out gehad hebben, beter begrepen worden door hun collega’s eens ze terug op de werkvloer komen. Laat ons ook ondernemers helpen en ondersteunen: hoe omgaan met iemand die het risico vertoont op een burn-out of die een burn-out heeft gehad? Dat lijkt mij een veel correctere, evenwichtigere en duurzamere aanpak richting mensen die een burn-out hadden dan de zwart-wit aanpak die het ACV voorstelt, namelijk boetes geven en psychosociale metingen organiseren. Ik denk dat niemand daarmee een oplossing krijgt.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u voor het antwoord, minister. Het was uitgebreid, het was een beetje een overzicht van wat er is. Maar ik heb geen antwoord gekregen op wat u heel concreet vindt van de twee voorstellen van het ACV rond meting en ook rond sanctionering, net als boetes. Mag ik daaruit begrijpen dat u dat absoluut niet ziet zitten? Is dat dan voor de twee voorstellen het geval?
Ik ben het eens met wat collega Ronse zegt: natuurlijk moeten we werkbaarheidscheques promoten. Maar als we zien dat het niet lukt, als mensen er niet op ingaan, als wat voorzien is niet gebruikt wordt, moeten we dan toch niet eerder kijken naar de interne organisatie van de bedrijven? We doen dat via ESF-oproepen (Europees Sociaal Fonds), via projecten. Maar ik denk dat we het veel hoger op de agenda moeten krijgen, niet alleen in het belang van de werknemers, maar vooral ook in het belang van de werkgevers. De beste medewerker is immers een gemotiveerde medewerker, en een medewerker die uitvalt, heeft vaak ook nog heel lang nadien een motivatieprobleem. Hoe kunnen we dus toch meer doen om werk werkbaarder te maken?
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Bedankt, collega’s Ronse en Gennez, voor deze belangrijke vraag. Het aantal burn-outs blijft immers stijgen. Het aantal werknemers die langer dan een jaar thuiszitten door stress of burn-out, is op drie jaar tijd verdrievoudigd. Hoewel preventiebeleid een belangrijke bouwsteen is in dit proces, zijn er nog een aantal andere belangrijke componenten aanwezig. De stresssignalen herkennen is daar een van. Via opleiding en workshops kunnen hr-medewerkers, leidinggevenden en werknemers een burn-out vroegtijdig herkennen. Deze workshops kunnen ook drempelverlagend werken om burn-outklachten te melden. Daarnaast is de begeleiding bij de re-integratie zeer cruciaal. Toch is het voor werknemers niet altijd even evident om te weten hoe men hiermee moet omgaan.
Minister, ik vraag u alvast naar uw mening – we zullen het er deze namiddag ongetwijfeld nog uitgebreid over hebben –: hoe kunnen we werkgevers helpen hun weg te vinden naar die workshops en de hulp die voor hen beschikbaar is bij de re-integratie van hun werknemers? Tot zover een voorproefje voor het debat van deze namiddag tijdens de bespreking van de conceptnota’s.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank aan collega’s Ronse en Gennez voor de vraag. Ik had de voorstellen van het ACV ook gezien. Ik had ervoor gekozen om er een schriftelijke over in te dienen, om een meer cijfermatige onderbouw te krijgen.
Ik sluit me wel helemaal aan bij collega Ronse. Het voorstel van het ACV om werkgevers te gaan sanctioneren, is gewoon dom. Ik denk dat men de nefaste gevolgen van zo’n beleid onvoldoende inschat. Hoe ga je werkgevers bijvoorbeeld nog meekrijgen in de re-integratie als je ze eerst gaat beginnen te sanctioneren? Ik geloof daar dus ook helemaal niet in. We moeten veel meer kiezen voor samenwerking in plaats van culpabilisering.
Ik kom dan direct tot mijn eerste bijkomend vraagje. Het is natuurlijk ook belangrijk dat we hier goed samenwerken met het federale niveau, want de ‘core’-reglementering is natuurlijk de welzijnswetgeving. Minister, ik vroeg mij af of u plannen hebt om samen met uw federale collega eens na te gaan of die Welzijnswet misschien niet toe is aan een update na 25 jaar, en daaraan gekoppeld, om meteen ook eens na te kijken of het Vlaamse beleid inzake werkbaar werk misschien ook een update nodig heeft, om dat samen te doen.
Ik heb nog een tweede, heel korte vraag. Het ACV richt zich natuurlijk op de problematiek van burn-outs bij werknemers. Maar onder andere door de coronacrisis zijn er ook heel veel zelfstandigen die meer en meer klagen over burn-outs; dat zijn toch de signalen die wij opvangen. Daarom vroeg ik mij af of er ook richting zelfstandigen een beleid is vanuit Vlaanderen om ook daar iets aan te doen.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de aanvullingen. Het is een heel belangrijke problematiek. Ik begrijp dat er ook deze namiddag nog uitbundig op ingegaan zal worden.
Ik vind dat een boete voor de werkgever wegens het optreden van een burn-out op de werkvloer niet de juiste aanpak is. Ik begrijp wel de vraag naar de noodzakelijke aandacht voor het mentaal welzijn op het werk. De werkgevers moeten als een van de eerste actoren mee geresponsabiliseerd worden. Ik denk dat we het daar wel over eens zijn. Wij gaan dus nu met een brede groep aan de slag om nieuwe acties te nemen rond werkbaar werk. Ik reken erop dat er heel wat goede voorstellen aan bod zullen komen waarmee we aan de slag kunnen gaan. Ik heb ook gezegd wat we de komende maanden op de rails zetten.
Ik wil ook meegeven dat de aanpak van burn-out het werk is van velen, niet alleen van de werkgevers. Een burn-out is immers altijd een combinatie van veel factoren die ervoor zorgt dat je op een bepaald moment uitvalt. Het kan ook stress zijn in de privésfeer.
Dan kom ik tot de meting, collega Gennez. Met werkbaarheidscheques ondersteunen we bedrijven om net een meting te doen. Ik heb geprobeerd u duidelijk te maken dat ik wel geloof in die maatregel, omdat het ook beter wordt, omdat er meer gebruik van gemaakt wordt. Gooi dat dus nu niet zomaar weg.
Collega Vanryckeghem, we snijden nieuwe samenwerkingen aan om werkgevers te kunnen bereiken, bijvoorbeeld via de sociale secretariaten en de consultants, die wel bedrijven bereiken. Ik ben er ook van overtuigd dat werkgevers meer en meer op zoek zullen gaan naar de mogelijkheden, want de mensen zijn niet zomaar vervangbaar. Er staat in ons actieplan trouwens ook een heel luik rond de werkgevers.
Collega Ongena had het over het federale niveau. Ik ben mijn antwoord begonnen door te stellen dat er een zeer expliciete federale link is, met de federale bevoegdheden. We hebben daarover ook regelmatig overleg met de federale collega’s. Het federale niveau werkt nu ook aan een actieplan ter preventie van de werkstress en de burn-out op de werkvloer. Daarvoor zal de eerste actie een grootschalige sensibiliseringscampagne zijn.
Ik wil nog met een persoonlijke noot afsluiten, collega’s. Ik was onlangs in gesprek met een zaakvoerder van een vrij groot bedrijf. Hij zei dat ze vroeger de mensen die de beste cijfers hadden, goed vonden, mensen die bijvoorbeeld het beste konden verkopen, maar dat ze nu de mensen die de grootste ‘social skills’ hebben, het beste vinden. Ze zijn dus op een andere manier aan het kijken naar onze bedrijfsvoering. Teamwork wordt veel belangrijker.
Ik vind dat eigenlijk een goede zaak om dat ook te horen van de bazen van grotere bedrijven: dat die ook op een andere manier beginnen te kijken naar het menselijk kapitaal dat aanwezig is in bedrijven. Dat is iets dat we nu moeten proberen vast te nemen, denk ik, zonder dat je dat verplicht. Je voelt dat ook, zeker in tijden van arbeidskrapte was dat nog erger. Wanneer er weinig werkloosheid is, kunnen mensen ook zeggen dat ze kiezen voor de werkgever die hen het beste laat gedijen en de meeste kansen geeft. Er is dus wel wat aan het bewegen op die arbeidsmarkt. Laat ons die positieve signalen ook meenemen en niet alles negatief bekijken. Dank u wel. Zoals jullie merken, heb ik een optimistische dag.
Wij kunnen ons daar alleen maar bij aansluiten, veronderstel ik, collega’s.
De heer Ronse heeft het woord.
Ja, ik ben heel tevreden, minister, dat u net als wij heel duidelijk aangeeft dat burn-out een complexe problematiek is, dat het ook met privézaken te maken kan hebben. Het is vaak een combinatie. De simplistische voorstelling alsof een burn-out de schuld zou zijn van de werkgever, daar mogen we dus echt niet in meegaan, laat staan die voorstelling doortrekken in een sanctionerend beleid naar de werkgevers toe, integendeel. Voor mensen die een burn-out gehad hebben of die er een dreigen te krijgen, moeten we met zijn allen, ook de werkgever, heel gevoelig, heel attent zijn.
Op Vlaams niveau moeten we er vooral voor zorgen dat we de empathie en de omgeving en context waarin ze werken, kunnen versterken. Dat verhaal van de werkbaarheidscheques en die actieve benadering is een goed verhaal op dat vlak.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Werk op de plank, zou ik zeggen, om ook het samenwerkingsakkoord RIZIV-VDAB een duurzame en sterke invulling te geven, ook met uitzicht op een verbetering van de re-integratietrajecten. Uiteraard is niet het aan de slag blijven in de eigen organisatie of in het eigen bedrijf de enige maatstaf om het succes van zo’n re-integratietraject af te meten. Maar het feit dat men systematisch overgaat tot ontslag na zo’n re-integratietraject, is toch wel een belangrijke indicator voor het gebrek aan werkbaar werk. We moeten daar dus inzetten op verschillende pistes en sporen om ook mensen die langdurig ziek zijn, na een burn-out opnieuw een kans te geven.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.