Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het extra begeleiden van pas afgestudeerden door ondernemingen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Binnenkort staan heel veel jongeren weer voor een stressmoment, namelijk het moment waarop ze afstuderen en op zoek gaan naar een eerste job. Dat stressmoment dreigt in deze coronatijden alleen nog groter te worden, omdat we toch signalen krijgen dat het onderwijs ook geleden heeft onder corona. De kwaliteit van het onderwijs stond toch wat onder druk. Er bestaat een risico dat er wat leerachterstand is bij de jongeren die nu gaan afstuderen, in die mate dat ook de minister van Onderwijs al een taskforce heeft opgericht om dat probleem eens grondig na te gaan.
Een van de aanbevelingen was onder andere gericht aan de werkgevers, om de afstuderende jongeren wat beter bij de hand te nemen, wat beter te begeleiden, zodat ze toch alle kansen kunnen krijgen om snel aan het werk te gaan. Vooral in het technisch en in het beroepsonderwijs vreest men dat, doordat heel wat praktijklessen wegvielen, er wat achterstand zou kunnen zijn en dat de vereiste kwalificaties misschien niet altijd bereikt zijn. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat jongeren daar natuurlijk niet het slachtoffer van mogen zijn. Ze mogen niet gestraft worden voor het feit dat de lessen niet optimaal konden doorgaan. Oké, er is de vraag van de werkgevers om ook zelf inspanningen te doen, maar ik denk dat hier ook een belangrijke taak weggelegd is voor VDAB. Zij kunnen het probleem misschien in kaart brengen en alles klaarzetten om die jongeren die op de arbeidsmarkt gaan komen, beter te begeleiden.
Minister, gaat VDAB de pas afgestudeerde jongeren misschien sneller dan anders bij de hand nemen en screenen om te kijken welke kwalificaties bij hen onvoldoende zijn?
Gaat VDAB extra opleidingen aanbieden om die achterstand op korte termijn – want het is een zeer specifieke groep – bij te spijkeren?
Brengt VDAB nu al het profiel van de jongeren die zullen afstuderen in kaart?
Welke inspanningen zullen volgens u naar de werkgevers ondernomen moeten worden?
Zal er een extra inspanning gebeuren om werkgevers te overtuigen om jongeren via individuele beroepsopleiding in een onderneming (IBO) – dat is natuurlijk een belangrijke maatregel – of andere werkervaringsprogramma’s een kans te geven?
Mevrouw Claes heef het woord.
Ik sluit ook graag aan. De coronacrisis heeft een grote impact gehad op onze bedrijven, maar ook op het onderwijs. De voorbije twee jaar studeerden heel wat jongeren die onderwijs op afstand kregen af. De afgestudeerden hebben dan meestal wel de eindtermen bereikt, maar ze hebben minder praktijklessen gehad of missen vaak bepaalde vaardigheden die hun voorgangers in precoronatijden wel hebben meegekregen. De leerlingen die de afgelopen twee jaar zijn afgestudeerd, zullen niet altijd dezelfde startcompetenties op de arbeidsmarkt hebben als hun voorgangers.
Minister Weyts riep daarom begin dit jaar een nieuwe werkgroep in het leven, die zich moest buigen over de leerachterstand en het welbevinden van leerlingen. Die werkgroep kwam recent met een rapport met aanbevelingen om deze problematiek aan te pakken. Een van de adviezen is dat werkgevers deze jongeren straks beter moeten begeleiden.
Vooral in het technisch en het beroepsonderwijs kan het ontbreken van bepaalde vaardigheden zorgen voor problematische situaties. In deze richtingen zijn vaak veel praktijklessen weggevallen door het afstandsonderwijs. Dat vormt ook voor werkgevers een belangrijke uitdaging. Het Vlaams netwerk van ondernemingen (Voka) stelde al dat de werkgevers bereid zijn om hun steentje bij te dragen om ook extra begeleiding voor deze jongeren te voorzien. Sommigen geven zelfs aan dat de diploma’s van de afgestudeerden minder waard zouden kunnen zijn. Dat heeft enorme gevolgen voor hun toekomstige positie en kansen op de arbeidsmarkt.
Mijn vragen zijn een beetje gelijklopend met die van collega Ongena. Minister, wat is uw visie op deze problematiek? Wat doet u om dit aan te pakken? Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat diploma’s naar waarde worden geschat en dat de pas afgestudeerden niet met een achterstand op de arbeidsmarkt terecht komen? Op welke manier zult u daarover met de werkgevers, de sectoren en VDAB in overleg gaan?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de interessante vragen.
Het is zeer goed dat er vanuit Onderwijs een pedagogische taskforce werd opgericht om aanbevelingen te formuleren over een eventuele leervertraging en het welbevinden van leerlingen. Het advies heb ik dan ook met veel interesse gelezen.
Wat de cijfers betreft, weet u dat ik de cijfers en evoluties steeds op de voet volg, maar op dit ogenblik kunnen we nog niet besluiten dat er een significante afwijking is met andere jaren. We hebben nu niet de zekerheid dat jongeren die afstuderen, minder sterk aan de start komen of het moeilijker hebben om werk te vinden. We zien bijvoorbeeld geen stijging in het aantal jongeren in de beroepsinschakelingstijd. In maart 2019 waren dat er 9999, in maart 2020 8805 en in maart 2021 7737. We zien ook een daling in de werkloosheid van jongeren: min 18,3 procent bij jongeren onder 25 jaar. Dat is op zich positief, maar we moeten wel waakzaam zijn en dit goed opvolgen.
De overgang van de schoolbanken naar de eerste job is een heel belangrijke stap in het leven van jongeren. Deze stap zetten in coronacrisistijden brengt mogelijke extra bekommernissen met zich mee, zoals de mogelijke twijfels over de waarde van het diploma. Daar wil ik eerst op ingaan. Ik ben er mij van bewust dat de huidige jongeren een ander traject hebben afgelegd op de schoolbanken dan de jongeren in de voorgaande jaren. Ik heb echter ook veel vertrouwen – dat zult u mij niet kwalijk nemen – in de capaciteiten van onze leerkrachten. Onze scholen en leerkrachten hebben zich echt uitgeput om, binnen de grenzen van wat toegelaten was, de kwaliteit van het onderwijs zo hoog mogelijk te houden. Ik heb daar ook een zeer grote appreciatie voor. Jongeren hebben ook extra competenties verworven tijdens de pandemie, denk ik, die minder aan de orde geweest zouden zijn. Ik denk aan digitale vaardigheden, wendbaarheid, creatief samenwerken, oplossingsgerichtheid, ook op de werkvloer zeer belangrijke competenties. Het lijkt me niet correct om de diploma’s sowieso nu al als minderwaardig te bestempelen. De jongeren hebben er ook heel hard voor moeten werken.
Dat neemt niet weg dat jongeren, zeker in praktijkopleidingen, minder mogelijkheden hebben gehad om hun vaardigheden in te oefenen. Maar ook vandaag vinden we het al super belangrijk om via opleidingen op de werkplek, zoals een individuele beroepsopleiding of via werkplekleren, die overgang zo goed mogelijk te laten verlopen, en dat zal niet anders zijn. We moeten echt blijven inzetten op opleiden, opleiden, opleiden. Daar ben ik het wel volledig mee eens.
We zetten ook in op de brede doelstelling van een vlotte overgang van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Leerlingen en studenten voorbereiden op die overstap wordt voor een deel al meegegeven in het onderwijs. Via onder andere train-the-trainersessies ondersteunt VDAB ook onderwijsprofessionals hierin.
Als jongeren ingeschreven zijn bij VDAB kunnen ze ook rekenen op de VDAB-dienstverlening. U kent dat systeem: ze worden ingeschat, en dat moet gebeuren binnen de zes weken na inschrijving. Kortgeschoolde jongeren worden na de inschatting onmiddellijk doorverwezen naar een bemiddelaar voor verdere begeleiding. Die moet dan peilen of de kwalificatie van de jongere voldoende is voor de job die hij of zij beoogt. Er is ook het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) ‘lokale partnerschappen voor jongeren’ lopende.
Het onlineaanbod van VDAB staat ook ter beschikking. Dat is een heel goede zaak. Er is ook sollicitatietraining mogelijk.
Maar we mogen natuurlijk niet enkel in de richting van het onderwijs en de jongeren zelf kijken. Ook sectoren en werkgevers hebben in dezen een belangrijke rol te vervullen. Daar wil ik toch even verwijzen naar de nieuwe sectorconvenanten. Eén thema dat hier steeds wordt in opgenomen is de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Sectoren doen ook al vele jaren inspanningen om deze aansluiting zo vlot mogelijk te laten verlopen. In deze generatie van sectorconvenanten formuleerden de sectoren tal van ambitieuze acties om jongeren een goede start te laten maken op de werkvloer. De sector van de elektriciens bijvoorbeeld mikt op 110 schoolcontacten om zich voor te stellen en de sector transport en logistiek zal minstens 200 stageplaatsen waarborgen.
Binnen het project van de vernieuwde werkgeversaanpak wil VDAB nog meer inzetten op gerichte acties naar vacatures die moeilijker invulbaar zijn. Onlangs deed ik op het Vlaams bouwoverlegcomité (VBOC) een oproep om meer in te zetten op werkplekleren. Dat werd wel gesmaakt door de aanwezigen. Je moet soms werkgevers en sectoren overtuigen om de stap te zetten en een appel doen aan de werkgevers om via de verschillende werkplekleerinstrumenten onze jongeren maximaal kansen te geven.
Tot slot is het ook belangrijk om verder te kijken dan diploma’s en ook de verworven competenties te bekijken. Ik hoor dat men in alle ondernemingen aanvoelt dat de krapte op de arbeidsmarkt snel zal terugkeren, waardoor de focus op competenties en leermogelijkheden nog versterkt zal moeten worden.
Ik denk dat de krapte in heel veel sectoren nooit weggeweest is.
Dat is inderdaad correct.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik deel absoluut uw mening dat we niet defaitistisch mogen zijn en dat we zeker niet mogen spreken over ‘minderwaardige’ diploma’s. Zoals u zelf zegt: die jongeren hebben sowieso al moeilijke momenten gehad en hebben zich moeten aanpassen, waardoor ze ook nieuwe competenties ontdekt hebben. Ik geloof echt wel dat ze alle kansen kunnen en moeten krijgen. De werkloosheid daalt inderdaad, dat is een goed teken. De krapte komt snel terug. Ik zou bijna durven te zeggen dat dit een goed teken is, wat inhoudt dat men wel degelijk op zoek is naar werknemers. We weten allemaal dat de periode tussen juni en september, de periode van afstuderen, altijd een moeilijk moment is. Het is een periode waarin de jongerenwerkloosheid opnieuw zou kunnen stijgen, omdat er dan veel jongeren op de arbeidsmarkt komen. Ik denk dus dat we echt wel waakzaam moeten zijn. Ik hoor van u dat die waakzaamheid er zal zijn. Men moet dus echt wel specifiek letten op die jongeren uit het beroeps- en technisch onderwijs die minder praktijklessen gekregen hebben. Ze bevinden zich sowieso soms al in een moeilijke situatie op de arbeidsmarkt. Ik denk dat we hen dit jaar extra in de gaten moeten houden, wegens de coronacrisis.
Ik wil daarom de specifieke vraag stellen of het geen optie is dat VDAB hen sneller bij de hand neemt. Het duurt nog drie of vier maanden vooraleer de begeleiding van afgestudeerde jongeren die nog geen job hebben, opgestart wordt. Kan men daar niet korter op de bal spelen en hen sneller opvolgen en begeleiden?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Met eenzelfde diploma heeft iedereen het recht om ook met hetzelfde rugzakje naar de arbeidsmarkt te trekken. Ik denk dat het enorm moeilijk moet zijn om te ervaren dat hetzelfde diploma niet dezelfde deuren opent en dat dat vooral te maken heeft met redenen buiten zichzelf. Het is ook goed dat werkgevers daarop anticiperen en bereid zijn om te voorzien in extra begeleiding. Ik denk ook dat, dankzij bijkomende ondersteuning, eventuele achterstand ingehaald kan worden, tenzij andere externe factoren daarop van invloed zijn.
Als er een achterstand is, zet dit ook aan tot het ondernemen van actie om de positie te versterken. Maar dan moeten we er ook voor zorgen dat de betrokkenen niet bij de pakken blijven neerzitten en dat ze gestimuleerd worden. Ik sluit me dus aan bij mijn collega: we moeten waakzaam blijven in deze situatie.
Ik ben ook benieuwd naar de rol die het onderwijs, VDAB en de sectoren hierin kunnen spelen. U hebt dat inmiddels al vrij duidelijk uitgelegd en verklaard, minister.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik bedank collega Ongena en collega Claes voor hun vraag. Het is een heel belangrijke en terechte vraag. Het gaat om studenten die kwetsbaar zijn door deze situatie, om bso- en tso-studenten. Ik hoor ook verhalen van mensen die verder studeren, bijvoorbeeld in de richting ergotherapie, waarvan de ziekenhuisstage plots niet is kunnen doorgaan. Ze hebben dan wel een diploma maar maken zich wel heel veel zorgen. Het gaat op dit moment om heel veel jongeren die met gevoelens van onzekerheid zitten en niet goed weten waar ze aan toe zijn.
Ik stel me de vraag of het niet mogelijk is om, eventueel na overleg met uw collega, minister Weyts, ervoor te zorgen dat dit niet enkel gebeurt door de ondernemers, maar dat er ook een ‘warme overdracht’ kan plaatsvinden waarbij de scholen extra verantwoordelijkheid opnemen. Wat u zegt, klopt: leerkrachten verrichten ongelooflijk goed werk in moeilijke omstandigheden. Maar nu, in deze situatie, kan er misschien wat intensiever ingezet worden op de ‘warme overdracht’ van de schoolbanken naar de arbeidsmarkt. Hebt u daarover overleg gepleegd met uw collega Weyts?
Een tweede aspect waarvoor ik toch ook aandacht wil vragen, is dat van de specifiek kwetsbare jongeren, die je helaas ook meer in bepaalde richtingen terugvindt. Dat gaat bijvoorbeeld over jongeren die heel sterk hebben gerekend op een betaalde stage, die nu is weggevallen, waardoor ze een extra klap hebben gekregen en in een meer precaire situatie terechtkomen. Of de opportuniteitskosten zijn niet evident voor hen en nu hebben ze die stage verloren. Zij bevonden zich eigenlijk al in een kwetsbare positie en hebben nu een extra slag gekregen. Wordt er ook aan hen extra aandacht gegeven? Collega’s, er wordt vaak gezegd dat deze crisis ons allemaal treft, maar ik denk dat we allemaal weten dat dat door mensen in omstandigheden van kwetsbaarheid nog iets anders wordt ervaren dan door ons of door mensen die in een betere positie zitten.
De Vlaamse Jeugdraad heeft een advies uitgebracht, ‘Mondmaskers en Megafonen’. Daarin stelt de raad een paar heel specifieke vragen over ondersteuning, sollicitatiestrategieën enzovoort. Minister, hebt u daar ook kennis van genomen? Zult u dat advies ter harte nemen? Zult u bepaalde lijnen ervan ook overnemen en mee implementeren?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de aanvullingen. Collega Ongena, uiteraard moeten we waakzaam zijn. We hebben ook heel intense contacten met de sectoren, zodat we, als er echt moeilijkheden komen, die problemen ook snel capteren. Nog veel korter op de bal spelen dan zes weken is niet zo evident. Zo kort en snel mogelijk, laten we het daarbij houden. Het hangt echter ook een beetje af van de jongere. Ik merk eigenlijk, ook in mijn omgeving, dat jongeren nu ook bijzonder veerkrachtig zijn. Het is alsof ze een boost krijgen, zeker nu de samenleving binnenkort wellicht opnieuw meer zal opengaan. Ik denk dat het van belang is om te focussen op hen die al extra kwetsbaar zij, en die kunnen we wel vrij makkelijk detecteren.
Collega Claes, de ondersteuning via de werkgevers is een belangrijke succesfactor. Als er achterstand is, kunnen werkgevers die bijwerken. Dat zie je echter ook in het gewone leven: niemand is op dag 1 voor 100 procent opgeleid. Je moet altijd leren op de werkvloer, en gelukkig maar, eigenlijk.
Collega Annouri, wat die warme overdracht betreft, begrijp ik zeker het voorstel. Ik denk niet dat we voor elke individuele jongere in ondersteuning kunnen voorzien. Veel jongeren hebben dat ook echt niet nodig, maar er is wel een groep die dat nodig kan hebben. Binnen duaal leren behoort de betaalde stage al tot het federale sokkelstatuut, waardoor die jongeren ook recht hebben op een premie voor tijdelijke werkloosheid. Sommigen weten dat ook niet, maar dat is wel belangrijk.
Ik was aanwezig toen de Vlaamse Jeugdraad het advies kenbaar heeft gemaakt. Ik heb hen daarna ook ontvangen. We capteren zeker hun bezorgdheden en we overleggen ook met hen. Het jongste overleg was op 29 maart. Begin februari was ik ook aanwezig op hun Expeditie Werk, net om ook hun zorgen mee te nemen. Ze zijn voor mij uiteraard ook een belangrijk klankbord.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel. Ik wil besluiten met een optimistische noot. De economische groei gaat toenemen. Dit jaar nog verwacht men meer dan 3 procent groei. Het aantal vacatures stijgt. De werkloosheid daalt. Ik denk dus dat er echt wel heel mooie vooruitzichten zijn. Natuurlijk moeten we er altijd goed over waken dat we dan ook iedereen meehebben. Zeker deze groep, die het slachtoffer is geworden van iets wat ze zelf niet in de hand hebben, moeten we goed opvolgen. Minister, dank dat u dat ook absoluut wilt doen. Op die manier geven we toch ook een sterk signaal aan die jongeren dat we hun ook alle kansen gaan geven.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik heb geen slotbedenkingen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.