Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
In tal van opleidingen vormt de stage de apotheose. Sommige vakken leer je het best al doende op de werkvloer en niet op de schoolbanken. In beide gevallen moeten er voldoende kwaliteitsvolle en uitdagende stageplaatsen of leerwerkplekken beschikbaar zijn. Omdat het vaak ook een eerste kennismaking vormt met de job en met de werkvloer, zijn de leerwerkplekken en de leerkansen bepalend voor het welslagen van de opleiding en een succesvolle uitstroom naar een baan. De ervaringen tijdens de stage draag je ook mee in de zoektocht naar een job.
De coronacrisis heeft een enorme impact gehad op onze economie en onze ondernemingen. Bedrijven werden verplicht gesloten en de werkvloeren werden en worden op een andere manier georganiseerd. Medewerkers werden verplicht om thuis te werken en de werkvloeren werden aangepast. Dat had ook gevolgen voor de stageplaatsen en de leerwerkplekken. Sommige cursisten hebben dan ook aan de alarmbel getrokken en geven aan dat ze geen stageplek kunnen vinden. Daardoor dreigt ook het voltooien van de opleiding in het gedrang te komen.
Minister, in welke mate vormt het gebrek aan stageplaatsen en leerwerkplekken een probleem voor het succesvol afronden van een opleiding?
Wat gebeurt er met de opleidingen die zijn stilgelegd omdat de praktijkuren niet kunnen worden ingevuld?
Zijn er opleidingen waar de stage of praktijkuren zijn weggevallen? Welke impact heeft dat gehad op het succesvol afronden van de opleiding?
Op welke manier kunnen voldoende kwaliteitsvolle stageplaatsen en leerwerkplekken worden voorzien? Hoe kunnen werkgevers worden overtuigd om toch een stageplaats aan te bieden? Welke stappen zult u daarvoor zetten?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Claes, voor deze vraag. Een stage binnen een opleiding heeft vooral een meerwaarde om de verworven competenties te versterken op een reële werkvloer. Het is natuurlijk afhankelijk van het type opleiding in welke mate deze meerwaarde effectief gerealiseerd kan worden voor de cursist. De impact is het grootst in opleidingen waar de werkplekcomponent een verplicht onderdeel van de opleiding is om deze succesvol te kunnen afronden, bijvoorbeeld de kwalificerende opleidingen in de zorg of in het onderwijs.
Voor de VDAB-centrumopleidingen is de ambitie altijd geweest om opleidingen maximaal verder te laten lopen. Initieel werden opleidingen opgeschort bij de eerste strenge lockdown van vorig voorjaar. Bij de heropening van de centra werden de face-to-faceopleidingen met begeleidende hygiëne- en veiligheidsmaatregelen opnieuw opgestart. In sommige opleidingen gingen instructeurs aan de slag met online leermodules, digitale leeromgevingen of coaching via videochat.
Wat betreft de individuele beroepsopleidingen (IBO’s) hebben we door de genomen maatregelen in de verschillende coronagolven bij bedrijven stopzettingen wegens overmacht gezien. Er is echter steeds, zowel bij VDAB als bij de ondernemingen, een grote flexibiliteit geweest wat betreft het heropstarten van de IBO’s.
Het voortschrijdend inzicht, waarbij werkvloeren zich hebben aangepast aan de coronaveiligheidsmaatregelen en bijvoorbeeld analoog aan thuiswerk het ‘thuisleren’ hebben ingevoerd, betekende dat bij iedere golf de impact qua aantal stopzettingen door cursisten minder groot was. Waar herstarten weinig waarschijnlijk was, was er opnieuw bemiddeling naar werk voor de betrokken cursisten. Ik verwijs in dat verband trouwens ook naar mijn antwoord op vraag om uitleg 211 van 22 oktober van collega Annouri over de VDAB-stages in coronatijden. Toen werd deze thematiek ook zeer uitvoerig behandeld.
Wat de centrumopleidingen bij VDAB betreft, zijn er, zoals al aangegeven, maximaal alternatieven gezocht voor de klassieke praktijkuren. Waar de noodzakelijke intensiteit niet kon worden gegarandeerd, werden de cursisten opnieuw als inzetbaar beschouwd en werd er via andere acties richting werk bemiddeld. We hebben dat ook gezien bij de tijdelijke opschorting en het herstarten van stages.
De inschatting of een stage primordiaal is om de opleiding succesvol af te werken, hangt sterk af van de opleiding, en uiteraard ook van het al dan niet verplichte karakter van de stage in het opleidingstraject.
Ik kom tot uw laatste vraag. In het kader van alternerende opleidingen heb ik samen met collega Weyts ingezet op heldere communicatie over de voorwaarden voor het veilig voortzetten van lopende opleidingsovereenkomsten. De vraag naar ondersteuning voor het vinden van werkplekken kan ook rechtstreeks worden gesteld aan de sectorale partnerschappen voor duaal leren. Die houden ook mee de vinger aan de pols. Voor opleidingen zonder sectoraal partnerschap neemt VDAB de taak op zich, onder de bevoegdheid van het Vlaams Partnerschap uitgevoerd door VDAB. Om de sectoren in hun werking inzake duale en andere alternerende opleidingen te ondersteunen, heb ik trouwens ook de duale addenda bij de recent definitief goedgekeurde sectorconvenanten gelanceerd.
Daarnaast kunnen ondernemers gebruikmaken van een aantal incentives, om hen te compenseren voor de geleverde inspanningen. Denk maar aan de mentorkorting en de stagebonus voor ondernemingen. Vanuit het relanceplan voor de Vlaams arbeidsmarkt ‘Alle hens aan dek’ steken we ook de Vlaamse ondernemers die in het schooljaar 2020-2021 in een leerwerkplek hebben voorzien of voorzien voor leerlingen in een alternerende opleiding, een hart onder de riem door hen een tijdelijke extra stagebonus van 1000 euro per leerling te geven.
Tot slot plant VDAB dit jaar ook nog gerichte communicatieacties om werkplekleren onder de aandacht te brengen. Ook in de vernieuwde werkgeversbenadering van VDAB krijgt werkplekleren een centrale plaats, en bedrijven die hun werkvloeren willen openstellen voor stagiairs, kunnen dat sinds kort ook snel en eenvoudig via de servicelijn van VDAB.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. Ik denk dat het ook frustrerend moet zijn als men vol goede moed start en op zoek gaat naar een stageplaats, en dat maar niet wil lukken. Het is ook de eerste kennismaking met de arbeidsmarkt. Men is er ook nog niet zo heel vertrouwd mee, dus men moet die weg ook nog gaan zoeken.
Het was eigenlijk de bedoeling om deze vraag vorige week te stellen, maar die is helaas uitgesteld tot vandaag. Vorige week las ik een artikel in de krant. Dat ging over de stad Sint-Niklaas. Samen met het stadsbestuur wordt daar gewerkt aan een app of een soort website met een overzicht van alle beschikbare stageplaatsen of vacatures voor jobstudenten. Dat wordt daar verzameld. Ik denk dat dat een handig instrument kan zijn om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen, om jongeren te koppelen aan die jobs. Misschien moet men werken aan een soort Tinder voor stageplaatsen. Minister, wat denkt u daarover? Kan men daarvoor eventueel de infrastructuur van VDAB gebruiken?
Collega Claes, wat is Tinder?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Ik had een gelijkaardige tussenkomst. Werkplekleren via stages blijkt een belangrijke werkvorm om competenties te verwerven, ook in tijden van crisis. Voor de bedrijven is het aanbieden van een stageplaats bovendien een goede manier om het beroep, en ook het bedrijf zelf, in de kijker te zetten. Zoals de collega ook aangaf, is het niet evident om in tijden van crisis een stageplaats te vinden.
We zien dat er toch heel wat gemeenten en bedrijven actie ondernemen om apps te ontwikkelen met de beschikbare stageplaatsen. Dat is gelijkaardig aan de vraag van collega Claes. Dit past in het digitaliseringsverhaal van jongeren om een beter overzicht te krijgen van de stageplaatsen in de bedrijven. Mijn vraag is dus gelijklopend: hoe kunnen we dat digitale aspect versterken? Kan dat worden ingepast in de werking van VDAB?
Als er geen andere collega’s willen aansluiten, wil ik dat zelf nog wel doen.
Hoe kunnen we onze sectorconvenanten, die nu vernieuwd worden, nog beter inzetten om die stage- en werkervaringsplaatsen te stimuleren? Hoe kunnen we met de werkgeversorganisaties specifiek de werkgevers sensibiliseren om extra plaatsen te creëren? Het is een bijzonder belangrijk hulpmiddel, zowel voor de opleiding en vorming van onze jongeren en werkzoekenden als voor de invulling van vacatures.
Minister Crevits heeft het woord. U mag uitleggen wat Tinder is.
Ik zit in de tunnels. Horen jullie mij?
Neen.
De heer Ongena heeft het woord.
Kunt u uitleggen wat Tinder is, voorzitter?
Ik heb de vraag gesteld. Collega Claes leek me specialist ter zake.
Het is een app die ik van mijn vrouw niet mag installeren.
Dat werpt een heel ander licht op de zaak. Dat is misschien niet zo goed voor de stage- en werkervaringsplaatsen.
Ik ben er terug. Om iets te zeggen over Tinder, ik heb gisteren een quizvraag moeten inspreken en die luidde: wat zijn de populairste datingapps bij jongeren? De inspiratie zal van collega Claes gekomen zijn, zij wil een Tinder voor werkplekken lanceren.
Dat u de app van uw vrouw niet mag installeren, mijnheer Ongena, kan betekenen dat ze niet wil dat u nieuwe relaties aanknoopt, of dat u geen ander werk mag zoeken, volgens de filosofie van collega Claes.
Dat ze blij is met mij dus? Vooral dat, denk ik.
Dat ze blij is met u. Ja, daar kan ik me ook iets bij voorstellen.
Ik kijk al uit naar de lezing van het woordelijk verslag van deze vergadering.
De website van VDAB laat ook digitale zaken toe. Je kunt zoeken op ‘vakantiejobs’ en ‘leercontracten’ op de site. Er zijn heel wat initiatieven om die stageplaatsen te capteren, in het kader van duaal leren bijvoorbeeld RadarDuaal. De sectorconvenanten zetten we nu echt in om stageplaatsen te zoeken. U weet dat ik een addendum afgesloten heb. We willen op die manier bedrijven veel meer warm maken. De volgende vraag gaat daar ook over. De sectoren moeten hier een sterke rol in opnemen. Ik ga daar straks dieper op in.
Ik krijg het bericht van mijn kabinet dat Tinder op Wikipedia als volgt omschreven staat: “Tinder is een geosociale datingapplicatie (app) voor smartphones die gebruikers (van 18 jaar of ouder) toelaat andere gebruikers te beoordelen op basis van hun profielgegevens door naar links (geen interesse) of naar rechts (interesse) te "swipen" (vegen).”
VDAB en Tinder gaan trouwens al langer mee. In 2014 is al een Tinder voor de arbeidsmarkt gelanceerd. U vindt dat terug op de website www.vdab.be bij de nieuwsberichten uit het jaar 2014.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat er voldoende stageplaatsen zijn en dat die snel worden ingevuld. Dat is gewoon een win-winsituatie, zowel voor de cursist als voor leerlingen als de werkgever.
De vraag om uitleg is afgehandeld.