Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, in januari van dit jaar heb ik in deze commissie de vraag gesteld of de huidige regelgeving het toelaat om digitaal volksraadplegingen te organiseren, van het verzamelen van de vereiste handtekeningen tot het online uitbrengen van de stemmen. In antwoord op mijn vraag stelde u dat het huidige systeem is gebouwd op een schriftelijke procedure, maar dat u daarover – en dat was met goedkeuren van de hele commissie – aan de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen advies zou vragen. U zou vragen of het huidige decretale kader een digitale procedure mogelijk maakt, en zo neen, of het wenselijk is om digitalisering van die volksraadplegingen decretaal te voorzien.
Ondertussen heeft de Adviescommissie voor Volksraadplegingen een advies over dit onderwerp uitgebracht. De belangrijkste conclusies daarin zijn dat de huidige bepalingen in het Decreet Lokaal Bestuur niet de mogelijkheid bieden om de fase van het initiatief tot het organiseren van een volksraadpleging digitaal te laten verlopen. Dat houdt concreet in dat handtekeningen momenteel enkel via een fysieke petitielijst kunnen worden verzameld.
Een ander luik van het advies was dat de adviescommissie het wenselijk vindt om het digitaal ondertekenen van een petitielijst via een digitaal loket mogelijk te maken, omdat dat een oplossing biedt voor een aantal praktische problemen met het systeem van de fysieke handtekeningenlijsten, die nu vaak tot discussie leiden, zoals het verifiëren van het aantal handtekeningen, de identiteit van de ondertekenaars, het gerechtigd zijn of niet. Dat leidt vaak tot discussies tussen de indieners en het lokale bestuur.
Een ander element uit het advies is het voorstel om een hybride model te voorzien, waarbij naast de digitale lijsten ook de bestaande analoge lijsten verder mogelijk blijven.
Bij besluit van de Vlaamse Regering van 18 mei 2018 is voorzien dat gemeenten die een digitaal systeem gebruiken bij verkiezingen, dat ook kunnen gebruiken om een volksraadpleging te organiseren.
Tot slot acht de commissie het aangewezen om het digitaal stemmen enkel toe te laten als er voldoende garanties kunnen worden ingebouwd voor een correct stemmingsproces en als er ook wordt gedacht aan mensen met beperkte digitale mogelijkheden en vaardigheden. Daar wordt in het advies ook heel sterk op gewezen.
Minister, om de digitalisering, zowel op het vlak van het initiatief voor een gemeentelijke volksraadpleging als op het vlak van het digitaal stemmen, mogelijk te maken, is dus een juridische basis in de vorm van een besluit van de Vlaamse Regering vereist.
Vandaar mijn vragen.
Welke conclusies trekt u uit dit advies van de Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen?
Vindt u het wenselijk om de gemeentelijke volksraadpleging te digitaliseren? Zo ja, zult u hiervoor het initiatief nemen, en wanneer?
Is er voor de twee fases – het initiatief en de stemming – een juridische basis nodig? Zult u beide fases digitaal mogelijk maken?
In het advies wordt verwezen naar de studie die federaal minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden liet uitvoeren. Op het moment van het advies was die nog niet rond, maar zoals we weten nu dus wel. Uit de studie blijkt dat digitaal stemmen pas haalbaar is tegen 2034. Zult u het organiseren van volksraadplegingen laten afhangen van of afstemmen met de initiatieven rond digitaal stemmen, of zult u voor de volksraadplegingen al eerder de mogelijkheid voorzien om digitaal te stemmen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik dank u voor uw vraag. U weet dat ik naar aanleiding van een eerdere vraag, zoals ik beloofd had, advies gevraagd heb aan de Adviescommissie voor Volksraadplegingen. Dat advies is publiek beschikbaar en ik maakte het ook op 31 maart over aan de heer Van Dijck, commissievoorzitter. U hebt al een aantal elementen van dat advies samengevat. Ik ga die niet herhalen. Ik ga onmiddellijk naar de conclusies die ik eraan koppel.
Eerst en vooral wat de initiatieffase betreft, dus de handtekeningenverzameling en de indiening van het verzoekschrift, denk ik dat de stap naar digitalisering gezet kan worden. De technologie is beschikbaar, denk aan een beveiligde e-mail met een versleutelde bijlage voor de indiening van het verzoekschrift. Voor het handtekenen zou kunnen worden gewerkt met de elektronische identiteitskaart of op basis van de tool ‘itsme’. Hoe deze tools heel concreet gebruikt kunnen worden, laat ik meer in de diepte bekijken door de administratie Binnenlands Bestuur, met het oog op de vertaling ervan in een juridisch kader dat het gebruik ervan toelaat voor de volksraadpleging.
Ten tweede, wat de fase van de stemming betreft: ook hier ben ik voorstander van digitalisering, maar wel met een aantal randvoorwaarden. De kosten en baten moeten in evenwicht zijn en de veiligheid en geheimhouding van de stemming moet worden gegarandeerd. Er zijn theoretisch twee opties voor de digitalisering van de stemming.
De eerste optie is het gebruik van de stemcomputers voor de verkiezingen bij de volksraadpleging. Het regelgevend kader laat dit toe, maar de administratie meldt dat de stemcomputers daar technisch niet op voorzien zijn. Het ontwikkelen en testen van nieuwe software in de stemcomputers zal een aanzienlijk prijskaartje hebben. Aangezien deze computers nog maar een beperkte levensduur hebben, lijken die kosten niet verantwoord. U weet dat we die computers bijna aan het afschrijven zijn. Het is dus niet verantwoord om daar nu nog nieuwe, dure software op te ontwikkelen voor een beperkte levensduur. Bovendien zit de winst van de stemcomputers bij het tellen van de stemmen. Bij gemeenteraadsverkiezingen betekent dat een groot voordeel, omdat de stemming complex is. Maar bij een volksraadpleging moet men enkel ja- en nee-stemmen tellen. Dat gaat natuurlijk veel sneller, dat is veel minder tijds- en arbeidsintensief. Het voordeel van de digitalisering op deze manier zou minder groot zijn.
Naast die eerste optie, het gebruik van stemcomputers, is er voor de digitalisering van de stemming ook een tweede optie mogelijk: een nieuw systeem van internetstemmen toepassen bij een volksraadpleging. Het is belangrijk dat de Adviescommissie hier dezelfde garanties vraagt op het vlak van veiligheid, authenticiteit en geheimhouding als voor het internetstemmen. De Adviescommissie verwijst hier naar de studie over internetstemmen voor de verkiezingen van de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken. Ik heb u deel 1 van deze studie reeds overgemaakt. De experten stellen in die studie dat er vandaag geen systeem voor internetstemmen voorhanden is dat voldoende garanties kan bieden op het vlak van veiligheid en dergelijke.
Op basis van deze vaststellingen lijkt de digitale stemming bij volksraadpleging, hetzij met de stemcomputers, hetzij met internetstemmen op dit moment praktisch nog niet realiseerbaar. Ik vind dat we op dit punt echter wel nood hebben aan verdere diepgaande gedachtewisselingen met de experten. Het gaat over technisch complexe zaken. Ik heb in deze commissie reeds gesuggereerd om een gedachtewisseling te organiseren over internetstemmen bij verkiezingen. Ik denk dat internetstemmen bij de volksraadpleging daarbij ook aan bod kan komen. Beide raken elkaar immers, maar er zijn ook verschilpunten: een volksraadpleging is geen verkiezing voor een wetgevende assemblee en het is een eenvoudiger stemprocedé. Met andere woorden: moeten de veiligheidsvoorschriften echt even hoog liggen als bij het internetstemmen voor de verkiezingen? Of kunnen we voor een volksraadpleging opteren voor een minder ‘zwaar’ systeem van internetstemmen?
Ik vind dat vragen waarover we verder moeten denken op basis van deskundig advies. Dat zou een plaats kunnen krijgen in een gedachtewisseling, bijvoorbeeld in dit forum. Voorzitter, het is niet aan mij om dat te beslissen.
Tot slot moeten we ook breder kijken. De volksraadpleging wordt als instrument niet erg vaak gebruikt, omdat het een heel zware procedurele omkadering kent, maar het decreet over het lokaal bestuur biedt wel de mogelijkheid aan burgers om op een andere manier volksraadplegingen of een soortgelijk instrument te ontwikkelen. U weet dat de lokale besturen op basis van dat decreet andere digitale participatie-initiatieven kunnen nemen en daar zelf de voorwaarden voor bepalen. De kaderregeling van artikel 304 van het decreet Lokaal Bestuur laat dit toe.
In de praktijk leidt dit tot een aantal boeiende voorbeelden. In mijn eigen stad hebben we bijvoorbeeld een burgerpanel opgestart, waarbij burgers via loting geselecteerd worden om te debatteren over een specifiek thema. Na het voeren van de debatten, waarbij de burgers ondersteund worden door experts, maken ze een advies op voor de gemeenteraad. Ik verwijs ook naar het digitale referendum georganiseerd door de stad Kortrijk. Het was geen gemeentelijke volksraadpleging in de zin van het decreet Lokaal Bestuur. Niet minder dan 9880 Kortrijkzanen lieten hun stem horen bij de vraag of een maandelijkse autovrije zondag een goed idee is. Dit verliep wel degelijk digitaal en was een succes. Het lijkt mij nuttig om dit soort van voorbeelden meer in de diepte te bekijken. Als laatste voorbeeld geef ik er een uit mijn eigen ervaring: in de stad Mechelen hebben we ooit een referendum georganiseerd over de vraag of de Sint-Romboutstoren zijn historisch uurwerk al dan niet moest terugkrijgen. Duizenden mensen hebben eraan deelgenomen. Dat was geen volksraadpleging in de strikte betekenis van het woord, maar het stadsbestuur had zich op voorhand wel geëngageerd om zich neer te leggen bij het resultaat van de volksraadpleging, ongeacht hoeveel mensen er zouden stemmen. Ik denk dat 20 procent van de Mechelaars was komen stemmen, te weinig voor een echte volksraadpleging, maar de stad heeft zich wel neergelegd bij de beslissing van die raadpleging.
Deze praktijken delen en de lokale besturen daarbij ondersteunen, beschouw ik als een belangrijke opdracht. Daarom heb ik, in samenwerking met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), een ‘labo burgerparticipatie’ opgezet, waarbij ‘digitale democratie’ een van de drie hoofdcomponenten uitmaakt. Het labo loopt nog tot 2022, maar er worden wel tussentijdse updates gerapporteerd op de website van de VVSG. Ik nodig u allen uit om u daardoor te laten inspireren.
Mijnheer De Loor, ik hoop dat er toch een aantal belangrijke elementen van antwoord kunnen zijn op uw terechte vraag naar hoe we in de toekomst verder zullen omgaan met volksraadplegingen.
Ik wil even tussenkomen als voorzitter, omdat de minister verwijst naar een studie en naar studies. Inderdaad is er in een voorgaande vergadering afgesproken dat wij een gedachtewisseling zouden organiseren. Maar we wachten eigenlijk op twee studies. De eerste is inderdaad bezorgd, de tweede moet nog komen. Het is aan jullie: als jullie de eerste studie al willen ontvangen, dan sturen we die onmiddellijk door, geen enkel probleem. Die staat zelfs op het intranet. Ik zou wel willen vragen om daar geen vragen over in te dienen, maar te wachten tot de tweede studie binnen is, om een volwaardige gedachtewisseling te organiseren. Anders zitten we met horten en stoten te discussiëren. Het is niet aan mij om daar alleen over te oordelen. Ik hoor graag van jullie of jullie daar een andere mening over hebben.
De heer De Loor heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter. Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik vond het een goed advies rond volksraadplegingen dat de Adviescommissie heeft uitgebracht. Ik ben ook tevreden met uw antwoord. Ik ben blij dat u ook positief staat tegenover de digitalisering van dit proces. Het initiatief om een volksraadpleging te organiseren, kan inderdaad op een vrij eenvoudige manier. Daar vraag ik ook wel om de nodige aandacht te geven aan de mensen die minder vertrouwd zijn met het digitale werken. Dat is een bedenking die de Adviescommissie ook gemaakt heeft. Maar het heeft inderdaad een groot aantal voordelen. Het zal veel discussies vermijden tussen de indieners en de lokale besturen. Natuurlijk blijft de stemming zelf een probleem. Op korte termijn is dit niet haalbaar. Maar het is goed dat er zeker verder over gebogen wordt en dat het voorwerp zal uitmaken van een gedachtewisseling in onze commissie.
Minister, ik heb nog een paar bijkomende vragen over het initiatief dat vrij snel kan worden georganiseerd en geïmplementeerd. Ik wil erop aandringen om daar snel werk van te maken. Hoe ziet u de volgende stappen daartoe? Welke timing kunt u daarop plakken?
De heer Van Miert heeft het woord.
Ik dank de minister voor zijn antwoord en de heer De Loor voor zijn vraag, want dit is inderdaad een punt waar we zeker aan moeten werken. Die volksraadpleging blijft immers een manier om de burgers, in eerste instantie bij het lokale beleid, te betrekken. De verwachtingen over de invulling van het advies dat zij geven, zijn natuurlijk altijd hooggespannen. Niettemin is het een belangrijk instrument voor de toekomst, zeker met de digitale middelen die ons nu ter beschikking staan.
Het lokale bestuur waar die referenda zoveel kunnen betekenen voor kleine heikele punten, heeft deze periode precies aangetoond te kunnen omgaan met de nieuwe digitalisering: digitaal vergaderen, digitaal stemmen, werkbladen openen waar men samen aan kan werken. We zijn daar goed mee bezig, maar net als de heer De Loor zegt, moeten we ook de mensen die digitaal niet helemaal mee zijn, omdat ze daar zelf voor kiezen of daar de middelen niet toe hebben, meenemen en dus gaan voor dat hybride gebeuren.
Zolang wij geen zekerheid kunnen geven over authenticiteit, over een goede manier van handtekenen, is enig voorbehoud, zeker inzake stemmen, maar ook voor volksraadplegingen, aangewezen. We zullen ons daar in de toekomst zeker nog over kunnen informeren en daarover kunnen beraadslagen.
De heer Buysse heeft het woord.
Dit is inderdaad een interessant onderwerp. Wij vinden de volksraadpleging ook heel belangrijk als een van de instrumenten in het kader van de directe democratie. Maar zoals de minister zegt, wordt het niet zoveel gebruikt. Een van de hoofdredenen daarvoor is natuurlijk het vele werk dat moet gebeuren voor men tot die volksraadpleging komt, waaronder het verzamelen van handtekeningen. Maar ik denk dat de tool om daar een mouw aan te passen eigenlijk al beschikbaar is.
Bij de vorige verkiezingen was het bij de indiening van de voordrachtakten, ook wanneer men door een x-aantal kiezers moest worden voorgedragen, mogelijk om via de elektronische handtekening van die kiezers aan dat aantal te komen. Een volksraadpleging zal misschien een groter aantal moeten kunnen bereiken, maar het zou wel heel nuttig zijn zich daarop te baseren.
Minister, is dat systeem onderzocht? Is dat de basis waarop kan worden gewerkt? Werkte dat goed bij de indiening? Voor ons, de klassieke partijen, was dat van minder belang omdat het meestal uittredende mandatarissen zijn die handtekeningen zetten. Maar het kan interessant zijn om na te gaan wat er is gebeurd met die partijen die zich vooral moeten baseren op de handtekeningen van voordragende kiezers. We zijn zeker voorstander om dit te onderzoeken en dit, indien mogelijk, op korte termijn te implementeren.
Wat het uitbrengen van de stem betreft, zijn wij eerder een koele minnaar van een digitaal systeem omdat het geheim van de stemming zo belangrijk is. Men kan het technisch perfect organiseren dat men van thuis anoniem kan stemmen, maar men kan nooit garanderen dat de sociale druk niet meespeelt. Wanneer mijn kinderen thuis moeten stemmen en vader staat over de schouder mee te kijken, dan is dat moeilijker dan wanneer zij hun stem alleen kunnen uitbrengen in een stembureau. Minister, wat is uw mening daarover?
De heer Warnez heeft het woord.
Ik dank de heer De Loor voor zijn vraag. Ik treed de minister bij dat heel wat lokale besturen intussen op een moderne manier aan burgerparticipatie doen, de ene wat meer dan de andere. En dan denk ik dat het aan de Vlaamse overheid, aan ons is om die sterk participatieve gemeenten te blijven triggeren door innovatieve projecten – en dat doet u, minister – maar ook om de minder sterke leerlingen van de klas een duwtje in de juiste richting te geven. Ik houd dus nogmaals een pleidooi om die mindere leerlingen zeker mee te nemen in dat labo of in projectsubsidies.
Daarnaast is het onze taak als decreetgever om een minimumgrens voor te schrijven op het vlak van participatie, en dat is onder meer die volksraadpleging. Ik geloof oprecht dat, wanneer straks de opkomstplicht wordt afgeschaft, die volksraadpleging of die burgerparticipatie tout court nog belangrijker kan worden dan voordien, omdat we dan nog meer burgers permanent, continu en snel kunnen betrekken bij het beleid. En dan is het goed dat we stappen zetten in de richting van de modernisering en digitalisering van die volksraadpleging. We zijn het er allemaal over eens dat de procedure verouderd is en niet meer van deze tijd. Persoonlijk vind ik zelfs het woord een beetje ouderwets klinken maar dat is misschien minder belangrijk.
Door de stroeve en dure procedure die de schriftelijke volksraadpleging vandaag is, zijn in het Decreet Lokaal Bestuur een aantal beperkingen ingeschreven. Zo mag een volksraadpleging maar om de zes maanden worden ingeroepen en mag ze maximum zesmaal per bestuursperiode worden georganiseerd. Dat is niet evident wanneer men dat instrument flexibel en permanent wil kunnen inzetten voor de burgers en de burgerparticipatie. Minister, kunt u dit opnemen in het onderzoek? Kunnen we een aantal beperkingen wegwerken zonder de waarde van de volksraadpleging te verminderen?
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, op 23 februari hebben de heer Warnez en ikzelf de minister een vraag gesteld over die studie over online stemmen. Verkiezingen zijn natuurlijk de hoogdag van onze democratie, maar misschien kunnen we de link leggen en bekijken of dat ook niet mogelijk is voor bijvoorbeeld volksraadplegingen. Ik dank de heer De Loor voor zijn vraag, we delen dezelfde interesse en dat is natuurlijk altijd plezant.
Er was al afgesproken dat er een gedachtewisseling zou komen en ik wil er dan ook op aandringen dat die er effectief komt, liefst voor de zomer. We zien dan wel wanneer die tweede studie er komt.
Ik begrijp de bezorgdheid wanneer het gaat over verkiezingen, maar ik geloof echt wel dat er in het kader van volksraadplegingen mogelijkheden zijn. Ik stel vast dat vandaag al heel wat gemeentebesturen aan het experimenteren zijn met een soort van digitale raadpleging, via Facebook, Hoplr of andere socialemediakanalen. En ik weet dat dat dan indicatieve stemmingen zijn die natuurlijk niet de waarde hebben van een volksraadpleging, maar men voelt toch die druk van onderuit. We kunnen die maar beter volgen en onze regelgeving inzake volksraadplegingen aanpassen.
Ik ben blij om bij de collega’s van de meerderheidsfracties maar ook bij anderen te horen dat we misschien die hele regelgeving over referenda eens tegen het licht moeten houden en naar de 21e eeuw vertalen. Digitalisering speelt daar een heel belangrijke rol in. Ik kijk uit naar de gedachtewisseling en ik ben blij dat de minister ook op dat spoor zit. Ik denk dat we daar deze legislatuur een aantal belangrijke stappen vooruit zouden kunnen zetten.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, dit is een echt interessant debat dat ons natuurlijk allemaal enorm bezighoudt.
Wat de tweede studie betreft waar de voorzitter naar verwezen heeft, heeft federaal minister Verlinden gezegd dat die in de tweede helft van de maand mei wordt opgeleverd. Ik denk dat we die dan ook zullen krijgen. Op dat moment beschikt de commissie over alle informatie om, wanneer ze dat verstandig acht, daarover een hoorzitting met experten te organiseren. Als minister kan ik daar niet instrueren maar ik zou het in elk geval boeiend vinden om van hen te horen wat kan en niet kan en het debat daarover verder uit te diepen. Dat is een eerste belangrijk element.
Mijnheer Buysse, er was al een tool gemaakt voor 2018, maar die is toen nog niet gebruikt, omdat men nog te weinig tijd had. Daar is dus ook nog geen echte evaluatie van. Die tool kan ook niet, zo heb ik ondertussen begrepen van de administratie, één op één toegepast worden op de initiatieftool voor een referendum. Alleszins zijn daarvoor de technologische randvoorwaarden wel beschikbaar. Dat blijkt ook uit het advies.
Ik heb de administratie gevraagd om de zaken technisch verder uit te pluizen. Ik zou in het najaar naar de regering willen gaan met een voorstel. Het is evident dat ik daarover mijn collega's in de regering moet raadplegen en dat we daar op één lijn moeten raken. Maar mijn voorstel zou zijn dat ik in het najaar het debat initieer in de schoot van de regering, om te kijken of wij de initiatieffase van een volksraadpleging niet kunnen digitaliseren. Ik denk dat daar weinig echt fundamentele discussies over zijn.
En dan zijn er een aantal vragen die wat verder gaan. Kunnen we dat instrument niet beter valoriseren? Er is een stroeve procedure. Moeten we niet nog wat drempels wegwerken? Ik vind dat een interessant debat. We moeten dat debat zeker kunnen voeren. Alleen leert mijn ervaring me dat je naast het besluit Volksraadpleging ook bevragingen kunt organiseren bij een bevolking die je als gemeentebestuur als bindend ervaart. Want ook een volksraadpleging is eigenlijk niet bindend. Een volksraadpleging blijft een adviserend instrument. Het schepencollege kan nog altijd zeggen dat het daarmee aan de slag gaat. Wij hebben in Mechelen geregeld volksraadplegingen georganiseerd. Soms is dat op microschaal, bijvoorbeeld een straat die moet worden heraangelegd: bent u het daarmee eens of niet? Daarbij heeft het schepencollege altijd de positie ingenomen dat we de uitslag als bindend beschouwen. Wij gaan niet achteraf nog eens zelf kijken of we het nu eens zijn met het resultaat of niet. Neen, als we de mensen bevragen, is het bindend.
Ik herinner mij een referendum dat we georganiseerd hebben in een wijk in Mechelen, Nekkerspoel. Daar hebben tweeduizend burgers aan deelgenomen. Dat ging over circulatie. Een verkeerscirculatieregeling, dat is vaak erg uitdagend op lokaal vlak. Daarbij hebben wij ons op voorhand geëngageerd en gezegd dat we ons erbij zouden neerleggen. Het torenuurwerk: zesduizend Mechelaars, wij hebben ons daarbij neergelegd. Ik heb in mijn twintig jaar burgemeesterschap misschien wel vijftig tot honderd referenda georganiseerd, samen met mijn schepencollege, over allerlei discussies. Maar we hebben dat eigenlijk nooit gedaan in het sjabloon van de volksraadpleging, om de eenvoudige reden dat dat een tamelijk zware procedure is, die ook heel kostelijk is en die veel vraagt, maar die meer waarborgen in zich houdt op het vlak van objectiviteit, correctheid en al wat je wilt. Laat dat ook wel duidelijk zijn. Dat is een andere procedure.
Ik ben er absoluut voorstander van om over die volksraadpleging en misschien aanverwante instrumenten grondiger van gedachten te wisselen en te kijken wat daar extra kan. Want ik geloof echt dat rechtstreekse democratie een prachtig complement is. Het kan de representatieve democratie niet vervangen, maar kan wel een enorm sterke aanvulling zijn op die representatieve democratie. In tal van gevallen kan het burgers eigenlijk meer, beter en rechtstreekser betrekken bij het bestuur, en zeker bij het lokale bestuur. Ik wil daar dus met heel veel openheid en heel veel voluntarisme naar kijken.
Met betrekking tot de initiatieffase, mijnheer De Loor, zal ik dus in het najaar naar de regering gaan. En wat de verdere bespreking ten gronde betreft, en de bezorgdheden die men daarover heeft, is mijn suggestie om, zodra u het tweede deel van het rapport hebt, dat in de schoot van de commissie te bespreken met experten, zodat je daar als commissie en als parlement verder een inhoudelijke positie in kunt innemen.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden dat de vraag er opnieuw een breder debat van maakt over volksraadplegingen en hoe we de betrokkenheid van burgers bij de politiek kunnen verhogen.
Om naar de essentie van de vraag terug te keren: ik denk dat we moeten inzetten op een hybride systeem, omdat we op die manier ook tegemoetkomen aan de verzuchtingen en bekommernissen die de adviescommissie heeft geuit met betrekking tot mensen die minder vertrouwd zijn met het digitale.
Collega Van Miert heeft inderdaad verwezen naar een aantal voordelen van het digitaal werken en van hoe veerkrachtig de lokale besturen, maar ook dit parlement, zijn geweest om een paar versnellingen hoger te schakelen in de digitale wereld naar aanleiding van corona. Maar met de cyberaanval van vandaag aan de figuurlijke overkant van de straat, zijn er misschien nog een aantal bedenkingen bij. Dat wijst ook nog eens op de tekortkomingen.
Minister, ik volg het zeker verder op. Het is goed dat u na de zomer de nodige initiatieven zult nemen rond het digitaliseren van het initiatief van de volksraadpleging.
Het ging hier tot slot ook over de hoogmis van de democratie, de verkiezingen. Ik stel jammer genoeg vast dat deze Vlaamse Regering de opkomstplicht zal afschaffen. Op die manier zullen een aantal doelgroepen minder aan bod komen in de politiek. Ik betreur dat ongelooflijk. We zullen het daar in deze commissie ongetwijfeld nog verder over hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.