Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Meester heeft het woord.
Vanuit welzijnsorganisaties krijgen wij sinds enige tijd noodkreten specifiek over de situatie van grote gezinnen op de huurmarkt. De huurmarkt is sowieso problematisch voor grote gezinnen. Er is een grote krapte aan woningen voor grote gezinnen.
Tijdens de coronacrisis is er een verhoogde vraag ontstaan naar de woningen die zij nodig hebben: huurwoningen met een groter woonoppervlak, meer kamers en in het beste geval een minimum aan buitenruimte. Als je met kinderen opgesloten zit in een lockdownsituatie, is het logisch dat die vraag er is. Door de rush naar dit soort woningen in het algemeen komen grote gezinnen met een beperkt budget in een nog moeilijkere situatie terecht.
Er zijn momenteel niet zoveel cijfers voorhanden over de specifieke situatie van grote gezinnen. Bijvoorbeeld in het Pajottenland trok sociaal verhuurkantoor Webra in februari van dit jaar aan de alarmbel. Ze zeggen dat in het Pajottenland, waar zij actief zijn, het aantal gezinnen met een grote woonnood negen keer groter geworden in vergelijking met 10 jaar geleden. Dat is toch een cijfer waar je van achterovervalt. Als ik luister naar de signalen die ik krijg vanuit het middenveld, dan vermoed ik dat dit niet alleen problemen zijn in het Pajottenland maar eigenlijk in heel Vlaanderen.
Minister, begin juli 2020 werd een projectoproep gelanceerd voor de creatie van noodwoningen. Kunt u toelichten hoeveel van die noodwoningen specifiek voor grote gezinnen bestemd zijn? Ik weet dat er daarnaast ook wordt gewerkt aan een nieuwe projectoproep voor noodwoningen. Acht u het daarbij opportuun om extra aandacht te hebben voor de doelgroep van grote gezinnen die op zoek zijn naar een woning?
Ik denk dat wij op langere termijn ook moeten inzetten op meer sociale woningen voor grote gezinnen. Het is niet zo dat er momenteel weinig van dergelijke woningen zijn, maar er komen er wel heel weinig vrij. We kunnen dus met het aanbod dat vrijkomt niet aan de acute vraag voldoen, waardoor het aandeel grote gezinnen op de wachtlijsten erg groot is. Zult u, gezien de effecten van de coronacrisis, bijkomende maatregelen nemen om de inspanningen voor grote gezinnen in de sociale huisvesting te vergroten?
Er zijn natuurlijk nog andere manieren om tegemoet te komen aan grote gezinnen, zoals een huurpremie of huursubsidie. Ziet u andere mogelijkheden binnen het woonbeleid om een oplossing te vinden voor die toegenomen woonnood voor grote gezinnen sinds de coronacrisis?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor uw vraag, mijnheer De Meester.
Het agentschap Wonen-Vlaanderen brengt de gegevens over de goedgekeurde projectvoorstellen in kaart tegen het webinar over noodwoningen van 12 mei, waaronder ook het aantal projectvoorstellen van lokale besturen dat betrekking had op de creatie van noodwoningen voor grote gezinnen. Parallel bereid ik momenteel samen met het agentschap de tweede projectoproep noodwoningen voor. Ik zal in het licht daarvan ook bekijken of bepaalde woningtypes, bijvoorbeeld woningen voor grote gezinnen, extra gestimuleerd moeten worden. Ook daarover gaan we meer informatie geven op het webinar.
Zoals u weet, is een differentiatie van woningtypes noodzakelijk om tegemoet te komen aan de woonbehoefte van verschillende types en samenstellingen van gezinnen. Er moeten dus verschillende woningtypes worden bijgebouwd. SHM’s moeten volgens het huidige draaiboek prestatiebeoordeling de wachtlijsten regelmatig kwalitatief en kwantitatief evalueren om de projecten af te stemmen op de vraag. Er wordt met andere woorden van hen verwacht dat ze bouwen in functie van de kandidaat-huurders op de wachtlijst. Indien er dus een groot aantal grote gezinnen op de wachtlijst staat, moeten zij hun aanboduitbreiding ook voldoende richten op die grote gezinnen en dus grotere woningen bijbouwen. Die doelstelling zal worden overgenomen naar de doelstellingen van de toekomstige woonmaatschappijen.
Het bijkomende aanbod zal natuurlijk niet uitsluitend gericht zijn op grote woningen, want u weet dat er ook grote vraag is naar andere woningtypes, onder meer door de gezinsverdunning. Naast de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) kan ook van sociale verhuurkantoren (SVK’s) worden verwacht dat zij private woningen verhuren volgens de profielen op de wachtlijst.
Daarnaast hebben we ook de aanpak van onderbezetting om bestaande grote huurwoningen die niet meer door een groot gezin worden bewoond, vrij te maken. Voor sociale huurovereenkomsten van voor 1 maart 2017 is er de onderbezettingsvergoeding, die onderbezette sociale huurders stimuleert om te verhuizen naar een kleinere woning. Voor sociale huurovereenkomsten vanaf 1 maart 2017 zijn er de tijdelijke huurovereenkomsten. Ook dat moet ertoe bijdragen dat grote gezinnen op de wachtlijst vlotter kunnen instromen.
De instrumenten om het aanbod van bepaalde types woningen te beïnvloeden, zijn beperkt. De grootste hefboom ligt bij het sociale woonaanbod, waar we, zoals bleek bij uw vorige vraag, effectief rekening houden met de vraag naar grote woningen. We investeren, zoals u weet, ook recordbedragen in sociale woningbouw, zodat er effectief een gediversifieerd sociaal huuraanbod bij komt. Op het sociale huuraanbod kunnen we dus effectief sturen naar woningtype.
Op de private markt hebben we daar geen instrumenten voor. Wel zijn er de verschillende huurtoelagen om gezinnen met een beperkt budget te ondersteunen.
De heer De Meester heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. U hebt natuurlijk volledig gelijk dat we het best en het meest duurzaam kunnen sturen via het sociale woningaanbod, door daarin meer ruimte te voorzien voor sociale huurwoningen. Voor grote gezinnen zijn de cijfers nu echt wel heel slecht. Ik denk dat we daar echt zeer duidelijke keuzes in zullen moeten maken en een versnelling hoger zullen moeten schakelen.
Ik ben inderdaad benieuwd naar het webinar van 12 mei en wat daarin allemaal op tafel zal komen. We zullen dit dus zeker verder opvolgen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik heb u een vorige keer ook al bevraagd over noodwoningen, in het bijzonder na de evaluatie van de eerste projectoproep. Net zoals collega De Meester kijk ik dus ook uit naar die eerste evaluatie. Ik heb de vorige keer ook al het probleem geschetst van de grote regionale verschillen. Dat hoeft niet één op één te betekenen dat die projectoproep niet bekend is. Er zullen ook wel andere redenen zijn, bijvoorbeeld dat er al een bepaald aanbod is in een gemeente of stad. Ik denk wel dat dat iets is dat we misschien van dichterbij en diepgaander moeten bekijken.
Ik denk dat het ook niet slecht is dat er een soort van minimaal aanbod wordt uitgewerkt voor grote gezinnen per streek, per gemeente. Misschien is het interessant om die vraag ook mee te nemen in een volgende evaluatie. Wie weet kan daar volgende week al een antwoord op gegeven worden.
Ik heb nog een bijkomende vraag omtrent het matchen van de vraag naar noodwoningen en het aanbod. Noodwoningen zijn bedoeld voor noodsituaties en crisissituaties, waarvan we niet graag hebben dat ze voorkomen. We willen dat ze zo weinig mogelijk voorkomen. Maar hebt u er zicht op welk streefdoel van noodwoningen gemeenten en steden moeten hebben? Ik denk dan in termen van tienduizend inwoners. Volgens mij heb ik die vraag ook al eens gesteld. Of wilt u daar liever geen streefdoel op zetten en moeten we echt kijken waar de nood is?
Wat betreft de sociale woningen voor grote gezinnen, maakt u een goed punt wanneer u aangeeft dat de werkingen van de SVK’s en de SHM’s elkaar aanvullen om de gaten of eventuele lacunes die er zijn, op te vangen met het bestaande aanbod. Dat is een oefening die met de eengemaakte woonactor nog veel efficiënter zal verlopen.
U haalde de onderbezettingsvergoeding aan. Hebt u er een zicht op hoe vaak die onderbezettingsvergoeding al is toegepast? Zijn daar cijfers over? Is daar een soort van evaluatie van?
Minister Diependaele heeft het woord.
De heer De Meester had geen echte bijkomende vraag.
Mevrouw Verheyen, eerst en vooral, de oproep rond de noodwoningen was wel degelijk een groot succes. We hebben daar veel meer ingestoken dan initieel gepland. Dat is echt wel een succes geweest. Bij de toekenning wordt ook altijd gekeken naar de nood in de regio of in de stad. Dat wordt ook meegenomen. Ik kan u dat natuurlijk niet van buiten zeggen. Ik weet niet precies welk marges daar gebruikt worden, maar daar wordt wel naar gekeken.
De cijfers van de onderbezettingsvergoeding zijn voorhanden, maar ik heb die niet onmiddellijk bij de hand. Ze kunnen wel worden gegeven. Ik stel voor dat u daarover een schriftelijke vraag stelt.
De heer De Meester heeft het woord.
Ik heb niet echt meer een slotbeschouwing, voorzitter. We zullen dit debat verder voeren met de informatie die we zullen krijgen via het webinar. Het is niet de laatste keer dat we daar in de commissie over debatteren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.