Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
In 2017 publiceerde Flows de gegevens van een studie van Transport Bis, waaruit bleek dat West-Vlaanderen tegen 2025 nood heeft aan 72 hectare extra watergebonden terreinen. Die terreinen zijn nodig om de groeiende watergebonden goederenstromen op te vangen en de opportuniteiten voor de binnenvaart volledig te benutten. In concrete cijfers hadden we in 2017 31,8 hectare aan watergebonden grond ter beschikking in onze provincie, maar er is nood aan ongeveer 100 hectare.
Naar aanleiding van die studie poneerde de provinciale ontwikkelingsmaatschappij (POM) van West-Vlaanderen dat ze samen met De Vlaamse Waterweg, de West-Vlaamse Intercommunale (WVI) en Intercommunale Leiedal een gedragen strategie wilde ontwikkelen omtrent de valorisatie van de waterwegen en watergebonden ruimte. Ze wilden daarmee onder meer inspelen op de kansen die het project Seine-Schelde in de toekomst voor de regio biedt.
Momenteel zijn we volop bezig met de ontwikkeling van projecten in het kader van de Seine-Scheldeverbinding, maar de vraag viel niet stil. In 2019 riep de voorzitter van De Vlaamse Waterweg op om meer watergebonden gronden te voorzien. Opvallend daarbij: niet alleen voor West-Vlaanderen, maar uitdrukkelijk voor heel Vlaanderen.
In het regeerakkoord lezen we hierover: “Watergebonden bedrijventerreinen rusten we waar mogelijk uit met kaaimuren, waar de overslag van goederen in bulk, in containers of op paletten kan gebeuren.” In de beleidsnota werd dit dan verder uitgewerkt en staat: “In economisch belangrijke regio’s is een voldoende aanbod aan watergebonden bedrijventerreinen immers cruciaal om een verdere modal shift naar de waterweg mogelijk te maken.”
Hoe evalueert u de huidige hoeveelheid watergebonden grond?
Op welke manier kan Vlaanderen in meer watergebonden gronden voorzien, onder andere in het kader van de extra relancemiddelen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Fournier, bedankt voor uw vraag. De watergebonden bedrijventerreinen zijn uiteraard ook zeer belangrijk.
Ik heb het daarstraks nog gezegd: het beleid is erop gericht om de binnenvaart als transportmodus te versterken. Dat betekent enerzijds volop investeren in onze infrastructuur, maar het is inderdaad evenzeer van belang om langs onze waterwegen over een voldoende aanbod aan watergebonden terreinen te beschikken, zodat zoveel mogelijk bedrijven daar gebruik van kunnen maken.
U weet ook dat het aanbod aan watergebonden bedrijventerreinen momenteel eerder beperkt is en dat beschikbare terreinen snel worden ingenomen door bedrijven, zodra deze op de markt komen. We willen het aandeel van de binnenvaart beduidend verhogen, maar dan moet het zaak zijn om met alle actoren te ijveren voor een voldoende ruim aanbod aan watergebonden bedrijventerreinen te ontwikkelen. Alle initiatieven daaromtrent zijn zeker relevant, ook de studie van Transport Bis waar u naar verwijst.
Op welke manier willen we zorgen voor meer watergebonden bedrijventerreinen? U kent wellicht het verhaal van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA), waar helaas al een aantal terreinen uit geschrapt zijn. De laatste update daarover stond als mededeling geagendeerd op de ministerraad van 18 december 2020. Met de stuurgroep blijven we erover waken dat de overige bedrijventerreinen voorzien voor ontwikkeling langs het Albertkanaal, zo snel mogelijk ontwikkeld kunnen worden. Waar er een planproces nodig is, moet ik ook verwijzen naar collega Demir.
De Vlaamse Waterweg nam recent het initiatief voor de opstart van het Economisch Netwerk Seine-Schelde, een overkoepelende economische netwerkstructuur met publieke en private stakeholders binnen het werkingsgebied van het Seine-Scheldeprogramma. Zo zorgen we ervoor dat ook daar een verdere uitrol mogelijk is van watergebonden economische activiteiten is.
Als u specifiek vraagt naar de relancemiddelen: we hebben een aanzienlijk bedrag uitgetrokken om het verhaal van de kaaimuren te versterken. De kaaimuren zijn, zoals de directeur-generaal van De Vlaamse Waterweg ze altijd noemt, als het ware de op- en afritten van onze waterwegen. De kaaimuren moeten er zijn om gebruik te maken van onze waterwegen en daarom zetten we daar ook volop op in. Dat gebeurt via publiek-private samenwerking (PPS) en cofinanciering. Maar ik denk dat u dat verhaal wel kent. Daar zijn dus extra middelen voor uitgetrokken, uit het relanceplan, naast de middelen voor het verhogen van de bruggen over het Albertkanaal en het verhaal van het netwerk Seine-Schelde.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
De middelen die naar de Seine-Scheldeverbinding, naar het Albertkanaal of naar de vele andere waterwegen gaan, zijn immens. We hebben die middelen ook nodig, als we ten volle willen inzetten op dat transport via het water en de modal shift.
Minister, veel bedrijven die aan het water liggen, maken echter nog geen gebruik van het watertransport. Als we kijken naar de cijfers van 2017, dan zien we dat van de 903 hectare watergebonden bedrijventerreinen in West-Vlaanderen, slechts 210 hectare ingevuld wordt door bedrijven die effectief gebruikmaken van de waterweg. Volgens die cijfers moet voor 225 hectare van die watergebonden terreinen eerst nog geïnvesteerd worden in ontsluiting – daar verwijst u wel naar de kaaimuren.
Door een betere en meer functionele invulling van de huidige watergebonden bedrijventerreinen zou het huidige aanbod waarschijnlijk misschien wel vertienvoudigd kunnen worden. Daarom is er niet alleen de vraag naar meer terreinen maar ook naar hoe we de terreinen die er al zijn, efficiënter gaan invullen, zodat bedrijven het water kunnen gebruiken. Plant u nog initiatieven om een heroriëntering van die bedrijven … (Het geluid van Martine Fournier valt weg.)
Minister Peeters heeft het woord.
Mevrouw Fournier, het is inderdaad goed dat we zoveel mogelijk bedrijven laten aansluiten op de Vlaamse waterwegen. Er zijn vandaag nog een aantal bedrijven die er niet optimaal of zelfs geen gebruik van maken. Wat dat betreft denk ik dat zeker dat netwerk van De Vlaamse Waterweg van belang is, want zo worden heel wat bedrijven en stakeholders samengebracht en kan men kennis delen en informatie uitwisselen om zo nog meer bedrijven te overtuigen van het gebruik van water. Ook het Vlaams instituut voor de Logistiek (VIL) neemt tal van initiatieven om ervoor te zorgen dat meer bedrijven de weg naar De Vlaamse Waterweg vinden.
Kortom: tal van initiatieven zijn wat dat betreft van belang om er nog meer reclame voor te maken, om nog meer bedrijven te sensibiliseren, te stimuleren, maar uiteraard ook te subsidiëren en te faciliteren om echt te kiezen voor de Vlaamse waterweg. We moeten er dus volop op blijven inzetten.
Als we straks die randfenomenen erbij kunnen halen, zoals de automatisatie van de sluizen, het zeven dagen op zeven open zijn van die sluizen en de pompen die altijd, ook bij droogte of waterschaarste, een vlotte doorgang aan onze sluizen kunnen garanderen, zijn dat natuurlijk belangrijke aspecten die allemaal de betrouwbaarheid verhogen. En ook het verhogen van de bruggen, waardoor de vierlagige containerschepen straks over het Albertkanaal kunnen varen, is een facet dat er mee toe bijdraagt dat toch meer bedrijven kiezen voor de watersnelwegen in plaats van voor de congestiegevoelige wegen die we kennen en waar vaak heel wat vrachtwagens in rij na elkaar staan.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, in de conceptnota Vlaamse havenstrategie wordt verwezen naar die watergebonden bedrijventerreinen en de zogenaamde achterlandhubs. We hebben altijd gezegd dat het een mooi principe is om via de uitbouw van een performant en logistiek transportnetwerk met de multimodale knooppunten en de intermodale achterlandhubs assen te creëren om het goederenvervoer te bundelen. Dat gaat natuurlijk gepaard met heel wat infrastructuurwerken en men zal die hubs zo veel als mogelijk en praktisch haalbaar is op de spoorweg, en uiteraard ook op de binnenvaart, moeten aanschakelen.
Mijn vraag gaat over de financiering. U hebt het in de eerste plaats over de pps-constructies, maar ik vraag me af of dat voldoende zal zijn. Bovendien zullen die hubs nog eens strategisch ingepland moeten worden, langs onze bevaarbare kanalen en rivieren. Zouden we voor die financiering ook bijkomend een beroep kunnen doen op de federale overheid, vooral toch indien die watergebonden terreinen ontsloten zouden kunnen worden via de spoorweg? Ik denk dat het een interessante piste kan zijn om daar ook financiële tussenkomsten uit de brand te gaan slepen.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Verheyden, u hebt inderdaad gelijk. We moeten al het mogelijke doen om zoveel mogelijk bedrijven richting die waterwegen te connecteren. Als we dat kunnen doen door hen mee te subsidiëren, dan moet dat ook verder bekeken worden. Inzake de hinterlandconnectiviteit: ook daar zijn bij De Vlaamse Waterweg nog een aantal plannen, maar die zijn vandaag nog niet pasklaar. Dus ik kan u daar vandaag nog geen details over geven. Alleszins blijft men daar volop op inzetten.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, in uw eerste antwoord verwees u naar uw collega Demir, minister van Omgeving. Ik kan me inbeelden dat er vergunningen nodig zijn voor bepaalde projecten, bijvoorbeeld voor de aanleg van bedrijventerreinen. Het is niet altijd evident om een evenwicht te vinden tussen economie en ecologie. We hebben dat ook al heel vaak aangekaart in de commissie. Dus ik hoop, minister, dat er ook ten volle ingezet wordt op de economie, langs de waterwegen. Want, nogmaals, de budgetten die wij besteden aan de aanleg van de waterwegen zijn immens, dus het zou wel goed zijn dat de bedrijven daar ten volle alles kunnen benutten. Ik hoop dat er op tijd afgestemd wordt met uw collega om alles vlot te kunnen laten werken.
De vraag om uitleg is afgehandeld