Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Verheyden heeft het woord.
Na een recent arrest van de Raad van State, zijn de procedures tegen het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) waarin de sneltram langs de A12 werd opgenomen, van de baan. Daarmee krijgt het project tussen Willebroek en Brussel-Noord groen licht. Er moet echter nog een hele procedure doorlopen worden vooraleer de werken effectief kunnen starten.
Ondertussen worden ook de tramhalteomgevingen in Willebroek, Londerzeel, Wolvertem, Strombeek en Meise uitgewerkt. In 2022 wil men de vergunningen aanvragen en verkrijgen. Het jaar daarop wil men dan een aannemer zoeken om te beginnen met de werken. De minister maakt zich ondertussen sterk dat ze over de doorlooptijden zal waken.
Wanneer zou de tramlijn in gebruik genomen moeten worden?
Kan de realisatie van de tramhalteomgevingen ertoe leiden dat er alsnog procedures tegen het project worden opgestart?
Hoe wilt u garanderen dat de doorlooptijden gehandhaafd kunnen worden?
Zult u het innovatief plan ‘Mobiliteit Innovatief Aanpakken’ (MIA) toepassen op het vervolgtraject van project?
Kunt u toelichten hoe de toepassing van MIA in de praktijk uitgevoerd zal worden?
Bent u van mening dat de toepassing van MIA een belangrijke waardemeter zal zijn voor de geloofwaardigheid van het aangekondigde project ‘Mobiliteit Innovatief Aanpakken’?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Verheyden, dank u wel voor uw vraag over de sneltram langs de A12 tussen Willebroek en Brussel-Noord. Dit is uiteraard een belangrijk verhaal, waarop we volop willen inzetten.
Wanneer zou de tramlijn in gebruik genomen kunnen worden? We zijn allemaal natuurlijk zeer blij dat de bezwaren – er waren er een tweetal – definitief van de baan zijn en dat alles nu een verder verloop kan kennen. De Werkvennootschap zal alles in goede banen leiden en ervoor zorgen dat we hier vooruitgang kunnen boeken.
De volgende stappen zijn het aanvragen van de vergunningen en het opstarten van de procedures voor het aanstellen van een aannemer, met het oog op de start van de werken. Daarvoor hanteren we een indicatieve tijdslijn van eind 2023-begin 2024.
Kan er nog een procedure opgestart worden? Die zekerheid hebben we nooit. Men kan altijd nog tegen een omgevingsvergunning of tegen een project-MER (milieueffectrapport) gaan ageren. Gezien de huidige stand van zaken van de studies is er nog geen precieze planning van de werken, maar men rekent op een periode van vier à vijf jaar om alle infrastructuurwerken in het volledige tracé te realiseren.
Het is de bedoeling dat De Lijn de exploitatie voor haar rekening neemt. Die exploitatie is voorzien voor 2029-2030, ook weer afhankelijk van het precieze verloop van de omgevingsvergunning en de uitvoering van de werken.
Kan de realisatie van de tramhalteomgevingen ertoe leiden dat er alsnog procedures tegen het project worden opgestart? Ik heb het eigenlijk al gezegd: met de omgevingsvergunning en het project-MER kan het altijd gebeuren dat er nog ergens roet in het eten wordt gestrooid, al hopen we natuurlijk van niet, want iedereen is vragende partij voor die extra openbaarvervoerslijn.
Hoe willen we garanderen dat de doorlooptijden gehandhaafd kunnen blijven? U weet dat De Werkvennootschap altijd garant staat voor een heel heldere, transparante en constructieve communicatie naar alle mogelijke betrokkenen, om zodoende zoveel mogelijk angels weg te nemen en het draagvlak voor de plannen zoveel mogelijk te vergroten.
Wat de grondverwervingen betreft: ook daar zijn er al een aantal onderhandelingen gestart. En ook daar is er natuurlijk heel wat tijd nodig om die gesprekken te voeren. Daarom wordt er ook altijd voor gekozen om parallel met de procedures voor de omgevingsvergunning en de project-MER en de onteigeningsprocedures, ook de aanbestedingsprocedure te laten lopen, zodat men daar zoveel mogelijk tijd kan winnen.
MIA is qua infrastructuurwerk vooral gefocust op kleinschalige infrastructuur inzake onze fietsrealisaties en verkeersveiligheidsprojecten. Dat heeft dus geen betrekking op grootschalige infrastructuurwerken, zoals een nieuwe tramlijn. De bestuurlijke aanpak die we onder MIA willen doen – sneller, samen en alert – staat symbool voor alle infrastructuurwerken. Dat wordt in die zin wel verder uitgerold. We gaan dat eerst in een proeftuin doen, maar de bedoeling is dat straks elke vervoerregio zijn MIA-verhaal gaat krijgen. Die bestuurlijke aanpak kan ervoor zorgen dat infrastructuurwerken versneld kunnen worden uitgerold.
Tot slot vroeg u naar de geloofwaardigheid van het MIA-project en de waardemeter ervan. We horen allemaal geregeld dat er telkens heel wat verzuchtingen zijn vanuit het werkveld, maar ook bij burgers, weggebruikers en lokale besturen. Iedereen is altijd vragende partij dat de werken wat sneller worden uitgevoerd. Ik verwijs alleen maar naar de lange lijst van gevaarlijke punten. We willen die frustraties zo snel mogelijk wegwerken. Dat betekent ook: effectief overgaan tot infrastructuurwerken. En als er infrastructuurwerken zijn die gepaard gaan met rioleringswerken, nutsleidingen en dergelijke meer, en die soms een meerjarentermijn in beslag nemen, blijf ik erbij dat men nu al moet zorgen voor meer veiligheid, voor meer en betere comfortabele fietsinfrastructuur, door een aantal kleinschaligere infrastructuurwerken uit te rollen. Daarom willen we een planproces testen in een proefregio, om dat vervolgens op grote schaal te kunnen uitrollen.
Recent hebben we op de ministerraad ook al de principiële goedkeuring gehecht aan het verhaal van de regelluwheid rond die kleinschalige infrastructuurwerken. We hopen dat het straks ook de goedkeuring kan wegdragen van de diverse adviesinstanties en dat we er zo snel mogelijk weg mee kunnen, om er zodoende voor te zorgen dat een en ander sneller kan.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, er moeten nog een vijftal Hoppinpunten gerealiseerd worden langsheen het traject. Zijn de gemeenten die die Hoppinpunten zullen huisvesten, mee geconsulteerd inzake de inrichting van die punten? Wordt daar ook in alle infrastructuur voorzien? Ik denk daarbij aan fietsaansluitingen, voldoende parkings, eventueel elektrische laadpalen en dergelijke meer. Nu het verhaal van de elektrische wagens toch in opgang is, denk ik dat dat ook heel belangrijk is. Is daar allemaal rekening mee gehouden? Zijn de gemeenten geconsulteerd bij de inrichting van die Hoppinpunten?
De heer Bex heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord op de vraag van de collega. Wat de timing betreft, dacht ik in het antwoord op een schriftelijke vraag van collega De Coninck gelezen te hebben dat u ervan uitging dat de tramlijn tegen 2026 operationeel zou zijn. Begrijp ik het goed dat u daar vandaag voor een stuk op terugkomt en zegt dat het veeleer 2029 zal zijn? Alleszins is het heel belangrijk dat u erin slaagt om nog deze legislatuur de spade in de grond te krijgen en dat project echt van start te laten gaan. Ik hoop dat dat lukt. We zullen dat uiteraard blijven opvolgen.
Ik heb een paar punctuele vragen. Misschien zijn sommige te gedetailleerd. Dan zegt u maar dat ik er later op moet terugkomen.
Een van de beroepen bij de Raad van State is afgewezen. Bij het andere dacht ik dat er een dading was gesloten. Kunt u daar iets meer over vertellen? Wat is daar precies afgesproken? En wat heeft ons dat gekost als Vlaamse overheid?
Met betrekking tot de Hoppinpunten is er de overweging of de mogelijkheid dat de NMBS in de toekomst het treinstation van Londerzeel zou verplaatsen in de richting van de tramhalte daar. Voor zover ik het begrijp, zijn daar nog geen concrete plannen voor, maar is de hoop van de NMBS wel dat die mogelijkheid open wordt gehouden. Zult u daar verder rekening mee houden?
Kunt u ook iets zeggen over het ecoduct Neromhof dat, gekoppeld aan de plannen, zou kunnen worden ingericht? Wordt dat meegenomen in dit project?
Er is een digitale bevraging geweest van het agentschap Wegen en Verkeer (AWV) rond de zwarte punten aan de A12 van Schelle tot Wilrijk. Daaruit is naar voren gekomen dat de mensen die daarop antwoordden, zeer sterk vragende partij waren om een snelle tramverbinding te voorzien. Uit een vroegere maatschappelijke kosten-batenanalyse bleek dat het nog niet het moment was om daar al die tramlijn te leggen, maar nu blijkt dat daar zoveel mensen in geïnteresseerd zijn. Zult u, in het licht van de werken daar, ook een verdere studie organiseren naar het doortrekken van de tram vanuit Brussel naar Wilrijk, om ervoor te zorgen dat nog meer mensen gebruik zullen kunnen maken van die verbinding, waarmee voor een stuk ook de verkeersproblematiek in die buurt kan worden opgelost?
Collega’s, dit thema zal straks nog aan bod komen bij de voortgangsrapportage over de werken rond de Brusselse ring.
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt voor de bijkomende vragen. Mijnheer Verheyden, de vervoerregio’s, en dus ook de lokale besturen, worden sowieso betrokken bij de uitrol van de Hoppinpunten. Ik heb vorige week aan de administratie gevraagd om daar toch communicatief nog wat meer op in te zetten, want u weet dat we heel wat Hoppinpunten moeten realiseren en dat dat een belangrijke poot is van de hele uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid. We hebben er vorige week dus nog eens op aangedrongen om daar nog wat meer communicatie rond op te zetten, ook richting de lokale besturen, om hen warm te maken om zoveel mogelijk Hoppinpunten te realiseren. U weet dat wij daar een financiële ondersteuning voorzien voor de lokale besturen. We willen die daar dus zeker optimaal bij betrekken. Als een Hoppinpunt wordt ingericht op initiatief van De Lijn of van het agentschap Wegen en Verkeer, is het natuurlijk ook zaak om daar altijd de lokale besturen zeker bij te betrekken, al is het maar om vergunningstechnische redenen.
U maakt terecht een punt van de inrichting. Uiteraard moet daar ook volop ingezet worden op laadpaalinfrastructuur, omdat we volop de kaart trekken van de elektrische voertuigen. Maar daarnaast zal er ook plaats zijn voor deelmobiliteit, deelfietsen, deelauto's, het liefst ook weer elektrische auto’s. Kortom, dat wordt inderdaad allemaal mee opgenomen op die Hoppinpunten. U weet dat er kwaliteitseisen zijn bij de diverse vormen van Hoppinpunten. Daar wordt dat allemaal verder in bepaald. De lokale besturen zijn daar zeker ten volle bij betrokken.
Mijnheer Bex, ik weet niet van wanneer de schriftelijke vraag dateert waar u naar verwijst, maar alleszins is dit de timing die De Werkvennootschap nu naar voren schuift: enerzijds de aanvraag van vergunning en het opstarten van de procedures voor het aanstellen van de aannemer. En de start van de werken zal veeleer eind 2023, begin 2024 zijn.
Voor de volledige exploitatie moet de tramlijn van punt A tot punt B liggen. Er volgen nog heel wat onteigeningen. De exploitatie door De Lijn is gepland vanaf 2029, 2030. Ik heb de schriftelijke vraag niet bij me, maar dat is de laatste vooropgestelde timing door De Werkvennootschap.
Het klopt dat er twee procedures liepen tegen het gewestelijk uitvoeringsplan. Voor één daarvan is er inderdaad een dading gesloten. De juiste details heb ik niet bij me, maar we kunnen er desgewenst later op terugkomen, alsook op de andere vragen die u stelt.
De voorzitter heeft erop gewezen dat we straks een gedachtewisseling hebben met de Werkvennootschap, en zij is ook trekker in dit dossier. We kunnen daar zeker op ingaan. Ik zal de vragen nu al meenemen zodat ik er straks op kan terugkomen.
De heer Verheyden heeft het woord.
We hopen allemaal dat de werken zo snel mogelijk vooruitgaan. Het is belangrijk om de A12 te ontlasten en te zorgen dat er een vlotte verbinding komt tussen de regio Klein-Brabant en Brussel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.