Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, voor ik straks in de coulissen verdwijn, heb ik nog twee vragen. De eerste sluit voor een groot stuk aan bij die van daarnet, maar mijn uitgangspositie is het gesprek dat we in deze commissie hebben gehad over de Europese culturele New Deal. We spraken over de resolutie van 17 september 2020, waarbij onder punt 5 gepleit wordt om ten minste 2 procent te reserveren voor het herstel van de culturele en creatieve sector.
U hebt toen gezegd dat er daarvoor plannen waren en dat er voor het indienen voor dat Europese relanceplan eerst aan gedacht werd om onder meer digitaliseringsprojecten voor 10 miljoen euro te selecteren. Maar u hebt in dezelfde commissievergadering erkend dat u toch besloten hebt om die buiten de Europese middelen te houden, om eerder boekhoud-technische redenen, zoals ik dat hier nog even heb nagekeken. U hebt daarbij terecht – ik zal daarover straks geen misverstand laten bestaan – bevestigd dat in het relanceplan voor Vlaanderen heel wat middelen zijn uitgetrokken voor infrastructuur en digitalisering. Als ik het allemaal nog eens samentel, gaat het om 116 miljoen euro op een pakket van 4,2 miljard euro. Dat is heel veel. Ik ben daar absoluut niet tegen. Laat er daarover geen misverstand bestaan. Maar er is meer dan alleen infrastructuur en logistiek. Ik kom straks op mijn punt terug. Ik stel eerst mijn vragen.
Wil dat nu zeggen dat er voor de Europese faciliteit voor herstel en veerkracht, zoals dat officieel heet, geen enkel Vlaams cultuurproject is ingediend? U hebt al gezegd dat de normen van duurzaamheid en digitalisering zo hoog waren dat er niets in paste. Maar, met alle respect, inhoudelijk investeren in een sector is volgens mij minstens even duurzaam als investeren in de infrastructuur en de logistiek. Is er daar inderdaad niets van overgebleven?
Ik las in het rapport van het Planbureau over het project dat België heeft ingediend bij de Europese Commissie en waar het Vlaamse relanceplan een onderdeel van is, dat het amper jobs oplevert. Is er een inschatting gemaakt van hoeveel banen die Europese en Vlaamse relanceplannen potentieel kunnen opleveren voor de Vlaamse cultuur- en bij uitbreiding de evenementensector? Ik weet dat u zult antwoorden dat er in de bouwsector heel veel zal worden tewerkgesteld, maar ik heb al vaak meegemaakt dat lokale gemeentebesturen bij het bouwen van infrastructuur op het einde geen geld meer over hebben om die inhoudelijk en met mensen te bemannen. Daarom stel ik deze toch wel belangrijke vraag.
Ten slotte mijn kerngedachte en kernvraag: u hebt in dezelfde commissievergadering uitdrukkelijk gezegd dat u de vraag van de sector begrijpt om een bepaald percentage van de relancemiddelen aan cultuur te besteden, zeker omdat de culturele en creatieve sectoren enorm veel schade ondervinden. Ik wil dat nog eens beklemtonen, want op den duur durven we het bijna niet meer zeggen. Ik vraag me af waarom er in al die plannen – of het nu Europese of Vlaamse zijn – niet veel explicieter wordt ingezet op inhoudelijke, creatieve en artistieke innovatie, die effectief mensen aan het werk zet en/of verbeterde verlonings- en vergoedingsperspectieven biedt. Dat zijn toch twee waarden die ook duurzaam zijn, bijvoorbeeld in het robuuster maken van het reguliere cultuurbudget. Ik kijk uit naar uw antwoorden.
Minister-president Jambon heeft het woord.
In een eerdere commissievergadering, over vraag om uitleg nr. 2299, heb ik hierover al enige uitleg gegeven. U hebt daar ook naar verwezen. De Vlaamse Regering heeft beslist om de meeste culturele digitaliseringsprojecten toch niet in het Plan voor Herstel en Veerkracht te schuiven. Ik bedoel daarmee het luik dat naar Europa gaat. Er lagen technisch-budgettaire redenen aan de basis voor deze keuze. U kunt wel zeggen dat u dit duurzaam vindt, maar wij hebben heel iteratief met de Europese Commissie gewerkt om te kijken welke definitie van duurzaamheid zij hanteren.
Met het plan Vlaamse Veerkracht moeten we kijken naar de volle 4,3 miljoen euro. We hebben bij alle projecten die die 4,3 miljoen euro uitmaken, redelijk opportunistisch gekeken met welke projecten we het zekerste zijn dat ze door Europa zullen worden gevalideerd, zodat we die 2,3 miljard euro van Europa kunnen binnentrekken. Mij zal het worst wezen of dat project 1, 7, 88 of 93 is. Op het einde van de rit wil ik de 2,3 miljard euro ter beschikking hebben om alle projecten te kunnen verwezenlijken. Dat is een opportuniteitskeuze. Na het iteratieve proces met Europa zijn we zeker dat we met deze projectfiches uit de grote hoop van projectfiches, aanspraak kunnen maken op de Europese middelen.
Het project doelgericht digitaal transformeren, werd echter wel behouden in de Vlaamse bijdrage aan het nationale relanceplan vanwege de goede beantwoording aan de vereisten van de Europese Commissie. Dit project zal de cultuursector ondersteunen in het ontwikkelen van een datagedreven beleid.
Het culturele aandeel in het Vlaamse relanceplan is inderdaad voornamelijk opgebouwd rond cultuurinfrastructuur en digitalisering van de culturele sector. Maar ook deze infrastructuur- of digitaliseringsprojecten dragen bij aan een vruchtbare culturele werkgelegenheid in concreto of aan een vruchtbare cultuursector in het algemeen. Denk maar aan het stimuleringsinstrument voor Kunst in Opdracht in de publieke ruimte als hefboom voor locatiespecifieke kunstopdrachten, gemaakt door kunstenaars.
Daarnaast is er bijvoorbeeld de geïntegreerde erfgoeddatabank, die een belangrijke stap voorwaarts kan betekenen op het vlak van digitalisering in de erfgoedsector. Het digitaal verenigingsloket staat dan weer ter beschikking van allerhande verenigingen om efficiënter in contact te treden met overheidsinstanties en administratieve overlasten te verminderen. De administratieve overlast verminderen, wil zeggen dat men zijn personeel nuttiger kan inzetten dan om subsidiedossiers in te vullen.
Bovendien bevat het Vlaamse relanceplan ook projecten ter ondersteuning van de audiovisuele sector. Met een budget van 10 miljoen euro geef ik het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) de opdracht om bijkomende financiering te bieden voor de ondersteuning van lokale filmproducties, bioscoopdistributie en de exploitatiesector. Via het Garantiefonds, ook goed voor 10 miljoen euro, willen we de heropstart van de audiovisuele sector aanmoedigen door hen bij te staan in eventuele onvoorziene kosten naar aanleiding van de coronacrisis. Beide initiatieven zullen rechtstreeks en onrechtstreeks tot extra tewerkstelling in die sector leiden.
Alhoewel ik samen met mijn kabinet en mijn administratie een aantal gerichte keuzes heb gemaakt in het relanceverhaal, hebben alle culturele relanceprojecten als doel om de culturele sector te ondersteunen. Parallel aan de uitwerking van de relanceprojecten loopt ook het traject rond de taskforce Cultuur. In deze taskforce is samen met de brede sector nagedacht over initiatieven die inspelen op de nood aan financiële steun, het behouden van de jobs en het opbouwen van een sterker concurrentieel voordeel.
Ik heb hier vorige week al gezegd dat de kortetermijnvragen van de sector volledig ingevuld zijn. We zijn nu verder in overleg met de sector over de middellangetermijnvisie.
Ik wil er nog aan toevoegen dat het relanceplan gebaseerd is op investeringen die tot groei moeten leiden. Daar zitten heel weinig recurrente middelen in. Wat we vorige week hebben goedgekeurd, is voor 10 miljoen euro recurrente middelen in de sector. Als we naar de middellange termijn kijken, dan zal dat ook over recurrente middelen gaan. Je moet die twee samen zien. Het plan Vlaamse Veerkracht is vooral een impulsprogramma, met gedurende twee jaar heel wat te investeren in de globale Vlaamse samenleving om ze beter te wapenen voor de toekomst.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, als politiek een quiz zou zijn, dan zou u hier zeker heel wat punten scoren. Daar ben ik van overtuigd. Maar politiek is geen quiz, dat heb ik intussen geleerd. Politiek is de kunst van het haalbare. Juiste antwoorden in zo'n quiz zijn gekoppeld aan het geloof in je eigen overtuiging. Ik zal wat duidelijker zijn: we komen elkaar op dit punt weer tegen waar we elkaar in het begin van de legislatuur ook tegenkwamen. De investeringen die hier gebeuren en alle argumenten die daarvoor pleiten, natuurlijk zijn we daar heel tevreden mee. Ze zijn nodig, zeker als we duurzaamheid nastreven om bijvoorbeeld in het kader van corona de verluchting van gebouwen grondig te bekijken. Applaus daarvoor. Maar wat Groen verwacht, is een betere balans tussen infrastructuur en logistieke ondersteuning om de sector te laten draaien, en de inhoud.
Ik schakel even over naar een rekenblaadje dat een goede vriend, Bart Caron, ooit kabinetschef, voor mij heeft gemaakt. Hij heeft een calvinistisch trekje en hij houdt de rekenoefening bij van hoe Cultuur wordt vertegenwoordigd in de Vlaamse begroting. Anno 2021 is dat gezakt tot 0,94 procent. Wij besteden met de Vlaamse begroting aan het hele cultuurpakket welgeteld 524,28 miljoen euro. We maken dan wel abstractie van de eenmalige covidinvestering, die, zoals ik zei zeer nuttig is, maar mij gaat het over duurzaamheid in de recurrente investering.
Waarschijnlijk zal die 0,94 procent door een aantal mensen worden bediscussieerd. Ik heb het nog eens laten narekenen, en met wat goede wil kom je uit op amper 1 procent. Met 1 procent komt het erop neer, als je alles in ogenschouw neemt – en wie ben ik om Bart Caron tegen te spreken? –, dat het cultuurbudget van 2021 in verhouding tot het totale uitgavenpakket van de Vlaamse begroting ons terugkatapulteert naar 2007 of 2015.
Minister-president, ik wil dit toch even voorleggen en kijk uit naar uw reactie daarop.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik kan alleen maar zeggen dat de noden in Vlaanderen op zoveel vlakken groot zijn. Ik zou het bijbels kunnen zeggen: geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt, en geef aan Christus wat aan Christus toekomt. Het is een oefening die elk jaar opnieuw moeilijk is. De vragen zijn altijd groter dan de beschikbare middelen. Wij trachten naar eer en geweten de middelen te verdelen. Ik begrijp heel goed dat er sectoren zijn die vinden dat ze nog grotere noden hebben dan de middelen die ze ter beschikking hebben. Daarom is het ook aan de vakministers om te vechten.
Vorig jaar heb ik in het kader van de besparingen, die in het begin heel gecontesteerd waren, wel uitgevoerd wat ik hier heb beloofd, namelijk dat de middelen voor de projectsubsidies uiteindelijk niet zouden dalen en dat we de besparingen van de grote kunstinstellingen hebben kunnen doen zonder tot een sociaal bloedbad te moeten overgaan. Dat in de cultuursector de noden hoger zijn dan de beschikbare budgetten, daar moet u mij niet van overtuigen. Maar dat geldt niet alleen voor de cultuursector. Als je naar de zorgsector, het onderwijs en een heel aantal andere sectoren kijkt, dan kun je daar ook nog wel een verlanglijstje opstellen. Het is aan de regering om dat naar ons inzicht billijk te verdelen. Dat dat op kritiek zal botsen, dat zal wel.
Ik ken zeer weinig regeringen waarvan de oppositie zegt: ‘Dat hebt u nu eens goed gedaan met de begroting. Ze komt aan alle noden tegemoet. Wij kunnen geen kritiek op uw begrotingsbeleid leveren.’ Ik ben dat in de westerse democratieën nog niet tegengekomen. Ik kan uw pleidooi voor de culturele sector onderschrijven. Wij moeten vele vragen met elkaar verzoenen. Dat is, bij mijn weten – en ik ben nu toch al zeven, acht jaar minister –, nog nooit een gemakkelijke oefening geworden. Iets in mij zegt dat dit de volgende jaren ook een zeer moeilijke oefening zal zijn.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Minister-president, dank voor uw antwoord. Ik wil u toch eventjes tegenspreken. Ik heb u wel degelijk lof toegezwaaid voor de investeringen in de infrastructuur en de digitalisering. Ik heb alleen gezegd dat ik de ‘en-en’ mis. Daar wil ik toch even op ingaan. U geeft mij de pap in de mond.
Ik las vanmorgen vroeg in De Tijd dat minister Diependaele na 1 mei 1,2 miljard euro besparingen gaat zoeken. Het komt eraan, dat hebt u ook al aangekondigd. Wij staan in de cultuursector voor drie kerndecreten die uitgevoerd moeten worden. Daarbij zijn Erfgoed maar zeker ook het Kunstendecreet in uitvoering niet de minste. We hebben alle miserie met covid meegemaakt in de sector. Kortom, er zijn harde tijden op komst.
Wat ik dan toch eventjes met u wil delen, zijn nog andere cijfers van mijn calvinistische rekenwonder Bart Caron. Hij heeft voor ons berekend dat er tussen 2019 en 2021 voor Economie en Wetenschap 17 procent meer middelen zijn uitgetrokken, en voor Mobiliteit, Wonen, Energie en Klimaat zelfs 23 procent. En wie zijn wij om te zeggen dat dat niet goed is? Maar het valt wel op. Voor die harde sectoren samen is er een stijging van meer dan 40 procent. Voor de zachte sectoren is dat anders: Onderwijs 8 procent, Welzijn 1 procent en Cultuur 2,7 procent. Grosso modo gaat het voor de zachte sectoren om een stijging van gemiddeld 11 procent. Ik haal dit uitdrukkelijk aan, want als we straks met de besparingsoefening zullen beginnen, hoop ik echt van ganser harte dat de cultuursector in zijn breedheid en met zijn 0,94 procent aandeel in de Vlaamse middelen gespaard zal worden.
U hebt, als minister-president die ook nog eens minister van Cultuur is – en ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik die keuze altijd heb verdedigd –, enorm veel troeven in handen, ook in deze discussie, om dit pleit te winnen. Want waar pleit ik voor? Bij de inleiding van uw cultuurbegroting 2021 hebt u gewezen op het economische belang. Ik geef nog eens de cijfers van die sector. In 2019 ging het om meer dan 170.000 voltijds equivalenten (vte’s), dat is 6,3 procent van de Vlaamse werkgelegenheid, een omzet van 78,8 miljard euro en een toegevoegde waarde van 12,5 miljard euro.
Ik heb nog één boodschap. Laat ons, met u op kop in deze Vlaamse Regering en met een boon voor cultuur, het slot dat nu op de cultuursector zit overplaatsen naar de sector zelf en daar niet verder op besparen. Als er een sector is die daar niet meer aan toe is, dan toch wel deze, met zijn 0,94 procent, en alle argumenten die ik heb gegeven. Het is goed om in bakstenen en digitalisering te investeren, maar laat ons vooral in toekomstige mensen investeren. Dat is een warme oproep die ik wil doen.
Dank u, mijnheer Pelckmans. Ik ben vandaag iets milder met de tijd omdat het uw allerlaatste vragen zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.