Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Veuster heeft het woord.
Minister-president, op 12 november stelde ik u een schriftelijke vraag over de landenstrategie voor ontwikkelingssamenwerking Vlaanderen-Zuid-Afrika en de heroriëntering naar een nieuwe vorm van samenwerking. De huidige landenstrategienota voor ontwikkelingssamenwerking loopt dit jaar af. Vanaf 2022 wordt Zuid-Afrika echter niet langer als een ontwikkelingsland beschouwd, maar wordt er gezocht naar andere vormen van samenwerking op politiek, economische en diplomatiek vlak.
De heroriëntering van de samenwerking, zo beklemtoonde u in uw antwoord, is voorwerp van gezamenlijk overleg tussen Vlaanderen en Zuid-Afrika. Het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken zal met verschillende beleidsdomeinen een prioriteitsbepaling en afstemming organiseren over deze nieuwe relatie met Zuid-Afrika. De belangrijkste hoofdassen van de samenwerking legde u intussen op 19 maart 2021 in een nota aan de Vlaamse Regering voor. Een week voordien werd ook de ‘Evaluatie van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking in Zuid-Afrika met het oog op een vernieuwde bilaterale samenwerking’ aan de Vlaamse Regering medegedeeld. In deze nota wees u erop dat de twee eerder afgesloten samenwerkingsverbanden met Zuid-Afrika hebben gezorgd voor een sterke formele band die steunde op de al langer bestaande culturele verbondenheid tussen Zuid-Afrika en Vlaanderen, waardoor er in heel wat uiteenlopende domeinen overheidssamenwerking mogelijk werd. Die samenwerking werd nadien verder uitgewerkt in die drie landenstrategienota’s, in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Dat was tussen 2002 en 2021.
Verder wordt er volgens de beleidsnota Buitenlands Beleid en Ontwikkelingssamenwerking gestreefd naar een sterke politiek-economische en diplomatieke samenwerking in de brede zin, zodat deze samenwerking geen beroep meer doet op middelen van ontwikkelingssamenwerking. De nieuwe samenwerking wordt dus volgens deze nota zeer breed gezien. Niet onbelangrijk hierbij is de zin: “Daarnaast zal de culturele uitwisseling, die initieel mee de aanleiding heeft gegeven tot samenwerking, uiteraard de toekomstige relatie met Zuid-Afrika blijven kleuren.” In uw brief aan mevrouw Naledi Pandor, minister van Buitenlandse Relaties en Samenwerking van Zuid-Afrika, benadrukte u trouwens dat de nieuwe samenwerking gefocust zal zijn op socio-economische en culturele samenwerking, en natuurlijk ook met een politieke dialoog in het pakket.
Een belangrijk element is dat u ook pleit voor een correcte afwikkeling van de engagementen die genomen zijn op het vlak van ontwikkelingssamenwerking, in de huidige lopende landenstrategie. Onze belangrijkste conclusie is dat deze overgang tijd vergt en daarom bij voorkeur niet abrupt moet eindigen. Goede mogelijkheden voor het behalen van duurzame resultaten kunnen verloren gaan als die financiering te snel wordt afgebouwd.
Daarom deze vragen. Kunt u een stand van zaken geven van de gesprekken tussen Vlaanderen en Zuid-Afrika in verband met nieuwe vormen van samenwerking? In welke sfeer verlopen deze gesprekken? Kunt u in grote lijnen al een stappenplan, een tijdspad, aangeven?
Is de scope van de nieuwe samenwerking met Zuid-Afrika al afgelijnd?
Verder, en toch wel belangrijk: in welke mate zal culturele en academische samenwerking met Zuid-Afrika een plaats krijgen in onze nieuwe relatie? Zal hierbij prioriteit gegeven worden aan een doorgedreven samenwerking met de Afrikaanstalige gemeenschap?
Officieel eindigt de huidige samenwerking eind 2021 en zouden er dus geen middelen voor ontwikkelingssamenwerking meer voorzien zijn in de begroting 2022. Maar blijkbaar loopt de uitfasering van die samenwerking toch nog een tijdje door. Wat zal hiervan de impact zijn op volgende begroting en dan vooral op het budget voor ontwikkelingssamenwerking?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Op 11 maart jongstleden heb ik een gesprek gehad met de ambassadeur van Zuid-Afrika. Tijdens dat gesprek kon ik vaststellen dat ook Zuid-Afrika uitkijkt naar een vernieuwde relatie met Vlaanderen, met een overgang van ontwikkelingssamenwerking naar een meer gelijk partnerschap met politieke, economische en diplomatieke samenwerking.
Zowel Vlaanderen als Zuid-Afrika wil op dezelfde thema’s focussen in deze hernieuwde samenwerking. Ik kom daar nog op terug in het antwoord op uw tweede vraag.
Vlaanderen legt zich momenteel toe op de lopende projecten in Zuid-Afrika en wil deze tijdig en met een goed resultaat afronden. Tegelijk wordt op administratief niveau werk gemaakt van de initiatie van nieuwe vormen van samenwerking, zoals beoogd in de regeringsbeslissing van 19 maart jongstleden.
De sectoren die ambassadeur Xasa vernoemde in de gesprekken, zijn ook interessant voor Vlaanderen. Er wordt gezocht naar interessante projecten in deze sectoren om uit te zoeken welke er het interessantst zouden zijn om rond samen te werken.
Sowieso is er ruimte voor dialoog en debat in deze geheroriënteerde relatie. Zowel Vlaanderen als Zuid-Afrika kijkt uit naar een nieuwe vergadering van de Vaste Gemengde Commissie ter uitvoering van het verdrag. Er wordt onderzocht of die nog dit jaar kan plaatsvinden, dan wel begin volgend jaar, en of de vergadering fysiek zou kunnen plaatsvinden, of digitaal moet verlopen.
Ik neem mij ook voor spoedig een bezoek te brengen aan Zuid-Afrika. Het staatsbezoek aan Zuid-Afrika dat voor dit najaar werd gepland werd inmiddels uitgesteld. Ik bekijk of het in de plaats daarvan mogelijk is om een eigen Vlaamse missie naar Zuid-Afrika te ondernemen, waarbij de focus zal liggen op die brede, allesomvattende en volwaardige samenwerking. Uiteraard zal veel afhangen van wat mogelijk is in het licht van de ontwikkeling van de pandemie en de vaccinatie daartegen, zowel hier als in Afrika.
In mijn nota aan de Vlaamse Regering schreef ik het volgende: “Economische samenwerking wint in de nieuwe relatie aan belang. Naast handel en investeringen zal er ook worden gefocust op innovatie, onderzoek en ontwikkeling, sociale en circulaire economie, de vierde industriële revolutie en de blauwe economie. Ook zullen de grote thema’s die de internationale diplomatieke agenda beheersen een plaats krijgen in de nieuwe samenwerking: klimaat, migratie, digitalisering, mensenrechten en goed bestuur.”
Uit de gesprekken met de ambassadeur bleek dat er voor zowel Zuid-Afrika als Vlaanderen nood is aan samenwerking op het vlak van handel, cultuur, toerisme, wetenschap, technologie en innovatie. De ambassadeur legde verder de nadruk op het belang van jobcreatie, aangezien de werkloosheid, en dan vooral de jeugdwerkloosheid, erg hoog is in Zuid-Afrika. Ook de studentenuitwisselingprogramma’s en kmo’s zijn voor de ambassadeur belangrijk in de nieuwe samenwerking.
In het licht van de COVID-19-vaccinatie zou eventueel ook knowhow, kennis- en expertisedeling met Zuid-Afrika kunnen worden overwogen. Zuid-Afrika is namelijk vragende partij in de World Trade Organization (WTO) voor een snellere verdeling van vaccins door het tijdelijk opschorten van het TRIPS-akkoord (Trade-Related Aspects of Intellectual Property Rights).
Culturele en academische uitwisseling zullen een belangrijke positie blijven innemen in de toekomstige Vlaams-Zuid-Afrikaanse relaties. In mijn gesprek met ambassadeur Xasa op 11 maart heb ik meegedeeld dat samenwerking rond cultuur hoog op de agenda staat. In samenspraak met mijn Departement Cultuur, Jeugd en Media zal ik daarom de geografische scope en prioriteiten van het Vlaams internationaal cultuurbeleid bekijken. De taalverwantschap met een van de talen van Zuid-Afrika speelt daarbij zeker een rol.
Ambassadeur Xasa gaf reeds aan dat de studentenuitwisselingsprogramma’s belangrijk zullen blijven in de geheroriënteerde relatie.
2021 is het laatste jaar waarin nieuwe projecten worden vastgelegd op de begroting, goed voor ongeveer 5 miljoen euro aan nieuwe engagementen. Zoals bij bijna alle ontwikkelingsprojecten wordt ingezet op meerjarenfinanciering. Het is immers praktisch onhaalbaar en onwenselijk dat een project van pakweg anderhalf miljoen euro in hetzelfde jaar wordt uitgevoerd als waarin het is opgestart. De betalingskredieten lopen dus nog door tot het saldo is uitgekeerd.
We werken met tussentijdse betalingen, waarbij de uitbetaling van een schijf steeds afhankelijk is van de geboekte vooruitgang en de verantwoording van de uitgaven door de partner. Dit maakt deel uit van het risicobeheersmechanisme dat door mijn diensten is opgezet. Het is dus zo dat de Vlaamse vertegenwoordiger voor ontwikkelingssamenwerking in Zuid-Afrika nog een tijd op post blijft om de goede uitvoering van de eerder opgestarte projecten – de Landenstrategienota III – op te volgen.
Het beëindigen van de Landenstrategienota eind 2021 heeft tot gevolg dat vanaf 2022 geen nieuwe vastleggingskredieten voor Zuid-Afrika beschikbaar zullen zijn op de begroting voor ontwikkelingssamenwerking. Er zijn na 2021 wel nog betalingskredieten nodig voor de vereffening van eerder aangegane engagementen.
De heer De Veuster heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoorden. Ik ben vooral blij dat u het belang erkent van culturele en academische uitwisseling en dat die samenwerking daarom hoog op de agenda staat, samen met alle andere domeinen.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag. De onderhandelingen met Zuid-Afrika worden gevoerd door het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken. Dat betekent in de praktijk dat vooral de Vlaamse Regering, uw kabinet en de administratie, hierbij betrokken zijn. Ik hoor u zeggen dat er ruimte is voor dialoog. Is er dan ook nog ruimte voor input vanuit het Vlaams Parlement en vanuit deze commissie Buitenlands Beleid? En indien ja, hoe zal dat in de praktijk verlopen?
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, de Landenstrategienota voor ontwikkelingssamenwerking loopt inderdaad af wat betreft Zuid-Afrika, dat een andere status krijgt. Enerzijds zult u de politiek ten aanzien van Zuid-Afrika heroriënteren. Maar anderzijds – in het vorige debat heb ik u daar ook al over aangesproken – zult u uw blik werpen op landen in Noord-Afrika, om, in het kader van ontwikkelingssamenwerking, te bekijken hoe men een nieuwe werking kan ontwikkelen die gepaard kan gaan met emigratiebeperkende initiatieven in het noorden van Afrika.
Minister-president, hebt u er al zicht op met welke landen u wilt samenwerken? Wat is daar eventueel de stand van zaken?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, ook ik zal het heel kort houden. Het is in ieder geval positief dat de noemer ‘ontwikkelingsland’ wegvalt en dat we dus effectief een nieuw pad kunnen bewandelen. Dat pad zal worden hernieuwd en zal veel breder zijn. U haalde daarnet economie, innovatie en digitalisering aan, en ook de zachtere luiken als onderwijs, cultuur en mensenrechten. We hebben nog heel wat werk voor de boeg. Maar we staan nu aan de start en kunnen nu mee het roer in handen nemen. We zullen daar heel hard aan meewerken.
Ik ben ook nog benieuwd naar de Landenstrategienota Vlaanderen-Mozambique. Dat ligt wel wat uit de scope van deze vraag. Ik zal u daarover dan een schriftelijke vraag stellen. Of misschien kan ik aan de voorzitter de suggestie doen om rond die samenwerking een algemene toelichting te organiseren? Zo kunnen we wat breder van gedachten wisselen rond Vlaanderen en zijn activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking. Dat is wellicht voor de regeling der werkzaamheden, ik leg het hier even op tafel.
We nemen uw suggestie mee in de regeling der werkzaamheden.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Input vanuit het parlement is natuurlijk altijd mogelijk. In principe is dit een bespreking tussen landen op basis van de uitvoerende macht. Maar het staat het parlement natuurlijk vrij om daarover suggesties te doen in onze richting.
Mijnheer Deckmyn, de besprekingen over de heroriëntatie van ontwikkelingssamenwerking naar dat derde land, zijn nog bezig. Het zal niet meer zo lang duren vooraleer die worden afgerond en we daarover concreet kunnen worden.
De heer De Veuster heeft het woord.
Voorzitter, ik houd het heel kort. We zien wel hoe het verder loopt. We volgen het uiteraard verder op. Desnoods, als het opnieuw mogelijk is, moeten we mee op missie met een delegatie van deze commissie. Dat is ook nog altijd een optie.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.