Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, vooraf wou ik nog in verband met de vorige vraag opmerken dat mevrouw Segers gisteren niet fysiek aanwezig was in de plenaire vergadering en dat haar verbinding misschien niet echt stabiel was, want ik heb enkel gezegd dat er een keuze werd gemaakt in hoofde van de ouders tussen de verschillende hobby's en dat de ouders dan – ik kan er ook niet aan doen – de tekenschool of de muziekschool, zoals men in de volksmond zegt, als een hobby zagen. Uiteraard is dko onderwijs. Ik heb het niet op die manier gezegd en wilde dat dan ook nog even rechtzetten. De collega van mevrouw Segers die gisteren in de plenaire vergadering aanwezig was, had dat wel goed begrepen.
Dan kom ik tot mijn vraag over grensoverschrijdend gedrag in de opleiding Geneeskunde.
Uit een grootschalig onderzoek van het Vlaams Geneeskundig StudentenOverleg (VGSO), dat werd gepubliceerd in BMC Medical Education, blijkt dat vier op de tien artsen in opleiding te maken hebben gekregen met grensoverschrijdend gedrag. Ik was er toch heel hard van geschrokken. Bij huisartsen loopt het cijfer zelfs op tot 53 procent. Dus meer dan één op de twee huisartsen in opleiding krijgt te maken met grensoverschrijdend gedrag.
Aanleiding voor het VGSO om het onderzoek uit te voeren, waren de opvallende resultaten van een gelijkaardige studie in Nederland enkele jaren geleden. Meestal beperken de incidenten zich tot ongepaste opmerkingen of uitnodigingen, maar in 8 procent van de gevallen gaat het over ongewenste fysieke aanrakingen. De helft van de bevraagden gaf aan niet te weten hoe te reageren of waar men terechtkan om hulp te zoeken.
De vereniging wil samen met de faculteiten en onderwijsraden een beleid uittekenen om bestaande contact- en steunpunten vlot toegankelijk te maken, alsook om de kennis erover onder studenten te vergroten. Heel concreet gaat het dan over hoe je daarmee omgaat, want de realiteit is duidelijk dat velen ermee te maken zullen krijgen. Je moet mensen er dan ook op voorbereiden.
Daarnaast ziet het VGSO ook een rol weggelegd voor gedragscodes en communicatietraining waarbij studenten duidelijk wordt aangeleerd waar ze een grens moeten trekken en hoe ze kunnen reageren wanneer zij of iemand in hun omgeving slachtoffer worden van ongepast gedrag.
Het VGSO ziet zich in zijn oproep alvast gesteund door het HAIO Overleg Platform (HOP), de vereniging van huisartsen in opleiding en de Vlaamse vereniging voor arts-specialisten in opleiding (VASO). Die laatste pleit al jaren voor de oprichting van een onafhankelijke ombudsdienst, waar problemen gemeld kunnen worden.
Minister, hebt u kennis genomen van dit onderzoek? Welke mogelijkheden ziet u om het VGSO te ondersteunen, bijvoorbeeld door het oprichten van een onafhankelijke ombudsdienst? Is dat het meest aangewezen of kunnen we kijken naar de ombudsdiensten die al bestaan? Zult u in overleg gaan met de opleidingsverstrekkers Geneeskunde en/of de minister van Welzijn hierover? Zijn er aanpassingen of extra trainingen nodig in de opleidingen om deze incidenten tot een minimum te kunnen beperken? Als er meldingen zijn van grensoverschrijdend gedrag, kunnen stageplaatsen dan geweerd worden uit de opleiding? Ik heb het dan over stageplaatsen waar daartegen niet wordt optreden.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ken het onderzoek en moet zeggen dat de problematiek van grensoverschrijdend gedrag, ook in mijn andere beleidsdomeinen, mij nauw aan het hart ligt.
De voorzitters van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogenscholenraad (VLHORA) hebben in maart 2018 een charter ondertekend over grensoverschrijdend gedrag. Het charter, dat zowel betrekking heeft op studenten als op personeel, geeft uiting aan het engagement van de hogeronderwijsinstellingen om verder te werken aan een duurzaam beleid rond grensoverschrijdend gedrag. Het zal ook dienstdoen als leidraad om bestaande procedures te stroomlijnen. Er is een duidelijk signaal gegeven dat grensoverschrijdend gedrag niet wordt aanvaard en dat klachten en de opvolging ervan ernstig worden genomen.
De implementatie van het charter is de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. De hogescholen en de universiteiten hebben daaromtrent verschillende initiatieven genomen. Er zijn een aantal hogescholen die een digitaal meldpunt hebben ingericht om op die manier een laagdrempelige manier te bieden aan studenten om contact te zoeken of meldingen te doen. Elke hogeschool en universiteit heeft ook vertrouwenspersonen. Er zijn ook de ombudspersonen in de Vlaamse hogeronderwijsinstellingen en de Vlaamse ombudsman waaraan klachten kunnen worden gericht.
Daarnaast komt het thema regelmatig aan bod op meerdere VLIR- en VLHORA-werkgroepen. Er loopt momenteel een onderzoek bij Hogeschool UCLL naar hoe de verschillende hogescholen omgaan met de uitvoering van het charter en wat de verbeterpunten zijn. Dat onderzoek zou in het najaar worden opgeleverd. Op grond daarvan kunnen we wat knelpunten bekijken en oplossingen aanreiken.
Recent heb ik aan de VLIR en de VLHORA gevraagd om te evalueren hoe de instellingen omgaan met de toepassing van het charter. Je hebt dus enerzijds Hogeschool UCLL, maar die focust enkel op de hogescholen. Ik wil het verruimen en bekijken hoever we staan met de concretisering van alle engagementen in dat charter.
De voorstellen die vanuit het VGSO worden geformuleerd, kunnen we in dit overleg meenemen. Er hebben al overlegmomenten plaatsgevonden met de opleidingsverstrekkers en met de VASO. Hun onderzoek naar de stageomstandigheden bij arts-specialisten in opleiding vertoont immers parallellen met het onderzoek van het VGSO. We bekijken hoe we met een afvaardiging van het VGSO het overleg kunnen intensifiëren.
Ik wil nog enkele concrete acties meegeven. Alle Vlaamse universiteiten evalueren hun stagediensten voor specialisten vanaf nu jaarlijks via de zogenaamde ABC(D)-evaluatie, waarna remediëring kan volgen of waarna de samenwerking kan worden stopgezet. ABC focust op aanbod leerervaringen (A), begeleiding (B) en context (C). Daarnaast is er ruimte voor geanonimiseerde duiding (D).
Twee, alle Vlaamse universiteiten bekijken de mogelijkheid om een onafhankelijk meldpunt en ombudsfunctie te organiseren. Zoals ik zei, er zijn er al die dat hebben, maar nog niet allemaal. Drie, we bekijken samen met de faculteiten, de onderwijsraden en de interuniversitaire opleidingsraden hoe we een beleid kunnen uittekenen waarbij studenten beter voorbereid zijn vóór de start van hun stage, om de kennis over bestaande contact- en steunpunten te vergroten en die vlot toegankelijk te maken. Ik denk dat er ook een rol is weggelegd voor gedragscodes en communicatietraining, waarbij studenten duidelijk wordt aangeleerd waar ze een grens moeten trekken en hoe ze moeten reageren wanneer zijzelf of iemand in hun omgeving het slachtoffer worden van ongepast gedrag.
Tot slot wil ik er echt toe oproepen om te blijven investeren in preventie en duidelijke signalen te geven dat we dit als samenleving allang niet meer aanvaarden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben alvast blij dat we de stappen die u aanhaalt, het charter, de diverse overleggen die zijn gebeurd, meenemen in het verhaal. Ik was wel wat geschokt dat we dergelijk onderzoek moeten doen, om tot de conclusie te komen dat er eigenlijk een vrij grote impact is, vooral bij de huisartsen. Een op de twee, ik vind dat toch echt een zeer groot aantal. Ook in een kader waar er een hiërarchie is, op plaatsen met bepaalde specialismen, betreft het grensoverschrijdend gedrag soms niet alleen de patiënt, maar zijn anderen soms ook mee betrokken, soms zelfs stageleiders, als ik het goed begrijp. Ik vind dus dat we daar heel sterk tegen moeten optreden.
Ik denk dat we dat overleg verder moeten opvolgen, maar ik denk dat we dat ook ruimer moeten bekijken. Dan denk ik bijvoorbeeld aan hbo5-verpleegkunde. Dat zit ook in de geneeskundesector. Ik denk aan jeugd- en gehandicaptenzorg, ik denk aan personenzorg, aan alle opleidingen waar je in nauw contact komt met andere mensen, hetzij in een cliëntrelatie, hetzij in een patiëntrelatie, maar ook aan die plaatsen waar er een vorm van machtsrelatie is, waar men afhankelijk is. We moeten misschien toch eens bekijken in welke mate er in dergelijke contexten ook grensoverschrijdend gedrag is, of we dat in kaart, op de radar hebben, om dan misschien breder te gaan. Ik zou dat voorstel toch willen lanceren, om dat verder mee te bekijken en te bewaken in diverse onderwijsniveaus, in zowel secundair als hoger onderwijs, en in diverse studierichtingen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Het is duidelijk dat onze fractie nooit echt een voorstander is geweest van een uniek Vlaams meldpunt, want dat brengt een extra echelon in stelling, en dat vergt dan ook weer dat er terugkoppeling moet zijn naar de instelling zelf. Eigenlijk zou elke hogeschool en universiteit die culturele ingesteldheid moeten hebben om zelf met dat fenomeen om te gaan. Gelukkig horen we nu ook dat dat het geval is. Ik wil ook nog even verwijzen naar de open brief van een aantal decanen in de Artsenkrant waarin men de resultaten van die twee recente bevragingen bij studenten ook in kaart brengt en ook uitdrukkelijk stelt dat men vanuit de faculteiten zijn verantwoordelijkheid zal nemen.
Minister, ik heb een aantal bijkomende vragen. De eerste betreft de evaluatie van de stageplaatsen. Ik vraag me af of dit ook wordt meegenomen naar andere sectoren. Collega Daniëls had het over, bijvoorbeeld, het secundair onderwijs. Ik zie het ook wel wat ruimer. Zijn er ook cijfers over grensoverschrijdend gedrag in andere sectoren bekend? Wordt hetgeen u aanhaalt ook naar die andere sectoren meegenomen?
Wat weerbaarheid en preventie betreft, ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is om te blijven inzetten op het versterken van jongeren, zodat ze later niet alleen in een stagecontext, maar zeker ook in het echte leven weerbaar zijn tegenover die ongewenste activiteiten. Wordt daar nog iets specifieks voor opgezet? Gaat u daarvoor ook in overleg met de studenten zelf?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, dank u wel voor uw interessante vraag. Minister, ik heb onlangs ook nog een schriftelijke vraag aan u gesteld over grensoverschrijdend gedrag, in heel het onderwijs dan. Er was weliswaar een onderzoek, maar ik heb een beetje het gevoel dat het globale plaatje ontbreekt van wat er allemaal misloopt qua grensoverschrijdend gedrag. Misschien moeten we dat beter in kaart brengen. We kunnen natuurlijk pas iets aan een probleem doen als we het volledig in kaart hebben gebracht. Ik wil er toch nog eens op wijzen dat die instellingen vertrouwenspersonen hebben. In mijn visie zijn die vertrouwenspersonen het allerbelangrijkst en is er ook een goede opleiding tot vertrouwenspersoon nodig, zodat die studenten die zich onheus behandeld voelen, ook goed weten waar ze naartoe moeten gaan en ze het gevoel hebben dat er iets wordt gedaan met hun klacht.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is goed dat dit onderzoek opnieuw een aanleiding vormt tot evaluatie en het nagaan in welke mate en hoe de engagementen in het charter worden geconcretiseerd door de instellingen in ons hoger onderwijs. Het lijkt me ook boeiend om de problematiek ruimer te bekijken, ruimer dan enkel geneeskunde. We bekijken dus samen met de faculteiten, de onderwijsraden en de interuniversitaire opleidingsraden hoe we ook een sterker beleid kunnen uittekenen voor studenten in het kader van een stage. Ik kan me immers best inbeelden dat daders zich nog minder begrensd of nog machtiger weten in relatie tot bijvoorbeeld verpleegkundigen in opleiding dan ten opzichte van mensen in de opleiding Geneeskunde. Ik denk dus dat we dat nog iets ruimer moeten bekijken en mensen beter moeten voorbereiden op stages, zodat ze goed weten wat hun rechten zijn en waarheen ze moeten gaan in geval van grensoverschrijdend gedrag.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik denk inderdaad dat we dit moeten aangrijpen, zeker wat de geneeskundestudenten betreft, want daar hebben we het manifest vastgesteld. Daar worden er stappen gezet, maar ik denk inderdaad dat we dit moeten verruimen naar alle onderwijsniveaus, zodat het duidelijk wordt voor alle studenten, alle leerlingen die een stage doen en buiten het vertrouwde milieu van de school gaan, en dat zijn er heel wat, waar ze terechtkunnen. Is dat in de stageplaats? Is dat op school? Welke stappen moeten er worden gezet? Als ze dat melden, mag dat voor hen en hun studiecarrière niet noodzakelijk een negatief gevolg hebben. Dat is immers de eeuwige twijfel: meld ik of meld ik niet? Ze willen hun diploma halen, dus ze denken: even doorbijten en dan heb ik mijn diploma en ben ik ervan af. Dat is natuurlijk geen goede zaak. Daar moeten we tegen optreden. Dat pleidooi wil ik houden. Daar wil ik samen met u de schouders onder zetten vanuit de N-VA-fractie, want dergelijk gedrag kunnen we echt niet tolereren. Aan de ene kant moeten we studenten weerbaarder, sterker maken, en moeten ze weten waarheen ze moeten gaan. Aan de andere kant, als dat ergens gebeurt, dan kan men dat moeilijk een goede stageplaats noemen als daar niet tegen wordt opgetreden, beleidsmatig dan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.