Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, begin maart hebben we in deze commissie gedebatteerd over de verschillende elementen uit het evaluatierapport van het huidige Logiesdecreet en een aantal elementen die daaruit meegenomen worden in de aangekondigde decreetaanpassing die op stapel staat. Een daarvan is het stedenbouwkundig conformiteitsattest.
Het probleem is dat toeristische logies, als ze starten, vaak vergeten dat er een stedenbouwkundig conformiteitsattest moet zijn, want dat is natuurlijk de gewone regelgeving Ruimtelijke Ordening. Daardoor krijgen we natuurlijk het fenomeen dat er een aantal logies zijn die weliswaar in orde zijn qua comfort en brandveiligheid, maar niet op het stedenbouwkundig vlak, en dat is nefast. U zou de stedenbouwkundige conformiteit opnieuw expliciet opnemen als een uitbatingsvoorwaarde in het Logiesdecreet, maar wel ook met de bijkomende verduidelijking dat de bevoegdheid voor het handhaven van de stedenbouwkundige voorschriften niet tot het takenpakket van Toerisme Vlaanderen behoort, maar wel tot de bevoegde diensten voor omgeving, zowel lokaal als op de betrokken niveaus.
Op 18 maart hebben wij – en waarschijnlijk ook de collega’s – een brief ontvangen vanwege de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) Vlaanderen. De sector van de toeristische verhuurkantoren wijst ons op de nefaste impact die de herintroductie van een verplicht stedenbouwkundig conformiteitsattest binnen het Logiesdecreet zou kunnen hebben voor de erkenning van logies die occasioneel toeristisch worden verhuurd. En natuurlijk, aan de kust zijn er vele tienduizenden vakantiewoningen of -appartementen die onder dit stramien vallen. CIB geeft aan dat de stedenbouwkundige diensten het specifieke karakter van occasioneel seizoenverhuur niet altijd correct interpreteren en dit ten onrechte categoriseren als een exclusief commerciële activiteit die enkel toegelaten is in recreatiegebied en niet in woongebied. Daardoor zou het onwaarschijnlijk zijn dat er voor occasioneel toeristisch verhuur in woongebieden een stedenbouwkundig conformiteitsattest zou worden afgeleverd. Als dat een van de uitbatingsvoorwaarden wordt in het Logiesdecreet, dan zullen heel wat vakantiewoningen aan de kust daar niet meer aan voldoen, en dan is de vraag wat daarvan de gevolgen zijn.
CIB vraagt om daarover verder te overleggen, en vraagt of er eventueel een uitzonderingsregeling kan worden voorzien voor toeristisch verhuur van een tweede verblijf op occasionele basis.
Vandaar dat ik nog eens terugkom op het debat van vorige maand.
Wat ligt er nu precies voor? Wordt dat verplicht stedenbouwkundig conformiteitsattest, dat opnieuw ingevoerd zal worden, ook gekoppeld aan de verplichte aanmeldingsvraag, of aan de vrijwillige erkenningsaanvraag? Wat is daarvoor de keuze, en wat is de motivering daarvan?
Overweegt u om tegemoet te komen aan de vraag van CIB om uitzonderingen te voorzien voor logies die occasioneel verhuurd kunnen worden? Wat zijn de voor- en nadelen daarvan, en hoe gaan we ‘occasioneel verhuur’ dan precies afbakenen? Want dan krijgen we ook weer veel grijze zones.
Wat met de toeristische logies die nu al erkend of aangemeld zijn? Zal de verplichting inzake stedenbouwkundige conformiteit ook met terugwerkende kracht worden ingevoerd of zal dit enkel gelden voor nieuwe erkenningen zodra het aangepaste Logiesdecreet in werking treedt? Ingeval van terugwerkende kracht, binnen welke periode moeten alle erkende of aangemelde toeristische logies dit attest aanleveren?
Bij CIB heeft men het ook over nog een aantal obstakels, namelijk de kostprijs die deze extra administratieve formaliteit met zich meebrengt, alsook de duurtijd bij het aanvragen van zo’n conformiteitsattest, die wel wat kan oplopen, wat vertraging met zich kan meebrengen om zich te kunnen aanmelden bij Toerisme Vlaanderen. Hebben wij een zicht op de kostprijs voor die administratieve formaliteit, en op de gemiddelde duurtijd waarbinnen een conformiteitsattest normaal gezien kan worden verstrekt?
Werd er al overlegd met CIB? Werd daarover al afgestemd? Werd er ook al overleg gepleegd met een aantal representatieve bevoegde stedenbouwkundige diensten van steden en gemeenten?
Minister Demir heeft het woord.
Mevrouw Coudyser, dank u wel. Collega’s, fijn jullie terug te zien, weliswaar digitaal. Hopelijk kunnen we elkaar binnenkort ook ontmoeten.
Ik heb de vraag van CIB ook gekregen, en ik kan bevestigen dat het in ieder geval niet de bedoeling is om extra maatregelen op te leggen aan vakantiewoningen of toeristische logies in het algemeen. Het is enkel de bedoeling om de verschillende regelgevingen en de werking van de verschillende diensten en niveaus beter op elkaar af te stemmen. Dat laatste is belangrijk. In 2013 werd ervoor gekozen om in het Logiesdecreet te focussen op de toeristische aspecten. De regels inzake stedenbouw bleven onverminderd van toepassing op logies. De bevoegde administraties bleven ook belast met de handhaving daarvan. Ik denk dat het destijds een goede keuze was om daarop te focussen. Een aantal van de initiatiefnemers van die keuze zitten ook vandaag nog in de commissie. Alleen blijkt uit de evaluatie van het Logiesdecreet dat het schrappen van de stedenbouwkundige conformiteitsverplichting in het Logiesdecreet er in sommige gevallen toe leidt dat er wordt gestart met het uitbaten van logies zonder dat de logies in regel zijn met de voorschriften op het vlak van stedenbouw of ruimtelijke ordening. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Dat is dus een aspect dat uit die evaluatie naar voren is gekomen.
Via het logiesregister worden steden en gemeenten geïnformeerd over nieuwe aanmeldingen en logies, maar nu hebben de steden en gemeenten niet de mogelijkheid te vragen om logies te schrappen uit het register, bijvoorbeeld als blijkt dat er een overtreding is van stedenbouwkundige regels of dat men stedenbouwkundig helemaal geen logies kan of mag uitbaten. De communicatie tussen de niveaus is dus zeker aanwezig, maar er kan geen gevolg worden gegeven aan specifieke probleemdossiers. Daarom wil ik het mogelijk maken dat steden en gemeenten probleemdossiers kunnen aangeven en aankaarten bij Toerisme Vlaanderen, en dat Toerisme Vlaanderen die dossiers dan ook kan verwijderen uit het logiesregister, waardoor de toeristische uitbating dan ook moet worden gestopt. In feite gaat het eigenlijk over het afstemmen qua werking tussen de niveaus. Ik denk dat die veel beter op elkaar moeten worden afgestemd.
Het mag inderdaad geen grote administratieve last worden voor de uitbater om deze conformiteit aan te tonen. Administratieve eenvoud was de rode draad bij het opstellen destijds van het Logiesdecreet en moet dat ook blijven. Collega Coudyser, het is dus niet de bedoeling dat er bijkomende regels worden opgelegd. Logies hebben regels waaraan ze moeten voldoen. Ik wil alleen voorkomen dat een beslissing van de ene overheid wordt gebruikt of misbruikt tegen de werking van een andere overheid. De verschillende niveaus moeten beter op elkaar worden afgestemd. Daarover zal ik dan ook in overleg gaan met CIB en andere partners.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ik ben het met u eens. We hebben in het Logiesdecreet inderdaad gefocust op comfort en kwaliteit. Zoveel mogelijk logies in Vlaanderen moeten over de lat. We hebben de lat eigenlijk een beetje lager gelegd, door te zorgen dat alle logies zich kunnen aanmelden, zodat we daar ook zicht op hebben. We verwijzen hier naar de regelgeving Ruimtelijke Ordening, maar er zijn ook andere regelgevingen, Vlaamse en federale, waar men uiteraard aan moet voldoen. En het klopt dat er nu een problematiek ontstaat dat logiesuitbaters aan het lokale bestuur zeggen dat ze een aanmelding hebben bij Toerisme Vlaanderen en dus in orde zijn qua logies. Maar eigenlijk vergeten ze dat ze ook stedenbouwkundig in orde moeten zijn. Steden en gemeenten zoeken naar een houvast voor hoe ze dat in kaart kunnen brengen en hoe ze dat kunnen uitwerken. Dat begrijp ik helemaal.
Als ik het goed begrijp, is uw oplossing nu om binnen de uitbatingsvoorwaarden toch ook het stedenbouwkundige attest op te nemen, maar zonder administratieve rompslomp. Betekent dat dan dat bij wijze van spreken een verklaring op erewoord dat men een conformiteitsattest heeft, voldoende is? De vraag is dan natuurlijk hoe zeker we zijn van verklaringen op erewoord.
Alle aangemelde logiezen staan op het register. Als steden en gemeenten vaststellen dat er daar tussen zitten die geen stedenbouwkundig attest hebben, kunnen de steden en gemeenten dat melden en kan Toerisme Vlaanderen die uit het register halen. Want het kan inderdaad niet de bedoeling zijn dat Vlaanderen een register heeft met logiezen die in orde zijn, als ze een onderdeel van een andere regelgeving niet volgen. Ik begrijp dat helemaal. Maar als ze geschrapt worden uit het register, zijn ze dan eigenlijk ook hun aanmelding kwijt? Wat zal dat voor gevolgen hebben? Ik vraag me af of we dan niet voor een stuk teruggaan naar een reeks vakantielogiezen die in de illegaliteit verdwijnen en waarvan we dan ook niet meer weten of ze nog in orde zijn qua comfort en vooral brandveiligheid. En voor de nieuwe vrees ik ook een beetje dat men die aanmelding gewoon niet meer zal doen en dus ook met die andere zaken niet in orde zal zijn.
We moeten daar dus echt nog eens zeer goed over nadenken. Ik begrijp uw doelstelling en ik zoek ook naar een zo goed mogelijke oplossing. We kunnen dat logies dan wel geschrapt hebben, maar betekent dat dan ook echt dat dat een logies is dat niet meer zal kunnen worden verhuurd en waarvan we dan eigenlijk ook de aanmelding zullen moeten bekijken? Het blijven natuurlijk vooral de steden en gemeenten die de handhaving met betrekking tot de ruimtelijke ordening zullen moeten doen.
Ik vraag me dus nog altijd af of we daarmee ons doel effectief bereiken. We moeten daar nog eens goed over nadenken.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, het is belangrijk dat we de geest van het Logiesdecreet niet uit het oog verliezen. Wij beoogden met het Logiesdecreet inderdaad om de administratieve lasten en de drempels voor de verhuurders weg te werken, en dat met het uitdrukkelijke doel om alle verhuurders-eigenaars te laten genieten van die verlaagde administratieve drempels, dus ook de occasionele verhuurders. Als eigenaars hun vakantiewoonst graag aanbieden op de verhuurmarkt, dan moet dat volgens ons ook kunnen.
De herinvoering van een stedenbouwkundig conformiteitsattest dreigt toch wel de geest van het Logiesdecreet te ondergraven, en dan vooral door de interpretatie door stedenbouwkundige diensten van kortstondig verhuur en seizoenverhuring – ik ben ook nog schepen van Ruimtelijke Ordening geweest, dus ik weet waarover ik praat. Indien de regels te stringent gevolgd worden, kan dit het toeristisch verhuur enorm bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken. Daarom dringen wij er bij u op aan om de stedelijke conformiteit toch niet langer als criterium op te nemen in de voorwaarden van het Logiesdecreet, ofwel – dat is misschien meer aangewezen – om de stedenbouwkundige diensten beter te informeren over de situatie waarin veel verhuurders zich dreigen te bevinden indien er niet losser wordt omgesprongen met de interpretatie van exclusieve economische activiteiten.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit is een interessante vraag en een interessante discussie. Ik denk dat we nog niet echt een voorafname moeten gaan doen op de bespreking die allicht nog zal volgen als het Logiesdecreet daadwerkelijk in het parlement wordt neergelegd om opnieuw aan te passen. Maar ik wil me voor een stuk toch al aansluiten bij de vorige collega om op te letten om de geest van de vorige aanpassingen zeker niet uit het oog te verliezen. De vraag is of het nodig is dat wij nu een extra attest zouden gaan opleggen. Uiteindelijk hebben we toen afgesproken dat brandveiligheid heel erg belangrijk is, en dat er een attest van de brandweer moet zijn voor iedereen die logies wil uitbaten. Als zo’n aanvraag voor een brandveiligheidsattest in een gemeente of bij de brandweer toekomt, komt die ook op de colleges. Uiteindelijk is het een burgemeester die die ook ziet en op dat moment gaan de diensten toch ook nakijken of de aanvragers ook een stedenbouwkundige vergunning hebben. Ik denk dat het op dat vlak meteen kan worden nagekeken, eerder dan aan de uitbaters een extra verplichting voor een extra attest op te leggen.
Wat mij trouwens nog niet duidelijk is, is wat men hier precies bedoelt. Voor mij is het ondertussen elf jaar geleden dat ik schepen van Ruimtelijke Ordening was. Toen bestond er wel een stedenbouwkundig attest, maar dat was gewoon een attest waarin je zei wat er mogelijk was op een perceel, qua volume enzovoort. Dat gaf gewoon aan wat er planologisch gezien mogelijk is, uiteindelijk is dat ook niet meer dan dat, het is geen vergunning. Een conformiteitsattest wordt eerder bij studentenkamers gegeven en in het kader van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM). Ik weet niet of dat binnen de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) echt dermate aan bod komt. Dus we moeten toch opletten, voor we hier verdere uitspraken over doen, en zeggen dat we het zus of zo zullen doen. Ik ben eigenlijk een beetje afwachtend.
Ik kijk uit naar het ontwerp dat de minister aan het voorbereiden is en dan kunnen we dat zeker verder bespreken. Maar ik zou inderdaad opletten om extra verplichtingen te geven. Ik snap dat we bijvoorbeeld Airbnb niet onder controle hebben, maar de vraag is of je dat wel gaat hebben door een bijkomend attest op te leggen aan al die andere die het wel goed menen en die wel allemaal hun best doen en wel de regels volgen. Die afweging zullen we toch echt moeten maken. Dat wou ik even meegeven als een eerste aanzet zonder mij tot wat dan ook te verbinden, want ik denk dat we de bespreking ten gronde moeten kunnen voeren in deze commissie.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u, minister, voor het antwoord. Ik denk dat het hier wel heel interessant is dat u eigenlijk twee petjes opzet en enerzijds minister van Toerisme bent en anderzijds minister van Omgeving. Het is natuurlijk een meerwaarde dat er inzicht in beide sectoren is om dat op een goede manier te gaan verzoenen. Ik wil me vandaag niet blindstaren op de exacte vorm die dat attest moet hebben. Een attest heeft natuurlijk een bepaalde bijklank, maar het lijkt me wel evident, en voor onze fractie natuurlijk ook, dat we onze eigen regelgeving op het gebied van stedenbouw en ruimtelijke ordening niet zelf gaan uithollen en zeggen dat die eigenlijk wat minder relevant wordt en dat brandveiligheid het doorslaggevende argument moet zijn. Uiteraard is dat superbelangrijk, maar het lijkt me toch ook zeer logisch dat we als Vlaamse overheid zeggen dat de stedenbouwkundige regels gevolgd moeten worden. Als die te weinig flexibel zijn om een aantal wenselijke vormen toe te laten, dan moeten we de regels bekijken en moeten we niet zeggen: ‘Je hoeft de regels niet na te leven.' Dan moeten we als parlement of als regering ons werk doen om de stedenbouwkundige regels te bekijken en ervoor te zorgen dat er een wenselijke context gecreëerd wordt waarin de toeristische sector kan heropleven en waarop dit op een stedenbouwkundig verantwoorde manier kan gebeuren.
Ik zou nog een aanvullende slotbemerking willen maken. Ik zou het niet alleen als een administratieve last voorstellen. Dat is uiteraard belangrijk, maar het is ook belangrijk voor de investeringszekerheid voor toeristische ondernemers. Onze toeristische ondernemers zijn nog minder gebaat met een gevoel van enthousiasme voor een project met toeristische kansen waarin ze investeren, dat ze openen en waarmee ze aan de slag gaan, als achteraf blijkt dat stedenbouwkundige problemen ontduiken. Nog meer ontgoochelend dan een extra attest te moeten aanvragen, is achteraf te horen dat stedenbouwkundige problemen opduiken met wat ze doen en wat toeristisch misschien wenselijk en positief is. Dan draaien we onze mensen en onze ondernemers echt een rad voor de ogen. Ik zou vooral hiervoor willen waarschuwen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik dank iedereen en dan vooral de laatste spreker. Ik zit veeleer op die lijn. Ik denk dat de Vlaamse volksvertegenwoordigers het ermee eens zijn dat de stedenbouwkundige regels voor iedereen gelden. Ik denk niet dat de Vlaamse volksvertegenwoordigers vragen om voor bepaalde sectoren soepeler te zijn, want als we dat doen, zullen we in sommige gevallen de toeristen in gevaar brengen. Voor mij is het vooral belangrijk dat alles, in welke sector dan ook, loopt volgens de regels die door het Vlaams Parlement zijn goedgekeurd.
Ik heb verschillende sprekers horen spreken over een attest dat moet worden afgegeven. Dat klopt, voor alle duidelijkheid, niet. De Vlaamse overheid heeft nooit gepretendeerd dat stedenbouwkundige attesten moeten worden ingediend. Dat wil ik nog eens met klem benadrukken; Het enige wat we willen, is dat vakantiewoningen of logiezen enkel worden ingeschreven als ze stedenbouwkundig conform zijn. Daarvoor moet geen attest worden ingediend, maar de ondernemers moeten wel beamen dat alles stedenbouwkundig in orde is. Dat lijkt me logisch. Wie bij een overheid een aanvraag indient, bijvoorbeeld bij Toerisme Vlaanderen, moet aangeven dat hij in orde is. Hij moet geen attest indienen. Ik denk dat we dit denkspoor moeten volgen.
Mevrouw Brouwers, we moeten zien hoe we dat verder uitwerken. Als we naar het Vlaams Parlement komen, zullen we hier een discussie over voeren, maar het is niet mijn bedoeling administratieve lasten op te leggen. We merken aan de evaluatie dat er hier en daar wat problemen zijn en dat bepaalde overheidsdiensten niet met elkaar communiceren. Het is de bedoeling dat veel beter op elkaar af te stemmen, zonder procedures of allerlei aanvragen in te voeren. Dat is in elk geval niet de bedoeling van de Vlaamse overheid.
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat we met zijn alleen een oplossing voor het probleem zoeken. De uitbaters van toeristische logiezen moeten beseffen dat ze met de stedenbouwkundige regelgeving in orde moeten zijn. Ik vind dat we het best optie B gebruiken. Als we het probleem schetsen, zullen zij ook mogelijke oplossingen zien. We kijken uit naar het ontwerp van decreet. Als dat er is, zullen we zeker een goede oplossing voor de bestaande problematiek hebben gevonden. Ik ben het er, voor alle duidelijkheid, mee eens dat we op zich geen nieuwe regelgeving uitvinden. We willen de eigenaars en de steden en gemeenten tools geven om te sensibiliseren. De regelgeving inzake ruimtelijke ordening is essentieel en moet worden gevolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.